Verordening Wet Inburgering 2011 gemeente Oudewater

Geldend van 16-02-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet Inburgering 2011 gemeente Oudewater

De raad van de gemeente Oudewater,

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 januari 2011;

Gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

Gelet op de artikelen 8, 19. vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid van het Besluit inburgering;

Besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening Wet Inburgering 2011 gemeente Oudewater 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater;b. de wet: de Wet inburgering;

  • 2 De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Informatieverstrekking

  • 1 Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot voorzieningen.

  • 2 Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    a. loket van de afdeling Sociale Zaken in het stadhuis van Woerden;

    b. de gemeentepagina in een lokale krant;

    c. gemeentelijke website. 

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen omtrent de voorzieningen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1 Het college laat personen met een lage positie op de participatieladder bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening; speciale aandacht geldt daarbij voor:

    a. uitkeringsgerechtigden;

    b. personen met opvoedingstaken. 

  • 2 Het college legt de eventueel aanvullende voorwaarden voor het aanbieden of vaststellen van een voorziening in beleidsregels vast.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1 Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandig¬heden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

  • 2 Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer onderdelen bevatten die zijn gericht op arbeid of participatie.

  • 3 Indien de aan de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar tevens een re-integratie¬voorziening is aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de re-integratievoorziening wordt afgestemd.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1 Het college kan op verzoek een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget vaststellen dan wel in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar opnemen indien de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar individuele wensen of behoeften heeft ten aanzien van zijn inburgering waarvoor het aanbod van een andere dan de reguliere aanbieder van inburgeringsvoorzieningen beter passend is.

  • 2 Het college keurt het voorstel voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    a. naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    b. wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat houder is van het keurmerk Inburgeren van de stichting Blik op Werk.

  • 3 Het college keurt het voorstel voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    a. naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    b. wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat houder is van het keurmerk Inburgeren van de stichting Blik op Werk. 

  • 4 Als het college het voorstel voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgerings¬budget heeft goedgekeurd, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Hoofdstuk 3 Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 6 Vaststellen van de voorziening

Voor inburgeringsplichtigen die in aanmerking komen voor een voorziening stelt het college een voor¬ziening direct vast.

Artikel 7 Inning van de eigen bijdrage

  • 1 De inburgeringsplichtige betaalt de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, achteraf.

  • 2 Betaling in ten hoogste zes termijnen is mogelijk.

  • 3 Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de betalingsverplichting en de wijze van betaling vast.

Artikel 8 Verstrekken van een premie

  • 1 Het college verstrekt aan de deelnemer die de in artikel 6 genoemde eigen bijdrage moet betalen een premie ter hoogte van de eigen bijdrage indien deze:

    a. is geslaagd voor het inburgeringsexamen, het staatsexamen NT2 I of NT2 II of de beroeps¬opleiding waarvan de taalkennisvoorziening onderdeel uitmaakt; of

    b. op grond van aangetoonde inspanningen door het college geheel is ontheven van de inburgeringsplicht. 

  • 2 Uitbetaling van de premie als genoemd in lid 1 vindt plaats door verrekening met de eigen bijdrage.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het meewerken aan het inburgeringsonderzoek;

b. het meewerken aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening;

c. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

d. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

e. het deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op of vóór een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

f. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de voorziening;

b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

d. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgerings¬plicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

 

Hoofdstuk 4 Het opleggen van administratieve boetes

Artikel 11 De bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1 Het college legt een boete op van ten hoogste € 100 indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2 Het college legt een boete op van ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige de verplichtingen, bedoeld in artikel 9 van deze verordening, onvoldoende nakomt.

  • 3 Het college legt een boete op van ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de wet, bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet, verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, derde lid, bedraagt ten hoogste € 1.000 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

Hoofdstuk 5 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 13 De eigen bijdrage

De vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage verschuldigd als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet.

Artikel 14 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet, één of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

a. het deelnemen aan de voorziening;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d. het voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan.

 

Artikel 15 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college de volgende sancties opleggen:

a. een boete van maximaal € 250 als er sprake is van het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 14 van deze verordening;

b. een boete van maximaal € 500 bij herhaling van het niet nakomen van een verplichting.

 

Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college de volgende sancties opleggen:

a. een boete van maximaal € 250 als er sprake is van het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 14 van deze verordening;

b. een boete van maximaal € 500 bij herhaling van het niet nakomen van een verplichting.

 

Artikel 17 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie.

  • 2 De verordening Wet inburgering 2009 wordt met ingang van die datum ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Wet inburgering 2011 gemeente Oudewater”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 februari 2011,
De griffier, mr. R.P.A. van Aalst,
 De voorzitter, mw. M.C.A.A. Ruigrok-Verreijt 

Toelichting 1 Algemene toelichting en artikelsgewijze toelichting

Algemene toelichting

De Wet inburgering

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald. Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Opdracht gemeenten

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

Verordening

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

• De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

• Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

• Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

• Facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

• Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

• Het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

Doelgroepen

Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Het vaststellingstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een voorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Wanneer de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

De IASZ-gemeenten hebben reeds eerder verkozen het vaststellingsstelsel te hanteren. Hierin wordt met deze nieuwe verordening geen wijziging voorgesteld.

De procedure van het vaststellen van een voorziening

Het vaststellen van een voorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

  • 1.

    In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);

  • 2.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;

  • 3.

    De inburgeringsplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

  • 4.

    Het college acht een voorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de voorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening. Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst. De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24 e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering).

Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf. Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden. Voor het overige spreekt de inhoud van dit artikel voor zichzelf.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Dit artikel in de verordening stelt vast welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen te organiseren.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel worden de doelgroepen aangeduid die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening. In de eerste plaats betreft dit uitkeringsgerechtigden omdat bij heb de inburgering mede ten dienste staat van uitstroom uit de uitkering en het verwerven van een financieel onafhankelijke positie. De tweede groep betreft personen met opvoedingstaken met het oog op het voorkomen van taalachterstanden bij kinderen. De derde groep betreft personen met een participatie-achterstand. Voor hen is inburgering met name van belang om de mogelijkheden van participatie in de maatschappij te vergroten. Door het gebruik van de term “bij voorrang” behoudt het college de mogelijkheid om ook personen buiten deze doelgroepen in aanmerking te laten komen voor een voorziening.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In dit artikel wordt geregeld dat zo veel als mogelijk maatwerk wordt geleverd bij het aanbieden of vaststellen van de voorzieningen. Een uitzondering geldt voor geestelijke bedienaren. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor deze groep wordt geregeld bij ministeriële regeling. Om het belang van duale voorzieninen waarin inburgering en participatie worden gecombineerd te benadrukken is bepaald dat een duale component onderdeel kan uitmaken van de voorziening. Overigens maakt voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). In het derde lid is bepaald dat in geval van samenloop van inburgering en re-integratie de voorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat beide voorzieningen adequaat worden gecombineerd en dat een inburgeringsprogramma het re-integratieproces zo veel mogelijk ondersteunt.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

In dit artikel is hoe verzoeken om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget worden behandeld. Gekozen is om niet bij verordening de vormvereisten voor zo’n verzoek te bepalen.

Het tweede en derde lid staan de criteria aan de hand waarvan het college het voorstel voor een voorziening goedkeurt. Het spreekt voor zich dat het programma passend moet zijn om de deelnemer te laten slagen voor het examen waarvoor hij zich voorbereidt. Daarnaast worden eisen gesteld aan de deskundigheid van het bedrijf. Dit is geconcretiseerd door als vereiste op te nemen dat het bedrijf een keurmerk heeft dat landelijk is erkend.

In het vierde lid van dit artikel wordt geregeld dat de gemeente na goedkeuring van het voorstel een overeenkomst sluit met het bedrijf.

Artikel 6 Vaststellen van de voorziening

In dit artikel is de keuze voor het vaststellingsmodel vastgelegd. Dit betekent dat een inburgeringsplichtige niet eerst een aanbod krijgt dat hij al dan niet kan accepteren, maar meteen verplicht is om medewerking te verlenen aan de voorziening die het college passend acht.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

In dit artikel van de verordening wordt geregeld wanneer en hoe de inburgeringsplichtige de wettelijke verplichte eigen bijdrage moet betalen.

Artikel 8 Verstrekken van een premie

In dit artikel is geregeld dat het college een premie verstrekt aan inburgeringsplichtigen die hun examen hebben behaald en daarmee aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan en aan personen die op grond van aantoonbaar geleverde inspanning zijn ontheven van hun inburgeringsplicht. De hoogte van de premie is gelijk aan de eigen bijdrage en wordt hiermee verrekend.

Artikel 9 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald.

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Dit artikel regelt de hoogte van de boetes voor de verschillende overtredingen. In artikel 34 WI zijn de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

Artikel 37 WI bepaalt dat het college géén bestuurlijke boete kan opleggen als in het geval van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening dezelfde gedraging zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor een sanctie in het kader van de uitkering.

Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel regelt dat de op te leggen boete wordt verhoogd bij herhaling van de overtreding. De termijn waarbinnen sprake is van een herhaling van een overtreding is bepaald op 12 maanden.

Artikel 13 Geen eigen bijdrage vrijwillige inburgering

In dit artikel is geregeld dat vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen. De gemeenteraad kan dit bij verordening bepalen (artikel 24e, tweede lid, WI).

Artikel 14 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 9 van de verordening).

Artikel 15 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

In dit artikel is geregeld welke sancties worden opgelegd als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn vastgelegd in de overeenkomst niet nakomt. Hierbij is aansluiting gezocht ij de boetes die aan inburgeringsplichtigen worden opgelegd.

Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening bevat dezelfde onderwerpen als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 17 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 CiteertitelDit artikel spreekt voor zich.