Regeling vervallen per 04-05-2022

Uitvoeringsregels Bijzondere bijstand, Individuele inkomenstoeslag, Meedoenregelingen en Kindpakket 2020

Geldend van 23-03-2020 t/m 03-05-2022

Intitulé

Uitvoeringsregels Bijzondere bijstand, Individuele inkomenstoeslag, Meedoenregelingen en Kindpakket 2020

Inhoud

Hoofdstuk 1 Algemeen 4

1.1 Inleiding 4

1.2 Indienen aanvraag 4

1.3 Maatwerk 4

Hoofdstuk 2 Draagkracht 5

2.1 Draagkracht uit inkomen 5

2.2 Draagkracht uit vermogen 5

2.3 Draagkrachtperiode 5

2.4 Herziening draagkracht 5

2.5 Draagkracht bij een lopende uitkering ingevolge de Participatiewet 6

2.6 Kostendelersnorm 6

2.7 Draagkracht bij Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)/ beslaglegging 6

2.8 Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen 6

2.9 Executoriaal beslag 6

2.10 Draagkracht bij bewindvoering 7

Hoofdstuk 3 Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima 7

3.1 Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima 7

Hoofdstuk 4 Medische kosten 7

4.1 Algemeen 7

4.2 Vrijwillige eigen risico 8

4.3 Verplicht eigen risico 8

4.4 Bril 8

4.5 Hoortoestellen 8

4.6 Pedicure 9

4.7 Extra waskosten/slijtage kleding en/of beddengoed 9

4.8 Extra stookkosten ten gevolge van ziekte of handicap 9

4.9 Dieetkosten 9

4.10 Geneesmiddelen 9

4.11 Tandartskosten 9

4.12 Eigen bijdrage alarmeringskosten 10

4.13 Alternatieve geneeswijzen 10

Hoofdstuk 5 Reiskostenvergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis 10

5.1 Algemeen 10

5.2 Vergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis binnen de gemeente 10

5.3 Vergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis binnen de regio 11

5.4 Eigen bijdrage zittend ziekenvervoer 11

Hoofdstuk 6 Overige Kosten 11

6.1 Eigen bijdrage Centraal Administratiekantoor (CAK) 11

6.2 Maaltijden 11

6.3 Kosten van rechtsbijstand 11

6.4 Verhuis- en inrichtingskosten 12

6.5 Duurzame gebruiksgoederen 13

6.6 Inrichtingskosten en fietsvergoeding voor nieuwkomers 13

6.7 Reiskosten schoolgaande kinderen voor nieuwkomers 13

6.8 Babyuitzet 13

6.9 Schulddelging huurschuld, energieschuld, overige schulden 14

6.10 Kosten van een uitvaart van bloedverwanten in de eerste graad, echtgenoot of partner 14

6.11 Wet op de Lijkbezorging 15

6.12 Kosten bewindvoerder beschermingsbewind 15

6.13 Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP 15

Hoofdstuk 7 Legeskosten vreemdeling 15

7.1 Kosten verlenging, wijziging verblijfsvergunning 15

7.2 Kosten naturalisatie 16

7.3 Legeskosten voor verblijfsvergunning gezinshereniging vluchteling 16

Hoofdstuk 8 Individuele inkomenstoeslag 16

8.1 Individuele inkomenstoeslag 16

8.2 Criteria voor toekenning 16

8.3 Bedragen inkomenstoeslag 17

Hoofdstuk 9 Meedoenregelingen 17

9.1 Toelichting 17

9.2 Regels 17

9.3 Bedragen 17

Hoofdstuk 10 Kindpakket 18

10.1 Toelichting 18

10.2 Het Kindpakket 18

10.2.1 Doelgroep 18

10.2.2 Inhoud 18

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

In het beleidsplan ‘Samen, voor elkaar’ en in de ‘Verordening Sociaal Domein Gemeente Oude IJsselstreek 2020’ zijn door de raad de uitgangspunten voor het beleid vast gesteld. Daarin is benoemd dat er leidende principes zijn. Een leidend principe is dat mensen de eigen regie hebben over hun leven. De gemeente zorgt voor een vangnet dat zo licht mogelijk en zo zwaar als noodzakelijk is. Uitgaande hiervan zijn deze uitvoeringsregels opgesteld.

De uitvoering van de bijzondere bijstand heeft een beperkte beleidsvrijheid. Bij het opstellen van deze uitvoeringsregels is uitgegaan van de PW. Er zijn enkele marges die door de gemeente zelf vastgelegd kunnen worden. Deze marges zijn in deze uitvoeringsregels vastgelegd. Daarnaast staat het de gemeente vrij om Meedoenregelingen en een Kindpakket op te stellen. De criteria en de hoogte van de vergoedingen worden in deze uitvoeringsregels vastgesteld.

Een onderdeel van de PW, namelijk de Individuele inkomenstoeslag, is ook opgenomen in deze uitvoeringsregels.

Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als de aanvrager geen beroep kan doen op een andere uitkering of regeling die de extra of hoge kosten vergoedt, zoals de zorgverzekering. Dit betekent:

• dat als men via een andere uitkering of regeling de bijzondere kosten krijgt vergoed, er geen recht bestaat op bijzondere bijstand.

• dat als men via een andere uitkering of regeling maar gedeeltelijk de bijzondere kosten krijgt vergoed, voor dat gedeelte geen recht op bijzondere bijstand bestaat.

In beide gevallen wordt de andere uitkering of regeling gezien als een ‘voorliggende voorziening’.

Vergoedingen, tegemoetkomingen en dergelijke worden in beginsel alleen verstrekt voor voorzieningen die worden genoemd in deze uitvoeringsregels. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. In die gevallen is sprake van maatwerk zoals hieronder omschreven.

Het vaststellen van de uitvoeringsregels is een bevoegdheid van het College van Burgemeester en Wethouders.

1.2 Indienen aanvraag

Een aanvraag moet tijdig worden ingediend. Volgens de PW, artikel 44, lid1, is het in principe niet mogelijk om bijzondere bijstand toe te kennen voor kosten die gemaakt zijn voor de datum waarop de aanvraag wordt ingediend. De gemeente voert hierin een buitenwettelijk begunstigend beleid. Tot 2 maanden na ontvangst van de factuur kan een aanvraag voor bijzondere bijstand worden ingediend. Het is daarbij niet toegestaan om te wachten tot er een verzamelfactuur is ontvangen waarbij (ook) diverse afzonderlijke kosten van ouder dan 2 maanden worden gefactureerd. Voor de kosten van bewindvoering is de datum van de uitspraak van de rechtbank leidend; dat wil zeggen dat vanaf de datum van de uitspraak de termijn van 2 maanden ingaat.

Uitzonderingen zijn die gevallen waarbij bijzondere bijstand voor het eigen risico wordt aangevraagd. Het moment waarop blijkt dat het drempelbedrag van 185 euro voor de aanvraag van bijzondere bijstand is bereikt is bepalend. Dit kan ook in het begin van het volgende jaar zijn. Veelal wordt deze mededeling vermeld op de uitkeringsspecificatie. Daarnaast is het indienen van een aanvraag voor de Meedoenregelingen en het Kindpakket het hele kalenderjaar mogelijk.

1.3 Maatwerk

In onze uitvoeringsregels staat expliciet vermeld dat, als de omstandigheden van de aanvrager daartoe aanleiding geven, in sommige gevallen afgeweken mag worden van vastgestelde regels ten gunste van de aanvrager. Er wordt dan maatwerk toegepast.

Bij het toepassen van maatwerk wordt beoordeeld of een afwijzing redelijk en billijk is in het specifieke geval van de aanvrager dan wel of er uitzonderlijke omstandigheden zijn die de aanleiding vormen voor een begunstigend besluit in afwijking van de geldende regelgeving. Er kan dan op grond van ongeschreven buitenwettelijk begunstigend beleid een besluit worden genomen ten gunste van de aanvrager. Ook staan in de uitvoeringsregels situaties beschreven waarbij sprake kan zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De mogelijkheid om maatwerk te leveren is nodig in bijzondere situaties, maar maatwerk is de uitzondering die de algemene regel bevestigt. De algemene regels zijn opgesteld omdat zij voor de meeste mensen redelijk en billijk zijn. Immers, bij het opstellen van het beleid wordt al rekening gehouden met alle belangen en een zorgvuldige afweging gemaakt. Daarom wordt het beleid ook jaarlijks herzien.

Hoofdstuk 2 Draagkracht

2.1 Draagkracht uit inkomen

Indien een aanvrager de beschikking heeft over een netto inkomen dat meer bedraagt dan de voor hem/haar van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm, de zogenaamde draagkracht, geheel of gedeeltelijk worden aangewend voor eventuele bijzondere kosten.

Bij de bepaling van de van toepassing zijnde bijstandsnorm is uitgegaan van de PW. Bedraagt het inkomen meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan wordt 35% van dat meerinkomen als draagkracht in aanmerking genomen.

Bij de bepaling van de draagkracht wordt een deel van een aanvullende particuliere oudedagsvoorziening voor aanvragers van 65 jaar of ouder (op grond van artikel 33, lid 5, PW) vrijgelaten. Met deze vrijlating wordt het bedrag van de door belanghebbende maandelijks ontvangen particuliere oudedagsvoorziening verminderd voor de berekening van de draagkracht.

2.2 Draagkracht uit vermogen

Het vermogen van de aanvrager wordt ten volle als financiële draagkracht aangemerkt voor zover dat hoger is dan de vermogensgrens genoemd in artikel 34 van de PW. Met betrekking tot het vermogen in de vorm van een huis met bijbehorend erf dat in eigendom is en door de belanghebbende of zijn gezin wordt bewoond zijn de regels van de PW van overeenkomstige toepassing. Het vermogen wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 34 PW.

Eveneens als vermogen geldt:

- Een auto/motor/caravan/pleziervaartuig waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft dan wel redelijkerwijs over kan beschikken, waarvan de dagwaarde op het moment van de aanvraag € 3.400, - of meer bedraagt. Het meerdere boven dit bedrag geldt als vermogen.

Als een belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt voor verhuis- en inrichtingskosten, voor kosten ter vervanging van duurzame gebruiksgoederen of voor schulddelging, dan houdt de gemeente rekening met 100% van het totaal aan banksaldi dat belanghebbende meer heeft dan de voor hem/haar geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

2.3 Draagkrachtperiode

Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen:

- De draagkracht uit het inkomen wordt in beginsel vastgesteld voor een periode van 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend;

- De draagkracht kan over een afwijkende periode dan hiervoor genoemd worden vastgesteld, indien hiervoor aanleiding is;

- Indien binnen de vastgestelde periode van 12 maanden een nieuwe bijstandsaanvraag wordt ingediend, blijft de reeds eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden;

- De draagkracht wordt telkens vastgesteld voor een periode van 12 maanden op het tijdstip waarop de voorgaande periode is verstreken.

2.4 Herziening draagkracht

Een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode kan slechts gewijzigd worden, indien de persoonlijke of financiële omstandigheden van de belanghebbende(n) ingrijpend gewijzigd zijn. Wijziging van de draagkracht, die (in de toekomst is berekend) kan alleen plaats vinden als er ingrijpende wijzigingen in het inkomen zijn. Onder ingrijpende wijzigingen van het inkomen wordt verstaan een permanente verlaging of verhoging van het inkomen met tenminste 10%.

2.5 Draagkracht bij een lopende uitkering ingevolge de Participatiewet

Indien het gezin of de persoon een lopende uitkering heeft ingevolge de PW of een AIO-uitkering via de SVB ontvangt, is het inkomen gelijk aan de voor hen toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen altijd beneden de voor hen geldende vermogensvrijlating. Deze hoeft niet getoetst te worden en bij de aanvraag dient voor de bepaling van inkomen en vermogen slechts het laatste bankafschrift te worden overlegd waarop het maandinkomen is bijgeschreven.

Bij een inkomen uit IOAW/IOAZ kan gesteld worden dat het inkomen steeds gelijk is aan de voor aanvrager geldende bijstandsnorm, maar het vermogen dient dan nog wel getoetst te worden.

2.6 Kostendelersnorm

Wat is de kostendelersnorm in de bijstand?

De kostendelersnorm betekent dat als een bijstandsgerechtigde een woning deelt met meer volwassenen, de bijstandsuitkering daarop wordt aangepast. Hoe meer volwassenen personen in het huis wonen, hoe lager de uitkering van de betrokken uitkeringsgerechtigde. De reden hiervoor is dat als er meer personen in een woning wonen, de woonkosten gedeeld kunnen worden. Vandaar de kostendelersnorm.

De kostendelersnorm is niet van toepassing bij de toekenning van bijzondere bijstand. Dit blijkt uit de plaatsing van het wetsartikel in de PW met betrekking tot de kostendelersnorm (artikel 22a). Het artikel is gecodificeerd in Hoofdstuk 3 met als titel “Algemene bijstand”. Onder algemene bijstand wordt blijkens artikel 5 sub b PW verstaan: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Met deze omschrijving onderscheidt het karakter van de algemene bijstand zich juist van de bijzondere bijstand.

2.7 Draagkracht bij een wettelijk of minnelijk schuldhulpverleningstraject.

Bij de berekening van de draagkracht bij de bijzondere bijstand wordt het minnelijk traject gelijk gesteld met het wettelijke schuldhulpverleningstraject (Wsnp). Voorwaarde is daarbij wel dat uit de aangeleverde stukken moet blijken dat betrokkene ook daadwerkelijk aflost. In dat geval is er namelijk sprake van inkomen waar men feitelijk niet over kan beschikken. (zie ECLI:NL:CRVB:2017:1556 CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW en CRvB 28-03-2006, nr. 04/5465 NABW).

2.8 Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op de voet van artikel 295 lid 2 Faillissementswet buiten de boedel worden gelaten. Aangezien dit in de praktijk neerkomt op 90% van de bijstandsnorm, betekent dit dat er in het algemeen geen draagkracht zal kunnen bestaan bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling van toepassing is.

In voorkomende gevallen heeft het college de mogelijkheid om aan belanghebbende verplichtingen op te leggen om de bewindvoerder tot een grotere vrijlating van inkomsten te bewegen of anderszins stappen te ondernemen die dat kunnen bewerkstelligen.

2.9 Executoriaal beslag

De CRvB wijst - met betrekking tot het begrip inkomen in de wettelijke bepalingen over de vaststelling van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand - op het bepaalde in artikel 42 Abw en oordeelt dat belanghebbende niet beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over zijn inkomen voor zover daarop executoriaal beslag is gelegd. Volgens de CRvB kan belanghebbende dat inkomensdeel immers niet feitelijk besteden, is hij/zij terzake niet beschikkingsbevoegd noch kan hij/zij zijn werkgeefster aanspreken om, in weerwil van het gelegde beslag, bedoeld inkomensdeel aan hem/haar uit te betalen. Het bepaalde in artikel 15 Abw doet naar het oordeel van CRvB hieraan niet af.

2.10 Draagkracht bij bewindvoering

Naast draagkracht op basis van het inkomen, wordt er tevens gekeken naar draagkracht op basis van banksaldi. Om aanvragers van bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten de mogelijkheid te geven om te sparen, onder andere voor de aanschaf van duurzame gebruiksartikelen, wordt 1,5 keer de geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag als vrijgestelde norm gehanteerd. De draagkracht wordt berekend aan de hand van het banksaldo van één maand. Wanneer daardoor een niet realistisch beeld ontstaat, wordt de draagkracht berekend over het gemiddelde van de banksaldi over een periode van 3 maanden. Bij het bepalen van de draagkracht op basis van banksaldi wordt daarnaast rekening gehouden met het vastgestelde vermogen minus schulden, aflossingen en betalingsregelingen. Bewijs hiervan dient worden aangetoond met bankafschriften.

Hoofdstuk 3 Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima

3.1 Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima

De gemeente Oude IJsselstreek biedt alle inwoners die op 110% van het minimum inkomen, exclusief vakantietoeslag, zitten de mogelijkheid om zich collectief aanvullend te verzekeren bij Menzis. Voor 2019 kan men zich collectief aanvullend verzekeren in de pakketten GarantVerzorgd 1 en GarantVerzorgd 2. Daarnaast is het mogelijk om verschillende tandartsverzekeringen af te sluiten.

- Deze collectieve aanvullende verzekering is bedoeld voor iedere inwoner van de gemeente met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan de voor hem/haar geldende vrijlating.

- De aanvullende en collectieve zorgverzekering geldt als voorliggende voorziening.

- Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij/zij minimaal verzekerd is voor de zorgverzekering en de aanvullende collectieve verzekering. Indien men dit verzuimt, wordt de eventuele bijzondere bijstand voor ziektekosten afgestemd op de situatie als ware belanghebbende collectief verzekerd. Er wordt tevens rekening gehouden met de besparing op de premie voor de aanvullende verzekering.

- Indien de belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar verzekerd is, is deelname aan een vergelijkbare aanvullende verzekering minimaal vereist. Voor de aanvullende premie wordt geen vergoeding verstrekt.

- Indien cliënten voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan bijstand aanvragen zónder dat men aanvullend verzekerd is, wordt in beginsel géén bijzondere bijstand verstrekt voor de vergoeding welke ontvangen zou zijn wanneer men wél aanvullend én collectief aanvullend verzekerd was geweest. In het individuele geval worden de kosten, waarvoor geen vergoeding plaatsvindt, als niet noodzakelijk aangemerkt.

Het niet hebben van een aanvullende ziektekostenverzekering/zorgverzekering kan overigens niet gezien worden als een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid om te voorzien in de kosten van het bestaan. Het gaat hierbij immers om het noodzakelijkheidoordeel.

Hoofdstuk 4 Medische kosten

4.1 Algemeen

De Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling. Beide regelingen gelden samen als een voorliggende die passend en toereikend is. Een belanghebbende heeft geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 PW). Dit betekent in het algemeen dat kostensoorten die niet op grond van de Zvw of Wlz worden vergoed, ook niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand krachtens artikel 35 lid 1 PW.

Voor sommige soorten zorg uit het basispakket moet een eigen bijdrage worden betaald. Er kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de eigen bijdragen voor de (medisch) noodzakelijke voorzieningen genoemd in de Zorgverzekeringswet. Hiervoor is niet noodzakelijk om een aanvullend medisch advies te vragen.

Indien op grond van buitenwettelijk begunstigend gemeentelijk beleid van de gemeente Oude IJsselstreek tot vergoeding van ziektekosten vanuit de bijzondere bijstand wordt overgegaan, gebeurt dat in principe onder aftrek van de vergoeding die een aanvullende verzekering biedt. Bijstandsverlening is mogelijk voor zover de gevraagde voorziening de goedkoopst, adequate noodzakelijke oplossing is en niet een gewenste duurdere oplossing.

Indien cliënten voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan bijstand aanvragen zónder dat men aanvullend verzekerd is, of waarbij er sprake is van het verwijtbaar niet aanvullend verzekerd kunnen zijn, door bijvoorbeeld betalingsachterstanden, wordt in beginsel géén bijstand verstrekt voor de vergoeding welke ontvangen zou zijn wanneer men wél aanvullend én collectief aanvullend verzekerd was geweest. Indien cliënten op het moment van de aanvraag en de afhandeling daarvan aan een traject deelnemen om het schuldenpakket te saneren of er een regeling loopt via de Stadsbank kan afgezien worden van de voorgaande bepaling.

4.2 Vrijwillig eigen risico

Er wordt geen bijzondere bijstand toegekend voor (een deel van) het vrijwillig afgesloten eigen risico.

4.3 Verplicht eigen risico

Met ingang van 1 januari 2008 kent de Zorgverzekeringswet (Zvw) een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 19 lid 1 Zvw). Per 1 januari 2019 bedraagt dit € 385,00 per kalenderjaar. De zorgverzekeraar brengt de kosten van het verplicht eigen risico in rekening bij de verzekerde. Om in aanmerking te komen voor compensatie van een deel van het eigen risico moet de aanvrager aantoonbaar minimaal € 185,00 aan kosten hebben gemaakt. Voor het meerdere kan Bijzondere Bijstand worden verstrekt tot een maximum van € 200,00 per jaar. Betaling geschiedt op declaratiebasis.

Daarnaast gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

- de aanvrager is geen asielzoeker die onder verantwoordelijkheid valt van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

- de aanvrager volgt geen opleiding als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie als genoemd in de WSF 2000.

4.4 Bril

Voor een complete bril gelden de volgende bedragen:

- bril met sterkte € 150,- voor volwassenen per 2 kalenderjaren.

Voor de hoogte van de bijzondere bijstand voor contactlenzen dient aansluiting te worden gezocht bij het bedrag dat zou gelden voor een overeenkomstige bril. Eventuele meerkosten blijven voor rekening van de cliënt.

4.5 Hoortoestellen

De aanschaf van een hoortoestel wordt door de zorgverzekeraar in principe vergoed. De voor eigen rekening blijvende eigen bijdrage tot een maximum van € 200,00 per gehoorapparaat kunnen eenmaal per 5 jaar via de bijzondere bijstand worden vergoed. De kosten voor een onderhoudscontract, een verzekering en niet-noodzakelijke accessoires worden als niet-noodzakelijk kosten beschouwd.

4.6 Pedicure

Voor de kosten van de pedicure kan bijzondere bijstand worden verleend bij personen van 65 jaar en ouder, bij een lichamelijke handicap en als hiervoor een medische noodzaak kan worden aangewezen. Personen met diabetes of reumatische artritis die deelnemen aan de collectieve verzekering komen onder voorwaarden mogelijk via Menzis in aanmerking voor vergoeding. Op grond van de bijzondere bijstand komt een bedrag van maximaal €150,00 per jaar in aanmerking voor vergoeding.

4.7 Extra waskosten/slijtage kleding en/of beddengoed Door ziekte of handicap kunnen er zich omstandigheden voordoen, waardoor de kosten van het aanschaffen van kleding en/of beddengoed als bijzondere noodzakelijke bestaanskosten moeten worden aangemerkt of dat er meerkosten zijn voor het extra wassen van kleding en beddengoed. Het is mogelijk dat de kleding en het beddengoed door ziekte en/of handicap sneller slijten. Bij het vaststellen van de noodzaak dient er een medisch advies te worden aangevraagd. Voor de hoogte van de bijstand wordt aangesloten bij de bedragen zoals die worden gebruikt in de Nibud-prijslijst. 4.8 Extra stookkosten ten gevolge van ziekte of handicap

Bij het vaststellen van de noodzaak voor extra stookkosten dient er een medisch advies te worden aangevraagd. In voorkomende gevallen zal in redelijkheid bepaald moeten worden wat de hoogte is van de kosten bij een regulier verbruik in die woning. Dat kan worden bepaald door bij de energieleverancier te informeren naar het gemiddeld verbruik van soortgelijke woningen in dezelfde straat. Als de meerkosten zijn vastgesteld en er is een medisch noodzaak vastgesteld voor de extra stookkosten, kunnen de kosten jaarlijks worden geïndexeerd met het indexeringspercentage voor alimentatie, zolang de kosten noodzakelijk zijn.

4.9 Dieetkosten

Dieetkosten zijn de meerkosten die ten opzichte van de kosten van een normale gezonde voeding, ontstaan door het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Voordat er bijzondere bijstand wordt toegekend dient vastgesteld te worden of de kosten medisch noodzakelijk zijn. Hiertoe dient een medisch advies te worden aangevraagd. Bij de aanvraag dient een recent op naam gesteld dieetvoorschrift meegestuurd te worden. Het feit dat het dieet door een diëtist is vastgesteld, wil niet zeggen dat het dieet medisch noodzakelijk is.

De kosten van een diabetesdieet liggen niet hoger dan de kosten van reguliere voeding. Er kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de meerkosten ten opzichte van normale gezonde voeding en als hiervoor via de Belastingdienst geen vergoeding kan worden aangevraagd. Hierbij wordt uitgegaan van de Nibud-norm.

4.10 Geneesmiddelen

Via de wettelijk verplichte basisverzekering (Zvw) en het daaruit voortvloeiende Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) worden de goedkoopst adequate medicijnen volledig vergoed. In beginsel is de Zvw, mede gelet op het Besluit zorgverzekering, te beschouwen als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening. Als voor geneesmiddelen die onder het GVS vallen een eigen bijdrage verschuldigd is, kan bijzondere bijstand in de kosten van de eigen bijdrage verleend worden. Er bestaat in principe geen recht op bijzondere bijstand voor kosten van geneesmiddelen die niet onder de GVS vallen. Bijstand voor geneesmiddelen kan slechts worden verleend als sprake is van zeer dringende redenen. Dit zou moeten blijken uit een aangevraagd medisch advies.

4.11 Tandartskosten

Voor de kosten van een tandheelkundige behandeling dient sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet tot de prestaties behoren die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen, kan op grond van artikel 15 lid 1 PW voor deze kosten geen bijzondere bijstand worden verleend (zie CRvB 17-07-2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX1735).

De gemeente Oude IJsselstreek heeft met betrekking tot de kosten van tandheelkundige hulp buitenwettelijk beleid. Voor de voor eigen rekening blijvende tandartskosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijdrage wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager over een aanvullende verzekering tegen tandartskosten beschikt. Als een aanvullende verzekering ontbreekt, zal er in de meeste gevallen sprake zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Er kan dan slechts bijzondere bijstand worden verleend voor dat deel van de kosten dat voor eigen rekening was gebleven, als men wel aanvullend zou zijn verzekerd. Het maximum jaarbedrag bijzondere bijstand voor tandartskosten bedraagt per volwassene € 350,00 en voor kinderen € 500,00 per kalenderjaar.

4.12 Eigen bijdrage alarmeringskosten

De gemeente verstrekt een bijdrage aan personenalarmering (aansluitkosten en abonnementskosten) wanneer er sprake is van een sociale indicatie. Dit is ter beoordeling aan de medewerkers van de BackOffice. De tegemoetkoming bedraagt:

- maximaal € 17,50 per maand voor kosten personenalarmering;

- maximaal € 80,00 voor eenmalige aansluitkosten conform factuur;

- eenmalig maximaal € 130,00 voor aanschaf van een sleutelkluis conform factuur

Slechts bij medische indicatie worden de kosten grotendeels vergoed door de verzekeraar. Het aanbrengen van alarmeringsapparatuur wordt bij medische indicatie bekostigd uit de basisverzekering. De maandelijkse eigen bijdrage voor het abonnement worden vergoed door de collectieve verzekering van Menzis.

4.13 Alternatieve geneeswijzen

De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed in de Wlz en Zvw. Voor deze kosten bestaat in beginsel ook geen recht op bijstand. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 15 lid 1 PW. De kosten van alternatieve geneeswijzen worden namelijk niet vergoed, omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen. Soms wordt een deel van de kosten voor alternatieve geneeswijzen toch op basis van een aanvullende verzekering vergoed. De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed, omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen. Voor deze kosten bestaat in beginsel ook geen recht op bijstand. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 15 lid 1 PW (zie CRvB 22-03-2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8635).

Hoofdstuk 5 Reiskostenvergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis

5.1 Algemeen

Voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bevat de bijstandsnorm een bepaald bedrag. Reiskosten vallen in de regel onder het begrip “deelname aan het maatschappelijk verkeer” en komen daarom in het algemeen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Met alternatieve voorzieningen zoals BUUV en een dorpsauto kan vervoer tegen een betrekkelijk lage prijs worden geregeld. Kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer en aan het leven van alledag zijn kosten die - behalve in bijzondere omstandigheden - betaald moeten worden uit de uitkering. Deze is immers bedoeld om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Echter indien onomstreden is, dat het noodzakelijk kosten betreft, achtte de CRvB het niet juist om bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand rekening te houden met het aandeel voor vervoerskosten dat begrepen is in de normuitkering (CRvB 04-07-2000, nr. 98/6119 NABW). Dit betekent dat in dat geval de reiskosten volledig voor vergoeding in aanmerking komen voor zover de kosten aantoonbaar zijn.

5.2 Vergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis binnen de gemeente

Voor bezoek aan arts, therapeut of ziekenhuis binnen de gemeente is geen reiskostenvergoeding. Dit wordt tot de algemeen gebruikelijke kosten gerekend.

5.3 Vergoeding bezoek aan arts, therapeut, ziekenhuis binnen de regio

Kosten voor bezoek voor afspraak in de regio worden gebaseerd op de goedkoopste manier van reizen. Dat kan met de buurtbus, Regiotaxi, Zoov of openbaar vervoer zijn. Voor noodzakelijke medische behandelingen buiten de regio, indien deze aantoonbaar niet binnen de gemeente kunnen plaatsvinden. Op basis van werkelijke kilometers van huisadres tot adres behandelaar; € 0,13 per kilometer via de kortste route (berekend via de ANWB route planner).

5.4 Eigen bijdrage zittend ziekenvervoer

Voor bepaalde doelgroepen en personen welke vallen onder de hardheidsclausule vergoedt de basisverzekering zittend ziekenvervoer. Voor de eigen bijdrage die per kalenderjaar betaald moet worden, is bijzondere bijstand mogelijk.

Hoofdstuk 6 Overige kosten

6.1 Eigen bijdrage Centraal Administratie Kantoor (CAK)

Een vergoeding van de eigen bijdrage aan het CAK is opgenomen in de collectieve ziektekostenverzekering. Hiermee is dit een voorliggende voorziening.

Voor inwoners van de gemeente die niet kunnen deelnemen aan de CAZ, omdat hun inkomen of vermogen te hoog is, kan er voor deze kosten bijzondere bijstand worden verleend tot de door het CAK vastgestelde eigen bijdrage per periode van 4 weken. Er hoeven geen nota’s te worden ingeleverd voor de uitbetaling van de bijzondere bijstand. Deze kunnen per maand betaalbaar worden gesteld. Bij aanvraag voor het komende jaar kunnen nota’s worden opgevraagd voor de verantwoording van de uitbetaalde bijstand.

6.2 Maaltijden

Indien een aanvrager niet in staat is om voor zichzelf of zijn gezin warme maaltijden te bereiden, kan er voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verstrekt. De criteria om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor de kosten van maaltijden aan huis of kant-en-klaarmaaltijden zijn:

- er is besproken of er ook voorliggende voorzieningen zoals kant&klaar maaltijden uit de winkel of hulp vanuit de sociale omgeving waar men een beroep op kan doen.

- op medische gronden niet in staat zijn een eigen maaltijd te bereiden en geen beroep kunnen doen op gebruikelijke zorg door een partner of inwonende kinderen en;

- gebruik maken van een maaltijdenvoorziening/vaste leverancier.

Op basis van de normen van het Nibud wordt op basis van leeftijd, samenstelling van het huishouden berekend wat de kosten zijn die gebruikelijk zijn voor een maaltijd. De meerkosten voor een maaltijdvoorziening kunnen vergoed worden uit de Bijzondere bijstand met een maximum tot € 3,89 per maaltijd.

6.3 Kosten van rechtsbijstand

Als er gebruik moet worden gemaakt van de diensten van een advocaat, moet daarvoor een eigen bijdrage worden betaald ingevolge de Wet op de rechtsbijstand. Soms moeten er ook nog andere kosten betaald worden, zoals griffierechten en bureaukosten van de advocaat.

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak vastgesteld dat de gemeente de noodzakelijkheid van het voeren van de procedure niet mag beoordelen, omdat de noodzaak al is beoordeeld op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Wanneer de cliënt via het Juridisch Loket is doorverwezen, krijgt hij/zij korting op de eigen bijdrage. Als er derhalve sprake is van op grond van de Wet op de rechtsbijstand gefinancierde rechtskundige bijstand, worden de te betalen eigen bijdrage en de overige kosten aangemerkt als bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand om niet kan worden verleend. Indien cliënt er niet voor kiest om eerst advies te vragen bij het Juridisch loket, maar direct naar een advocaat gaat, wordt deze korting in mindering gebracht op de Bijzondere bijstand.

De Raad voor Rechtsbijstand heeft een arrangement gesloten met bewindvoerders WSNP,

waarbij de bewindvoerders WSNP bij deze vorm van rechtshulp de laagst mogelijke eigen bijdrage

van €196,00 in rekening mogen brengen. Een verlaging van de eigen bijdrage door een gang naar

het Juridisch Loket is niet mogelijk, aangezien het Juridisch Loket geen verwijzingen naar bewindvoerders WSNP afgeeft. In de regeling 'Toevoegen Bewindvoerders Wsnp' uit 2013 van de Raad voor Rechtsbijstand. In de toelichting op artikel 6 staat: "De kortingsregeling eigen bijdrage van artikel 2 lid 6 van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand is niet van toepassing.".

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

- vertaalkosten in strafzaken. Advocaten kunnen namelijk (ingeval er een toevoeging is verleend) kosteloos gebruik maken van een tolkencentrum.

Indien de rechter in een procedure de wederpartij tot betaling van de proceskosten heeft veroordeeld, vorderen we de verleende bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand van de belanghebbende terug.

De belanghebbende dient de gemeente op de hoogte te stellen van de ontvangst van een proceskostenvergoeding voor de procedure waarover bijzondere bijstand is verleend voor rechtsbijstandskosten (eigen bijdrage toevoeging en griffierecht).

6.4 Verhuis- en inrichtingskosten

De kosten, die verband houden met een verhuizing of (her)inrichting behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dergelijke kosten moeten worden voldaan uit de bijstandsuitkering of het daarmee in hoogte vergelijkbare inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf.

Als er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan tot op zekere hoogte wel bijzondere bijstand worden verleend (in de vorm van een lening of borgtocht). Van bijzondere omstandigheden kan worden gesproken, als een verhuizing of (her)inrichting dermate noodzakelijk is, dat uitstel hiervan tot ongewenste situaties leidt. Hierbij moet de mogelijkheid om te reserveren hebben ontbroken en de mogelijkheid van gespreide betaling achteraf niet bestaan. De hoogte van de lening of borgtocht wordt bepaald op basis van 50% van de richtlijnen van het Nibud voor verhuis- en inrichtingskosten. Dit omdat mensen bijvoorbeeld ook via Marktplaats, de kringloop of de Mini Mannamarkt tweedehands spullen kunnen kopen.

Uitgangspunt is dat iedereen van 18 jaar en ouder recht heeft op zelfstandige huisvesting. Als men echter voor het eerst zelfstandig gaat wonen, wordt men geacht hiervoor te hebben gereserveerd. Op het moment dat men heeft verzuimd te reserveren of onvoldoende heeft gereserveerd, dan zal men de verhuizing moeten uitstellen. Dit geldt voor personen die het ouderlijk huis verlaten, maar ook voor personen die een andere niet-zelfstandige woonvorm (bijv. een kostganger of een kamerhuurder) verlaten. In deze gevallen is er dan geen noodzaak voor bijstandsverlening, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie.

De kosten die gemaakt worden voor de (her-)inrichting dienen het gevolg te zijn van de verhuizing. De kosten voor een reguliere vervanging van een duurzaam gebruiksgoed waar men reeds over beschikt, worden bijvoorbeeld niet tot de kosten van de verhuizing gerekend. Er wordt vanuit gegaan dat men zoveel mogelijk gebruik maakt van de goederen waarover men reeds beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

6.5 Duurzame gebruiksgoederen

De kosten voor de aanschaf, reparatie en of vervanging van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin voorzien kan worden vanuit het aanwezige vermogen, een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm en de langdurigheidstoeslag, hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Als uitvloeisel van het gestelde kan in principe geen bijzondere bijstand worden verleend voor duurzame gebruiksgoederen.

Tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt dan verleend in de vorm van (borgtocht voor) een lening bij de Stadsbank, geldlening bij de gemeente, of, als dit niet mogelijk is, een bedrag om niet. Bij een eerste zelfstandige huisvesting wordt nooit bijzondere bijstand verstrekt voor duurzame gebruiksgoederen.

6.6 Inrichtingskosten en fietsvergoeding voor nieuwkomers

Voor inrichtingskosten van nieuwkomers (statushouders) wordt 50% van de normbedragen overeenkomstig met het Nibud gehanteerd, omdat mensen bijvoorbeeld ook via Marktplaats tweedehands spullen kunnen aanschaffen. Het inboedeltegoed bestaat uit twee componenten: een lening en een bedrag ‘om niet’ in het kader van de PW.

Naast de inrichtingskosten voor de woning kan een bijdrage van maximaal € 175,- worden verstrekt voor de aanschaf van een tweedehands fiets, omdat een goede fiets voor het bereiken van middelbare scholen onmisbaar is en voorliggend is op openbaar vervoer. De hoogte van het bedrag is vastgesteld op 50% van de normkosten van het Nibud. Voor kinderfietsen (basisschool) wordt geen vergoeding verstrekt. Reden hiervoor is dat basisscholen op loopafstand van de woning liggen. De kosten worden uitgekeerd wanneer een betaalbewijs kan worden overhandigd. De aanvraag voor een fiets moet binnen 3 maanden na vestiging in de gemeente worden ingediend.

Toelichting op de fietsvergoeding:

De fietsvergoeding wordt niet opgeteld bij het inrichtingsbudget.

1. De fietsvergoeding kan tot drie maanden na aankomst in de gemeente worden aangevraagd.

2. Bij de aanvraag moet een offerte of factuur worden ingediend, zodat de hoogte van de bijstand kan worden vastgesteld.

3. Het betreft een bedrag tot maximaal € 175,00 euro per fiets voor een volwassene of voor een kind dat naar de middelbare school gaat.

6.7 Reiskosten schoolgaande kinderen voor nieuwkomers

Er wordt vanuit gegaan dat het algemeen gebruikelijk is dat kinderen naar school fietsen. Voor kinderen van nieuwkomers die naar de middelbare school moeten, kan een aanvraag voor een tweedehandsfiets worden ingediend (zie 6.6). Het is noodzakelijk dat kinderen van nieuwkomers kunnen fietsen en eerst de verkeersregels kennen. Om hen in de gelegenheid te stellen dit te leren, wordt bij wijze van uitzondering en op individuele gronden, voor een periode van maximaal drie maanden bijzondere bijstand voor de reiskosten van het openbaar vervoer naar school worden toegekend. Vluchtelingenwerk dient de aanvraag schriftelijk te onderbouwen.

6.8 Babyuitzet

De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Alleen bij bijzondere omstandigheden kan van deze regel worden afgeweken. Het ontbreken van reserveringsmogelijkheden kan bijstandsverlening voor de kosten van een babyuitzet rechtvaardigen. In het algemeen geldt dat de belanghebbende in ieder geval vanaf de vierde maand van de zwangerschap voor deze kosten heeft kunnen reserveren. Indien op grond van bijzondere omstandigheden niet gereserveerd kan worden voor de kosten van een babyuitzet en een babykamer, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend op basis van het vastgesteld basispakket babyuitzet van het Nibud.

Bij de geboorte van een tweede of volgend kind wordt er altijd verondersteld dat de noodzakelijke artikelen voor de babyuitzet en de babykamer al aanwezig zijn en dat er geen noodzaak is voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van deze artikelen. Kosten van aangepaste kleding voor de moeder behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm en komen derhalve niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

6.9 Schulddelging huurschuld / energieschuld / overige schulden

Op grond van artikel 13 lid 1 sub g PW kan er geen bijstand worden verleend indien de belanghebbende bij het ontstaan van de schulden, of daarna, over voldoende middelen beschikte.

Uit de jurisprudentie blijkt verder dat slechts zelden van dit uitgangspunt wordt afgeweken. Er dient dan in ieder geval sprake te zijn van zeer bijzondere, individuele omstandigheden. Als ontruiming van de woning en/of afsluiting van de energievoorziening dreigt, kan bij hoge uitzondering (levensbedreigende situatie, sociale omstandigheden) soms een lening mogelijk zijn.

Uit de rapportage moet duidelijk worden dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandsverlening noodzakelijk maken. In de rapportage moet daarom in ieder geval aandacht besteed worden aan de volgende zaken:

- De verwijtbaarheid

- het financiële verleden van de cliënt (o.a. eerdere huur- en energieschulden)

- De oorzaak van de schulden

- De gezinssamenstelling en de omstandigheden waarin het huishouden verkeert

- De aanpak van het totale schuldenpakket van de cliënt (schuldhulpverlening).

Aan de bijstandsverlening ten behoeve van schulden wordt de voorwaarde verbonden dat de aanvrager medewerking verleent aan schuldhulpverlening.

6.10 Kosten van een uitvaart van bloedverwanten in de eerste graad

Zijn er niet voldoende financiële middelen om een uitvaart te betalen dan kan een beroep worden gedaan op de bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand is per uitvaart gemaximeerd, onder aftrek van de uitkering van de begrafenis/uitvaartverzekering. De maximale vergoeding bedraagt € 2.500,00. De Backoffice moet dan wel eerst de kostenbegroting van de uitvaartondernemer hebben goedgekeurd. De bijzondere bijstand wordt rechtstreeks overgemaakt aan de uitvaartondernemer. De kosten voor de begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van het nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen (bloedverwanten in eerste graad, echtgenoot of partner). De erfgenamen hebben de taak de uitvaartkosten te delen. Iedere erfgenaam kan eventueel een aanvraag voor zijn of haar deel bij de gemeente indienen waar men woont. Indien om zwaarwegende redenen het niet mogelijk is om een bloedverwant in de berekening van de bijstand van de uitvaartkosten mee te nemen (bijvoorbeeld als er afstand is gedaan) dan wordt hiermee in de berekening rekening gehouden.

De helft van de maximale begrafeniskosten komt voor rekening van de achtergebleven partner, de andere helft wordt gedeeld door partner en overige nabestaanden, te weten kinderen. Dit betekent dat de achtergebleven partner in aanmerking komt voor de helft van de kosten + kindsdeel. Ieder kan voor zijn of haar deel bijzondere bijstand aanvragen in zijn of haar gemeente. Hier gelden dan de vastgestelde draagkrachtregels. Dit kan per gemeente verschillen.

Bij overlijden in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verleend voor de kosten van repatriëring. Er wordt tevens geen bijstand verleend voor een begrafenis en/of uitvaart in het buitenland.

Voor de uitvaart van andere personen dan bloedverwanten in de eerste graad wordt geen bijstand verleend.

6.11 Wet op de Lijkbezorging

De Wet op de Lijkbezorging regelt de uitvaart van overledenen in het geval niemand een opdracht tot lijkbezorging heeft gegeven. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente waarin het lichaam van de overledene zich bevindt. De nabestaande die opdracht heeft gegeven voor lijkbezorging dan wel de nabestaande op wie de kosten voor de lijkbezorging worden verhaald, en die over te weinig middelen van bestaan beschikt om (zijn deel in) de kosten te voldoen, kan een aanvraag voor bijzondere bijstand indienen (zie 6.10). De Wet op de Lijkbezorging is dus geen voorliggende voorziening, maar de allerlaatste. Men kan iemand niet dwingen de uitvaart van een dierbare niet te regelen.

6.12 Kosten bewindvoerder beschermingsbewind

De noodzaak van onder bewindstelling staat vast als de kantonrechter de onderbewindstelling heeft uitgesproken. Bewind wordt alleen uitgesproken door een rechter op verzoek (beschermingsbewind) of door de faillissementsrechter.

Als hoofdregel geldt dat de draagkracht ter beoordeling overblijft en een eventuele voorliggende voorziening dit omdat de noodzakelijkheid volgt uit de rechterlijke beschikking van onderbewindstelling en het zich voordoen van de kosten volgt uit de wet en de regeling beloning curatoren, mentoren en bewindvoerders. Als de kantonrechter kiest voor een zakelijke bewindvoerder en dit kosten meebrengt voor de belanghebbende, zijn deze kosten noodzakelijk. De beschikking van de kantonrechter is bepalend voor de kostenvergoeding. De hoogte van het tarief hangt af van het al dan niet geregistreerd staan van de bewindvoerder bij de Branchevereniging van professionele Bewindvoerders en Inkomenbeheerders. De rechter kan op verzoek afwijken van het standaardtarief als de bewindvoerder extra werkzaamheden moet verrichten.

Als belanghebbende naast bewindvoering ook een BBR rekening heeft bij de Stadsbank Oost Nederland (SON), worden deze kosten in mindering gebracht op de nota van de bewindvoerder.

6.13 Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP

Geen bijzondere bijstand is mogelijk in de kosten van bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).

Het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering geldt bij de uitvoering van de WSNP als voorliggende voorziening. Het salaris van de bewindvoerder moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Op basis van jurisprudentie geldt dat een bewindvoerder het salaris dat niet uit de boedel kan worden bestreden niet bij de belanghebbende in rekening mag brengen. Vanaf oktober 2013 kunnen WSNP bewindvoerders een beroep doen op een aanvullende subsidie bij de Raad voor de Rechtsbijstand. Het salaris van de bewindvoerder is met de nieuwe systematiek altijd gegarandeerd. Het niet te innen deel van de vergoeding kan als subsidie gedeclareerd worden bij de Raad voor Rechtsbijstand. Voor dit doeleinde is het daarom niet langer nodig om, wanneer een schuldenaar geen afloscapaciteit heeft, het salaris te innen uit het vrij te laten bedrag.

Hoofdstuk 7 Legeskosten vreemdeling

7.1 Kosten verlenging, wijziging verblijfsvergunning.

Gelet op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) behoren de legeskosten i.v.m. de verlenging van de verblijfsvergunning tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden voldoen.

Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van verlenging of wijziging van de verblijfsvergunning, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Afwijzing dient daarom plaats te vinden op grond van artikel 35 lid 1 PW. Dit betekent dat voor deze kosten normaliter geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, tenzij sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in art. 35 PW.

Indien de bijstandsverzoeker een beroep doet op de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden, dan zal de gemeente moeten onderzoeken of in het voorliggende geval sprake is van zodanige feiten en omstandigheden dat reservering vooraf dan wel het afsluiten van een lening voor die kosten niet mogelijk is. Indien vervolgens blijkt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, dan kan de gemeente, rekening houdend met de individuele omstandigheden, bijzondere bijstand in deze kosten verlenen.

Het niet hebben kunnen reserveren en het niet af kunnen sluiten van een lening voor deze kosten, kan een bijzondere omstandigheid zijn. De bijstand wordt in beginsel “om niet” verstrekt, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid PW. De draagkracht op grond van het vermogen voor deze kostensoort bedraagt 100% van het saldo op de rekening(en) van de aanvragen minus de voor aanvrager bijstandsnorm inclusief vakantietoelage. Voor de legeskosten van een eerste verblijfsvergunning bestaat nooit recht op bijzondere bijstand gelet op artikel 11 lid 2 en 3 PW.

7.2 Kosten voor naturalisatie

De kosten voor naturalisatie worden als niet noodzakelijk aangemerkt. De gemeente verstrekt hier dan ook geen bijzondere bijstand voor.

7.3 Legeskosten verblijfsvergunning gezinshereniging vluchteling

Een uitzondering op deze algemene regel doet zich voor in het geval dat het de gezinsleden van een erkende vluchteling betreft in het kader van gezinshereniging. In deze is het onvrijwillige karakter van het verblijf in Nederland de bijzondere omstandigheid op grond waarvan de noodzakelijke kosten zijn ontstaan.

Door niet terug te kunnen keren naar het land van herkomst kan de vluchteling het recht op een gezinsleven ex artikel 8 Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) niet uitoefenen. Daartoe zal het gezin wel naar Nederland moeten komen. Dit heeft tot gevolg dat in de legeskosten (aanvragen, wijzigen en/of verlengen) voor de verblijfsvergunningen van de gezinsleden van de vluchteling in verband met gezinshereniging bijzondere bijstand kan worden verleend. Dit geldt voor de vluchteling met Verblijfscodes BRP (Basisregistratie Personen) 26, 27 en 33 met document III of IV of W-document. Dit geldt ook voor de kosten van vertalingen, verplicht gemaakt door een beëdigd vertaler, van relevante officiële documenten zoals trouwakte en geboortebewijzen. Op grond van artikel 48, eerste lid, van de PW wordt de bijstand in beginsel om niet verstrekt.

De reiskosten om tot gezinshereniging te komen kunnen niet via de bijzondere bijstand worden vergoed. Deze kosten worden namelijk niet in Nederland maar in het land van herkomst gemaakt.

Hoofdstuk 8 Individuele inkomenstoeslag

8.1 Toelichting Individuele inkomenstoeslag

Het is een bevoegdheid van het college om de precieze hoogte van de Individuele inkomenstoeslag vast te stellen en de criteria.

8.2 Criteria voor toekenning

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de PW als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als criterium voor langdurig wordt een periode van 3 jaar genomen.

Niet voor de toeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de PW, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

8.3 Bedragen inkomenstoeslag

Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

a. € 374,- voor een alleenstaande;

b. € 449,- voor een alleenstaande ouder;

c. € 534,- voor gehuwden.

De bedragen genoemd in het eerste lid kunnen jaarlijks geïndexeerd worden overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Hoofdstuk 9 Meedoenregelingen

9.1 Toelichting

De Meedoenregelingen zijn onderdeel van het gemeentelijk minimabeleid.

9.2 Regels

De Meedoenregelingen zijn bedoeld voor iedere inwoner van 18 jaar en ouder van de gemeente met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan de voor hem/haar geldende vrijlating. Voor studenten en scholieren met een inkomen uit Studiefinanciering of de WTOS 18+ geldt de regeling niet. Jongeren die in de loop van het kalenderjaar 18 jaar worden en nog een beroep hebben gedaan op het Kindpakket, kunnen in datzelfde jaar alleen naar rato een beroep doen op de Meedoenregelingen. Er kan een bijdrage worden verleend de kosten van:

1. Lidmaatschappen, contributies en vaste bijdragen in verband met actieve, regelmatige deelname aan activiteiten van:

- muziek-, toneel- en zangverenigingen, muziekschool

- sportverenigingen

2. Uitgaven aan (sport)kleding, materialen, uniformen etc. die nodig zijn voor deze verenigingen.

3. Abonnementen van zwembaden en bibliotheken.

4. Uitgaven in verband met:

- sociaal-culturele activiteiten gericht op ouderen en gehandicapten

- lidmaatschap vrouwenverenigingen, buurtverenigingen en ouderenbonden

- lidmaatschap volkstuinverenigingen, hobbyclubs

5. Uitsluitend voor ouderen vanaf 65 jaar en gehandicapten komen ook onderstaande kosten in aanmerking voor een bijdrage:

- abonnement op dagblad of weekblad

9.3 Bedragen

De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de kosten van de activiteiten. Daarbij geldt een maximum van € 135,- per persoon per jaar. Voor elk gezinslid vanaf 18 jaar kan een bijdrage aangevraagd worden.

Betaling aan inwoner vindt plaats wanneer is aangetoond dat er kosten zijn gemaakt voor sporten, bij een inschrijfbewijs of verzoek van inwoner rechtstreeks betalen aan vereniging.

Hoofdstuk 10 Kindpakket

10.1 Toelichting

Het Kindpakket is een gemeentelijke regeling die bedoeld is voor kinderen met ouders die tot de minima behoren. Het Kindpakket wil een extra stimulans geven aan kinderen om deel te nemen aan de samenleving en wil kinderen ondersteunen in hun schoolloopbaan.

10.2 Het Kindpakket

10.2.1 Doelgroep

Kinderen van 4 tot en met 17 jaar, waarvan de ouder(s) een inkomen hebben dat niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan het vrij te laten vermogen op grond van de PW.

Wanneer een jongere in de loop van het jaar 18 jaar wordt, kan deze nog deels een beroep doen op het Kindpakket. Naar rato geldt voor: schoolkosten, huiswerkbegeleiding en Meedoen. Uitzondering zwemles: lopen de zwemlessen door tot na het 18e levensjaar, dan worden deze nog volledig vergoed tot het pakketbedrag.

10.2.2. Inhoud

Meedoen:

• Lidmaatschappen, contributies en vaste bijdragen in verband met actieve, regelmatige deelname aan activiteiten van:

- muziek-, toneel- en zangverenigingen, muziekschool

- sportverenigingen

- jeugdwerk, jeugdclubs en scouting

• Uitgaven aan (sport)kleding, materialen, uniformen etc. die nodig zijn voor deze verenigingen.

• Abonnementen van zwembaden en bibliotheken.

• De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de kosten van de activiteiten. Daarbij geldt een maximum van € 135,- per persoon per jaar.

• Wanneer kinderen gebruik maken van de mogelijkheid om zwemles te volgen, vervalt de mogelijkheid om een tegemoetkoming te krijgen voor deelname aan een vereniging of een abonnement zoals hierboven omschreven.

• Er geldt een overgangsregeling voor kinderen die een tegemoetkoming ontvangen voor deelname aan een vereniging of een abonnement en die in de eerste helft van 2019 starten met zwemles. Zij mogen het seizoen afmaken tot aan de zomervakantie.

Zwemles:

• Kinderen die niet kunnen zwemmen, worden in de gelegenheid gesteld om het A- en B-diploma te behalen bij een zwembad in onze gemeente.

• De minimale leeftijd voor een vergoeding voor zwemles is 5 jaar en de maximale leeftijd is 18 jaar indien het kind is gestart voor het 18e levensjaar.

• De toekenningsbeschikking geldt als voucher voor het verkrijgen van zwemles.

• De gemeente betaalt rechtstreeks een met het zwembad overeengekomen bedrag voor maximaal 17 maanden aan het zwembad dat de zwemles verzorgt.

• Wanneer kinderen tussentijds stoppen met zwemles, bestaat er geen mogelijkheid om later opnieuw op kosten van de gemeente zwemles te krijgen. Ook is er in dat geval gedurende het lopende jaar geen mogelijkheid om een bijdrage te krijgen voor lidmaatschap van een vereniging.

• De reiskosten worden vergoed ad € 0,13 per km indien de reisafstand van woonadres naar het zwembad meer bedraagt dan 5 kilometer enkele reis

Toelage schoolgaande kinderen:

• € 50,00 per schooljaar per kind dat basisonderwijs volgt;

• € 150,00 per schooljaar per kind dat voortgezet en/of ander onderwijs volgt.

• Wanneer een kind in augustus overstapt naar het voortgezet en/of ander onderwijs, wordt er voor dat kalenderjaar een bedrag van in totaal € 100,00 toegekend.

• Voor deze toelage hoeven geen bewijsstukken overlegd te worden.

Regeling computers voor kinderen op het voortgezet onderwijs:

• Aan ieder kind op het voortgezet onderwijs uit een gezin dat behoort tot de doelgroep, wordt eenmalig een bijdrage voor een computer (computer, laptop of tablet) verstrekt van maximaal € 400,00.

• Deze bijdrage wordt rechtsreeks verstrekt aan de school of de leverancier en wanneer dat niet mogelijk is op declaratiebasis. Declareren kan tot maximaal 2 maanden na aanschaf.

• De bijdrage wordt verstrekt voor een computer die voldoet aan de eisen die school daar aan stelt.

• Als er al een betalingsregeling met school is getroffen bedraagt de bijdrage het openstaande bedrag van de betalingsregeling tot maximaal € 400,00.

Huiswerkbegeleiding en bijles:

• Wanneer de school verklaart dat voor een kind op het voorgezet onderwijs huiswerkbegeleiding of bijles noodzakelijk is en de school hierin niet kan voorzien, worden de kosten van huiswerkbegeleiding of bijles door de gemeente vergoed tot een maximum van

• € 750,00 per kalenderjaar.

• Bij overschrijding van het bedrag is een hardheidsclausule van toepassing.

• Vergoeding vindt plaats op declaratiebasis.

Schoolreis in het kader van internationalisering:

• Aan ieder kind op het voortgezet onderwijs uit een gezin dat behoort tot de doelgroep wordt eenmalig een bijdrage voor deelname aan een schoolreis in het kader van internationalisering van maximaal € 345,-- verstrekt.

• Deze bijdrage wordt rechtstreeks verstrekt aan de school.

Ondertekening