Regeling vervallen per 11-04-2018

Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2015

Geldend van 21-07-2015 t/m 10-04-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2015

Onderwerp: Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2015

Ons kenmerk: 15RB000072

Nr. 9a

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het raadsvoorstel van het de werkgroep Voorziening namens het presidium van

3 juni 2015;

gehoord het advies van de voorbereidende vergadering van 30 juni 2015;

gelet op artikel(en) 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet en Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2015

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Burgerlid: een door de raad benoemd lid van de fractie, die namens de fractie mag deelnemen aan het raadspreekuur en voorronden;

  • b.

    Raadspreekuur: een bijeenkomst voor raads- en burgerleden als bedoeld in artikel 18 van het Reglement van orde politieke avond gemeente Overbertuwe;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, inclusief alle wijzigingen;

  • d.

    Regeling rechtspositie wethouders: de regeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 januari 2004, Stcrt. 41, als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders, inclusief alle wijzigingen;

  • e.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, Stcrt. 56, inclusief alle wijzigingen;

  • f.

    Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, Stcrt. 181, inclusief alle wijzigingen;

  • g.

    Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, Stcrt. 212, inclusief alle wijzigingen;

  • h.

    Voorronde: een of meerdere vergaderingen, als bedoeld in artikel 19, eerste van het Reglement van orde politieke avond gemeente Overbetuwe, met als doel voorbereiding op toekomstige besluitvorming.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 5 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Berekening en betaling van de vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van een kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in artikel 2 van deze verordening en artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen bedoeld in artikel 2 van deze verordening en artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden gebeurt in maandelijkse termijnen.

Artikel 4 Reiskosten

  • 1.

    Aan het raadslid worden de voor de gemeente gemaakte kosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 5 Verblijfskosten

  • 1.

    De noodzakelijk en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

  • 2.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Scholing

  • 1.

    Het raadslid dat aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wilt deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komen altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 5.

    De kosten van scholing betaalt een raadslid uit zijn persoonlijk budget.

  • 6.

    In de gevallen waarin dit artikel niet voorziet beslist het seniorenconvent.

Artikel 7 Persoonlijk budget en computerapparatuur

  • 1.

    Ieder raadslid kan gedurende het lidmaatschap van de raad beschikken over een persoonlijk budget van € 1.250. Bij aanvang van de zittingsperiode wordt voor de gehele zittingsperiode dit budget toegekend.

  • 2.

    De kosten van scholing genoemd in artikel 6, met uitzondering van de kosten van scholing die namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, kunnen worden gedeclareerd uit het persoonlijk budget. Ook de daarmee samenhangende noodzakelijke reis- en verblijfkosten kunnen ten laste van dit budget worden gedeclareerd tot het niveau zoals in artikel 4, tweede lid, sub a. en b. van deze verordening is gesteld.

  • 3.

    Op aanvraag kan aan een raadslid, indien wordt voldaan aan het noodzakelijkheids-criterium, een volledige tegemoetkoming worden verstrekt voor de aanschaf van een tablet of een laptop en een printer, tegen overlegging van een aankoopnota. Vaste abonnementskosten van internet evenals aansluit- en gesprekskosten e.d. zijn uitgesloten van vergoeding. De verstrekte vergoeding voor de aanschaf van een tablet of laptop en een printer komt ten laste van het persoonlijk budget.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor burgerleden (niet zijnde raadsleden)

Artikel 8 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    Een burgerlid ontvangt voor het bijwonen van het raadspreekuur en/of een voorronde een vergoeding als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden die gelijk is aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

  • 2.

    De betaling van de vergoeding genoemd in het eerste lid gebeurt per kwartaal.

Artikel 9 Reis- en verblijfskosten

Voor de reis- en verblijfskosten wordt een vergoeding verstrekt conform de artikelen 4 en 5.

Artikel 10 Scholing

  • 1.

    Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing op burgerleden.

  • 2.

    Een burgerlid ontvangt voor de kosten van scholing gedurende de zittingsperiode van de raad een persoonlijk opleidingsbudget van € 500. Dit bedrag is inclusief de daarmee samenhangende noodzakelijke reis- en verblijfkosten.

Hoofdstuk 4 Procedure van declaratie

Artikel 11 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen, of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 12 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten bedoeld in de artikelen 4, 5 en 9 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, indien deze kosten uit eigen middelen zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid of burgerlid dient het declaratieformulier binnen 3 maanden na het maken van de kosten in bij de griffie, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 13 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

De vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 6, 7 en 10 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Werkkostenregeling

Gelet op de Wet loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder f van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 15 Hardheidsclausule

De raad kan één of meerdere artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of

daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het vergoeden van kosten,

leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Intrekking oude regeling

De Verordening voorzieningen raads- en burgerleden en gemeente Overbetuwe 2014, zoals vastgesteld bij besluit van 27 maart 2014, wordt ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2014, uitgezonderd de artikelen 7, 10 en 14 over het persoonlijk budget, het persoonlijk opleidingsbudget voor burgerleden en de Werkkostenregeling. Deze laatste artikelen werken terug tot 1 januari 2015.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 14 juli 2015.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
drs. A.J. van den Brink MBA
de voorzitter,
drs. A.S.F. van Asseldonk

Toelichting bij de Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente

Overbetuwe 2015

Algemene toelichting

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van raadsleden en burgerleden vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals de uitkering bij aftreden geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en burgerleden die bij of krachtens de wet (dus in de Gemeentewet, een rechtspositiebesluit of een regeling) dwingendrechtelijke geregeld zijn, zijn niet meer opgenomen in deze verordening. Dit betreft:

1. de onkostenvergoeding voor raadsleden

2. de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie en leden van een onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 155a lid 3 Gemeentewet

3. de compensatieregelingen voor raads- en burgerleden als zij een uitkering hebben op grond van de WW, het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel of op basis van arbeidsongeschiktheid

4. de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

5. de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap va de raad

6. de voorziening bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

7. de tegemoetkoming in de ziektekosten

8. de voorzieningen voor raads- en commissieleden met een fysieke beperking

De onkostenvergoeding onder 1. is opgebouwd op basis van onder andere de volgende kostencomponenten:

• representatie (kleding);

• vakliteratuur;

• contributies, lidmaatschappen;

• telefoonkosten;

• bureaukosten (waaronder printpapier en inktpatronen), portokosten;

• zakelijke giften;

• bijdrage aan fractiekosten;

• ontvangsten thuis;

• excursies.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raads- en burgerleden, voor zover die niet dwingend zijn geregeld in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemd rechtspositiebesluit.

De verordening bevat bepalingen inzake:

• de beloning voor de werkzaamheden van raads- en burgerleden (artikelen 2 en 8);

• reis- en verblijfkosten van raads- en burgerleden (artikelen 4, 5 en 9);

• faciliteiten in de vorm van deelname van raads- en burgerleden aan cursussen, congressen

e.d. (artikelen 6 en 10);

• het persoonlijk budget van raadsleden en welke kosten ten laste van dit budget komen

(artikel 7);

• faciliteiten voor de aanschaf van een laptop of tablet en een printer (artikel 7);

• de procedure voor declareren (artikelen 11, 12 en 13).

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst, dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij, zoals gezegd, vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. De gemeente kan onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken, zoals de vergoeding van reis- en verblijfskosten. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het

winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als

winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die hebben gekozen voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen aantonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met

inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen

op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen

en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels

een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer

worden opgegeven. Het daadwerkelijke zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen

hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Voor functionele uitgaven verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de uitgaven van de publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijke gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgave. Daartoe is vereist dat er een zodanige sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan over de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk 4 is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- en meningsverschillen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun

werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij

gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag

van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de

vergoeding bepaald op het maximale bedrag.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig, omdat in deze verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum.

Artikel 3 Berekening en betaling vaste vergoedingen

Dit artikel geeft aan hoe de vaste vergoeding wordt berekend (eerste lid) en hoe uitbetaald (tweede lid).

Artikelen 4 en 9 Reiskosten raads- en burgerleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en burgerleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan burgerleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven van reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. De gemeente Overbetuwe heeft hiervoor niet gekozen.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reiskosten is niet nader ingevuld, omdat het een lokale aangelegenheid betreft. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 5 en 9 Verblijfkosten raads- en burgerleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding wordt toegekend als een raads- of burgerlid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De verblijfkosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 6 en 10 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- en burgerleden ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en burgerleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht lesmateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor de vergoeding van de kosten van scholing van raadsleden wordt verwezen naar de toelichting van artikel 7 van deze verordening.

Om de kosten van scholing van burgerleden enigszins binnen de perken te houden is gekozen voor een persoonlijk opleidingsbudget van € 500 per 4 jaar.

Als een burgerlid in enig jaar niet volledig beschikt over het hem ter beschikking staande budget, mag over het restant worden beschikt in een volgend jaar. Als het burgerlidmaatschap tussentijds eindigt, wordt het opleidingsbudget herrekend op basis van de daadwerkelijke zittingsduur van het burgerlid. Als het burgerlidmaatschap tussentijds aanvangt wordt het budget berekend op basis van de nog te vervullen zittingsduur. Als bij het einde van de daadwerkelijke zittingsduur het burgerlid meer heeft besteed dan hem naar evenredigheid van de zittingsduur ter beschikking zou staan, moet hij het meerdere aan de gemeente vergoeden. Als bij het einde van de daadwerkelijke zittingsduur het burgerlid minder heeft besteed dan het hem ter beschikking staande budget dan wel het budget dat hem naar evenredigheid van de zittingsduur ter beschikking zou staan, vervalt het restant aan de gemeente.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De scholingskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Het zesde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan een extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan het seniorenconvent om een oordeel worden gevraagd.

Artikel 7 Persoonlijk budget en computerapparatuur

Persoonlijk budget

Bij aanvang van de zittingsperiode werd aan een raadslid voor de gehele zittingsperiode van 2014 - 2018 een persoonlijk budget van € 3.694 toegekend. Vanwege de invoering van een fractievergoeding met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 en gelet op de uitgaven van de afgelopen raadsperiode van gemiddeld € 1.100 per raadslid is het voorstel het persoonlijk budget met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 naar beneden bij te stellen tot € 1.250. Het restant dat vrijvalt, wordt ingezet voor het budget fractievergoedingen. Als een raadslid in enig jaar niet volledig beschikt over het hem ter beschikking staande budget, mag over het restant worden beschikt in een volgend jaar. Als het raadslidmaatschap tussentijds eindigt, wordt het budget herrekend op basis van de daadwerkelijke zittingsduur van het raadslid. Als het raadslidmaatschap tussentijds aanvangt wordt het budget berekend op basis van de nog te vervullen zittingsduur. Als bij het einde van de daadwerkelijke zittingsduur het raadslid meer heeft besteed dan hem naar evenredigheid van de zittingsduur ter beschikking zou staan, moet hij het meerdere aan de gemeente vergoeden. Als bij het einde van de daadwerkelijke zittingsduur het raadslid minder heeft besteed dan het hem ter beschikking staande budget dan wel het budget dat hem naar evenredigheid van de zittingsduur ter beschikking zou staan, vervalt het restant aan de gemeente.

Scholingskosten

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen scholingskosten (cursussen, congressen e.d.) die door de gemeente of vanwege het gemeentelijke belang zijn georganiseerd en scholingskosten waaraan het individuele raads- en of burgerlid al dan niet in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. De scholingskosten die door de gemeente zijn georganiseerd zijn voor rekening van de gemeente zelf. De kosten van scholing waaraan een raads- en of burgerlid op eigen initiatief na instemming van de griffier deelneemt, kunnen worden gedeclareerd uit het persoonlijke budget van raadsleden of uit het persoonlijk opleidingsbudget van burgerleden. Dit bekent ook dat de bijhorende reis- en verblijfkosten, als deze buiten het grondgebied van de gemeente vallen, vergoed kunnen worden uit deze budgetten.

Computerapparatuur

Vanaf 1 januari 2015 is de werkkostenregeling van toepassing. Dit is een nieuw fiscaal regime waarbij alle niet zakelijke vergoedingen en verstrekkingen aan het personeel (ook aan raadsleden) bij elkaar worden opgeteld en belast. De fiscus heeft bepaald dat computerapparatuur is vrijgesteld als wordt voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium. De mate van zakelijk gebruik is dan niet langer relevant. Hiervoor in de plaats is het noodzakelijkheidscriterium gekomen waarbij de werkgever in beginsel bepaalt of de aangeschafte computerapparatuur noodzakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. ‘Noodzakelijk’ betekent dat de werknemer zonder de voorziening zijn dienstbetrekking niet goed kan uitoefenen. Het noodzakelijkheidscriterium houdt dus in dat de werkgever aannemelijk moet maken dat de voorziening gebruikelijk en tevens noodzakelijk is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap. Hierbij staat soberheid voorop. Om als raadslid papierloos en plaatsonafhankelijk te kunnen werken is het noodzakelijk de beschikking te hebben over een tablet of een laptop.

Voorbeeld

Een raadslid vraagt een tablet en een desktop voor zijn werk. De werkgever moet bepalen of deze voorzieningen gebruikelijk en noodzakelijk zijn voor de behoorlijke uitoefening van de dienstbetrekking. Voor het werk van een raadslid is een tablet niet ongebruikelijk en kan deze dus noodzakelijk zijn om papierloos en plaatsonafhankelijk te kunnen werken. Voor een desktop geldt dat niet.

Ook voor een smartphone geldt dat deze naast een tablet of een laptop niet noodzakelijk is voor een behoorlijke uitoefening van het raadslidmaatschap. Daarnaast is verstrekking of vergoeding van een smartphone in strijd met artikel 99 Gemeentewet.

Kortom, computerapparatuur mag onbelast vergoed of ter beschikking worden gesteld als voldaan wordt aan de volgende criteria:

- het is noodzakelijk voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking (dit dient

bepaald te worden door de werkgever);

- de werkgever neemt de kosten op zich;

- de werknemer geeft de apparatuur terug of er vindt verrekening plaats zodra deze niet

meer nodig is.

In artikel 7a lid 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden staat dat de raad nadere regels kan stellen over bruikleen van of een tegemoetkoming voor de aanschaf van computerapparatuur.

In de verordening is gekozen voor een tegemoetkoming. Dit betekent dat een raadslid als de voorziening noodzakelijk is een volledige tegemoetkoming ontvangt ten laste van zijn persoonlijk budget. Gaat een raadslid uit dienst dan dient de voorziening te worden teruggegeven of de restwaarde van de voorziening tot zijn loon te worden gerekend.

Een andere mogelijkheid is de computerapparatuur die noodzakelijk is voor de uitoefening van het raadslidmaatschap in bruikleen ter beschikking te stellen. Het raadslid tekent daarvoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Bij bruikleen verzorgt de gemeente onder meer de technische ondersteuning en wordt na beëindiging van de dienstbetrekking de voorziening teruggegeven. Om raadsleden de maximale vrijheid te bieden in de keuze van hun computerapparatuur (keuze tussen een tablet of laptop van elk willekeurig merk) én om de nadere uitwerking zo eenvoudig mogelijk te houden met zo min mogelijk administratie, technische ondersteuning etc. is niet voor bruikleen maar voor een tegemoetkoming gekozen.

Onderstaande kostencomponenten kunnen uit het persoonlijk budget worden betaald:

• laptop of tablet (noodzakelijkheidscriterium )

• printer (noodzakelijkheidscriterium)

• bijbehorende apparatuur zoals muis en toetsenbord (noodzakelijkheidscriterium)

• software (bijv. antivirusprogramma) (noodzakelijkheidscriterium)

• kosten van scholing genoemd in artikel 6 voor zover deze niet door de gemeente worden aangeboden of verzorgd

• reiskosten buiten de gemeente (alleen i.v.m. scholing/cursus of Euregio)

• verblijfkosten

Voor de raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte

inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten

binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden

opgevoerd.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor burgerleden (niet zijnde raadsleden)

Artikel 8 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor burgerleden geregeld. De hoogte van het presentiegeld wordt in deze verordening vastgesteld op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Hoofdstuk 4 Procedure van declaratie

Artiken 11, 12 en 13 Betaling, declaratie en rechtstreekse facturering van de kosten

In artikel 11 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 12 en 13 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijzen aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht moeten worden genomen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 14 Werkkostenregeling

Door de werkkostenregeling worden een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hiervoor belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen, moeten in eerste instantie wel worden aangewezen. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Indien gelet op het belang van het vergoeden van de kosten, bepalingen van deze

verordening tot een onbillijkheid van overwegende aard zouden leiden, dan is de raad

bevoegd om het gestelde in deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te

wijken. Het spreekt voor zich dat uiterst zorgvuldig en transparant met deze mogelijkheid

moet worden omgegaan.

Artikel 16 Intrekking oude regeling

Hiermee wordt de bestaande regeling ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

verordening voorzieningen raads- en burgerleden 150714.pdf