Regeling vervallen per 01-10-2010

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009

Geldend van 13-01-2009 t/m 30-09-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009

Onderwerp: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009

Ons kenmerk: 08bwb01026

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het advies van de Cliëntenraad WMO Overbetuwe van 9 januari 2009;

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2008;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    de verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2008;

  • c.

    het besluit: het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    collectieve vervoersvoorziening: het systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals verzorgd door de stadsregiotaxi SRAN;

  • f.

    woonschip: een woonruimte, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c. van de Huisvestingswet;

  • g.

    woonwagen: een woonruimte, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f. van de Huisvestingswet.

Artikel 2 Verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Verstrekking van een verleende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats, als op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, of het budget niet zal gebruiken om een voorziening aan te schaffen.

  • 3.

    Het college kan de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder na afloop van enig kalenderjaar controleren.

  • 4.

    Degene aan wie een persoonlijk budget is toegekend, verstrekt op verzoek van het college, voor zover van toepassing:

    • a.

      een nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      gegevens waaruit blijkt aan welke vereisten de aangeschafte voorziening voldoet;

    • d.

      een overzicht van de salarisadministratie.

Artikel 3 Verstrekking en verantwoording financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Verstrekking van een verleende individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming vindt alleen plaats in de gevallen zoals in de verordening bepaald.

  • 2.

    Degene aan wie een financiële tegemoetkoming is toegekend, verstrekt op verzoek van het college, voor zover van toepassing:

    • a.

      een nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      gegevens waaruit blijkt aan welke vereisten de aangeschafte voorziening voldoet;

    • d.

      een overzicht van de salarisadministratie.

Artikel 4 Indiening van de aanvraag

Een aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier of door middel van ondertekening van een kennisgeving van de aanvraag.

Hoofdstuk 2 Hulp bij het huishouden

Artikel 5 Eigen bijdrage

  • 1.

    Voor hulp bij het huishouden, als bedoeld in artikel 8 van de verordening, moet een eigen bijdrage, zoals bepaald in artikel 6 van dit besluit, worden betaald.

  • 2.

    Het in rekening te brengen tarief voor hulp bij het huishouden is gelijk aan het door het CTG (College Tarieven Gezondheidszorg) vastgestelde tarief voor ‘zorg zonder verblijf’.

Artikel 6 Hoogte eigen bijdrage

  • 1.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar moeten betalen, bedraagt € 16,80 per vier weken, met dien verstande dat als het verzamelinkomen, als bedoeld in de Algemene Maatregel van Bestuur maatschappelijke ondersteuning, meer bedraagt dan € 16.301,-- per jaar het bedrag van € 16,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 16.301,-- ( ).

  • 2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder moeten betalen, bedraagt € 16,80 per vier weken, met dien verstande dat als het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 14.365,-- per jaar het bedrag van € 16,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 14.365,-- (1).

  • 3.

    Het bedrag dat gehuwde personen als een van beiden jonger is dan 65 jaar moeten betalen, bedraagt € 24,20 per vier weken, met dien verstande dat als het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 21.002,-- per jaar het bedrag van € 24,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 21.002,-- (1).

  • 4.

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen, bedraagt € 24,20 per vier weken, met dien verstande dat als het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 19.759,-- per jaar het bedrag van € 24,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van15% van het verschil tussen het verzamelinkomen en € 19.759,-- (1).

Artikel 7 Omvang persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij hulp bij het huishouden wordt bij de vaststelling van de omvang van een persoonsgebonden budget een bedrag beschikbaar gesteld dat per toegekend uur 80% van het tarief voor zorg in natura bedraagt.

  • 2.

    Van het bestede bedrag behoeft een bedrag van ten hoogste € 250 niet verantwoord te worden.

Artikel 8 Wijzigen keuze PGB – Zorg in natura

Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de vorm van verstrekking van hulp bij het huishouden niet worden gewijzigd.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 9 Algemene woonvoorziening

Een algemene woonvoorziening die, al dan niet in natura, kan worden verleend, is:

  • a.

    een standaard drempelvervanger;

  • b.

    een standaard douchezitje;

  • c.

    een standaard wand- en toiletbeugel; en/of

  • d.

    een toiletverhoger.

Artikel 10 Omvang persoonsgebonden budget

De omvang van persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, conform het tarief van de gecontracteerde leverancier.

Artikel 11 Bijzondere bepalingen woonschip en woonwagen

De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de verordening bedraagt maximaal € 2.000,--.

Artikel 12 Tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.800,--.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten maximaal € 5.600,-- als hiermee een aangepaste woning vrijkomt.

Artikel 13 Kosten van woningaanpassing

Een woningaanpassing in natura, een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing of een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing kan worden verleend voor de volgende kosten:

  • a.

    de aanneemsom (hierin begrepen loon- en materiaalkosten voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten in aanmerking genomen);

  • b.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 % van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR2005 van de BNA en alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld;

  • c.

    de bouwleges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • d.

    de verschuldigde en niet verreken- of terugvorderbare omzetbelasting;

  • e.

    de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet waren te voorzien;

  • f.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • g.

    de kosten van heraansluiting van openbare nutsvoorzieningen;

  • h.

    de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor een persoon met beperkingen, voor zover de kosten onder a. tot en met g. meer bedragen dan € 3.500,--. De administratiekosten worden bepaald op maximaal € 350,--

Artikel 14 Kosten in verband met tijdelijke woonruimte

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer aanhouden van de te verlaten woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van 50% van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

  • 3.

    De termijn voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal zes maanden.

Artikel 15 Kosten in verband met huurderving

  • 1.

    Een eigenaar van een woning kan voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met huurderving in aanmerking komen, als de minimale kosten van de aanpassing € 4.600,-- bedragen.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met huurderving bedraagt 75% van de subsidiabele huur met een maximum van 75% van de maximale woonkosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt.

  • 3.

    De termijn voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal zes maanden.

Artikel 16 Kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen

  • 1.

    Een eigenaar van een woning kan voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met verwijderen van voorzieningen in aanmerking komen, als de minimale kosten van de aanpassing € 4.600,-- bedragen.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met verwijderen van voorzieningen wordt alleen verleend indien de woning langer dan zes maanden leeg staat, of de aanpassingen zo specifiek zijn, dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning te verhuren aan een persoon zonder beperkingen.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal € 500,--.

Artikel 17 Maximumbedrag bezoekbaar maken één woonruimte

Het in artikel 19, vierde lid van de verordening genoemde maximumbedrag, dat wordt verleend bij de woonvoorziening, als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de verordening, bedraagt € 4.500,--.

Artikel 18 Afschrijvingsschema

Het afschrijvingsschema, als bedoeld in artikel 21 van de verordening, luidt:

Ouderdom

Afschrijving

Tot 1 jaar

0%

Tot 2 jaar

20%

Tot 3 jaar

40%

Tot 4 jaar

60%

Tot 5 jaar

80%

Na het vijfde jaar vindt er geen afschrijving meer plaats.

Hoofdstuk 4 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 19 Omvang persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt, behoudens het bepaalde in de artikelen 20 en 22 van dit besluit, vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

Artikel 20 Kosten van stalling van scootmobiel of ander elektrisch vervoermiddel

Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van stalling van een scootmobiel of ander elektrisch vervoermiddel bedraagt maximaal € 1.500,--.

Artikel 21 Collectieve vervoersvoorziening

  • 1.

    Een persoon met beperkingen, die kiest voor de collectieve vervoersvoorziening, krijgt een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. Met deze vervoerspas kan tegen gereduceerd tarief onbeperkt, tot een maximum van vijf zones per rit, met de stadsregiotaxi SRAN binnen het SRAN-gebied worden gereisd.

  • 2.

    Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de collectieve vervoersvoorziening niet worden gewijzigd.

Artikel 22 Omvang financiële tegemoetkoming vervoersvoorziening

  • 1.

    Aan een persoon met beperkingen, die niet kiest voor de collectieve vervoersvoorziening, wordt een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt bij vervoer per eigen auto, (rolstoel)taxi of door derden € 400,-- per kalenderjaar.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de financiële tegemoetkoming bij vervoer per eigen auto, taxi of door derden € 800,-- per kalenderjaar, als de persoon met beperkingen, gezien deze beperkingen niet voor de collectieve vervoersvoorziening kan kiezen.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de financiële tegemoetkoming bij vervoer per rolstoeltaxi € 1.200,-- per kalenderjaar, als de persoon met beperkingen, gezien deze beperkingen niet voor de collectieve vervoersvoorziening kan kiezen.

  • 5.

    Een financiële tegemoetkoming wordt naar rato lager vastgesteld, als een verminderde vervoersbehoefte aanwezig is. De aanwezigheid van een verminderde vervoersbehoefte van tenminste 50% wordt geacht te bestaan wanneer de persoon met beperkingen als niet-zelfstandig wonende in een AWBZ-inrichting verblijft, tenzij deze aannemelijk maakt dat er geen sprake is van een verminderde vervoersbehoefte.

  • 6.

    Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de financiële tegemoetkoming niet worden gewijzigd.

Artikel 23 Grensbedrag auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen

Het bedrag zoals genoemd in artikel 25 van de verordening is gelijk aan de bedragen in de artikelen 20 tot en met 29 van de Wwb en de verhoging dan wel verlaging conform de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Overbetuwe 2005.

Artikel 24 Omvang maatschappelijke participatie

  • 1.

    De te verstrekken vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 22, tweede lid van dit besluit, maakt maatschappelijke participatie mogelijk door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1.000 kilometer.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 22, derde en vierde lid van dit besluit, maakt maatschappelijke participatie mogelijk door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 2.000 kilometer.

Hoofdstuk 5 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 25 Omvang persoonsgebonden budget voor een rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van de in de betreffende situatie voor de gemeente goedkoopst-adequate voorziening in natura, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 26 Omvang financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel

  • 1.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verleend als financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Het bedrag van de financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.800,--.

  • 3.

    Het bedrag, zoals genoemd in het tweede lid, geldt als tegemoetkoming in kosten voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 6 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 27 Verplicht advies

Het bedrag waarboven op grond van artikel 31, tweede lid, onder a. van de verordening advies moet worden gevraagd, bedraagt € 10.000,--.

Artikel 28 Samenhangende afstemming

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies op grond van artikel 31 van de verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit sluit het college bij deze bevindingen aan.

Hoofdstuk 7 Terugvordering, overdracht, waardevergoeding en verrekening persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

Artikel 29 Terugvordering persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college gaat over tot terugvordering, als bedoeld in artikel 35 van de verordening, als er nog geen vijf jaren zijn verstreken vanaf de datum van het toekenningsbesluit.

  • 2.

    Het college ziet af van terugvordering, als:

    • a.

      het terug te vorderen bedrag minder dan € 100,-- bedraagt;

    • b.

      na overlijden van de belanghebbende gedurende maximaal drie maanden een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget is doorbetaald;

    • c.

      er dringende redenen zijn die zich tegen de terugvordering verzetten;

    • d.

      er doelmatigheidsredenen zijn die zich tegen terugvordering verzetten.

Artikel 30 Overdracht / vergoeding restwaarde van de voorziening, bekostigd met persoonsgebonden budget, bij geen gebruik

  • 1.

    De persoon met beperkingen aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend en die daarmee een voorziening in eigendom heeft verworven, moet, als hij of zij deze voorziening binnen de termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend niet meer gebruikt:

  • a.

    de voorziening om niet overdragen aan de gemeente; of

  • b.

    de restwaarde op basis van de aanschafprijs van de voorziening aan de gemeente vergoeden, op basis van het navolgende schema:

Periode

Rolstoel-voorziening

Vervoers-voorzieningen

Roerende woon-voorzieningen

Gedurende het eerste jaar na verstrekking

90%

90%

90%

Gedurende het tweede jaar na verstrekking

75%

75%

75%

Gedurende het derde jaar na verstrekking

60%

60%

60%

Gedurende het vierde jaar na verstrekking

45%

45%

45%

Gedurende het vijfde jaar na verstrekking

30%

30%

30%

Gedurende het zesde jaar na verstrekking

15%

15%

15%

Na zes jaar

0%

0%

0%

2. Het college kan van het in het eerste lid aangegeven afschrijvingsschema afwijken, als

de belanghebbende aannemelijk maakt dat vanwege intensief gebruik een eerdere afschrijving noodzakelijk is.

Artikel 31 Verrekening restwaarde / overdracht van de voorziening, bekostigd met persoonsgebonden budget, bij geen gebruik wegens inadequaatheid

  • 1.

    De persoon met beperkingen aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend en die daarmee een voorziening in eigendom heeft verworven, wordt, als hij de voorziening binnen een termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend, niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, de restwaarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. Bij de verrekening wordt het in artikel 30, eerste lid, onder b. bedoelde schema gehanteerd.

  • 2.

    Verrekening, als bedoeld in het eerste lid, vindt niet plaats, als belanghebbende de voorziening om niet aan de gemeente over draagt.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 32 Hardheidsclausule

Het college kan één of meerdere artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het maatschappelijk participeren leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 33 Overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in artikel 7 van dit besluit, ontvangt de persoon met beperkingen die in 2008 een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden categorie 2 ontving, tot 1 juli 2009 een bedrag van € 22,70 per toegekend uur.

Artikel 34 Intrekking oude regeling

Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2008, zoals vastgesteld bij besluit van 15 januari 2008 en gewijzigd bij besluiten van 18 maart 2008 en 10 juni 2008, wordt ingetrokken.

Artikel 35 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 13 januari 2009 en werkt terug tot 1 januari 2009.

Artikel 36 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009.

Aldus besloten in de vergadering van 13 januari 2009

Het college van burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

Th.M.M. Hoex

E. Tuijnman.