Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Geldend van 14-12-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

De raad van de gemeente Oudewater,gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, Brandweerwet en het Besluit brandweerpersoneel;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 november 2007.

Overwegende dat

Burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:

a. het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

b. het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;De uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, ais bedoeld in artikel 1 van de Wet Rampen en Zware Ongevallen tot de taak van de brandweer behoort;Burgemeester en wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de brandweer verricht;De Bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot ondermeer brandveiligheid;De Wet Milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, ondermeer door de brandveiligheid te bevorderen;

De brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en de Bouwverordening;

De steeds strenger wordende regelgeving op het gebied van brandweerzorg en crisisbeheersing;

De noodzakelijke schaal om deze kwaliteitsverbetering te realiseren, waarbij de inzet vereist is van veel mensuren en middelen en het weinig realistische is hierop alleen lokaal in te zetten;

Het besluit van de gemeenten Lopik, Montfoort, Oudewater en Woerden om de brandweer van deze gemeenten te bundelen, om zo tegen minder meerkosten het vereiste kwaliteitsniveau te realiseren.Het wenselijk is kwaliteit, taken en verantwoordelijkheden van de nieuwe brandweerorganisatie uniform vast te leggen binnen de vier gemeenten en de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen;

besluit;

vast te stellen “Verordening brandveiligheid en hulpverlening” 

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

A Incidentenbeheersing

1. Het beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt

2. Het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

3. De uilvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

B Risicobeheersing

1. Het voorkomen en beperken van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt

2. De uitvoering van werkzaamheden ter zake van het beperken van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

3. De uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het brandveilig gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, en standplaatsen.

4. De uitvoering van de brandbeveiligingsverordening.

C Bureau Brandweer De Waarden

Organieke eenheid bestaande uit beroepsmedewerkers in dienst van de gemeente Woerden die belast is met de uitvoering van het in deze verordening bepaalde brandweerzorgniveau. Tevens ondersteunen zij de vrijwillige brandweerorganisaties. De standplaats van de medewerkers van dit bureau is het kantoor van de kazerne Woerden.

D Gemeentelijke Brandweer

Het Bureau Brandweer De Waarden en de vrijwillige brandweerpost binnen de gemeente Oudewater.

E Commandant

De commandant van brandweer Woerden geldt tevens als hoofd van het Bureau Brandweer De Waarden en commandant van de gemeentelijke brandweren in Lopik, Montfoort, Oudewater en Woerden. Functionaris is als zodanig verantwoordelijk en aanspreekbaar op de uitvoering van het in deze verordening vastgestelde brandweerzorgniveau .

F Brandweer De Waarden

Nieuwe brandweerorganisatie die bestaat uit de gebundelde brandweer van de vier korpsen van de gemeente Lopik, Montfoort, Oudewater en Woerden. 

G Post

Organieke eenheid van brandweervrijwilligers met aan het hoofd een postcommandant, waarvan de organieke samenstelling, kwaliteit en de hem ter beschikking staande materialen in deze verordening zijn vastgelegd. 

Artikel 2 Gemeentelijke Brandweer

  • 1 Burgemeester en wethouders beschikken over een gemeentelijke brandweer Oudewater, die bestaat uit het Bureau Brandweer De Waarden en de post Oudewater.

  • 2 Door de bundeling van de brandweer van de gemeenten Lopik, Montfoort, Oudewater en Woerden ontstaat Brandweer De Waarden. De Brandweer De Waarden bestaat uit een Bureau Brandweer De Waarden en negen brandweerposten te weten:

    a. Post Benschop, gemeente Lopik 

    b. Post Lopik-dorp, gemeente Lopik 

    c. Post Montfoort, gemeente Montfoort 

    d. Post Linschoten, gemeente Montfoort

    e. Post Oudewater, gemeente Oudewater

    f. Post Woerden, gemeente Woerden

    g. Post Zegveld, gemeente Woerden

    h. Post Harmelen, gemeente Woerden

    i. Post Kamerik, gemeente Woerden

Artikel 3 Taken Brandweer

De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 5 aan de regionale brandweer opgedragen taken, uit:

1. De feitelijke uitvoering van de taken binnen het veld van incidentenbeheersing, waaronder duiken, en risicobeheersing.

2. Andere dan onder 1 genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, te weten:

a. Het beperken van en bestrijden van milieu-incidenten.

b. Het reinigen van wegen en terreinen.

c. Het assisteren van de ambulancedienst bij het vervoer van patiënten.

d. De toegang verschaffen aan bewoners bij een buitensluiting.

e. Het verrichten van bewakingsdiensten.

f. Het testen van brandbeveiligingsinstallaties.

g. Het geven van voorlichting / instructies aan bedrijven en instellingen.

h. Het geven van advies over ontwerpplannen, ontruimingsplannen e.d.

i. De coördinatie op de voorbereiding van de gemeentelijke crisisbeheersing als bedoeld in de Wet rampen en zware ongevallen.Als gevolg van artikel 229 (lid 1) van de gemeentewet kunnen gemeenten rechten heffen wegens versterkte diensten. Voor het heffen van Brandweerrechten is het van belang, dat er sprake is van een dienst. Deze dienst moet worden verleend door of vanwege het gemeentebestuur.De rechten worden geheven conform de Verordening Brandweerrechten Oudewater 2005 met bijbehorende tarieventabel, vastgesteld door de raad in de openbare vergadering van 26 mei 2005.

3. De door de regionale brandweer aan de gemeente opgedragen specialistische taken.

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

Burgemeester en wethouders leggen ter vaststelling de gemeenteraad tenminste eenmaal per vier jaar een plan voor op welke wijze aan de inhoud van de in artikel 3 omschreven taken uitvoering zal worden gegeven (beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening).Dit plan omvat in elk geval een omschrijving van de financiële en personele middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de taken binnen het veld van incidentenbeheersing en risicobeheersing. 

Artikel 5 Regionale Brandweer Utrechts Land

Naast de in artikel 3, tweede lid, van de brandweerwet 1985 opgedragen taken, zijn aan de regionale Brandweer overgedragen de taken zoals opgenomen in de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht (VRU).

Artikel 6 Personeel en Organisatie

  • 1 Personeel algemeen

    1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een adequate personeelsvoorziening van de brandweer, zoals wordt vastgelegd in het meerjarenbeleidspan en in de meerjarenbegroting van de brandweer.Het personeel, bedoeld in lid 3

    a. kan zijn samengesteld uit personeel dat na vrijwillige beschikbaarstelling, aangesteld om anders dan bij wijze van beroep werkzaamheden bij de brandweer te verrichten;

    b. kan zijn samengesteld uit personeel dat is aangewezen om op grond van de voor hem geldende rechtspositieregeling van de gemeente om mede werkzaamheden bij de brandweer te verrichten.

    c. wordt geselecteerd conform de methodiek van het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrela6es zoals beschreven in "in goede banen; Competenties voor repressieve brandweerfuncties (2002) waarbij voor specifieke functies geldt dat:

    I. elke postcommandant en de plaatsvervanger is minimaal opgeleid op niveau onderofficier.

    II. elke officier (officier van dienst) is minimaal opgeleid op niveau officier.

    III. elke onderofficier (bevelvoerder) is minimaal opgeleid op niveau onderofficier. 

  • 2 Organisatie Bureau Brandweer De Waarden

    2. Het Bureau Brandweer De Waarden is opgebouwd uit een commandant met daaronder het team incidentenbeheersing en het team risicobeheersing, elk aangestuurd door een teamchef. Onder de teamchef incidentenbeheersing vallen de repressieve dienst, de preparatieve- en opleiding/oefentaken. Onder de teamchef risicobeheersing vallen de pro-actie- en preventietaken en de bedrijfsvoering. 

  • 3 Organisatie vrijwilligers

    3. De post Oudewater van de gemeentelijke brandweer heeft de volgende minimale bezetting:

    7 onderofficieren, waaronder 

    1 postcommandant en 

    1 plaatsvervangend postcommandant 

    23 manschappen 

    Per post geldt dat maximaal 50% van het aantal korpsleden in het bezit is van het diploma brandweerchauffeur/pompbediender.De totale bezetting van de post mag incidenteel door verloop of inwerkperiode van personeelsleden maximaal 20% afwijken van de hier genoemde aantallen.

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor die opleidingen en oefeningen van het brandweerpersoneel, die voor de taakuitvoering noodzakelijk zijn. De commandant levert hiertoe een jaarlijks geactualiseerde meerjarenbeleidplan over opleiden en oefenen aan.

Artikel 8 Instructie Commandant

De commandant heeft de algemene leiding en het bevel over de brandweer De Waarden, in overeenstemming met de voor hem door burgemeester en wethouders van Woerden vastgestelde instructies.De commandant stelt een hiervan afgeleide instructie op ten behoeve van de postcommandanten.Deze instructies dienen vooraf door het college van burgemeester en wethouders van Oudewater te worden goedgekeurd. 

Artikel 9 Materieel

  • 1 Het materieel van brandweer De Waarden en van de gemeentelijke brandweer voldoet aan alle wet- en regelgeving, is bepakt volgens de richtlijn van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en bestaat ten minste uit:

    Bureau Brandweer De Waarden

    1 commandovoertuig, met een maximale leeftijd van 7 jaar.

    1 Officier van Dienst voertuig, met een maximale leeftijd van 7 jaar.

    4 dienstvoertuigen afdeling incidentbestrijding, met een maximale leeftijd van 7 jaar

    4 dienstvoertuigen afdeling risicobeheersing, met een maximale leeftijd van 7 jaar.

    post Oudewater2 blusvoertuigen, met een maximale leeftijd van 15 jaar

    1 personeels-/materiaalvoertuig, met een maximale leeftijd van 10 jaar

    1 commandovoertuig, met een maximale leeftijd van 7 jaar.

  • 2 Door het Ministerie van Binnenlandse Zaken én Koninkrijksrelaties (BZK) is ten behoeve van het grootschalig optreden materieel gestationeerd in Woerden

  • 3 De commandant bepaalt de plaats waar en de wijze waarop het materieel, de specialistische functies en overige goederen van de brandweer worden ondergebracht.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Artikel 11 Opkomst

Voor de als zodanig door de Regionale Alarmcentrale aangemerkte spoedeisende hulpoproepen gelden voor de gealarmeerde brandweervoertuigen maximale opkomsttijden. De maximale opkomsttijd voor een spoedeisende oproep op een specifieke locatie in de gemeente wordt bepaald door de optelsom van de verwerkingstijd van de melding op de Regionale Alarmcentrale Utrecht (1 minuut), de opkomsttijd van het brandweerpersoneel in de kazerne en de feitelijke rijtijd van de kazerne tot de plaats incident. Voor het hele verzorgingsgebied zijn deze laatste twee (opkomsttijd en rijtijd) de normering berekend volgens de systematiek van het Regionaal Dekkingsplan en grafisch vastgelegd in de toelichting bij dit artikel, voor de situaties "werktijd (ma-vr 06:00-18:00)" en "buiten werktijd". Deze mogen in minimaal 80% van de gevallen niet worden overschreden.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als:"Verordening brandveiligheid en hulpverlening.”

  • 2 De verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van vaststelling.

  • 3 Op de in het tweede lid genoemde datum wordt ingetrokken: De Verordening betreffende de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer, vastgesteld op 2 februari 2006 met een inwerkingtreding op 3 februari 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2007.
de griffier, mw. D. van der Kamp
de voorzitter, mw. M.C.A.A. Ruigrok-Verreijt 

1

Algemene toelichting op de modelverordening brandveiligheid en hulpverlening

Leeswijzer

Hieronder komt eerst in algemene zin de taak van de gemeente aan de orde.

Daarna worden de grenzen die bij brand(on)veiligheid bereikt worden, aangegeven. Vervolgens worden argumenten gegeven om thans naast de brandrepressie ook de zorg voor de brandpreventie in een door de gemeenteraad vastgestelde beleidsplan vast te leggen. De wettelijke regelingen op het gebied van de brandveiligheid komen daarna aan de orde.

Taken van de gemeente bij brandveiligheid

Het bevorderen van de veiligheid van de burgers is een van de oudste kerntaken van de gemeentelijke overheid. Vanouds rekenen de gemeenten het tot hun taak om binnen het kader van de openbare veiligheid de brandveiligheid te behartigen.

De invulling daarvan is afhankelijk van politieke en bestuurlijke besluitvorming.

Het middelen die de gemeenten hiervoor beschikbaar stellen worden in hoge mate bepaald door de maatschappelijke beleving van brand(on)veiligheid. Er bestaat echter over het algemeen overeenstemming over de vraag wat er onder brandveiligheid wordt verstaan, namelijk dat het ongewenst is dat er slachtoffers vallen door brand (zowel bij de bevolking als bij de brandweer) en dat een brand onbeheersbaar wordt en niet meer valt te blussen.

Elke gemeente beschikt daarom bijvoorbeeld over een brandweerkorps dat in staat is zo nodig mensen te redden uit noodsituaties en branden te blussen. Ook stelt de overheid in diverse wetten vergunningen verplicht voor het brandveilig bouwen en gebruiken van bouwwerken.

Grenzen van brand(on)veiligheid

In absolute zin kunnen brand en ongevallen bij brand niet worden voorkomen. De overheid tracht wel zo weinig mogelijk brand en ongevallen bij brand te laten plaatsvinden. Uiteraard is elk slachtoffer dat valt bij een brand er één te veel en is elke schade die een brand aanricht kapitaalvernietiging. Een zeker (gering) aantal slachtoffers en een zekere brandschade worden evenwel door de maatschappij als onvermijdelijk beschouwd.

Een afwijking van een min of meer geaccepteerd niveau van brandveiligheid wordt niet aanvaard. De brand in een pension in Den Haag bijvoorbeeld waarbij in 1992 elf doden vielen, was voor de gemeente Den Haag aanleiding het beleid met betrekking tot de brandveiligheid verder aan te scherpen. Bij grote financiële schade ziet men een vergelijkbare reactie van brandschadeverzekeraars. Maar te zware brandveiligheidseisen accepteert de maatschappij ook niet. Deze worden al gauw als onnodig in de zin van overdreven en te duur ervaren. Dit laatste behoeft overigens een nuancering: situaties waar men zelf invloed kan uitoefenen (zoals thuis) worden als minder bedreigend ervaren dan situaties waar men onbekend is. Men verwacht in een hotel bijvoorbeeld- een door de overheid te controleren - hoger brandveiligheidniveaus dan thuis.

Beleidsplan: samenhang tussen brandpreventie en brandrepressie

De mate van brandveiligheid of het brandveiligheidniveau in een gemeente wordt in hoofdzaak bepaald door de inzet van de brandweer en de wijze waarop en gemeente uitvoering geeft aan de regelgeving ten behoeve van de brandpreventie. Brandpreventie en brandrepressie maken in samenhang deel uit van de zogenoemde veiligheidsketen, die bij de eerste integrale veiligheidsrapportage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken 1993 werd geïntroduceerd: proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg (1).

(1) Integrale veiligheidsrapportage 1993, uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken e.a. in april 1993.

Brandveiligheidsbeleid maakt ook deel uit van de Nota Veiligheidsbeleid 1995-1998 die het Kabinet aan de tweede Kamer heeft gestuurd(2).

Brandveiligheid is een ingewikkelde materie. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft zogenoemde brandbeveiligingsconcepten opgesteld om inzicht te krijgen in de vele krachten die invloed hebben op de brandveiligheid en om hun onderling verband aan te geven. Deze concepten zijn opgesteld langs de lijn van de hierboven beschreven veiligheidsketen.

Die relatie tussen brandpreventie (waaronder pro-actie) en de blus- en redkracht van de brandweer (waaronder preparatie) is ook het uitgangspunt van de brandveiligheidsconcepten.

De brand in het eerder genoemde Haagse pension was voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken aanleiding om in overleg met het toenmalige Ministerie van Welzijn, volksgezondheid en cultuur en de VNG een onderzoek te doen naar de wijze waarop de gemeenten de wettelijke taken op het gebied van de brandpreventie uitvoeren. Uit het in 1994 door SGBO verrichte onderzoek is gebleken dat het belangrijk is dat gemeenten aangeven op welke wijze zij hun verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid gestalte geven. Zij kunnen dat het beste doen in de vorm van een verantwoordelijkheid voor de (beleids)plan in relatie tot de organisatie, het beheer en de taak van de brandweer(3).

De publicatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken over "De brandweer en integrale veiligheid"(4) geeft ook aan dat het in samenhang beoordelen van brandpreventie en brandrepressie en een planmatige aanpak van brandpreventie noodzakelijk zijn:

"Oorspronkelijk was de brandweer uitsluitend gericht op het bestrijden van brand. Bij brand werd steeds de hulp van de brandweer ingeroepen. Bijgevolg kreeg het brandweer personeel een unieke kennis over en ervaring met brand en brandgevaar. Vanuit die kennis bleek dat de noodsituaties vaak hadden kunnen voorkomen, als vooraf enige (eenvoudige) maatregelen zouden zijn genomen. Doordat de slachtoffers onbekend waren met de brandrisico's, lieten ze zulke maatregelen eenvoudig na.

De brandweerorganisatie zelf beschikt niet over instrumenten waarmee ze maatregelen kan treffen ter beheersing van de brandveiligheid, behalve dan door blussen. Het bestuur beschikt wel over instrumenten waarmee het niveau van brandveiligheid kan worden verhoogd. Onder invloed van de brandweer is het bestuur die instrumenten gaan gebruiken voor de beheersing van brandveiligheid. Zo is het brandpreventiebeleid van de grond gekomen. Daar waar toegepast is brandpreventie als instrument zeer succesvol gebleken en dient daarom -waar mogelijk- zeker verder te worden ontwikkeld".

In het "samenwerkingsprotocol afstemming programma's op terrein van het integrale veiligheidsbeleid" tussen de binnenlandse zaken en van justitie en de VNG is afgesproken dat de VNG(5) in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken een model zal ontwikkelen ter bevordering van het brandveiligheidsbeleid.Bovenstaande ontwikkelingen geven de noodzaak van een gemeentelijk beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening.

Wetgeving voor gemeenten

(2) Nota Veiligheidsbeleid van 16 juni 1995, met briefnummer E95N1399, gestuurd aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

(3) Onderzoek "Brandveiligheid gebouwen" door SGBO, Onderzoeks- en adviesbureau van de VNG, juni 1994 

(4) De brandweer en integrale veiligheid, een verkenning, uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, januari 1995

(5) Samenwerkingsprotocol afstemming programma's op het terrein van het integrale veiligheidsbeleid tussen de Ministeries van Binnenlandse Zaken en van Justitie en de Vereniging van Nederlandse gemeenten , 29 juni 1995.

De wetgever heeft de taken en bevoegdheden van gemeenten neergelegd in een viertal wetten, die –op het terrein van brandveiligheid en hulpverlening - elk hun eigen doelstelling hebben, te weten:

=de Gemeentewet, waarin naast algemeen verordende bevoegdheid voor onder meer het onderwerp brandveiligheid ook het opperbevel van de burgemeester is geregeld;

= de Brandweerwet, met het doel de brandveiligheid - in het bijzonder de organisatie van de brandweer- in algemene zin te regelen;

= de Woningwet, met het doel het brandveilig bouwen en gebruiken van brandveilige bouwwerken te bevorderen;

=de Wet milieubeheer, met het doel het milieu te beschermen, ook tegen de gevolgen van brand.

Laatstgenoemde wet is van toepassing op zogenoemde inrichtingen waarmee zowel bouwwerken als 'niet-bouwwerken' (bijvoorbeeld aangemeerde hotelboten, feesttenten, open terreinen en dergelijke) worden bedoeld. Voor de brandveiligheid betekent dit dat voorzieningen moeten worden getrokken om nadelige gevolgen van brand voor het milieu als gevolg van werkzaamheden en de opslag van gevaarlijke stoffen te vermijden. Ten behoeve van een duidelijke organisatie met betrekking tot het stellen van eisen voor de brandveiligheid gaan wij ervan uit dat de gemeente op grond van deze wet alleen eisen zal stellen als dat niet mogelijk is op grond van de Woningwet. De Woningwet heeft immers de brandveiligheid in het bijzonder tot doel van de Wet milieubeheer heeft dit 'slechts' in relatie tot het milieu. Bovendien kan in preventieve zin het bestemmingsplan (Wet op de ruimtelijke ordening) een bijdrage leveren aan de brandpreventie bij het aanwijzen van bestemmingen.

Uitvoering wetgeving door het rijk

Een vijfde wet waarin brandveiligheid een rol speelt is de Arbeidsomstandighedenwet. De uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet is evenwel niet opgedragen aan gemeenten. Deze wet wordt hier genoemd omdat op grond van de Arbeidsomstandighedenwet de Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (inspectiedienst SWZ) brandpreventie-eisen kan stellen ten behoeve van werknemers en bezoekers. Daarnaast is deze wet van belang omdat op grond hiervan het besluit bedrijfshulpverlening van kracht is. Dit besluit verplicht iedere werkgever- dus ook gemeenten - een bedrijfshulpverleningsorganisatie te hebben.

Artikelsgewijze toelichting op de modelverordening brandveiligheid en hulpverlening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn opgenomen ten behoeve van het bepaalde in de artikelen 3 en 5.Het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand kan met preventieve voorzieningenen/of met repressieve middelen worden bereikt. Vandaar dat het beperken van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand onder preventieve en repressieve taken is vermeld.

Artikel 2 Gemeentelijke brandweer

Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 stelt dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien als gevolg van samenwerking met andere gemeenten een regeling terzake tot stand gekomen is.

Artikel 3 Taken brandweer

Lid 1

Uit artikel 1, vierde lid, en artikel 12 van de Brandweerwet 1985 juncto het zesde lid van artikel 1 volgt dat de taken van de brandweer in elk geval bestaan uit de feitelijke uitvoering terzake van werkzaamheden van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

Dat brandrepressie, voortvloeiend uit de zorgnormen, tot de taak van de brandweer behoort, staat uiteraard buiten twijfel. Dit is niet zo vanzelfsprekend met de advisering over brandpreventieve voorzieningen. Artikel 100, eerste lid, van de Woningwet stelt dat het gemeentebestuur voorziet in het bouw- en woningtoezicht, dat in elk geval onder meer tot taak heeft het binnen de gemeente uitoefenen van toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, zoals de Bouwverordening en het Bouwbesluit. Het tweede lid van artikel 100 geeft aan dat burgemeester en wethouders ambtenaren kunnen aanwijzen die belast zijn met (onderdelen van) dit toezicht. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in de gemeente Woerden de brandweer is belast met de advisering in het kader van de brandpreventie en gemandateerd is in het kader van de afgifte en handhaving van de gebruiksvergunningen.

De vraag dringt zich op of de hierboven bedoelde wetten en regelingen aangeven dat bepaalde gemeentelijke diensten het exclusieve recht kunnen doen gelden om met de uitvoering van de brandveiligheids voorwaarden uit de Bouwverordening en het Bouwbesluit belast te zijn.

In de memorie van toelichting op de herziening van de Woningwet zeggen de betrokken bewindslieden dat in artikel 100 niet is bepaald dat er een gemeentelijke dienst of organisatie bouw- en woningtoezicht moet zijn, doch dat het gemeentebestuur in het bouw- en woningtoezicht voorziet.

Dit betekent, dat het aan het gemeentebestuur wordt overgelaten te bepalen op welke wijze daarin wordt voorzien. Als voorbeelden worden genoemd: een gemeentelijk bouw- en woningtoezicht of een bouw- en woningtoezicht op basis van een gemeenschappelijke regeling dan wel anderszins, waarbij gedacht kan worden aan een geprivatiseerde vorm van toezicht. Als gevolg van deze ruime uitleg van het ‘voorzien in het bouw- en woningtoezicht’ kunnen ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheidsvoorschriften brandweerfunctionarissen worden aangewezen.

Lid2

Onder a en b kan de gemeente opnemen welke taken de brandweer verricht anders dan de wettelijke taken. Deze betreffen over het algemeen de (betaalde) dienstverlening door de brandweer.

Het bepaalde onder a en b kan worden aangevuld met andere taken (onder c, d enz.), zoals het verzorgen van het ambulancevervoer, garagewerkzaamheden en andere niet-wettelijke taken.

Terzijde wordt opgemerkt dat kosten die de brandweer heeft gemaakt voor de hier opgenomen niet-wettelijke taken kunnen worden verhaald als deze werkzaamheden zijn opgenomen in de legesverordening van de gemeente. De kosten voor het reinigen van wegen en terreinen bij ongevallen en bij milieu-incidenten, voor zover deze niet te maken hebben met het wegnemen van onmiddellijk gevaar voor mens en dier, kunnen dan worden verhaald

Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening

De aan burgemeester en wethouders opgedragen zorg voor de brandveiligheid, zoals deze in wetgeving is omschreven (zie paragraaf 2.5 van de algemene toelichting), betreft in hoofdzaak de zorg voor een redelijke brandpreventie en een redelijke brandrepressie, alsmede de voorbereiding daarop: de pro-actie en de preparatie. In paragraaf 2.4 van de algemene toelichting is de noodzaak aangegeven de brandpreventie en de brandrepressie in samenhang te beoordelen.

(6) TK vergaderjaar 1986-1987, 20 066, nr. 3.

Een beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening geeft aan op welke wijze de gemeente voor een bepaalde periode uitvoering geeft aan de zorgplicht voor de brandveiligheid, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijk aandeel in de rampenbestrijding.

In een plan dat burgemeester en wethouders periodiek aan de gemeenteraad voorleggen, wordt onder meer het gewenste brandveiligheidniveau beschreven. Het brandveiligheidniveau van een gemeente wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer (in samenwerking met de regionale brandweer) en anderzijds het brandpreventie niveau van die gemeente. Het brandpreventieniveau in de gemeente wordt deels bepaald door de keuze van het (vooral bouwkundige) brandpreventieniveau die de gemeenteraad maakt binnen de bandbreedte die het Bouwbesluit toestaat voor bestaande bouwwerken en deels door de handhaving van die keuze.

Nadere beschouwing van deze wat abstracte formulering laat zien dat het nodig is een oordeel te hebben over de repressieve sterkte van de brandweer met het oog op de brandbestrijding, de hulpverlening anders dan bij brand en het gemeentelijke aandeel in de rampenbestrijding (zie bijlage 3). Vervolgens zal het gemeentebestuur zich ook een oordeel moeten vormen over het gewenste brandpreventieniveau, de handhaving daarvan en de daarmee samenhangende financiële en personele consequenties.

Met behulp van de analyse van brandonveiligheid (zie bijlagen 1 en 2 van het model brandveiligheid en hulpverlening) kan inzicht worden verkregen in de gebeurtenissen die van invloed zijn op het verloop van een brand en de acties die daarop moeten volgen om de negatieve gevolgen van een brand zo gering mogelijk te doen zijn, zoals de inzet van de brandweer en een interne ontruimingsorganisatie.

In het beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening geven burgemeester en wethouders tevens aan welke van de gemeentelijke taken zijn uitbesteed aan de regionale brandweer en welke taken de gemeentelijke brandweer eventueel voor de regio uitvoert. Ook bevat het beleidsplan een omschrijving van de organisatiestructuur van de brandweer, waarin in ieder geval de verdeling van de werkzaamheden tussen de vrijwilligers en de beroepsbrandweer is aangegeven.

Artikel 5 Regionale taken

Het niveau van veiligheid in een regio op het gebied van de brandweerzorg en hulpverlening, alsmede dat van de rampenbestrijding is de uitkomst van de optelsom van de verschillende niveaus van de gemeenten in zo'n regio. In regionaal verband maken gemeenten afspraken over deze niveaus, opdat een balans ontstaat tussen de gemeenten onderling en tussen de gemeenten en de regio.

In mei 1995 is het Project Versterking Brandweer (PVB) van start gegaan. Doelstelling van het plan is de brandweer te versterken, waarbij de nadruk ligt op de rampenbestrijding.

Het projectprogramma van het Project Versterking Brandweer(7) werkt deze doelstelling nader uit:

‘Het eindresultaat van het PVB is een versterkte brandweerorganisatie die optimaal uitvoering kan geven aan rampenbestrijding en brandweerzorg in iedere regio.

Deze brandweerorganisatie is een samenwerkingsverband tussen gemeentelijke brandweren en de regionale onderdelen. Om tot een toereikend niveau van zorg in de gehele regio te komen zijn door de gemeenten onder regionale regie bindende afspraken gemaakt omtrent het kwaliteitsniveau van brandweerzorg en rampenbestrijding.

Het ontwerpen van de organisatie is een verantwoordelijkheid van het bestuur van de regionale brandweer (regionale brandweerorganisatie: de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, VNG) en wordt vastgelegd in een regionaal organisatieplan’.

Bij de uitvoering van het Project Versterking Brandweer maakten de opdrachtgevers, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de regionale brandweerorganisaties, gebruik van zogenoemde referentiekaders. Hierin legden zij in overleg met het veld richtlijnen vast voor het niveau van de rampenbestrijding en als gevolg hiervan voor het niveau van de brandweerzorg en hulpverlening in regionaal verband. De referentiekaders van het Project Versterking Brandweer hebben betrekking op alle onderdelen van brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding.

In artikel 5 gaat het om op regionale schaal op te pakken gemeentelijke taken. Deze kunnen worden onderscheiden in taken die kunnen worden uitgevoerd door een regionale brandweerorganisatie en/of door een of meer gemeenten. Gemeenten moeten daarvoor met de regio afspraken maken.

(7) Project programma Versterking Brandweer, uitgegeven door het Landelijk Projectbureau Versterking Brandweer en het Ministerie van binnenlandse zaken en de Koninklijke Nederlandse Brandweervereniging, 1995

Het is bijvoorbeeld niet nodig dat alle gemeenten op alle gebieden, de brandweerzorg en hulpverlening en de rampenbestrijding betreffende, specialist zijn.

Als gevolg van het bovenstaande valt er onderscheid te maken tussen verschillende taken. Namelijk de taken die een regionale brandweer verplicht, op grond van de wet, moet uitvoeren, zoals in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 is omschreven, de regionale werkzaamheden die een gemeente op verzoek van de regio uitvoert alsmede werkzaamheden die de regio uitvoert op verzoek van een of meer gemeenten. Deze werkzaamheden kunnen het beste in een overeenkomst worden vastgelegd.

Gemeentelijke taken die door de regionale brandweer worden uitgevoerd, moeten daarentegen in artikel 5b worden aangegeven, zodat vastligt dat de gemeente aan de wettelijke verplichting voldoet.

In de Brandweerwet 1985 is aangegeven dat gemeenten en (regionale) brandweren taken hebben. De uitvoering van die taken kan flexibel geschieden. Aan de ene kant kan een regionale brandweer met de verschillende gemeenten overeenkomen alle taken uit te voeren, anderzijds kunnen gemeenten in regionaal verband afspreken dat zij alle taken zelf uitvoeren. Alle variaties daartussen zijn ook mogelijk. Van belang is dat de taken worden uitgevoerd én dat vastligt wie dat doet.

Burgemeester en wethouders dragen overigens bij de uitvoering van deze verordening en overige regelingen, met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer, zorg voor de goede coördinatie met de gemeenschappelijke regeling voor de regionale brandweer waar de gemeente aan deelneemt.

Artikel 6 Personeel

In de Verordening brandveiligheid en hulpverlening legt de gemeenteraad het aantal personeelsleden vast dat ter behartiging van de veiligheid ten minste belast is met preventieve en/of repressieve taken. Het is mogelijk dat personeelsleden met beide taken zijn belast. In het beleidsplan brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 4 kan naar boven toe worden afgeweken van dit aantal.

De personeelsformatie voor preventieve taken volgt uit de keuze voor het te handhaven brandveiligheidniveau in de gemeente. De gemaakte keuze ligt vast in het in artikel 4 bedoelde

beleidsplan brandveiligheid.

De personeelsformatie voor de repressieve taken is afhankelijk van het materieel dat volgt uit het dekkingsplan voor brandrisico en het (dekkings)plan voor hulpverlening anders dan bij brand.

De personele bezetting bestaat grotendeels uit vrijwilligers. Voor alle posten geldt een kanspiket. Er zijn minimaal zes personen nodig om het blusvoertuig te bezetten. De praktijk heeft geleerd dat – om de bezetting bij een kanspiket te kunnen garanderen - het benodigd aantal personen tussen de 200 tot 250 procent moet liggen, respectievelijk voor posten met 2 tankautospuiten en posten waar maar 1 tankautospuit is gestationeerd. Deze overdimensie is mede noodzakelijk om adequaat te kunnen reageren op incidenten die boven de standaardbezetting uitgaan, voor het kunnen honoreren van verzoeken om bijstand en voor de uitvoering van de rampbestrijdingstaak.

Voor Oudewater is de korpssterkte als volgt bepaald: 

 

aantal

%

Totaal

Onderofficier

Postcom

1

100

1

1

Piv.postcom

1

100

1

1

832

6

200

12

2

833

6

200

12

2

838

2

200

4

1

TOTAAL

-

 

30

7

Artikel 7 Opleiding en oefening

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de opleiding en oefening van het brandweerpersoneel door onder meer het vaststellen van een meerjarenopleidings- en oefenplan. Het Project Versterking Brandweer en de herziene Leidraad Oefenen geven hiervoor referentiekaders.

Artikel 8 instructie Commandant

Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag voor de eenhoofdige leiding en de gezagsverhouding, die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn. De instructie voor de commandant zal naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten. In dit verband valt bovendien te denken aan het in goede staat doen verkeren van het materieel, de gebouwen, de installaties, de materialen en de overige goederen van de brandweer, alsmede de kleding en uitrusting van het personeel.

Daartoe zullen periodieke inspecties, controles en beproevingen noodzakelijk zijn, waarvan de uitvoering bij instructie aan de commandant wordt opgedragen.

Ten slotte ware als gemachtigde van de burgemeester tot het aanvragen en verlenen van bijstand bij instructie in ieder geval de commandant aan te wijzen.

Volledigheidshalve zij hier nog vermeld dat de verdere gang van zaken bij intra- en interregionale bijstandsverlening is geregeld in of op grond van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling inzake de regionale brandweer.

Artikel 173 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester het opperbevel heeft bij brand, alsmede bij ongevallen anders dan brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. Om tevoorkomen dat daarbij getreden wordt op het terrein van anderen, is de beperking aangebracht dat de brandweer bij bedoelde ongevallen een taak moet hebben.

Het hier bedoelde opperbevel houdt in de bevoegdheid van de burgemeester als politieautoriteit en hoogste burgerlijke overheid ter plaatse tot het (bij brand e.d.) nemen van maatregelen ter handhaving van de openbare orde en van buitengewone, in het eigendomsrecht ingrijpende, maatregelen (onverwijlde inbezitneming in verband met de openbare veiligheid).

Daarnaast brengt de term opperbevel tot uitdrukking dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid en de bestuurlijke coördinatie bij de brandbestrijding e.d. in handen van de burgemeester liggen.

Voor de postcommandanten wordt door de commandant een instructie opgesteld.

Deze instructies dienen vooraf door het college van burgemeester en wethouders van Oudewater te worden goedgekeurd.

Artikel 9 Materieel

Uit het dekkingsplan voor het brandrisico en het (dekkings)plan voor de hulpverlening anders dan bij brand volgt de vereiste repressieve capaciteit van de brandweer. Deze bepaalt de hoeveelheid materieel die ingezet moet kunnen worden. In dit artikel legt de gemeenteraad de minimale hoeveelheid en het soort materieel vast. Het hier vastgelegde en in te zetten materieel kan van de gemeente zelf zijn, door de regio worden ingezet en/of door particulieren door middel van waakvlamovereenkomsten worden geleverd.

Artikel 10 Bluswatervoorziening

Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet t985 geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequate bluswatervoorziening.

Bluswater kan worden verkregen uit het drinkwaternet, een apart bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers en geboorde putten. Aan elk van deze 'bluswaterbronnen' zijn nadelen verbonden.

* Het drinkwater is een kostbare zaak en een goede kwaliteit drinkwater is van levensbelang.Waterleidingbedrijven kunnen niet altijd gezond drinkwater garanderen als de brandweer door het blussen van branden voor verlaging van de druk in het leidingnet zorgt. Daarenboven is het aanhouden van een grotere doorsnede van een leiding om drukverlaging te voorkomen uit een oogpunt van volksgezondheid niet altijd gewenst, omdat het water onder normale omstandigheden dan te weinig doorstroomt.

* Open water en speciale blusvijvers hebben het nadeel dat deze dichtgevroren kunnen zijn.

* Geboorde putten vereisen een regelmatige controle en onttrekken bij gebruik (te) veel grondwater.

* Een speciaal bluswaterleidingnet is kostbaar en komt alleen in beeld bij industrieterreinen en dergelijke.

Bluswater kan het beste uit zoveel mogelijk verschillende 'waterbronnen' worden verkregen. Voor de eerste inzet van de brandweer zijn de tankautospuit waarin standaard 1500 of 1600 liter water voor onmiddellijk gebruik is opgeslagen en het drinkwaterleidingnet de meest geëigende middelen om voor bluswater te zorgen, omdat dan nog het minste bluswater nodig is. Branden op plaatsen waar geen drinkwaterleiding aanwezig is of waar dat leidingnet te weinig capaciteit heeft, moeten met water uit een tankwagen of op andere wijze worden geblust. Voor het vervolg van de brandbestrijding kan – zo nodig van een grotere afstand en na enige tijd - water worden gehaald uit een blusvijver of ander open water.

Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening kan een gemeente op grond van de (model-)bouwverordening een niet-openbare bluswatervoorziening eisen, bijvoorbeeld als voorwaarde voor het verlenen van een bouwvergunning. Dit komt voor bij ver van de bebouwde kom gelegen bouwwerken of indien een grote hoeveelheid bluswater ineens nodig is, bijvoorbeeld bij een sprinklerinstallatie. De gemeente bepaalt waar de grens ligt tussen de publieke plicht om voor voldoende bluswater te zorgen en de noodzaak voor anderen dat te doen. Van belang is het hier nogmaals te vermelden dat brandbestrijding een publieke taak is. Zie voorts het ter inzage gelegde CCRB-bulletin.

Artikel 11 OpkomstTijdens werktijd, maandag tot en met vrijdag van 06:00 tot 18:00 geldt de volgende opkomst en rijtijd in de gemeente. Plattegrond en legenda zijn op te vragen bij de gemeente.

Buiten werktijd, maandag tot en met vrijdag van 18:00 tot 06:00, zaterdag, zondag feestdagen geldt de volgende opkomst en rijtijd naar locaties in de gemeente. Plattegrond en legenda zijn op te vragen bij de gemeente.

Artikel 12 Citeertitel en in werking tredenDe Verordening brandveiligheid en hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten worden gezonden.