Regeling vervallen per 02-12-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent de rechtspositie van raads- en burgerleden (Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2019)

Geldend van 13-12-2019 t/m 01-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Overbetuwe houdende regels omtrent de rechtspositie van raads- en burgerleden (Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2019)

De raad van de gemeente Overbetuwe;

gelezen het raadsvoorstel van het seniorenconvent van 24 september 2019;

gehoord het advies van de voorbereidende vergadering van 19 november 2019;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening Rechtspositie raadsleden en burgerleden

gemeente Overbetuwe 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    burgerlid: een niet-raadslid, zoals bedoeld in artikel 3 van het Reglement van orde gemeente Overbetuwe 2018, gelijk aan een lid van een commissie volgens artikel 82 van de Gemeentewet;

  • b.

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet;

  • c.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • d.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Van de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt 100% uitgekeerd.

Artikel 3 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend gelijk aan de toelage voor een raadslid dat lid is van een vertrouwenscommissie dan wel de rekenkamerfunctie uitoefent zoals genoemd in artikel 3.1.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 120 per maand.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en burgerleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of burgerlid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of burgerlid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of burgerlid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of burgerlid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 5 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Besloten is om dit artikel niet toe te passen.

Artikel 6 Loopbaanoriëntatie raadsleden

Niet van toepassing.

Artikel 7 Vergoeding kosten scholing raads- en burgerleden

  • 1. Een raads- of burgerlid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe een gemotiveerd verzoek in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De kosten van deelname aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing komen ten laste van het fractiebudget van het betreffende raads- of burgerlid.

  • 4. De kosten van deelname van raads- of burgerlid aan scholing, die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 8 Verhoging vergoeding burgerleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Besloten is om dit artikel niet toe te passen.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en burgerleden

  • 1. Een raads- of burgerlid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of burgerlid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

  • 3. Een raads- of burgerlid die reeds in 2018 op grond van de toenmalige rechtspositie een vergoeding voor ICT-middelen ontving, behoudt het recht op de bestaande vergoeding tot einde van de looptijd van de vergoeding dan wel einde van de functie.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 11 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van burgerleden zoals genoemd in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers per kwartaal plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na Factuurdatum of betaling door raads- of burgerleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of burgerleden binnen één maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 13 Intrekking oude verordening

De Verordening voorzieningen raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2018, zoals vastgesteld op 29 maart 2018, wordt ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met

1 januari 2019.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2019.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering

van 3 december 2019.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier,

Drs. D.E. van der Kamp

de voorzitter,

R.P. Hoytink-Roubos

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en burgerleden gemeente Overbetuwe 2019

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden (lees: burgerleden) alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit

decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie

(Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere

wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en burgerleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en burgerleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en burgerleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en burgerleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen(beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of burgerlid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De

gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en burgerleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en burgerleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en burgerleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. De gemeenteraad kan

op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Er is geen aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden.

Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad.

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een

politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3 Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap

van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

Het Rechtspositiebesluit DPA bepaalt dat een raadslid dat lid is van een door de raad ingestelde onderzoekscommissie een toelage ontvangt voor de duur van de activiteiten jaarlijks maximaal 3 keer de maandelijkse vergoeding. In de gemeentelijke verordening wordt de exacte hoogte van de toelage bepaald. Voorgesteld wordt om een maandelijkse toelage toe te kennen die gelijk aan de toelage voor een raadslid dat lid is van een vertrouwenscommissie dan wel rekenkamerfunctie uitoefent. Zie artikel 3.1.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie ‘slapend’ is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en burgerleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en burgerleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse

dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Artikel 5 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

In de nieuwe rechtspositie is voor de raadsleden de keuzemogelijkheid gecreëerd om in de nieuwe verordening een jaarlijks bedrag ter grootte van één maand raadswedde uit te betalen die aangewend dient te worden voor het regelen van een faciliteit voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Besloten is om, gelet op het karakter van het politieke ambt, geen verplichte pensioenvoorziening of invaliditeitsuitkering op te nemen voor raadsleden, omdat het verrichten van raadswerk voor het merendeel van de raadsleden in Overbetuwe niet de hoofdtaak is.

Artikel 6 Loopbaanoriëntatie raadsleden

Alleen van toepassing voor gemeenten groter dan 100.000 inwoners.

Artikel 7 Vergoeding kosten scholing

Voor raads- en burgerleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

De scholing die de gemeente verzorgt dan wel laat verzorgen komt ten laste van de gemeente. Andere niet-partijpolitiek georiënteerde scholing komt ten laste van het fractiebudget van het betreffende raadslid of burgerlid.

Artikel 8 Verhoging vergoeding burgerleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen vancommissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Dit is een zgn. ‘kan-bepaling’, dat wil zeggen dat dit een keuzemogelijkheid is om wel of niet toe te passen. De raad vindt het niet wenselijk om onderscheid te maken in het werk dat wordt verricht door de burgerleden.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook burgerleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen.

Er mag slechts één voorziening worden verstrekt. Geadviseerd wordt een iPad te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst.

Waarom de keuze voor een iPad?

  • één platform

  • college werkt er al mee naar tevredenheid

  • ervaringen van afgelopen jaren

  • betrouwbaarheid

  • software ondersteuning leverancier

  • gebruiksvriendelijkheid

  • beste ondersteuning van de app op IOS door de leverancier

Het rechtspositiebesluit staat niet toe dat na afloop van de zittingsperiode of het raadslidmaatschap de device wordt overgenomen.

Voor raadsleden en burgerleden die reeds in 2018 op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden - zoals luidde voor 1 januari 2019 - en de op dat artikel gebaseerde nadere regels, een vergoeding voor ICT-middelen ontvingen, is overgangsrecht van toepassing. Indien het raads- of burgerlid in 2018 reeds een vergoeding voor ICT-middelen ontving, behoudt deze het recht op een vergoeding tot het einde van de looptijd van de vergoeding, dan wel tot einde van de functie. Dit laatste staat omschreven in het derde lid van dit artikel.

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de

Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden.

In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 11 Betaling vaste vergoedingen & artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd.

Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en burgerleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden.

Raads- en burgerleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.