Regeling vervallen per 01-05-2024

Algemene subsidieverordening Oudewater 2013

Geldend van 05-04-2017 t/m 30-04-2024

Intitulé

Algemene subsidieverordening Oudewater 2013

De raad van de gemeente Oudewater,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2013;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en Hoofdstuk 4, Titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluit;

vast te stellen de “Algemene Subsidieverordening Oudewater 2013”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. aanvrager: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die een aanvraag heeft ingediend om subsidie te verkrijgen;

b. eenmalige subsidie: subsidie voor incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en voor een van tevoren afgebakende periode, die niet langer dan 3 jaar is of eenmalig zullen plaatsvinden;

c. jaarlijkse subsidie: subsidie voor activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren met een structureel karakter;

d. directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor het begin van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

e. subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

f. subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het verlenen en vaststellen van subsidie;

g. het activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen; 

h. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op basis van deze verordening;

i. raad: de raad van de gemeente Oudewater;

j. college: het college van burgemeester en wethouders van Oudewater;

k. activiteit: een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product of prestatie die openbaar toegankelijk is;

l. uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen gemeente en subsidieontvanger ter uitvoering van de subsidiebeschikking.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1 Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    a. algemeen bestuur;

    b. openbare orde en veiligheid;

    c. verkeer, vervoer en waterstaat;

    d. economische zaken;

    e. onderwijs;

    f. cultuur en recreatie (incl. sport);

    g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    h. volksgezondheid;

    i. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    j. milieu en duurzaamheid

  • 2 Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven. 

  • 3 Het college kan beslissen, dat de bepalingen in deze verordening ook van toepassing zijn op natuurlijke personen, groepen van natuurlijke personen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid. 

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1 Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en - indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2 Het college besluit over voorschriften en voorwaarden die aan de verstrekking verbonden kunnen worden en ook over het aangaan en ontbinden van een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1 Het college kan – met inachtneming van de beleidskaders -  jaarlijks besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2 Bij de vaststelling en bekendmaking van een subsidieplafond wordt aangegeven hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3 Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld

Artikel 5 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Behalve wanneer er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, moeten de activiteiten van de subsidieontvanger open staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of welke grond dan ook.

  • 2 De subsidieontvanger moet medewerking verlenen aan onderzoeken, die door burgemeester en wethouders nodig worden geacht voor zover die medewerking redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.

  • 3 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit altijd de van belang zijnde rechten en verplichtingen evenals de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 4 Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een eenmalige of jaarlijkse subsidie moet schriftelijk worden ingediend en in ieder geval voldoen aan de eisen van artikel 4:2 Awb.

  • 2 Bij de aanvraag voor een subsidie tot € 5.000,- moeten de volgende stukken worden ingediend:

    a. een activiteitenplan;

    b. een begroting met een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3 Voor de aanvraag van een subsidie van € 5.000,- tot € 50.000,- moeten de volgende stukken worden ingediend:

    a. een activiteitenplan, met daarin een motivering die kan worden getoetst aan het gemeentelijk beleid.

    b. een begroting met:

    1. een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager als geheel voor het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en

    2. een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    3. de balans van het voorafgaande jaar met toelichting.

  • 4 Voor de aanvraag van een subsidie van € 50.000,- of meer, moeten de volgende stukken worden ingediend:

    a. een activiteitenplan, met daarin een motivering die kan worden getoetst aan het gemeentelijk beleid.

    b. een begroting met:

    1. een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager als geheel voor het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en

    2. een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, die betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en

    3. een specificatie van de kosten per activiteit of per cluster van activiteiten, en

    4. een (globale) vergelijking van de begroting van het lopende boekjaar met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het voorgaande boekjaar.

    c. een plan waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de subsidieaanvrager treft, voor welke doeleinden deze dienen en tot welk bedrag.

    d. de balans van het voorafgaande jaar met toelichting.

  • 5 Voor zover de subsidieaanvrager voor dezelfde (of vergelijkbare) activiteiten ook subsidie heeft aangevraagd bij een ander bestuursorgaan, dan wel privaatrechtelijk rechtspersoon die subsidies verstrekt, deelt hij dit mee bij de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 6 Bij een eerste subsidieaanvraag legt de subsidieaanvrager ook over:

    a. een afschrift van de statuten;

    b. een beschrijving van de organisatievorm, voor zover deze al niet in de statuten is opgenomen;

    c. het adres van de subsidieaanvrager;

    d. een actuele opgave van de bestuursamenstelling.

  • 7 Het college kan in bijzondere omstandigheden besluiten van het bepaalde in dit artikel af te wijken. 

  • 8 Het college kan voor het indienen van een aanvraag en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

Artikel 7 Meldplicht

  • 1 De subsidieontvanger informeert het college zo snel mogelijk schriftelijk over:

    a. besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger of op ontbinding van de rechtspersoon;

    b. wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken die voortvloeien uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt;

    d. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de in de beschikking, en eventuele bijlagen daarbij, vastgelegde afspraken niet kunnen worden uitgevoerd.

  • 2 Wijzigingen in de statuten, de stichtingsakte, het reglement en in de samenstelling van het bestuur van de subsidieontvanger moeten zo snel mogelijk maar uiterlijk bij de verantwoording aan het college worden gemeld.

Artikel 8 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1 De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en neemt maatregelen om vermogensschade te voorkomen of beperken.

  • 2 De subsidieontvanger zorgt als een goed huisvader voor zijn roerende zaken en verzekerd deze zo nodig op basis van de dagwaarde.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht zijn onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde.

  • 4 De subsidieontvanger is verplicht het personeel, dat bij hem in dienst is en de vrijwilligers gedurende de tijd dat zij voor hem werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 9 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1 Voordat een subsidie wordt verleend, kan ter uitvoering van die subsidie een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. Nadat de aanvraag voor een subsidie is ontvangen, zal het college daartoe overleggen met de subsidieaanvrager. Komt een uitvoeringsovereenkomst niet tot stand, dan kan dit worden aangemerkt als een weigeringgrond als bedoeld in artikel 4:35, eerste lid onder b, Awb.

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval geregeld welke producten, tegen welke prijs, met welke kwaliteit, in welke frequentie en in welke periode door de subsidieontvanger moeten worden aangeboden. Daarnaast kan worden vastgelegd welke resultaten van dit aanbod worden verwacht.

Artikel 10 Wet Bibob

  • 1 Het college kan voor subsidies binnen de door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 2 Jaarlijkse subsidie

Artikel 11 Aanvraag van jaarlijkse subsidie

  • 1 Een aanvraag voor jaarlijkse subsidie moet uiterlijk op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd worden ingediend.

  • 2 Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 12 Beslistermijn

Op de aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt door het college beslist voor 31 december van het jaar dat vooraf gaat aan het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 13 Weigeringgronden

  • 1 De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    a. de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente Oudewater;

    b. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Oudewater of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente;

    c. de gelden niet of onvoldoende besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    d. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    e. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    f. de organisatorische en financiële continuïteit van de aanvrager onvoldoende gegarandeerd is;

    g. de aanvrager juridisch, financieel en/of organisatorisch verbonden is aan een instelling die dezelfde of een vergelijkbare activiteit uitvoert en daarbij het maken van winst en/of het verwerven van persoonlijk inkomen als (neven)doel heeft;

    h. de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele geaardheid, leeftijd of op welke grond dan ook. 

Artikel 14 Verplichtingen ontvanger jaarlijkse subsidies

  • 1 De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

  • 2 Het college kan - in aanvulling op de verplichtingen die in deze verordening of in een andere regeling zijn opgenomen - verplichtingen opleggen om het doel van de subsidie te bereiken. 

  • 3 De subsidieontvanger hanteert voor wat betreft zijn subsidieaanvraag en zijn verantwoording het kalenderjaar als subsidietijdvak, tenzij het college hierover nadere regels vaststelt.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing indien subsidie wordt verleend die wordt gefinancierd uit middelen, die door derden worden verstrekt of uit doelgebonden middelen In deze gevallen stemt het subsidietijdvak overeen met het subsidietijdvak van die derden.

  • 5 Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

  • 6 Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

Artikel 15 Verantwoording bij jaarlijkse subsidie tot € 5.000,-

  • 1 Een subsidie tot € 5.000,- wordt direct met de verlening vastgesteld, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist.

  • 2 De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3 Het college kan binnen 3 jaar na de verstrekking als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en stukken worden overgelegd:

    a. een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

  • 4 Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en stukken worden overgelegd.

Artikel 16 Verantwoording bij jaarlijkse subsidie van € 5.000,- tot € 50.000,-

  • 1 Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 mei in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende stukken in bij het college:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

    b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag).

  • 2 Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en stukken, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 3 Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde stukken niet op tijd bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

Artikel 17 Verantwoording bij jaarlijkse subsidie van € 50.000,-

  • 1 Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 mei in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende stukken in bij het college:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

    b. Een financieel verslag dat tenminste het volgende inhoudt:

    1. een balans; toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    2. een exploitatierekening, conform artikel 4:76, tweede tot en met het vijfde lid Awb. Bij de exploitatierekening wordt dezelfde indeling gehanteerd als de begroting.

  • 2 Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde stukken niet op tijd bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en stukken, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd. 

  • 4 Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde stukken niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen. 

Artikel 18 Controle

  • 1 Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 15, 16 of 17 bedoelde gegevens en aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en over de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de controle respectievelijk aan een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding.

  • 3 Het college kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 19 Vaststelling jaarlijkse subsidie

  • 1 De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld, tenzij anders is bepaald. 

  • 2 Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de volledige in artikel 16 of 17 bedoelde verantwoording.

  • 3 Het college kan deze termijn met maximaal acht weken verlengen. Het college deelt dit  voor afloop van de in het tweede lid genoemde termijn mee aan de aanvrager.

Hoofdstuk 3 Eenmalige subsidie

Artikel 20 De aanvraag van eenmalige subsidie

Een aanvraag voor eenmalige subsidie moet tenminste acht weken vóór het begin van de te subsidiëren activiteit worden ingediend.

Artikel 21 Beslistermijn

  • 1 Het college beslist op een aanvraag voor eenmalige subsidieverlening binnen acht weken na ontvangst daarvan. 

  • 2 Het college kan de termijn genoemd in het eerste lid met maximaal acht weken verlengen. Het college deelt dit vóór afloop van de in het eerste lid genoemde termijn mee aan de aanvrager. 

Artikel 22 Weigeringgronden

Een eenmalige subsidie kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd worden op de gronden zoals omschreven in artikel 12 van deze verordening.

Artikel 23 Verplichtingen ontvanger eenmalige subsidie

  • 1 De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

  • 2 Het college kan – in aanvulling op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen - verplichtingen opleggen om het doel van de subsidie te bereiken.

  • 3 Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

  • 4 De subsidieontvanger beheert de tot zijn beschikking staande middelen zorgvuldig en neemt maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 5 De subsidieontvanger informeert het college zo snel mogelijk schriftelijk over:

    a. besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger of op ontbinding van de rechtspersoon;

    b. wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken die voortvloeien uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden gerealiseerd;

    d. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de in de beschikking, en eventuele bijlagen daarbij, vastgelegde afspraken niet kunnen worden gerealiseerd.

  • 6 De subsidieontvanger heeft toestemming nodig van het college voor handelingen genoemd in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 24 Verantwoording bij eenmalige subsidie tot € 5.000,-

  • 1 Een subsidie tot € 5.000,- wordt tegelijk met de verlening vastgesteld, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist.

  • 2 De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3 Het college kan binnen drie jaar na de verstrekking als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

    a. een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

  • 4 Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en stukken worden overgelegd.

Artikel 25 Verantwoording bij eenmalige subsidie van € 5.000,- tot € 50.000,-

  • 1 Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient  de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na afronding van de gesubsidieerde activiteiten de volgende stukken in bij het college:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

    b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag).

  • 2 Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en stukken, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 3 Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde stukken niet op tijd  bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

Artikel 26 Verantwoording bij eenmalige subsidie van € 50.000,- of meer

  • 1 Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na afronding van de gesubsidieerde activiteiten de volgende stukken in bij het college:

    a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd (activiteitenverslag);

    b. een financieel verslag dat tenminste het volgende inhoudt:

    1. een balans; naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    2. een exploitatierekening, conform artikel 4:76, tweede tot en met het vijfde lid. Bij de exploitatierekening wordt dezelfde indeling gehanteerd als bij de begroting.

  • 2 Het financieel verslag moet uiterlijk zes maanden na afronding van de gesubsidieerde activiteiten voorzien zijn van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:78 Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en stukken, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4 Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde stukken niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

  • 5 Het college kan besluiten dat de verplichtingen uit het tweede lid voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden.

Artikel 27 Controle

  • 1 Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 23, 24 of 25 bedoelde gegevens en aanvullend onderzoek te(laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding.

  • 3 Het college kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 28 Subsidievaststelling

  • 1 Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de volledige, in de artikelen, 24, 25 of 26 bedoelde, verantwoording.

  • 2 Het college kan deze termijn met maximaal acht weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 3 Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

  • 4 Indien het college, op basis van lid 3, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijst waarvoor de subsidieverlening en de subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt (directe subsidievaststelling), dan is artikel 23 lid 2 tot en met 4, tenzij anders bepaald door het college, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Financiële bepalingen

Artikel 29 Voorschot

  • 1 Het college kan bij de subsidiebeschikking een voorschot verlenen.

  • 2 Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

  • 3 Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot verrekenen.

Artikel 30 Indexering

  • 1 Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft of op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 2 Indien er sprake is van een indexering, past het college jaarlijks het subsidiebedrag aan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsrichtlijnen.

Artikel 31 Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1 Indien de subsidieontvanger jaarlijks subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar, ter beoordeling van het college, worden gereserveerd tot een maximum van 10% van de laatst ontvangen jaarlijkse subsidie.

  • 2 Indien een reserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgebouwd, kan het college besluiten dat de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van drie jaar gebruikt om eventuele exploitatietekorten in volgende jaren op te vangen.

  • 3 De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    a. indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    b. indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    c. indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    d. indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.

  • 4 De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college.

  • 5 In geval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente. 

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 32 Hardheidclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, 13 en 22 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Oudewater 2013”

Artikel 34 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2 Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene Subsidieverordening Oudewater van 4 oktober 2007 ingetrokken met uitzondering van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel.

  • 3 Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie voor activiteiten die worden uitgevoerd na de datum van inwerkingtreding.

  • 4 Op aanvragen en beschikkingen tot subsidievaststelling is de verordening van toepassing die van kracht was ten tijde van het nemen van het besluit tot verlening van de desbetreffende subsidie.

  • 5 Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van de Wet werk en bijstand.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2013,
de griffier, mr. R.P.A. van Aalst
de voorzitter, mr. drs. P. Verhoeve