Regeling vervallen per 31-12-2009

Monumentenverordening gemeente Overbetuwe 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 30-12-2009

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Overbetuwe 2006

Onderwerp: Monumentenverordening gemeente Overbetuwe 2006

Ons kenmerk: 06RB000007

Nr. 12Bb

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 november 2005;

gelezen het advies van de commissie Ruimte van 7 december 2005;

gelet op het bepaalde in artikel 147 Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 Monumentenwet 1988;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

Monumentenverordening gemeente Overbetuwe 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1.;

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2.;

  • c.

    beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d.

    gemeentelijke monumentenlijst de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening beschermde gemeentelijke monumenten;

  • e.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f.

    kerkelijk monument: onroerend monument, welke eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en welke uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

  • g.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

  • h.

    monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie, die als taak heeft het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid;

  • i.

    minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

  • k.

    raad: de raad van de gemeente Overbetuwe;

  • l.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

  • 1.

    Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

  • 2.

    Met betrekking tot een kerkelijk monument neemt het college geen beslissing ingevolge deze verordening dan na overleg met de eigenaar.

Artikel 3 Nadere regels en uitvoering

  • 1.

    Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen.

  • 2.

    Het college is met de uitvoering van deze verordening belast.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument, alsmede de wijziging en intrekking van de aanwijzing

Artikel 4 De aanwijzing

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, een onroerende zaak aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een verzoek van een belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, moet onderbouwd zijn.

  • 3.

    Voordat het een besluit over de aanwijzing neemt, hoort het college de monumentencommissie en de eigenaar. In spoedeisende gevallen kan het horen achterwege blijven.

  • 4.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 5.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 5 Beslistermijn

Het college beslist binnen twaalf weken nadat de monumentencommissie is gehoord, maar in ieder geval binnen 26 weken na ontvangst van het verzoek van een belanghebbende.

Artikel 6 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid van deze verordening wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende de aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument wijzigen.

  • 2.

    De artikelen 4, tweede tot en met vierde lid, alsmede 5 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, of als de wijziging betreft het doorhalen van de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst van een beschermd gemeentelijk monument dat teniet is gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van de artikelen 4, tweede tot en met vierde lid, alsmede 5 van deze verordening achterwege.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    De artikelen 4, derde lid, alsmede 5 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het intrekkingsbesluit.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 dan wel de soortgelijke bepaling in de Monumentenverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 9 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 4 van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke en kadastrale aanduiding, de tenaamstelling, de datum van de aanwijzing en een redengevende beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

  • 3.

    Het college registreert de inhoud en de datum van de wijziging als bedoeld in artikel 7 van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 4.

    Het college registreert de intrekking als bedoeld in artikel 8 van deze verordening en de datum waarop de aanwijzing is ingetrokken op de gemeentelijke monumentenlijst.

Paragraaf 2 Vergunning tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Verbodsbepaling

Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 11 Vergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning:

  • a.

    een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 12 Aanvraag om vergunning

Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 van deze verordening wordt door middel van een daartoe vastgesteld formulier bij het college ingediend.

Artikel 13 Voorbereiding

Op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 van deze verordening is afdeling 3.4 Awb van toepassing, met dien verstande dat

  • a.

    het college het ontwerp van het te nemen besluit eerst ter inzage legt na ontvangst van het advies van de monumentencommissie;

  • b.

    door een ieder zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht.

Artikel 14 Advies van de monumentencommissie

  • 1.

    Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat het op de aanvraag, als bedoeld in artikel 11 van de verordening, beslist.

  • 2.

    De monumentencommissie brengt binnen acht weken na de adviesaanvraag schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 15 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen de in artikel 3:18 Awb bepaalde termijn.

  • 2.

    Indien het college niet voldoet aan het eerste lid van dit artikel, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 3.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 4.

    De werking van de vergunning ingevolge deze verordening wordt opgeschort totdat de bezwarentermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 16 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen vergunning ingevolge artikel 11 van deze verordening dan in overeenstemming met de eigenaar, voor zover het betreft een vergunning waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of de levensovertuiging in dat monument in het geding zijn.

Artikel 17 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 15, derde lid van deze verordening niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van bescherming van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen een jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 18 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college zendt een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument onmiddellijk aan de minister.

  • 2.

    Het college geeft ten aanzien van het door de minister opgestelde ontwerp van het besluit toepassing aan de artikelen 3:11 tot en met 3:17 Awb, waarbij het college tijdig naar voren gebrachte zienswijzen onmiddellijk aan de minister doorzendt.

  • 3.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift van de aanvraag om vergunning.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in het vorige lid van dit artikel vermelde termijn wordt de monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

HOOFDSTUK 4 Schadevergoeding

Artikel 19 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een beschermd gemeentelijk monument te verlenen;

    • b.

      voorschriften door het college verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een beschermd gemeentelijk monument,

    • c.

      schade lijdt, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van een aanvraag als bedoeld in dit artikel zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 10 en 11 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 21 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze is verordening is belast de ambtenaar bouw- en woningtoezicht.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze is verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 22 Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 23 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    Het college kan van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken, dan wel deze buiten toepassing laten.

  • 2.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op 1 januari 2006.

  • 2.

    De monumentenverordening, zoals vastgesteld door de raad op 20 februari 2001, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt bij de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De monumentenverordening, zoals vastgesteld door de raad op 20 februari 2001, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5.

    De op grond van de vervallen verordening, zoals vastgesteld door de raad op 20 februari 2001, geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6.

    De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst van de vervallen verordening, zoals vastgesteld door de raad op 20 februari 2001, worden geacht te zijn geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de monumentenverordening, zoals vastgesteld door de raad op 20 februari 2001.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening gemeente Overbetuwe 2006".

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 20 december 2005
De raad voornoemd,
de griffier,
drs. A.J. van den Brink
de voorzitter,
E. Tuijnman.