Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014

Geldend van 25-01-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014

Ons kenmerk: 13BWB00061

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het advies van de Participatieraad van 20 december 2013;

gelet op artikel(en) 1.13 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de

Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang

gemeente Overbetuwe 2014

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    ouder: ouder als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid én artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c., e., j., k. of l. van de wet;

  • b.

    tegemoetkoming: aanspraak op financiële middelen voor de kosten van kinderopvang, als bedoeld in artikel 1.13 van de wet, uitgezonderd die op grond van een sociaal medische indicatie;

  • c.

    wet: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • d.

    WWB: Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om tegemoetkoming moet door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier worden ingediend.

  • 2.

    De datum van melding is het moment waarop het recht op tegemoetkoming ontstaat.

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag binnen acht weken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslistermijn met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 4 Verstrekken tegemoetkoming

Burgemeester en wethouders kunnen aan een ouder een tegemoetkoming verstrekken voor de gemaakte kosten van kinderopvang in aanvulling op de kinderopvangtoeslag, als:

  • a.

    de kinderopvang noodzakelijk wordt geacht voor het kunnen voldoen aan de re-integratieverplichtingen;

  • b.

    de ouder alleenstaand en jonger dan 27 jaar is, zonder startkwalificatie die geen recht heeft op een WWB-uitkering, terug naar school wordt geleid én een inkomen heeft van ten hoogste 110 procent van de voor hem geldende bijstandsnorm;

  • c.

    het vermogen van de ouder niet hoger is dan de toegestane vermogensgrens van de WWB;

  • d.

    de ouder gebruik maakt van een geregistreerde kinderopvanginstelling.

Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt vijf procent van de totale kosten voor kinderopvang voor de ouder in traject naar werk of scholing.

  • 2.

    Bij berekening van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van de maximale uurprijs zoals door het rijk vastgesteld.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders berekenen de tegemoetkoming op maximaal 140 procent van het aantal traject- of lesuren, met dien verstande dat dit voor de buitenschoolse opvang maximaal 70 procent van het aantal traject- of lesuren is.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 6 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder verstrekt desgevraagd aan burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

  • 2.

    De ouder moet inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot het vaststellen van een lagere tegemoetkoming, onmiddellijk na het bekend worden daarvan, verstrekken aan burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Wijziging en intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen de tegemoetkoming wijzigen of intrekken:

  • a.

    als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 6, eerste lid van deze regeling heeft geleid tot een ten onrechte of teveel verstrekte tegemoetkoming; of

  • b.

    als anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.

Artikel 8 Terugvordering

Burgemeester en wethouders kunnen na een besluit tot wijziging of intrekking van een tegemoetkoming de ten onrechte of het teveel aan verstrekte tegemoetkoming terugvorderen.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van het laten participeren van belanghebbenden in de samenleving, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum bekendmaking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2014.

Aldus besloten in de vergadering van 21 januari 2014.

Burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

Th. Hoex MMO.

drs A.S.F. van Asseldonk.

Algemene toelichting

Voorheen maakte het beleid inzake de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang deel uit van de (gecombineerde) Verordening Wet kinderopvang. In de per 1 januari 2013 gewijzigde Wko is geen verordeningsverplichting meer opgenomen en de bestaande verordening komt van rechtswege te vervallen. De gemeente houdt haar bevoegdheid om hier eigen beleid op te maken.

In deze regeling zijn de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang, de verlening en de vaststelling van de tegemoetkoming opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) gehanteerde begrippen zijn ook van toepassing op deze regeling. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde, maar in de regeling wel gebruikte begrippen zijn aangevuld.

Artikel 2 Aanvraag

De tegemoetkoming moet de ouder aangevragen bij burgemeester en wethouders. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb.

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, moet de ouder zelf aanvragen. De ouder kan hiervoor gebruik maken van een verkorte procedure, waarbij alleen de meest noodzakelijke gegevens worden gevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband met een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft de ouder niet aan te vragen. De ouder moet hiervan wel op grond van artikel 6 van de regeling onmiddellijk mededeling doen aan burgemeester en wethouders.

Artikel 3 Beslistermijn

De termijn waarin burgemeester en wethouders moeten beslissen op een aanvraag bedraagt acht weken.

Als een beslissing binnen acht weken niet mogelijk is, kan de beslistermijn worden verlengd met ten hoogste acht weken. Als hiervan gebruikt wordt gemaakt, wordt de ouder hiervan uiteraard schriftelijk op de hoogte gebracht.

Artikel 4 Verstrekken tegemoetkoming

Dit artikel behoeft geen toelichting, met dien verstande dat burgemeester en wethouders de tegemoetkoming verlenen voor de uren die naar hun oordeel redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de combinatie arbeid en zorg (sub a).

Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming

Vanaf 2013 hebben de laagste inkomens recht op een kinderopvangtoeslag van ongeveer 90% van de kosten via de Belastingdienst. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor doelgroepen aan te vullen tot 100% van de kosten van de kinderopvang. Er is voor gekozen om vijf procent te vergoeden van de totale kosten van kinderopvang van uitkeringsgerechtigden die een uitkering voor levensonderhoud van de gemeente Overbetuwe ontvangen en een re-integratietraject volgen, of alleenstaande ouders jonger dan 27 jaar zonder startkwalificatie die geen recht hebben op een WWB-uitkering en terug naar school worden geleid. Hiermee wordt armoedeval voorkomen op het moment dat de uitkeringsgerechtigde regulier werk aanvaardt.

Artikel 6 Inlichtingenplicht

Dit artikel regelt de inlichtingenplicht van de ouder. Als een ouder nalaat informatie te verstrekken kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het schenden van de inlichtingenplicht als:

  • -

    het betreffende kind minder of geen gebruik (meer) maakt van kinderopvang, of

  • -

    de situatie van ouder, diens partner en het kind is gewijzigd waardoor men niet meer tot de doelgroep behoort.

    Als de inlichtingenplicht (sub a.) is geschonden en de ouder als gevolg hiervan ten onrechte of een teveel aan tegemoetkoming heeft ontvangen, kunnen burgemeester en wethouders de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming wijzigen of intrekken (artikel 7). Het te veel betaalde bedrag kan worden teruggevorderd (artikel 8). Hetzelfde geldt als anderszins blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend (sub b.).

    Artikel 7 Wijziging en intrekking

    Een tegemoetkoming moet als subsidie in de zin van artikel 4:21, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt worden. Beëindiging, wijziging of intrekking van een tegemoetkoming moet dan ook op grond van afdeling 4.2.6 van de Awb plaatsvinden, omdat het een subsidie betreft.

    Uit de term ‘kan’ blijkt dat het een bevoegdheid van burgemeester en wethouders is. Burgemeester en wethouders kunnen daarom per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot wijziging of intrekking over te gaan. Als tot wijziging of intrekking wordt besloten, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid echter wel een zorgvuldig onderzoek en rapportage en ook een beschikking die specifiek gemotiveerd is.

    Artikel 8 Terugvordering

    Terugvordering van een tegemoetkoming is met toepassing van artikel 4:57 Awb (afdeling 4.2.7.) alleen mogelijk op grond van de zogenaamde onverschuldigde betaling conform artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek. Dit is een procedure voor de civiele rechter om een dwanginvorderingstitel voor de ten onrechte verstrekte tegemoetkoming te verkrijgen, nadat een belanghebbende, na aanmaning, in gebreke is gebleven de kosten terug te betalen. Om van een onverschuldigde betaling van de gemaakte kosten te kunnen spreken, moet daaraan echter altijd het hierboven gemelde besluit tot beëindiging, wijziging of intrekking vooraf zijn gegaan. De terugvordering is overigens betreft een kan-bepaling. Burgemeester en wethouders kunnen per geval op grond van de reden van ten onrechte verstrekte premie, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot terugvordering over te gaan. Als men tot terugvordering besluit, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid een zorgvuldig onderzoek en rapportage en ook een beschikking die specifiek gemotiveerd is.

    Artikel 9 Hardheidsclausule

    Dit artikel opent de mogelijkheid om, in gevallen waarin toepassing van de regeling – gegeven het doel en strekking ervan – een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, (een onderdeel van) de regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De toepassing van deze mogelijkheid beperkt zich overigens wel tot het op het moment van het vaststellen van deze regeling niet voorziene gevallen en tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard. De te treffen voorziening, waarin de regeling dus niet voorziet, moet wel binnen de doelstelling van de regeling passen. Ook moeten we de regeling hier vervolgens op aanpassen, omdat het immers een voorzienbaar geval is geworden.

    Artikel 10 Inwerkingtreding

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

    Artikel 11 Citeertitel

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

specifieke subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang 140121.pdf