Regeling vervallen per 02-01-2024

ERFGOEDVERORDENING

Geldend van 18-04-2019 t/m 01-01-2024

Intitulé

ERFGOEDVERORDENING

De raad van de gemeente Oude IJsselstreek,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20/01/2015;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2014.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

1. onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn beeldbepalende kwaliteiten, cultuurhistorische waarde of betekenis voor de wetenschap;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens zijn beeldbepalende kwaliteiten, cultuurhistorische waarde of betekenis voor de wetenschap;

b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in

onderdeel a;

c. rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d. archeologisch monument: een terrein van (zeer) (hoge) archeologische waarde, waar archeologische resten zijn aangetoond en voorkomend op de provinciale Archeologische Monumentenkaart en/of de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart;

e. commissie cultuurhistorisch erfgoed: commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

f. commissie ruimtelijke kwaliteit: de op basis van art. 15 Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke bouwverordening ingestelde commissie, aangevuld met twee cultuurhistorische deskundigen, voor het welstandtechnisch en cultuurhistorisch beoordelen van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het onderhouden, vernieuwen of veranderen van monumenten;

g. gemeentelijke archeologische waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven, als opgenomen in de Cultuurhistorische Inventarisatie Oude IJsselstreek, d.d. 23 juli 2013 en vastgesteld door de gemeenteraad op 05/03/2015;

h. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische verwachtingenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

i. hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

j. gematigde verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

k. lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

l. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

m. programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

n. gemeentelijke maatregelenkaart: topografische kaart van het gemeentelijk grondgebied of delen van het grondgebied waarop aangegeven welke uitgangspunten gelden voor het archeologiebeleid en wat dit betekent als opgenomen in de Cultuurhistorische Inventarisatie Oude IJsselstreek, waarop aangegeven welke uitgangspunten gelden voor het archeologiebeleid en wat dit betekent voor de onderzoek-verplichting. Deze kaart dient vertaald te worden naar het bestemmingsplan;

o. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

p. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek;

q. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

r. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

Lid 1.

Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

Lid 2.

Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Commissie Cultuurhistorisch Erfgoed.

Lid 3.

Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert het overleg met de eigenaar.

Lid 4.

De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

Lid 1.

De Commissie Cultuurhistorisch Erfgoed adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

Lid 2.

Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Commissie Cultureel Erfgoed, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Lid 1.

Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

Lid 2.

De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

Lid 1.

Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing wijzigen.

Lid 2.

Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

Lid 3.

Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

Lid 4.

De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

Lid 1.

Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

Lid 2.

De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Lid 3.

De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingsbepaling

Lid 1.

Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en sub 2, te beschadigen of te vernielen.

Lid 2.

Het is verboden een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder a, sub I en sub 2 door verwaarlozing en gebrek aan onderhoud in een dusdanige staat te brengen dat de monumentale kwaliteiten worden aangetast.

Lid 3.

Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de in de vergunning gestelde voorschriften:

a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en sub 2, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en sub 2, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Lid 4.

Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het derde lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd en in het geval van regulier onderhoud.

Lid 5.

Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het derde lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Lid 6.

Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het derde lid, gelden niet indien deze activiteit betrekking heeft op:

a. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of;

b. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

c. verdere activiteiten zoals genoemd in Bijlage 2, Hoofdstuk IIIa, artikel 4a van het Besluit omgevingsrecht (Bor)

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies

Lid 1.

Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor advies.

Lid 2.

Binnen zes weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit schriftelijk advies uit aan het college. Deze termijn kan met ten hoogste zes weken worden verlengd.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4. Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15. Vergunning voor beschermd rijksmonument

Lid 1.

Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Lid 2.

De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 16. Instandhoudingsbepaling

Lid 1.

Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren.

Lid 2.

Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien:

d. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart, en waarbij de verstoring plaatsvindt:

• in een gebied met een specifieke archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 5000 m2;

• in een gebied met een gematigde archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 1000 m2;

• in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2;

• in een dorpskern van voor 1850 en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2;

• in een gebied of terrein van archeologische waarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 50 m2;

e. sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde;

f. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

g. sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

h. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden, bijvoorbeeld via het aanlegvergunningenstelsel in bestemmingsplannen, die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart;

i. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

Lid 1.

Indien binnen het grondgebied van de gemeente Oude IJsselstreek onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder l van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

Lid 2.

In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

Lid 3.

Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 18. Procedure

De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 16, tweede lid, onder f, en artikel 17, eerste lid, onder b.

Artikel 19. Aanwijzing archeologisch waardevol (verwachtings-)gebied

De door de gemeenteraad vastgestelde archeologische waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart dient als basis voor:

a. deze verordening;

b. vast te stellen bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 38a van de Monumentenwet 1988;

c. aanwijzing van gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 1 onder a, sub 2

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 20. Tegemoetkoming in schade

Lid 1

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

b. de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, vierde lid;

d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder e;

e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 21. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met lid 3 van artikel 10, artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het derde lid, onder f, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude regeling

De Monumentenverordening Gemeente Oude IJsselstreek 2007 wordt ingetrokken op het moment dat de Erfgoedverordening 2014 Gemeente Oude IJsselstreek in werking treedt.

Artikel 24. Overgangsrecht

Lid 1.

De op grond van de onder artikel 23 ingetrokken Monumentenverordening Gemeente Oude IJsselstreek 2007 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

Lid 2.

Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 23 ingetrokken verordening.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking van het besluit.

Artikel 26. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2014.

Ondertekening

Sluiting

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Oude IJsselstreek in zijn openbare vergadering van 05/03/2015.

J. van Urk, griffier

J.P.M. Alberse, voorzitter