Regeling vervallen per 01-01-2017

Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2011

Geldend van 15-10-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Subsidies Overijssel 2011

Hoofdstuk 1

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.1. Begripsomschrijvingen

  • 1

  • Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de verordening: de algemene subsidieverordening Overijssel 2005;

  • b. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c. cofinanciering: ten minste een andere partij dan de aanvrager en de provincie draagt bij in de kosten van de gesubsidieerde activiteit;

  • d. eenmalige subsidie: de subsidievorm, waarbij de subsidieontvanger ten aanzien van de te subsidiëren activiteiten óf wordt gestuurd op verrichte resultaten óf op een combinatie van resultaten, bedrijfsvoering of middelen en waartegen geen rechtstreekse baat staat voor de provincie;

  • e. subsidietijdvak: een aaneengesloten periode waarvoor een subsidieplafond of deelplafond is vastgesteld;

  • f. bovengemeentelijk: de subsidieactiviteiten vinden plaats in ten minste twee Overijsselse gemeenten;

  • g. regionaal: de subsidieactiviteiten vinden plaats in ten minste drie Overijsselse gemeenten;

  • h. provinciaal: de subsidieactiviteiten vinden plaats in ten minste zestien Overijsselse gemeenten;

  • i. jaarlijkse subsidie: subsidie die per boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan subsidieontvanger voor een periode van maximaal vier boekjaren worden verstrekt;

  • j. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel;

  • k. projectperiode: de periode vanaf datum van de ontvangst van de aanvraag tot en met de in de beschikking tot verlening of vaststelling van de subsidie opgenomen datum waarop de subsidiabele activiteit moet zijn afgerond;

  • l. de -minimisverordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de commissie van 24 december 2013, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

  • m. vervallen

  • n. medeoverheden: gemeenten, waterschappen en provincies;

  • o. Vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014, Pb L 193/1, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

  • p. de-minimisverordening landbouw: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector;

  • q. Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EG) nr. 651/2014, Pb L187/1 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard.

Artikel 1.1.2. Toepassingsbereik

2

Dit besluit is van toepassing op alle door Gedeputeerde Staten te verstrekken subsidies met uitzondering van de subsidies voor de exploitatie van het openbaar vervoer en op grond van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer.

Artikel 1.1.3. Subsidieplafond en volgorde van behandeling

3

Indien Gedeputeerde Staten een subsidieplafond vaststellen, worden subsidieaanvragen behandeld in volgorde van ontvangst. Hierbij geldt dat wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

Artikel 1.1.4. Grondslag subsidie

  • 1. [vervallen]

  • 2. De maximale subsidie die verstrekt wordt op basis van een paragraaf van dit uitvoeringsbesluit, wordt genoemd in de betreffende paragraaf.

  • 3. De subsidie voor het verkrijgen van een door de provincie verplichte controleverklaring bedraagt 100% van de kosten derden, overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid. Deze kosten zijn altijd subsidiabel, ook indien in de betreffende paragraaf ‘kosten derden' is uitgesloten.

  • 4

Artikel 1.1.5. Subsidiabele kosten

  • 5

  • 1. Interne loonkosten zijn subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, een getrouw beeld geven, verifieerbaar zijn én de berekening ervan gebaseerd is op één van de volgende systematieken:

    6

    • a.

      berekening van de loonkosten op basis van het Integraal kostprijstarief (IKT). Het IKT mag worden gehanteerd indien aan de vereisten zoals genoemd in ‘Toepassing Integraal kostprijstarief provincie Overijssel' is voldaan;

      7

    • b.

      volgens de loonkosten plus vaste opslag. Voor de berekening van de loonkosten wordt de volgende formule gehanteerd: ((brutoloon op jaarbasis + sociale lasten) /(1600 * deeltijdfactor)) + 20%, waarbij het brutoloon inclusief vakantiegeld en eventuele eindejaarsuitkering is;

    8

    • c.

      het hanteren van een forfaitair vastgesteld uurtarief van € 35.

    9

  • 2. Kosten voor gebruik van apparatuur, waaronder de afschrijvingskosten daarvan, zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn.

  • 10

  • 3. Kosten voor gebruik van materiaal zijn subsidiabel indien het verbruik ervan geadministreerd wordt én deze kosten rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Indien sprake is van gebruik van materiaal uit voorraad wordt uitgegaan van historische aanschafprijzen. Voor materiaal dat speciaal voor de activiteit wordt aangeschaft is het vierde lid van toepassing.

  • 11

  • 4. Kosten derden zijn subsidiabel indien deze kosten op factuur aantoonbaar aan derden verschuldigd zijn, rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit zijn toe te rekenen, binnen de projectperiode gemaakt en betaald zijn en door een onafhankelijke derde worden geleverd. Indien sprake is van de kosten voor het verkrijgen van de controleverklaring van de accountant zijn deze kosten, in afwijking van artikel 1.1.6 sub c, wel subsidiabel wanneer ze buiten de projectperiode zijn gemaakt.

    12

  • 5. [vervallen]

Artikel 1.1.6 Niet subsidiabele kosten

  • De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

  • a. boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, leges, kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar, vergoedingen voor de inzet van vrijwilligers, kostenpost onvoorzien én andere kosten die niet rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn;

  • 13

  • b. BTW, tenzij door de subsidieaanvrager kan worden aangetoond dat de BTW over de subsidiabele activiteiten niet met de fiscus of via het BTW compensatiefonds kan worden verrekend. Indien de gevraagde subsidie € 125.000 of meer bedraagt dient het aantonen te gebeuren door middel van een verklaring van de belastingdienst of door een verklaring van een accountant. Indien de gevraagde subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, dient het aantonen te gebeuren door middel een getekende verklaring van de aanvrager;

  • c. kosten die betrekking hebben op de activiteiten die buiten de projectperiode zijn uitgevoerd.

  • 14

  • d. gangbare apparaatkosten van medeoverheden, tenzij de aanvrager kan aantonen dat deze kosten specifiek worden gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteit en anders niet zouden zijn gemaakt.

    15

Paragraaf 1.2 De aanvraag

Artikel 1.2.1. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 16

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk bij Gedeputeerde Staten ingediend. Als daarvoor een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten dat aanvragen elektronisch kunnen of moeten worden ingediend.

  • 17

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    18

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan het provinciale doel van beleid bijdragen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. De aanvrager maakt op verzoek bij de aanvraag melding van subsidies of andere vormen van staatssteun die de subsidieontvanger, alsmede het eventuele moederconcern danwel dochters van de onderneming of het eventuele moederconcern hebben ontvangen in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag voor subsidie. Tevens wordt melding gemaakt van eventuele andere aanvragen die in behandeling zijn op het moment van de aanvraag voor subsidie op grond van dit besluit.

  • 19

Artikel 1.2.2. Indieningstermijn aanvraag

  • 20

  • 1. Tenzij in enig ander hoofdstuk van dit besluit anders bepaald, kan een aanvraag voor een subsidie het hele kalenderjaar worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk op 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de aanvraag voor subsidie betrekking heeft.

Artikel 1.2.3. Beslistermijn

  • 21

  • 1. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, 13 weken na aanvang van het subsidietijdvak.

  • 22

  • 2. De in het eerste lid bedoelde termijn van 13 weken bedraagt 22 weken indien:

    23

    • a.

      sprake is van cofinanciering van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurd programma;

    • b.

      over de aanvraag advies wordt ingewonnen;

    • c.

      een nader onderzoek is ingesteld.

  • 3. Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 24

Paragraaf 1.3 Verlening van de subsidie

Artikel 1.3.1. Weigeringsgronden

  • 25

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de kosten van de subsidiabele activiteit redelijkerwijs anders kunnen worden gedekt.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie in ieder geval als minder dan € 1.000,-- aan subsidie zal worden verstrekt.

  • 3. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie aan een publieke instelling indien deze een jaarlijkse subsidie ontvangt en loon in welke vorm dan ook verstrekt aan een persoon die voor hem werkzaam is, dat uitgaat boven 100 procent van de bezoldiging van de minister, inclusief sociale verzekeringspremies, belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn.

  • 4. Gedeputeerde staten weigeren de subsidie indien ten aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering is opgelegd, ingevolge een beschikking van de Europese Commissie, waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 5. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als voor de activiteiten al subsidie is verstrekt op grond van dit uitvoeringsbesluit of op grond van de verordening, met uitzondering van het verstrekken van subsidie uit Europese Fondsen en indien het verstrekken van subsidie een subsidie in de vorm van een geldlening betreft.

Artikel 1.3.2. Verlening subsidie

  • 26

  • 1. Tenzij een subsidie door Gedeputeerde Staten direct wordt vastgesteld, wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 27

  • 2. Bij het besluit tot verlenen van subsidie geven Gedeputeerde Staten aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 28

Artikel 1.3.3. Betaling en bevoorschotting

  • 29

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 1.5.1 wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 30

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 1.5.2 of artikel 1.5.3 wordt gegeven, verlenen Gedeputeerde Staten aan de subsidieontvanger een voorschot van maximaal 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 31

  • 3. Bij jaarlijkse subsidie kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieontvanger voorschotten verlenen tot maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag. De voorschotten worden, in termijnen, beschikbaar gesteld.

  • 32

Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 1.4.1. Informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger doet binnen twee weken melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel vóór de in de beschikking vermelde datum waarop deze uiterlijk moeten zijn verricht, zullen worden verricht of dat vóór die datum niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 33

  • 2. De subsidieontvanger informeert Gedeputeerde Staten binnen twee weken schriftelijk over:

    34

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, wijzigingen van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. Indien het verleende subsidiebedrag hoger is dan € 25.000 en de verlening betrekking heeft op activiteiten met een looptijd langer dan een jaar, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

  • 35

Artikel 1.4.2. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 36

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze waarop bij de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten bekend wordt gemaakt dat de provincie Overijssel daarvoor subsidie heeft verstrekt.

  • 2. [Vervallen]

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen een termijn bepalen waarbinnen een activiteit of project moet zijn gestart of afgerond. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger die termijn verlengen indien sprake is van feiten en omstandigheden waarvan de subsidieaanvrager op het moment van de aanvraag niet op de hoogte kon zijn. Gedeputeerde Staten verlenen geen uitstel indien de verlenging in strijd is met het beoogde beleidsdoel van de provincie.

Paragraaf 1.5 Vaststelling van de subsidie

Artikel 1.5.1. Subsidies tot € 25.000

37

Indien de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000 wordt de subsidie door Gedeputeerde Staten direct verleend en vastgesteld.

Artikel 1.5.2. Subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000

  • 38

  • 1. Indien de subsidieverlening € 25.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat:

    39

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3. Indien de subsidieverlening € 25.000 of meer bedraagt , maar minder dan € 125.000, en de kosten en opbrengsten van de te verrichten activiteiten in verband met de aard van die activiteiten zodanig ongewis zijn dat een realistische begroting niet vereist kan worden, kan worden bepaald dat de subsidieontvanger op basis van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten mag aantonen dat de activiteiten zijn verricht. De subsidieontvanger maakt hierbij gebruik van het beschikbaar gestelde format.

  • 40

Artikel 1.5.3. Subsidies vanaf € 125.000

  • 41

  • 1. Indien de subsidieverlening € 125.000 of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag;

    • b.

      een kostenverantwoording, eventueel aangevuld met een accountantsverslag conform controleprotocol.

  • 3. Uit het in het tweede lid onder a genoemde inhoudelijke verslag blijkt dat:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4. Uit de kostenverantworoding als bedoeld in het tweede lid onder b, blijkt:

    • a.

      wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

    • b.

      wat, in voorkomend geval, de stand van de egalisatiereserve is;

    • c.

      wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, inclusief bijdragen van derden is; en

    • d.

      wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is.

  • 5. Kostenverantwoording als bedoeld in het tweede lid onder b vindt plaats conform format. Gedeputeerde Staten kunnen per regeling aangeven of zij aanvullend een controleverklaring verwachten. Deze wordt dan aangeleverd conform het controleprotocol.

  • 6. Bij subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten, overeenkomstig artikel 4:79 Awb, bepalen dat de aanvrager, die geen publiekrechtelijk rechtspersoon is, bij de aanvraag tevens een controleverklaring overlegt over de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 7. Overeenkomstig het vierde lid wordt de verleende subsidie vastgesteld op werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 1.5.4. Verantwoordingssystematiek specifieke uitkeringen (Sisa)

  • 42

  • 1. In afwijking van de artikelen 1.5.1 tot en met 1.5.3 verantwoorden gemeenten de regelingen die worden genoemd in de 'Kruisjeslijst ontvangende medeoverheden' jaarlijks volgens het Sisa-principe.

  • 43

  • 2. De Sisa-verantwoording geldt als aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 44

  • 3. In aanvulling op het tweede lid geldt voor meerjarige projecten de laatste Sisa verantwoording als de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.5.5. Vaststelling subsidie

  • 45

  • Gedeputeerde Staten stellen binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 46

Paragraaf 1.6 Overige bepalingen

Artikel 1.6.1. Staatssteun

Gedeputeerde Staten wijzigen of trekken de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in, als de subsidie is aangemerkt als ontoelaatbare staatssteun.

47

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen Familie, jeugd en gezin

Paragraaf 2.1 Jeugdactiviteiten Eigen Kracht

[Ingetrokken]

Paragraaf 2.2 Jeugdzorg

[Ingetrokken]

Paragraaf 2.3 Senioren

[ingetrokken]

Paragraaf 2.4 Transitie en transformatie jeugdzorg

[Ingetrokken]

Paragraaf 2.5 Transitie Jeugdzorg Overijssel 2.0

[Ingetrokken]

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen Zorg en gezondheid

Paragraaf 3.1 Zorg

[ingetrokken]

Paragraaf 3.2 Ondersteuning uitvoering Wet maatschappelijke ondersteuning

De provincie heeft een wettelijke taak op het gebied van de Wmo. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het voeren van beleid betreffende steunfunctiewerk. Gedeputeerde Staten vullen deze taak in door het laten uitvoeren van steunfunctietaken en door het financieren van projecten van gemeenten in het kader van de Wmo. Deze subsidieregeling bevat de criteria waaraan deze projecten moeten voldoen.

Artikel 3.2.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning, 29 juni 2006, Stb. 2006/351.

Artikel 3.2.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die gemeenten ondersteunen bij hun taken voor de uitvoering van de Wmo.

Artikel 3.2.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • 1. De aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • 2. De activiteit betreft de uitvoering ten minste één van de drie doelstellingen, zoals benoemd in de Wmo;

  • 48

  • 3. De activiteit is uiterlijk 31 december 2019 afgerond.

Artikel 3.2.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van € 300.000 per aanvraag.

Artikel 3.2.4a Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.6 sub d zijn de gemeentelijke apparaatskosten wel subsidiabel.

49

Artikel 3.2.5. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ondersteuning uitvoering Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1. een projectplan waarin is uitgewerkt:

    • a.

      de aanleiding voor het project;

    • b.

      aan welke doelstellingen van de Wmo dit project bijdraagt;

    • c.

      wat de beoogde concrete resultaten, doelen en effecten zijn;

    • d.

      de looptijd en fasering van het project;

    • e.

      wat de begrote kosten en inkomsten zijn;

    • f.

      welke andere gemeenten en andere participanten aantoonbaar betrokken zijn bij het project;

    • g.

      hoe de resultaten van het project beschikbaar worden gesteld aan andere gemeenten.

Artikel 3.2.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.2.7. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden vanaf 1 mei en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 juni van het betreffende kalenderjaar.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

Artikel 3.2.8. Volgorde van behandeling

  • 50

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 1. Aan de hand van scoretabel 1 wordt berekend welke totale score het project behaalt voor de volgende onderdelen:

    • a.

      het aantal daadwerkelijk deelnemende gemeenten;

    • b.

      de mate waarin het project inhoudelijk bijdraagt aan de doelstellingen van de Wmo;

    51

    • c.

      de hoogte van de investeringen van de aanvragende gemeente en andere financiers dan de provincie Overijssel in verhouding tot de bijdrage van de provincie Overijssel;

    • d.

      de mate waarin het ontwikkelde concept of de opgedane kennis aantoonbaar worden overgedragen aan andere Overijsselse gemeenten.

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt ten eerste het aantal daadwerkelijk deelnemende gemeenten de prioriteitsvolgorde, met dien verstande dat het project waar het aantal deelnemende gemeenten het hoogst is, een hogere prioriteit krijgt. Mocht dit resulteren in een gelijke score dan bepaalt de hoogte van de investeringen van de aanvragende gemeente en overige financiers, in verhouding tot de bijdrage van de provincie Overijssel, de prioriteitsvolgorde.

    52

Artikel 3.2.9. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1. en 1.4.2. dient de subsidieontvanger de opgedane kennis of het ontwikkelde concept beschikbaar te stellen aan andere Overijsselse gemeenten.

Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen Cultuur, sport en vrije tijd

Paragraaf 4.1 Archeologie

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.2 Restauratieachterstanden Rijksmonumenten

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.3 Podiumplan

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.4 Cultuurdeelname

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.5 Productiefonds Overijssel

53

Subparagraaf 4.5.1. Versterking productie aanbod Overijssel

Artikel 4.5.1.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. productie: het geheel van artistieke creatie, ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe uiting op het terrein van ten minste één van de volgende kunstdisciplines: muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media, literaire cultuur, niet zijnde een festival, boek, cd- of dvd-uitgave of een tentoonstelling;

  • b. artistiek inhoudelijke kwaliteit: de artistiek inhoudelijke kwaliteit van een productie blijkt uit het vakmanschap, de zeggingskracht en de oorspronkelijkheid van de productie;

  • 54

  • c. festival: een feest of openbare gebeurtenis met verschillende activiteiten of evenementen;

  • d. tentoonstelling: een tijdelijke of permanente gelegenheid waarbij één of meer personen of organisaties objecten tonen voor een publiek van particulieren of bedrijven, die voor dit doel naar deze gelegenheid komen;

  • e. kunstenaar: degene die een artistieke bijdrage levert aan de productie;

  • f. gevestigd in Overijssel: indien de maker of kunstenaar een bedrijf is dan is dit bedrijf statutair gevestigd in Overijssel tenzij het bedrijf geen rechtspersoonlijkheid heeft, dan moet het bedrijf een bedrijfspand bezitten of huren in Overijssel en vanuit daar ook zijn activiteiten of een deel van de activiteiten uitvoeren;

  • g. woonachtig in Overijssel: de persoon, zijnde de maker of kunstenaar, staat ingeschreven bij een Overijsselse gemeente als inwoner en woont daar ook daadwerkelijk;

  • h. maker: de artistiek leider of leiders van de productie of degene die een kunstwerk maakt.

Artikel 4.5.1.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. professionele producties met een hoge artistieke inhoudelijke kwaliteit en ten minste een nationale uitstraling;

  • b. professionele producties met ten minste een provinciale uitstraling.

  • 55

Artikel 4.5.1.3. Criteria

  • 1. De aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de productie wordt ontwikkeld in Overijssel;

    • b.

      een deel van de uitvoeringen vindt plaats in Overijssel;

    • c.

      de maker of een deel van de makers en een deel van de bij de productie betrokken kunstenaars is gevestigd of woonachtig in Overijssel;

    • d.

      de productie maakt geen deel uit van regulier door Rijk of provincie Overijssel gesubsidieerde activiteiten van een instelling;

    • e.

      de productie is geen festival, boekuitgave, tentoonstelling, cd of dvd uitgave;

    • f.

      de productie staat onder leiding van personen die aantoonbaar beschikken over artistieke kwaliteiten als maker en ervaring hebben in het artistiek en productioneel leiden van projecten. Dit moet aangetoond worden aan de hand van CV's, met relevant arbeids- en opleidingsverleden;

    • g.

      de productie onderscheidt zich vanwege haar toegevoegde waarde voor het kunst- en cultuuraanbod van de in artikel 4.5.1.1 genoemde kunstdisciplines in Overijssel;

    • h.

      als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 4.5.1.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in 5.4.1.2. onder sub a bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in 5.4.1.2. onder sub b bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum tot € 25.000 per aanvraag.

Artikel 4.5.1.5. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Versterking productieaanbod Overijssel.

  • 56

  • 2. De aanvrager overlegt, in afwijking van artikel 1.2.1. tweede lid, bij zijn aanvraag voor subsidie:

    • a.

      een productieplan betreffende het doel en het artistieke concept van de productie, de wijze waarop de beoogde doelen worden bereikt, de personen en instellingen uit Overijssel die bij de productie zijn betrokken, een beschrijving van een marketingstrategie betreffende de publieksgroep of publieksgroepen die aanvrager met de productie wil bereiken en de marketinginstrumenten die worden ingezet;

    • b.

      een gespecificeerde begroting, de geraamde kosten met dekkingsplan en de geraamde opbrengsten conform artikel 1.1.5;

    • c.

      CV's van de maker en artistieke leiding van de productie;

    57

    • d.

      Een speellijst of een aantal intentieverklaringen waaruit een provinciale c.q. nationale uitstraling zichtbaar blijkt.

    58

Artikel 4.5.1.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.5.1.7 Adviescommissie

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.5.1.2 sub a wordt om advies voorgelegd aan de Adviescommissie Productiefonds Overijssel 2013-2015 die advies geeft over:

a. De hoge artistieke inhoudelijke kwaliteit van de productie;

59

b. De nationale uitstraling van de productie;

c. De artistieke kwaliteit van de maker(s);

d. De toegevoegde waarde voor het bestaande kunst- en cultuuraanbod in Overijssel.

Artikel 4.5.1.8. Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a. de te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 4.5.1.2 sub a minder dan € 25.000 bedraagt;

  • b. de te verstrekken subsidie als bedoeld in artikel 4.5.1.2 sub b minder dan € 10.000 bedraagt.

Subparagraaf 4.5.2 Nieuwe makers Overijssel

60

Artikel 4.5.2.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. nieuwe maker: Overijsselse maker of groep van nieuwe Overijsselse makers die zich nog niet of maar beperkt als professional heeft of hebben gemanifesteerd in de cultuursector;

  • 61

  • b. professionele organisatie: organisatie die primair gericht is op het zelf ontwikkelen en produceren van artistieke producties of het uitvoeren daarvan;

  • c. ontwikkelingstraject: een periode waarin een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling van de nieuwe maker. Centraal staan de leerdoelen persoonlijk, artistiek en zakelijk van de maker;

  • d. productie: het geheel van artistieke creatie, ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe uiting op het terrein van ten minste één kunstdiscipline zoals, muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media, literaire cultuur of fotografie;

  • e. maker: de artistiek leider van de productie of degene die een kunstwerk maakt;

  • f. artistieke verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid voor alle artistieke keuzes die gemaakt worden binnen een productie en de keuzevrijheid om deze keuzes zelfstandig te maken.

Artikel 4.5.2.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken voor het ontwikkelingstraject van een nieuwe maker of een groep van nieuwe makers, waarin ten minste één productie wordt ontwikkeld en uitgevoerd.

Artikel 4.5.2.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een professionele organisatie of een samenwerking van professionele organisaties, met elk een vestigingsadres in Overijssel;

  • b. de nieuwe maker is woonachtig in Overijssel;

  • c. er is sprake van een intensieve samenwerking tussen de aanvrager en de nieuwe maker, zowel ten aanzien van de artistieke en zakelijke doelen als ten aanzien van de coaching op persoonlijke leerdoelen van de nieuwe maker;

  • d. er is aantoonbaar voorzien in deskundige begeleiding voor de duur van ten minste 12 maanden, zowel artistiek, zakelijk als coaching op persoonlijke leerdoelen van de nieuwe maker;

  • 62

  • e. er wordt ten minste één productie in Overijssel gemaakt en uitgevoerd;

  • f. de artistieke verantwoordelijkheid voor de productie die tot stand komt, berust bij de nieuwe maker;

  • g. het ontwikkelingstraject inclusief de voorgenomen productie maakt geen deel uit van regulier door Rijk of de provincie gesubsidieerde activiteiten van de aanvrager;

  • h. als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan de de-minimisverordening;

  • i. de aanvraag moet vooraf zijn afgestemd met de beleidsmedewerker van de provincie Overijssel die betrokken is bij paragraaf 4.5 Productiefonds Overijssel.

Artikel 4.5.2.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

Artikel 4.5.2.4a Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 eerste lid bedragen de loonkosten maximaal € 11,55 per uur met een maximum van € 2.000 bruto per maand of maximaal het geldende CAO-loon.

Artikel 4.5.2.5. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 4.5.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het Aanvraagformulier Nieuwe makers Overijssel.

  • 63

  • 2. De aanvrager overlegt, in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, bij zijn aanvraag voor subsidie tevens:

    • a.

      een plan met daarin tenminste opgenomen het ontwikkelingstraject van de nieuwe maker zowel artistiek, zakelijk als coaching op persoonlijke leerdoelen en een omschrijving van de beoogde productie;

    • b.

      CV van de betreffende nieuwe maker of nieuwe makers én de CV's van de deskundige begeleider of begeleiders.

    64

Artikel 4.5.2.7 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a. minder dan € 20.000 aan subsidie zal worden verstrekt;

  • b. voor de betreffende nieuwe maker al subsidie op basis van deze paragraaf is verstrekt;

  • c. de aanvrager al drie keer subsidie op basis van deze paragraaf verstrekt heeft gekregen;

  • d. voor de nieuwe maker subsidie is verstrekt op grond van de Deelregeling projectsubsidies Fonds Podiumkunsten;

  • e. de aanvrager een intermediair is tussen de professionele organisatie en de nieuwe maker;

  • f. de productie niet bijdraagt aan de spreiding over de in artikel 4.5.2.1 sub d genoemde kunstdisciplines.

Artikel 4.5.2.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteit binnen 2 jaar na subsidieverlening te hebben afgerond.

Artikel 4.5.2.9. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie

Een aanvraag voor vaststelling van een subsidie van € 25.000 of meer bevat, in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid, een door de nieuwe maker ondertekend evaluatieformulier.

65

Paragraaf 4.6 Beeldende Kunst en Vormgeving Art (E)motion

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.7 Cultureel erfgoed

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.8 Stimulering Re-animatie industrieel en agrarisch erfgoed Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 4.9 Sportaccommodaties en jeugd

[ingetrokken]

Paragraaf 4.10 Overijssel werkt! KwaliteitsImpuls Toerisme in Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 4.11 Bedrijfsnatuurplannen recreatieondernemers (pMJP 3.2.5)

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.12 Routenetwerken (pMJP 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4)

[ingetrokken]

Paragraaf 4.13 Vrijetijdseconomie Routebeleving 2014-2015

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.14 Vrijwilligers

[ingetrokken]

Paragraaf 4.15 Evenementen en festivals

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.16 Cultuureducatie ‘Cultuur aan de basis'

Artikel 4.16.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. cultuureducatie: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs. De Kerndoelen zijn vastgesteld in het Besluit vernieuwde kerndoelen Wet Primair Onderwijs;

  • b. doorgaande leerlijn: de uitwerking per leerjaar van wat een kind aan het eind van het primair onderwijs moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnenschools en buitenschools leren;

  • c. intentieverklaring: een schriftelijke verklaring waarin een schoolbestuur vastlegt dat ze deelneemt aan het gemeentelijke cultuureducatieplan.

Artikel 4.16.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. een aanbod van cultuureducatieve activiteiten voor het primair onderwijs;

  • b. activiteiten gericht op de verdieping en implementatie van doorgaande leerlijnen cultuureducatie;

  • c. activiteiten die bijdragen aan de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten inclusief vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie;

  • 66

  • d. activiteiten gericht op het versterken van de meerjarige samenwerking van de school met de lokale culturele omgeving ten behoeve van de kunstzinnige en culturele ontwikkeling van leerlingen.

  • 67

Artikel 4.16.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b. de aanvraag moet betrekking hebben op ten minste drie van de vier in artikel 4.16.2 genoemde subsidiabele activiteiten voor de periode 2017, 2018, 2019 en 2020;

  • c. er is aantoonbaar gemaakt door de aanvrager dat het bedrag voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegroting voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 ten minste 75% bedraagt van het bedrag dat in 2016 op de gemeentelijke begroting was opgenomen voor cultuureducatie;

  • 68

  • d. ten minste 50% van de scholen in een gemeente committeert zich inhoudelijk en financieel aan het gemeentelijke cultuureducatieplan.

Artikel 4.16.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt per gemeente maximaal het bedrag zoals opgenomen in tabel 1, waarbij de subsidie voor de activiteit als bedoeld onder 4.16.2 sub a maximaal 60% van de totale subsidie bedraagt.

69

Artikel 4.16.5 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 kan een aanvraag worden ingediend vanaf 2 januari 2017 en moet deze ontvangen zijn uiterlijk op 3 april 2017.

Artikel 4.16.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Cultuureducatie ‘Cultuur aan de basis'.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1. tweede lid overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag voor subsidie:

    • a.

      een vierjarig activiteitenplan, voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 met daarin het aantal, de aard en de frequentie van de activiteiten die worden uitgevoerd op gebied van cultuureducatie, de samenwerkingsafspraken met het onderwijs en culturele instellingen;

    • b.

      een intentieverklaring van het schoolbestuur voor deelname aan het gemeentelijke cultuureducatieplan;

    • 70

    • c.

      een overzicht van scholen die zich financieel en inhoudelijk committeren aan het gemeentelijk cultuureducatieplan;

    • d.

      een collegevoorstel waarin B&W of een raadsvoorstel waarin de gemeenteraad bevestigt dat een bedrag voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegroting voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 ten minste 75% bedraagt van het bedrag dat in 2016 op de gemeentelijke begroting was opgenomen voor cultuureducatie.

Artikel 4.16.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Paragraaf 4.17 Cultuurmakelaars

Artikel 4.17.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. cultuurmakelaar: een onafhankelijk adviseur, werkzaam voor de cultuursector die in opdracht van gemeenten werkt;

  • 71

  • b. [vervallen];

  • c. cultuurdisciplines: hieronder worden de volgende disciplines verstaan: muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, podiumkunsten, film, nieuwe media en literaire cultuur;

  • d. samenwerkingsverband: de samenwerking tussen gemeenten, waarbij sprake is van financiële betrokkenheid bij de activiteit van alle betrokken partijen;

  • e. intentieverklaring: schriftelijke verklaring waarin een gemeente haar financiële bijdrage vastlegt.

Artikel 4.17.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een cultuurmakelaar.

Artikel 4.17.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager maakt deel uit van een samenwerkingsverband van ten minste twee Overijsselse gemeenten, waarbij één van de gemeenten de aanvrager is;

    • b.

      het werkterrein van de cultuurmakelaar bevindt zich binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

    • c.

      de activiteiten van de cultuurmakelaar hebben betrekking op ten minste drie cultuurdisciplines binnen het werkterrein van de cultuurmakelaar;

    • 72

    • d.

      er is aantoonbaar voor ten minste 50% voorzien in de co-financiering van de totale subsidiabele kosten;

    • 73

    • e.

      de cultuurmakelaar wordt ingezet voor ten minste vier uur per gemeente per week voor een periode van twee aaneensluitende jaren tot uiterlijk 1 juli 2021;

    • f.

      de inzet van de cultuurmakelaar bedraagt maximaal 24 uur per week per aanvraag;

    • g.

      de gevraagde en te verlenen subsidie per aanvraag bedraagt ten minste € 25.000;

    • h.

      als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid moet een subsidie voor een activiteit die zich afspeelt in de gemeenten Deventer, Enschede, Hengelo of Zwolle aan het criterium voldoen dat de cultuurmakelaar in ten minste één andere Overijsselse gemeente dan de gemeenten Deventer, Enschede, Hengelo of Zwolle voor ten minste vier uur per week wordt ingezet.

Artikel 4.17.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 55.000 per aanvraag.

Artikel 4.17.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel met een uurtarief van maximaal € 75.

Artikel 4.17.6 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag kan worden ingediend:

    • a.

      vanaf 1 november 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 februari 2017;

    • b.

      vanaf 1 oktober 2018 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 3 december 2018.

  • 2. [vervallen]

Artikel 4.17.7 Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier ‘Cultuurmakelaars'.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag voor subsidie:

    • a.

      een projectplan waarin is opgenomen een functieprofiel van de gewenste cultuurmakelaar, het aantal benodigde uren, de duur van de projectperiode, en een

      voorstel voor de regeling van het formeel werkgeverschap van de cultuurmakelaar

    • b.

      een activiteitenplan met daarin het aantal, de aard en de frequentie van de activiteiten die worden uitgevoerd door de cultuurmakelaar, en de eventuele

      samenwerkingsafspraken tussen de vragende partijen over de taken en de inhoudelijke aansturing van de cultuurmakelaar;

    • c.

      het ‘format Intentieverklaring Samenwerking Cultuurmakelaars' waarin de samenwerkende partners verklaren financieel aan het project bij te dragen.

Artikel 4.17.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.17.9 Weigeringsgrond

In aanvulling op 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten een subsidie indien de financiering als bedoeld onder artikel 4.17.3 eerste lid onder sub d, een door de gemeente ontvangen provinciale subsidie is.

Paragraaf 4.18 Cultuurparticipatie

Artikel 4.18.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. cultuurparticipatie: actief deelnemen aan kunst en cultuur op de volgende deelgebieden: beeldende kunst, volkscultuur, podiumkunsten, erfgoed, muziek en literatuur;

  • b. amateurkunst: het actief beoefenen van kunst uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te willen voorzien;

  • c. receptieve activiteit: activiteit waarbij de doelgroep passief kijkt of luistert naar kunst- of cultuuruitingen;

  • 74

  • d. innovatieve activiteiten: activiteiten op het gebied van amateurkunst of cultuurparticipatie die nieuw zijn voor de aanvrager met als doel de inhoudelijke of organisatorische innovatie of innovatie op het gebied van talentontwikkeling te stimuleren;

  • 75

  • e. artistiek inhoudelijke kwaliteit: de artistiek inhoudelijke kwaliteit blijkt uit het vakmanschap, de zeggingskracht en de oorspronkelijkheid van de activiteiten;

  • f. [vervallen];

  • g. culturele ontwikkeling deelnemers: het vergroten van de interesse in cultuur en de mate waarin actief wordt deelgenomen aan culturele activiteiten van en door deelnemers;

  • h. deelnemers: personen die actief deelnemen aan een culturele activiteit;

  • i. marketingplan: in een marketingplan staat beschreven hoe de aanvrager de doelgroep(en) gaat benaderen en waarom dit op die manier gebeurt;

  • j. bedrijfsmiddel: zaak of object die in de onderneming wordt gebruikt en die niet is aangekocht om te verkopen, en waarover moet worden afgeschreven;

  • k. talentontwikkeling: ontwikkelen en uitvoeren van een methodiek om talenten te begeleiden in hun culturele en artistieke ontwikkeling.

Artikel 4.18.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die aantoonbaar bijdragen aan de toename en ontwikkeling van cultuurparticipatie of amateurkunst en de culturele ontwikkeling van de deelnemers, in combinatie met ten minste twee van de volgende activiteiten:

    • a.

      activiteiten die artistiek inhoudelijke innovatie beogen op het gebied van cultuurparticipatie, door samenwerkingen tussen verschillende amateurkunstdisciplines of samenwerkingen tussen de amateurkunstsector en professionele sector;

    • b.

      innovatieve activiteiten ter verbetering van de deskundigheid van een culturele organisatie op het gebied van ledenwerving, vrijwilligersbeleid, publieksbereik, fondsenwerving, marketing en communicatie;

  • 76

    • c.

      innovatieve activiteiten op het gebied van talentontwikkeling.

  • 2. [vervallen].

Artikel 4.18.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      de activiteit vindt plaats binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

    • c.

      er is aantoonbaar voor ten minste 35% door de aanvrager of andere partijen dan de provincie Overijssel voorzien in de co-financiering van de totale subsidiabele kosten;

    • d.

      indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 eerste lid dan bedraagt de gevraagde en de te verlenen subsidie ten minste € 5.000;

    • e.

      [vervallen];

    • f.

      als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

  • 2. [vervallen].

Artikel 4.18.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 eerste lid bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000.

  • 2. [vervallen].

Artikel 4.18.4a Subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 4.18.4b Niet subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 4.18.5 Indieningstermijn aanvraag

  • In afwijking van artikel 1.2.2 kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.18.2 tweede lid worden ingediend vanaf 1 november 2015.

Artikel 4.18.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier Cultuurparticipatie 2017 t/m 2020.

  • 2. De aanvrager overlegt, in afwijking van artikel 1.2.1. tweede lid, bij zijn aanvraag voor subsidie:

    • a.

      een projectplan waarin is omschreven:

    • i.

      het doel van de activiteit;

    • ii.

      de artistiek inhoudelijke kwaliteit van de activiteit;

    • iii.

      de wijze waarop de activiteiten als bedoeld in 4.18.2 sub a, b of c worden bereikt;

    • iv.

      het aantal deelnemers;

    • b.

      een gespecificeerde begroting, de geraamde kosten met dekkingsplan, geraamde opbrengsten inclusief een eventuele bijdrage van de deelnemers;

    • c.

      een marketingplan betreffende de publieksgroep of -groepen die de aanvrager met het project wil bereiken en de marketinginstrumenten die worden ingezet.

Artikel 4.18.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.18.8 Volgorde van behandeling

  • [vervallen]

Artikel 4.18.9 Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie:

  • a. voor boekuitgaven, films of dvd's, aanschaf van audiovisuele middelen, muziekinstrumenten, kleding/uniformen, tentoonstellingen, congressen of beurzen;

  • b. activiteiten met een receptieve doelstelling;

  • c. activiteiten gericht op het ontwikkelen van cultuureducatief aanbod in het primair onderwijs;

  • d. activiteiten op het gebied van de media met een journalistieke en informatieve invulling;

  • e. activiteiten die gericht zijn op het realiseren van een beeld of geluidregistratie van bijvoorbeeld concerten en voorstellingen;

  • f. activiteiten die primair gericht zijn op of plaatsvinden binnen het kunstvakonderwijs met inbegrip van de mbo-kunstopleidingen en de particuliere opleidingen;

  • g. vervallen

  • h. activiteiten die primair gericht zijn op het realiseren van reguliere scholingsactiviteiten voor professionals;

  • i. activiteiten die behoren tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager;

  • j. [vervallen].

Artikel 4.18.10 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 verplicht om binnen 18 maanden na verlening van de subsidie de activiteit te hebben afgerond.

Paragraaf 4.19 Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel'

Artikel 4.19.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. archeologie: Overijsselse materiële overblijfselen van de menselijke geschiedenis die zich onder de grond bevinden. Ook grafheuvels, hunebedden, mottes en vergelijkbare overblijfselen van menselijk handelen in het verleden worden tot archeologie gerekend;

  • b. cultureel erfgoed: Overijsselse gebouwen, bouwwerken en cultuurlandschappen die vanuit het verleden zijn overgebleven, die het waard zijn om behouden te blijven en die bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied;

  • c. gebundelde aanpak: ten minste twee eigenaren nemen deel aan de activiteit. Voor terreinbeherende organisaties wordt hierop een uitzondering gemaakt als deze eigenaar zijn van een ensemble gebouwen, bouwwerken of cultuurhistorische elementen die bepalend zijn voor de karakteristieke identiteit van het gebied;

  • d. restauratiewerkzaamheden: noodzakelijke renovatiewerkzaamheden aan gevels, daken of cultuurhistorische elementen;

  • e. streekcultuur: de Overijsselse gewoonten, gebruiken, tradities en rituelen uit het verleden, die voor mensen van nu betekenis hebben.

  • 77

  • f. Betrokken partijen: partijen die financieel of in natura bijdragen aan de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4.19.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • 78

  • a. activiteiten ter verbetering van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de archeologie, inclusief aardkundige waarden;

  • b. de uitvoering van restauratie- en herstelwerkzaamheden, inclusief voorbereidende werkzaamheden, aan cultureel erfgoed binnen een gebundelde aanpak;

  • c. activiteiten op het gebied van streekcultuur die:

    • i.

      het verhaal en de geschiedenis achter een plek, karakteristiek gebouw of archeologische vondst uitdragen; of

    • ii.

      bijdragen aan het uitdragen en behouden van streektaal en streekcultuur.

Artikel 4.19.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b. de activiteit richt zich op ten minste twee van de thema's archeologie, cultureel erfgoed, streekcultuur of immaterieel erfgoed;

  • c. de gevraagde en te verlenen subsidie bedraagt ten minste € 7.500;

  • d. de restauratie- en herstelwerkzaamheden als bedoeld in artikel 4.19.2 sub b dienen een substantiële bijdrage te leveren aan behoud, herstel of ontwikkeling van de karakteristieke identiteit van het gebied;

  • e. de activiteit wordt uitgevoerd of begeleid door een deskundige uit het veld;

  • f. als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 4.19.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met maximum van € 100.000 per aanvraag.

Artikel 4.19.5 Indieningstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.1 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend:

    • a.

      Vanaf 4 januari en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 februari voor 19.00 uur van het betreffende kalenderjaar.

    • b.

      [vervallen]

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

Artikel 4.19.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Erfgoed "Het Verhaal van Overijssel".

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens een projectplan en een communicatie- en marketingplan waarin is uitgewerkt:

    • a.

      welke subsidiabele activiteiten in het project aan elkaar worden verbonden;

    • b.

      hoe de gekozen publieksgroep of publieksgroepen van het project wordt of worden bereikt en welke communicatie- en marketinginstrumenten daarvoor worden ingezet;

    • c.

      welke organisatie(s), met welke deskundigheid en ervaring, betrokken wordt/worden bij het project.

Artikel 4.19.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.19.8 Volgorde van behandeling

  • 1. Gedeputeerde Staten plaatsen de subsidieaanvragen in prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dat toelaat.

  • 2. De prioriteitsvolgorde als bedoeld onder het eerste lid wordt bepaald op basis van scoretabel 1.

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt het aantal betrokken partijen de prioriteitsvolgorde. Mocht dit resulteren in een gelijkscore dan bepaalt de hoogte van de eigen bijdrage, zijnde het percentueel ten opzichte van de totale subsidiabele kosten de prioriteitsvolgorde.

  • 79

    Scoretabel 1

    Onderdeel

    Cijfer

    Weging

    Score

    Het aantal subsidiabele activiteiten dat het project aan elkaar verbindt

    2 of 3

    40%

    (Cijfer) x 0,4 = score 1

    De mate van publieksbereik en de versterking van de Overijsselse identiteit

    matig (1), goed (3), uitstekend (4)

    30%

    (Cijfer) x 0,3 = score 2

    De mate van verankering van de betrokken deskundigheid bij het project

    matig (1), goed (3), uitstekend (4)

    30%

    (Cijfer) x 0,3 = score 3

    Totale score = score 1 + score 2 + score 3

Artikel 4.19.9 Adviescommissie

De aanvragen worden voorgelegd aan de provinciale Monumentencommissie, die advies uitbrengt en de aanvragen in een prioriteitsvolgorde plaatst.

80

Artikel 4.19.10 Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. het een aanvraag betreft voor enkel het uitbrengen van een boek.

  • b. [vervallen]

Artikel 4.19.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening te hebben afgerond.

Paragraaf 4.20 Restauratie Rijksmonumenten

81

Artikel 4.20.1 Begripsbepaling

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Brim: Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten;

  • b. groen monument: een van rijkswege beschermd monument of zelfstandig onderdeel zijnde een aanleg die geheel of gedeeltelijk bestaat uit beplanting;

  • 82

  • c. energiebesparende maatregelen: het treffen van isolerend voorzieningen voor wanden, kappen, vloeren, glas en kozijnen, zoals naar voren gekomen in het betreffende energieonderzoek en met inachtneming van behoud van de monumentale waarden van het pand.

  • d. energieonderzoek: een onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen. Het onderzoek richt zich zowel op bouwkundige en technische aspecten als ook op gedragsmaatregelen. De rapportage van het onderzoek bevat standaard de quick wins en bevat verder minimaal:

    • i.

      het huidige energiegebruik;

    • ii.

      de energiebalans waarin minimaal 90% van het energiegebruik is toebedeeld aan de energiegebruikers;

    • iii.

      de energiebesparende maatregelen inclusief de verwachte investering en energiereductie.

  • e. herbestemmingsopgave: een project waarbij een nieuwe functie aan een rijksmonument of een belangrijk deel daarvan wordt gegeven.

  • f. herbouwwaarde: kosten om een rijksmonument of zelfstandig onderdeel in zijn geheel opnieuw te vervaardigen, met dezelfde constructie, materiaalsoorten en detaillering, zoals blijkt uit de voor het monument afgesloten verzekeringspolis of een door een verzekeraar geaccepteerde taxatie;

  • g. inspectierapport: rapport dat de technische of fysieke staat van een beschermd monument of zelfstandig onderdeel beschrijft, en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie;

  • h. POM: een professionele organisatie voor monumentenbehoud zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

  • i. Rijksmonument: een van rijkswege beschermd monument of zelfstandig onderdeel, voorzien van een monumentennummer en opgenomen in het landelijke Monumentenregister, niet zijnde een woonhuis;

  • 83

  • j. Sim: de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

  • k. woonhuis: beschermd rijksmonument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt: gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.

Artikel 4.20.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. de restauratie van een rijksmonument;

  • b. het uitvoeren van energiebesparende maatregelen in een rijksmonument.

Artikel 4.20.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is de eigenaar van het rijksmonument;

  • b. het rijksmonument bevindt zich binnen de Overijsselse provinciegrenzen;

  • c. de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumenten, met uitzondering van molens, groene monumenten en archeologische monumenten, bedragen ten minste 6% van de herbouwwaarde;

  • 84

  • d. de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumentale molens bedragen ten minste € 120.000;

  • 85

  • e. de subsidiabele kosten voor de restauratie van archeologische rijksmonumenten en groene rijksmonumenten bedragen ten minste € 25.000.

  • 86

  • f. de restauratie wordt uitgevoerd door, of in samenwerking met, een aantoonbaar deskundig restauratiebedrijf;

  • g. op de restauratieplaats wordt ten minste één leerlingplaats voor een leerling in de restauratiebouw gerealiseerd;

  • 87

  • h. het gebruik van het rijksmonument is voor ten minste vijf jaar gegarandeerd;

  • i. indien de aanvraag betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 4.20.2 sub b dan geldt dat:

    • a.

      de energiebesparende maatregelen worden uitgevoerd zoals genoemd in het energieonderzoek;

    • b.

      het energieonderzoek is opgesteld door een gecertificeerd energieadviseur;

    • c.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 4.20.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.20.2 sub a bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.20.2 sub b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 60.000 per aanvrager.

Artikel 4.20.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5.is voor de berekening van de subsidiabele kosten voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4.20.2 sub a artikel 4 en de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 van de Sim van toepassing.

88

Artikel 4.20.6 Indieningstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 1 juni en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 juli voor 19:00 uur van het betreffende kalenderjaar.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

Artikel 4.20.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier ‘Restauratie Rijksmonumenten';

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens:

    • a.

      een inspectierapport, niet ouder dan twee jaar;

    • b.

      een restauratieplan waarin tevens is opgenomen: een actuele begroting die gespecificeerd is in hoeveelheden, manuren, materialen, stelposten en onderaannemers;

    • c.

      een lijst van restauratiebedrijven die worden uitgenodigd om offerte uit te brengen voor de uitvoering van het restauratieplan;

    • d.

      een document waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de exploitatie van het rijksmonument voor een periode van ten minste vijf jaar is gegarandeerd;

    • e.

      een verzekeringspolis waaruit de herbouwwaarde van het rijksmonument blijkt, of voor zover geen verzekering is afgesloten of de herbouwwaarde niet uit de verzekeringspolis blijkt, een door een verzekeraar geaccepteerde taxatie van de herbouwwaarde. Deze bepaling geldt niet voor molens, groene en archeologische monumenten.

    • f.

      voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid of als een toren van een kerkgebouw, een tekening waarop het zelfstandig onderdeel duidelijk is weergegeven ten opzichte van aangrenzende zelfstandige onderdelen;

    • g.

      voor zover het een zelfstandig onderdeel van een beschermd archeologisch monument betreft, een overzichtskaart waarop de betrokken kadastrale percelen zijn aangegeven;

    • h.

      voor zover het een groen monument betreft, een overzichtskaart van de groenaanleg met de plaats van de werkzaamheden en voor zover het een zelfstandig onderdeel betreft, de kadastrale percelen;

    • i.

      indien rijkssubsidie is ontvangen of is aangevraagd in het kader van de Brim of de Sim, een kopie van de subsidiebeschikking danwel de ontvangstbevestiging van de subsidieaanvraag;

    • j.

      indien voor het monument een laagrentende lening via het Nationaal Restauratiefonds is afgesloten een kopie van de akte van lening;

    • k.

      een vergunning van de gemeente voor de uit te voeren werkzaamheden, dan wel een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn. Indien deze stukken bij het indienen van de aanvraag nog niet zijn verkregen, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde tot het verkrijgen van de betreffende vergunning dan wel verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn;

    • l.

      indien subsidie wordt aangevraagd voor energiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.20.2 sub b: het uitgevoerde energieonderzoek.

Artikel 4.20.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.20.9 Volgorde van behandeling

  • 1. Gedeputeerde Staten plaatsen de subsidieaanvragen voor de restauratie van een rijksmonument als bedoeld in artikel 4.20.2 sub a in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dat toelaat.

  • 89

  • 2. De prioriteitsvolgorde als bedoeld in het eerste lid wordt op basis van scoretabel 1 bepaald.

    90

  • 3. Bij gelijke score bepaalt de hoogte van het eigen aandeel de rangorde, waarbij het hoogste eigen aandeel, percentueel ten opzichte van de totale subsidiabele kosten, voorrang krijgt.

  • 4. De prioriteitsvolgorde die op basis van het eerste lid is bepaald voor de restauratie van rijksmonumenten geldt ook als prioriteitsvolgorde voor subsidie als bedoeld in artikel 4.20.2 sub b.

Artikel 4.20.10 Adviescommissie

De aanvragen worden voorgelegd aan de provinciale Monumentencommissie, die advies uitbrengt en de aanvragen in een prioriteitsvolgorde plaatst.

Artikel 4.20.11 Weigeringsgrond

  • 1. In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien de exploitatie van het rijksmonument voor een periode van ten minste vijf jaren niet aannemelijk kan worden gemaakt.

  • 2. De subsidie wordt geweigerd indien het een aanvraag betreft voor een rijksmonument dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op een aanvraag van een:

    • a.

      gemeente, waterschap of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of

    • b.

      POM.

Paragraaf 4.21 Herbestemming cultureel erfgoed

Artikel 4.21.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. cultureel erfgoed: Overijsselse gebouwen en bouwwerken met cultuurhistorische waarde, die het waard zijn om behouden te blijven en die bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied;

  • 91

  • b. herbestemming: geven van een nieuwe functie aan cultureel erfgoed of een belangrijk deel daarvan;

  • c. transformatieplan: een beschrijving van de voorgenomen herbestemming van cultureel erfgoed die voldoet aan de criteria als genoemd in artikel 4.21.3 lid 1.

Artikel 4.21.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een herbestemming op basis van een transformatieplan.

Artikel 4.21.3 Criteria

  • De aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. De uitvoering van de herbestemming is gebaseerd op een transformatieplan die aan de volgende eisen voldoet:

    • i.

      het is opgesteld door deskundige en vakbekwame professionals;

    • ii.

      het brengt de bestaande situatie van het cultureel erfgoed alsmede de directe omgeving in beeld;

    • iii.

      het benoemt de nieuwe functie van het cultureel erfgoed alsmede het maatschappelijk draagvlak voor de nieuwe functie voor het cultureel erfgoed;

    • iv.

      het beschrijft de specifieke kwaliteiten van het cultureel erfgoed alsmede de directe omgeving en de wijze waarop deze kwaliteiten voor de herbestemming ingezet zijn;

    • v.

      het omvat het ontwerp voor de herbestemming van het cultureel erfgoed, alsmede de nieuwe inrichting van de directe omgeving;

    • vi.

      het geeft een beschrijving van de betrokkenheid van de gemeente bij de herbestemming van het cultureel erfgoed;

    • vii.

      het onderbouwt hoe het cultureel erfgoed na de transformatie duurzaam geëxploiteerd kan worden.

  • b. Voor de uitvoering van het transformatieplan zijn de eventueel benodigde vergunningen verkregen.

  • 92

  • c. Als de subsidie een steunmaatregel is, dan moet het voldoen aan de de-minimisverordening.

  • d. Bij de uitvoering van het transformatieplan wordt ten minste één leerlingwerkplaats gerealiseerd.

Artikel 4.21.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000 per herbestemming.

Artikel 4.21.5 Indieningstermijn

In afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag ingediend worden vanaf 2 februari 2016.

Artikel 4.21.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Herbestemming cultureel erfgoed.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie tevens:

    • a.

      het transformatieplan als bedoeld in artikel 4.21.3 sub a;

    • b.

      een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de gemeente instemt met de voorgestelde uitvoering van het transformatieplan;

    • c.

      de benodigde vergunningen of een verklaring van de gemeente dat er geen vergunningen voor de transformatie nodig zijn;

    • d.

      indien het geen Rijksmonument betreft een verklaring van de gemeente, waarin zij de cultuurhistorische waarde van het cultureel erfgoed erkent;

    • e.

      een toelichting op de deskundigheid en vakbekwaamheid van de betrokken professionals, die de transformatie van het culturele erfgoed gaan uitvoeren.

Artikel 4.21.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.21.8 Volgorde van behandeling

  • 1. Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden , wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld op basis van de procentuele hoogte van de eigen bijdrage en die van derden, waarbij een hogere percentage van de subsidiabele kosten voorgaat op een lagere bijdrage van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien van toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat subsidieaanvragen op een gelijke plaats eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald op basis van de hoogte van de eigen bijdrage in absolute zin, waarbij een hogere bijdrage voorgaat op een lagere bijdrage.

Artikel 4.21.9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieaanvraag om advies voorleggen aan de provinciale Monumentencommissie.

Artikel 4.21.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 dient de subsidieontvanger de activiteit uiterlijk binnen drie jaar na subsidieverlening te hebben uitgevoerd.

Paragraaf 4.22 Renovatie buitenpodia

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.23 Product Markt Partner Combinaties (PMPC'S) Toerisme Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 4.24 Initiatieven van Onderop ‘Sociaal Kapitaal Overijssel'

[Ingetrokken]

Paragraaf 4.25 Maatschappelijke initiatieven Overijssel 2014

[ingetrokken]

Paragraaf 4.26 Festivals en evenementen 2016

93

Artikel 4.26.1. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. de activiteiten van de volgende festivals en evenementen: Military Boekelo-Enschede, Deventer op Stelten, Dickens Festijn, Deventer Boekenmarkt, Bevrijdingsfestival Zwolle, IJsbeeldenfestival Zwolle, Zwolle Unlimited, Topsportevents Twente, Stoppelhaene Raalte, Ribs & Blues Raalte/Dauwpop Hellendoorn, Ronde van Overijssel, Kunsten op Straat (KOS), CSI Geesteren;

  • b. de activiteiten van het EK vrouwenvoetbal in Overijssel 2017, NK Veldrijden 2016 in Hellendoorn, Internationale Hanzedagen 2017 in Kampen en het NK Wielrennen 2017 in Ootmarsum/Denekamp;

  • c. de activiteiten van een kleinschalig festival of evenement.

Artikel 4.26.2. Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.26.1 onder sub a voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager van de subsidie is dezelfde aanvrager die subsidie heeft ontvangen van de provincie, of de rechtsopvolger van de aanvrager;

    • b.

      de activiteit is een herhaling danwel voortzetting van dezelfde activiteit waarvoor een driejarige subsidie is ontvangen van de provincie voor de periode 2013 t/m 2015;

    • c.

      de activiteiten worden in 2016 uitgevoerd of zijn in 2016 gestart.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.26.1 onder sub b voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      de activiteiten worden in 2016 of 2017 uitgevoerd;

  • 3. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.26.1 onder sub c voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon;

    • b.

      de aanvraag heeft betrekking op een kleinschalig festival of evenement dat:

    • i.

      openbaar is en voor een ieder toegankelijk;

    • ii.

      door en voor inwoners van Overijssel is opgezet;

    • iii.

      in 2016 wordt uitgevoerd;

    • iv.

      nieuw is voor de eigen leefomgeving van de inwoners;

    • v.

      zicht richt op cultuur, noaberschap, sport of bewegen.

Artikel 4.26.3. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.26.1 onder sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met de volgende maximale subsidies per evenement of festival:

    • a.

      Military Boekelo-Enschede: €100.000

    • b.

      Deventer op Stelten: €98.660

    • c.

      Dickens Festijn: €58.476

    • d.

      Deventer Boekenmarkt: €49.250

    • e.

      Bevrijdingsfestival Zwolle: €99.660

    • f.

      IJsbeeldenfestival Zwolle: €50.000

    • g.

      Zwolle Unlimited: €82.000

    • h.

      Topsportevents Twente, bestaande uit FBK Games Hengelo, Enschede Marathon, Triathlon Holten, Military Boekelo en CSI Geesteren: €100.000

    • i.

      Stoppelhaene Raalte: €97.330

    • j.

      Ribs & Blues Raalte/Dauwpop Hellendoorn: €70.600

    • k.

      Ronde van Overijssel: €55.500

    • l.

      Kunsten op Straat (KOS) €90.000

    • m.

      CSI Geesteren: €30.000

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.26.1 onder sub b bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met de volgende maximale subsidies per evenement of festival:

    • a.

      EK vrouwenvoetbal Overijssel 2017: €100.000

    • b.

      NK Veldrijden 2016 Hellendoorn: €10.000

    • c.

      Internationale Hanzedagen 2017 Kampen: €500.000

    • d.

      NK Wielrennen 2017 Ootmarsum/Denekamp: €40.000

    94

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.26.1 onder sub c bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van € 10.000 per festival of evenement.

Artikel 4.26.4. Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Festivals en evenementen 2016.

Artikel 4.26.5. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen eenmalig voor het jaar 2016 een subsidieplafond vast.

Paragraaf 4.27 Product Markt Partner Combinaties (PMPC's) Toerisme Overijssel 2016

Artikel 4.27.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. businesscase: een document met de informatie die benodigd is om een gemotiveerde beslissing te nemen over het wel of niet realiseren van een PMPC. Een businesscase bevat in ieder geval een beschrijving van de doelstellingen van een PMPC inclusief een onderbouwing van de innovatie zoals bedoeld in de scoretabel bij artikel 4.27.9 eerste lid, een onderbouwing van de gerealiseerde samenwerking, een markt- en concurrentieanalyse, de benodigde investeringen, een kosten-batenanalyse en een overzicht van de risico's;

  • b. Product Markt Partner Combinatie (PMPC): een nieuwe vrijetijdseconomische product dat door samenwerkende ondernemers of organisaties uit Overijssel ontwikkeld is en die bijdraagt aan het aantrekkelijker en sterker maken van de vrijetijdssector in Overijssel met dien verstande dat ten minste één samenwerkingspartner een onderneming is;

  • c. onderneming: een natuurlijk of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt, ongeacht de rechtsvorm of wijze van financiering;

  • d. organisatie: het geheel van productiefactoren, procedures en mensen die samenwerken om bepaalde doelstellingen te bereiken;

  • e. samenwerkingspartner: een partner van de PMPC, die aantoonbaar verantwoordelijkheid heeft in de ontwikkeling en uitvoering van de PMPC, blijkend uit een samenwerkingverklaring.

Artikel 4.27.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. het opstellen van een businesscase ten behoeve van een PMPC;

  • b. het uitvoeren van een businesscase ten behoeve van een PMPC.

Artikel 4.27.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een onderneming of organisatie met de volgende SBI codes:

    • i.

      50.3 Binnenvaart (passagiersvaart en veerdiensten)

    • ii.

      55 Logiesverstrekking

    • iii.

      56 Eet- en drinkgelegenheden

    • iv.

      85.51 Sport- en recreatieonderwijs

    • v.

      85.52 Cultureel onderwijs

    • vi.

      90 Kunst

    • vii.

      91 Culturele uitleencentra, openbare archieven, musea, dieren- en plantentuinen, natuurbehoud

    • viii.

      93 Sport en Recreatie

    • ix.

      96.04 Sauna's, solaria, baden e.d;

    • b.

      het vrijetijdseconomische product dat de samenwerkingspartners hebben ontwikkeld, wordt jaarlijks ten minste twee keer aangeboden of verstrekt;

    • c.

      er is sprake van sectoroverstijgende samenwerking. Dit betekent dat de PMPC bestaat uit ten minste twee samenwerkingspartners uit verschillende sectoren. De eerste twee cijfers van de SBI codes, op basis van de Standaard Bedrijfsindeling 2008 Versie 2016 CBS/KVK, dienen verschillend te zijn;

    95

    • d.

      ten minste twee van de samenwerkingspartners dragen elk ten minste 10% van de begrote kosten bij;

    • e.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet voldaan worden aan de de-minimisverordening.

  • 2. De businesscase als bedoeld in artikel 4.27.2 sub a, is alleen subsidiabel als:

    • a.

      deze op het moment van de aanvraag niet ouder is dan 12 maanden; én

    • b.

      het opgesteld is door een deskundige met relevante ervaring, aangetoond aan de hand van minstens twee referenties.

Artikel 4.27.4 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 4.27.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Loonkosten van de aanvrager en de samenwerkingspartners zijn subsidiabel als deze voldoen aan artikel 1.1.5 eerste lid sub c, met een maximum van 20% van de begrote kosten en met een maximum van € 30.000.

  • 2. Externe advieskosten zijn subsidiabel als deze voldoen aan artikel 1.1.5 vierde lid, met een maximum van 20% van de begrote kosten en met een maximum van € 30.000.

  • 3. Kosten van bouwactiviteiten, zijnde nieuwbouw, aanbouw, verbouw inclusief sloop, zijn subsidiabel als deze voldoen aan artikel 1.1.5 met een maximum van 20% van de begrote kosten en met een maximum van € 30.000.

  • 4. Indien sprake is van aanschaf van apparatuur, worden deze kosten in afwijking van artikel 1.1.5 tweede lid aangemerkt als kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid.

  • 5. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c, zijn de kosten van het opstellen van een businesscase subsidiabel, voordat de aanvraag is ontvangen.

Artikel 4.27.6 Niet subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. kosten van aankoop van grond en aankoop van gebouwen;

  • b. boekingsmodules.

Artikel 4.27.7 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.27.2 sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.500 per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.27.2 sub b bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 4.27.2 sub a en b samen bedraagt maximaal € 50.000 per aanvraag.

Artikel 4.27.8 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden:

    • a.

      vanaf 1 februari en ontvangen moet zijn uiterlijk 31 maart om 19.00 uur van het betreffende kalenderjaar;

    • b.

      vanaf 1 september en ontvangen moet zijn uiterlijk 3 oktober om 19.00 uur van het betreffende kalenderjaar.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 96

Artikel 4.27.9. Volgorde van behandeling

  • In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. De prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 1, waarbij geldt dat de subsidieaanvragen die een hogere score krijgen ook een hogere prioriteit krijgen. Aan de hand van scoretabel 1 wordt berekend welke totale score de PMPC behaalt voor de volgende onderdelen:

  • Toelichting: Scoretabel 1

  • Scoretabel 1

  • Criterium

  • Resultaat

  • Score

  • Innovatie, het product:

  • a. is nieuw voor Overijssel

  • Ja

  • 3

  • b. is gebaseerd op trends/ontwikkelingen of best practice van elders

  • Ja

  • 2

  • c. maakt gebruik van duurzame energie of leidt tot energiereductie

  • Ja

  • 2

  • d. houdt rekening met specifieke doelgroepen

  • Ja

  • 2

  • e. past in marketingstrategie van een of meer toeristische A-merken (Waterreijk, IJsseldelta, Vechtdal, Salland, Twente) of de Hanzesteden

  • Ja

  • 3

  • Aantal investerende samenwerkingspartners

  • 3

  • 4 of meer

  • 2

  • 4

  • Aantal samenwerkingspartners

  • 3

  • 4 of meer

  • 1

  • 2

  • Verbinding met cultuur, SBI-categorieën 90 en 91

  • Ja

  • 4

  • Verschillende sectoren, op basis van SBI-categorieën

  • 3

  • 4 of meer

  • 2

  • 4

  • Verhouding tussen te verlenen subsidie en begrote kosten

  • 35% of minder

  • 30% of minder

  • 20% of minder

  • 1

  • 3

  • 4

  • Maximaal

  • 30

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Bij een gelijke score wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op de volgende onderdelen in deze volgorde;

    • a.

      het aantal investerende samenwerkingspartners;

    • b.

      de verhouding tussen de te verlenen subsidie en de begrote kosten.

Artikel 4.27.10 Stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier 'Product Markt Partner Combinaties (PMPC's) toerisme Overijssel 2016;

  • 2. De aanvrager overlegt in afwijking van artikel 1.1.2 tweede lid bij de aanvraag voor subsidie de volgende stukken:

    • a.

      begroting op basis van het beschikbaar gestelde format;

    • b.

      indien sprake is van kosten van derden een getekende offerte of een opdrachtbevestiging waaruit de subsidiabele kosten blijken;

    • c.

      een businesscase als bedoeld in artikel 4.27.1 onder sub a;

    • d.

      een door de samenwerkingspartners ondertekende samenwerkingsverklaring;

    • e.

      een de-minimisverklaring van de samenwerkingspartners die een onderneming zijn;

    • f.

      indien subsidie wordt gevraagd voor het opstellen van de businesscase een factuur en betaalbewijs van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.27.11 Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd als:

  • a. de subsidie minder dan € 7.500 bedraagt;

  • b. de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend het opstellen van een businesscase.

Artikel 4.27.12 Voorschot

In afwijking van artikel 1.3.3 tweede lid wordt bij de verlening van de subsidie een voorschot van maximaal 25% van de verleende subsidie verstrekt. Op verzoek van de subsidieontvanger kan een tweede voorschot van 50% van de verleende subsidie worden verstrekt, indien de subsidieontvanger kan aantonen dat ten minste 50% van de verleende subsidie besteed en betaald is aan de activiteiten waarvoor subsidie verkregen is.

Artikel 4.27.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1. en 1.4.2. dient de subsidieontvanger:

  • a. de PMPC uiterlijk binnen 18 maanden na subsidieverlening te hebben gerealiseerd;

  • b. de PMPC ten minste twee jaar na subsidievaststelling in stand te houden .

Artikel 4.27.14 Vaststelling

In afwijking van artikel 1.5.1 wordt de subsidie, ongeacht het verleende bedrag, vastgesteld op werkelijk gemaakte kosten, op basis van artikel 1.5.2 en een verklaring werkelijk gemaakte kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 1.5.2 derde lid.

Paragraaf 4.28 Week van de Amateurkunst

Artikel 4.28.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. amateurkunstenaar: degene die kunst of cultuur actief beoefent uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daarmee primair in het levensonderhoud te voorzien;

  • b. talentontwikkeling: ontwikkelen en uitvoeren van een methodiek om talenten te begeleiden in hun culturele en artistieke ontwikkeling;

  • c. Week van de Amateurkunst: één week waarin amateurkunstenaars en culturele verenigingen zich presenteren aan een publiek.

Artikel 4.28.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van de Week van de Amateurkunst.

Artikel 4.28.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een gemeente in de provincie Overijssel;

  • b. de Week van de Amateurkunst vindt plaats binnen de provinciegrenzen van Overijssel;

  • c. de Week van de Amateurkunst vindt plaats gedurende een week, waarbinnen op minimaal 5 dagen culturele activiteiten zijn geprogrammeerd;

  • d. professionele kunstenaars of andere professionals zijn inhoudelijk betrokken om:

    • i.

      de kennis en expertise van een amateurkunstenaar of culturele organisatie te vergroten of te verbeteren;

    • ii.

      talentontwikkeling te bevorderen.

Artikel 4.28.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000 per gemeente.

Artikel 4.28.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Artikel 4.28.6 Indieningstermijn aanvraag

  • In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag kan worden ingediend:

  • a. vanaf 1 november 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 maart 2017;

  • b. vanaf 1 november 2017 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 maart 2018;

  • c. vanaf 1 november 2018 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 maart 2019;

  • d. vanaf 1 november 2019 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 2 maart 2020.

Artikel 4.28.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Week van de Amateurkunst.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag voor subsidie een projectplan waarin is omschreven:

    • a.

      een activiteitenplan met daarin het aantal en de aard van de activiteiten die worden uitgevoerd tijdens de Week van de Amateurkunst;

    • b.

      met welke partijen wordt samengewerkt om de Week van de Amateurkunst te organiseren en een omschrijving van die samenwerking;

    • c.

      hoe professionele kunstenaars of andere professionals worden betrokken om:

    • i.

      de kennis en expertise van een amateurkunstenaars of culturele organisatie te vergroten of te verbeteren;

    • ii.

      talentontwikkeling te bevorderen.

Artikel 4.28.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.28.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht om voor 31 december van het jaar waarin de Week van de Amateurkunst plaatsvindt de activiteit te hebben afgerond.

Hoofdstuk 5 Bijzondere bepalingen Wonen en leefomgeving

Paragraaf 5.1 Effectuering Ruimtelijk Beleid

97

Artikel 5.1.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder Omgevingsvisie: de op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde visie en het uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel, inclusief de actualisatie door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013.

Artikel 5.1.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor onderzoek, visie- en planontwikkeling van ruimtelijke projecten die van provinciaal belang zijn op het gebied van ruimtelijke ordening en wonen.

Artikel 5.1.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente, een Overijssels gemeentelijk samenwerkingsverband, of een Overijssels rechtspersoon die zich inzet voor ruimtelijke activiteiten in Overijssel.

  • 98

  • b. het ruimtelijk project past binnen de centrale beleidsambities en onderwerpen van provinciaal belang zoals vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel;

  • c. het ruimtelijk project heeft een regionale schaal, uitstraling of werking of vervult een voorbeeldwerking.

  • 99

  • d. als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 5.1.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5.1.5. Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn kosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel.

  • 100

Artikel 5.1.6 Niet subsidiabele kosten

  • Aanvullend op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. kosten voor bouw- en sloop;

  • b. kosten voor investeringen;

  • c. exploitatiekosten;

  • d. overheadkosten.

Artikel 5.1.7. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Paragraaf 5.2 Samen bouwen aan de toekomst van Overijssel

101

Subparagraaf 5.2.1 Algemeen

Artikel 5.2.1.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder prestatieovereenkomst: prestatieafspraken Wonen 2010-2015, waarin Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders van een gemeente in de provincie Overijssel afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de beleidsthema's; ruimtelijke kwaliteit, energie & duurzaamheid, binnenstedelijke vernieuwing, wonen zorg en welzijn, geluid, bodem en Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO).

Artikel 5.2.1.2. Bijzondere bepalingen over aanvraag van gemeenten

  • 1. Een ondertekende prestatieovereenkomst geldt als aanvraag voor een subsidie.

  • 2. De indieningstermijn uit artikel 1.2.2 is niet van toepassing indien de aanvraag bij ondertekende prestatieovereenkomst wordt ingediend.

Artikel 5.2.1.3. Jaarlijkse voortgangsrapportage

De gemeente overlegt jaarlijks vóór 1 mei een schriftelijke voortgangsrapportage met betrekking tot de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, aan de hand van de verplichte rapportage indicatoren zoals genoemd in bijlage 1 van de prestatieovereenkomst.

Ingeval van subsidieverlening ex artikel 5.2.2.3 doet de gemeente hierbij tenminste een opgave van het aantal gereed gemelde woningen bij het Centraal bureau voor de Statistiek (CBS).

Artikel 5.2.1.4. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond voor de subparagrafen vast.

Subparagraaf 5.2.2 Binnenstedelijk vernieuwing

Artikel 5.2.2.1. Begripsbepalingen

  • In deze subparagraaf wordt verstaan onder:

  • a. feitelijk bebouwd gebied: een gebied dat per 1 januari 2010 in de provincie Overijssel geheel is omsloten door binnenstedelijke bebouwing(sranden);

  • b. transformatie: aanpassen- of vervangen van bestaande bebouwing met/door een andere functie dan een woonfunctie naar een woonfunctie;

  • c. ISV I: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing I, periode 2000 t/m 2004;

  • d. ISV II: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing II, periode 2005 t/m 2009;

  • e. Bouwimpuls: de subsidieregeling Bouwimpuls Overijssel vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 1 november 2006, kenmerk RWB/2005/3061 en ingetrokken bij besluit van Gedeputeerde Staten van 15 december 2009, kenmerk 2009/0123586;

  • f. Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouw: subsidieregeling Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 22 september 2009, kenmerk 2009/0123586;

  • g. woning: een binnen feitelijk bebouwd gebied tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, is bestemd voor permanente bewoning door één particulier huishouden;

  • h. Primos: Prognose-, Informatie- en Monitoringssysteem 2007, bevolkingsprognose opgesteld door ABF research in opdracht van het ministerie van VROM.

Artikel 5.2.2.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van woningen.

Artikel 5.2.2.3. Criteria

  • 102

  • Een aanvraag voor subsidie voor het realiseren van woningen voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de woningen worden gerealiseerd binnen feitelijk bebouwd gebied;

  • b. voor de woning is geen subsidie verleend op grond van ISV I, ISV II de Bouwimpuls of Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouw.

Artikel 5.2.2.4. Grondslag subsidie

103

De subsidie bedraagt € 5.000,-- per gerealiseerde en per bij het CBS gereed gemelde woning.

Artikel 5.2.2.5. Voorschotverlening

  • 104

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.3 derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager in het jaar 2010 een voorschot van 20% van de verleende subsidie.

  • 2. Jaarlijks ontvangt de gemeente, nadat de voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 5.2.1.3 is ontvangen, een aanvullend voorschot. Het aanvullend voorschot is gelijk aan de gereed gemelde woningen in het jaar waarover wordt gerapporteerd, maal € 5.000,--.

  • 3. Het totaal van het eerste voorschot ex artikel 5.2.2.5 eerste lid en de aanvullende voorschotten ex artikel 5.2.2.5 tweede lid bedraagt maximaal het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het aanvullend voorschot wordt uitbetaald binnen dertien weken nadat de jaarlijkse voortgangsrapportage is ontvangen.

Artikel 5.2.2.6. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 heeft de gemeente de woningen gereed gemeld bij het CBS vóór 31 december 2014.

Subparagraaf 5.2.3 Wonen, zorg en welzijn

Artikel 5.2.3.1. Begripsbepalingen

  • In deze subparagraaf wordt verstaan onder:

  • a. realisatiekosten: kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van de projecten van het uitvoeringsplan;

  • b. uitvoeringsplan: een door de gemeente vastgesteld projectplan met projecten ten behoeve van de realisatie van de ambitie met betrekking tot een woonservicegebied, zoals vermeld in paragraaf ‘wonen zorg en welzijn' van de prestatieovereenkomst;

  • c. beleidsvisie: een door de gemeente vastgesteld document waarin de gemeente een definitie formuleert van een woonservicegebied en formuleert op welke wijze de woonservicegebieden vorm zullen worden gegeven;

  • d. woonservicegebied: een door de gemeente in haar beleidsvisie over wonen en zorg vastgestelde definitie voor een gebied, waarin optimale condities worden geschapen langer zelfstandig wonen mogelijk maken.

Artikel 5.2.3.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. het opstellen van een visie, inclusief definitie woonservicegebied en een uitvoeringsplan;

  • b. de realisatiekosten van de uitvoering van de projecten van het uitvoeringsplan.

Artikel 5.2.3.3. Criteria

  • Een aanvraag voor de realisatiekosten van de uitvoering van projecten in het uitvoeringsplan moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de gemeente heeft een beleidsvisie en een uitvoeringsplan vastgesteld door Burgemeester & Wethouders;

  • b. het uitvoeringsplan bevat een planning met een opleverdatum vóór 31 december 2014.

Artikel 5.2.3.4. Grondslag subsidie

105

De subsidie bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in de prestatieovereenkomst, onder paragraaf Wonen, zorg en welzijn, voor het opstellen van de visie, inclusief definitie woonservicegebied en de realisatie van de projecten uit het uitvoeringsplan tezamen.

Artikel 5.2.3.5. Voorschotverlening

  • 106

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.3 derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager in het jaar 2010 een voorschot van 10% van de verleende subsidie.

  • 2. Jaarlijks ontvangt de gemeente, op basis van de voortgangsrapportage als bedoelt in artikel 5.2.1.3, een aanvullend voorschot te bepalen door Gedeputeerde Staten. Het totaal van het eerste voorschot en de aanvullende voorschotten bedraagt maximaal het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Het aanvullende voorschot wordt uitbetaald binnen dertien weken nadat de jaarlijkse voortgangsrapportage is ontvangen.

Artikel 5.2.3.6. Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidieverlening

107

De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 5.2.1.2 een beleidvisie en een uitvoeringsplan.

Artikel 5.2.3.7. Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 dient het uitvoeringsplan gerealiseerd te zijn vóór 31 december 2014.

Subparagraaf 5.2.4 Geluid

[Ingetrokken]

Subparagraaf 5.2.5 Bodem

[Ingetrokken]

Subparagraaf 5.2.6 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO)

[ingetrokken]

Paragraaf 5.3 Ruimtelijke kwaliteit

[Ingetrokken]

Paragraaf 5.4 Ontwikkelen van woonzorgzones (pMJP 4.1.2)

[Ingetrokken]

Paragraaf 5.5. Kulturhusen

[ingetrokken]

Paragraaf 5.6 Dorpsplanplus (DOP+)

[ingetrokken]

Paragraaf 5.7 Herstructurering van bedrijventerreinen

Artikel 5.7.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Bedrijventerrein: een terrein van minimaal één hectare, dat in gebruik is door twee of meer bedrijven uit de sectoren industrie, nijverheid en/of commerciële en niet-commerciële dienstverlening. Daaronder niet begrepen een terrein dat in overwegende mate bestemd is voor kantoren, detailhandel of horeca.

  • 108

  • b. Kwaliteitsscan: een systematische beoordeling van de aanwezige kwaliteit op een bedrijventerrein, als onderdeel van het kwaliteitsscoresysteem.

  • 109

  • c. Herstructureringsplan: het plan bevat de visie(s) met betrekking tot de herstructurering van het betreffende bedrijventerrein. Het is de nadere uitwerking op uitvoeringsniveau, van de te nemen concrete activiteiten in de publieke ruimte en het daarbij behorende financieringsplan en de planning.

  • 110

  • d. Publieke ruimte: de fysieke ruimte die het domein is van de overheid en door haar wordt beheerd.

  • e. Structuurvisie: een gemeentelijke structuurvisie op basis van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (nWro). De paragraaf Bedrijventerreinen bevat een samenhangende en zorgvuldige beleidsvisie voor de lange termijn voor bedrijventerreinen.

  • f. Herstructurering: alle eenmalige ingrepen op een bedrijventerrein waarvan de economische functie behouden blijft, die tot doel hebben veroudering van het terrein als geheel te bestrijden, en die niet tot het reguliere onderhoud gerekend worden.

  • g. Monitoring Kwaliteitsscan: na uitvoering van het herstructureringsproject wordt de kwaliteit als gevolg van de genomen maatregelen opnieuw met een scan bepaald. Deze monitoringscan heeft een vergelijkbare systematiek als de kwaliteitscan. Hiermee vindt monitoring van de kwaliteit plaats.

  • 111

Artikel 5.7.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijventerreinen, opgenomen in het meerjarenprogramma Vitale Bedrijvigheid 2009-2015, betreffende de volgende activiteiten:

  • a. het uitvoeren van een kwaliteitsscan;

  • 112

  • b. het opstellen van een herstructureringsplan;

  • 113

  • c. het uitvoeren van een herstructureringsplan;

  • 114

  • d. project- en procesmanagement.

  • 115

Artikel 5.7.3. Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 sub a moet voldoen aan het criterium dat het alleen de door de provincie Overijssel gehanteerde kwaliteitsscoresystematiek betreft.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 sub b moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      Het herstructureringsplan moet gebaseerd zijn op een actuele kwaliteitsscan;

    • b.

      De opstelling van de kwaliteitsscan en de opstelling, respectievelijk de uitvoering van het herstructureringsplan lopen niet teveel in tijd uiteen;

  • 3. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 sub c, moeten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      er moet een door het gemeentebestuur vastgesteld herstructureringsplan aan de uitvoering van de herstructurering van het bedrijventerrein ten grondslag liggen. Het herstructureringsplan is in overeenstemming met de provincie opgesteld;

    • b.

      de kosten voor werkzaamheden, als vermeld in het herstructureringsplan, hebben uitsluitend betrekking op werkzaamheden in de publieke ruimte;

    • c.

      de begroting van de werkzaamheden van de uitvoering van het herstructureringsplan is na de verlening van de provinciale subsidie sluitend;

    • d.

      met de uitvoeringswerkzaamheden van het herstructureringsplan moet zijn begonnen binnen 9 maanden na de vaststelling van het herstructureringsplan;

    • e.

      over de voortgang van de uitvoering van de werkzaamheden van het herstructureringsplan rapporteert het gemeentebestuur eenmaal per jaar aan Gedeputeerde Staten;

    • f.

      de uitvoering van de werkzaamheden van het herstructureringsplan zijn afgerond binnen 6 jaar na verlening van de subsidie. Na afronding moet een (monitoring)scan worden uitgevoerd.

    • 116

  • 4. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 sub d is gericht op de activiteiten als bedoeld in artikel 5.7.2 eerste lid, sub b en c.

  • 5. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 sub b, c en d kan worden ingediend door gemeenten die een paragraaf Bedrijventerreinen in de gemeentelijke structuurvisie hebben opgenomen, dan wel een ander document met een gelijkwaardige status.

Artikel 5.7.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor het uitvoeren van een kwaliteitsscan als bedoeld in artikel 5.7.2 sub a bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-- per kwaliteitsscan per bedrijventerrein.

  • 2. De subsidie voor het opstellen van het herstructureringsplan als bedoeld in artikel 5.7.2 sub b bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,--.

  • 3. De subsidie voor het uitvoeren van het herstructureringsplan als bedoeld in artikel 5.7.2 sub c bedraagt € 50.000,-- per ha van het totale herstructureringsproject, als opgenomen in het herstructureringsplan. De subsidie bedraagt in totaal ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 500.000,-- per bedrijventerrein.

  • 4. De subsidie voor project- en procesmanagement als bedoeld in artikel 5.7.2 sub d bedraagt 50% van de kosten met een maximum van € 50.000,--.

Artikel 5.7.4a. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.7.5. Subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. interne kosten;

  • b. verrekenbare belastingen, BTW, heffingen of lasten, waaronder kosten van aanleg/herstel/vervanging van riolering;

  • c. rente, bank, financierings- en gerechtskosten, geldboetes en sanctiekosten;

  • d. afschrijvingskosten;

  • e. kosten van planschade;

  • f. kosten van werkzaamheden die verband houden met bodemsanering;

  • g. kosten van werkzaamheden die tot het reguliere onderhoud worden gerekend;

  • h. de aanleg of verbetering van bovenwijkse infrastructuur.

Artikel 5.7.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag voor subsidie voor het opstellen en uitvoeren van het herstructureringsplan als bedoeld in artikel 5.7.2 sub b en sub c tevens:

  • a. de uitgevoerde kwaliteitsscan die ten grondslag ligt aan de opstelling van het herstructureringsplan, respectievelijk de uitvoering van dat plan;

  • b. de door het gemeentebestuur in de vastgestelde structuurvisie opgenomen paragraaf Bedrijventerreinen.

Artikel 5.7.7. Voorschotverlening

  • In afwijking van artikel 1.3.3 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten bij subsidieverlening:

  • a. voor het opstellen van het herstructureringsplan een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag;

  • b. voor het uitvoeren van het herstructureringsplan een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag, als met de uitvoeringswerkzaamheden van het herstructureringsplan is begonnen en de gemeente daarvan de provincie schriftelijk mededeling heeft gedaan;

  • c. voor project- en procesmanagement een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag, als de projectmanager met de feitelijke werkzaamheden is gestart en de gemeente daarvan de provincie schriftelijk mededeling heeft gedaan.

Artikel 5.7.8. Vergoedingsplicht bij vermogensvorming

In de gevallen bedoeld in artikel 4:41 tweede lid Awb is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de provincie.

Artikel 5.7.9. Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidievaststelling

De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid bij de aanvraag voor vaststelling voor het uitvoeren van het herstructureringsplan tevens de resultaten van de achteraf uitgevoerde "Monitoring Kwaliteitsscan".

Paragraaf 5.8 Vitaliteit en ruimtelijke identiteit Steden en Dorpen

Artikel 5.8.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. centrum: centrale deel van een stad of dorp dat een concentratie van diensten kent;

  • b. fysieke maatregelen: maatregelen die zichtbaar en tastbaar zijn;

  • c. kwaliteit van de leefomgeving: het vergroten van de belevings- en gebruikswaarde of het verhogen van de sociale veiligheid of het versterken van identiteit en imago of het verbeteren van de beschikbaarheid van voorzieningen;

  • d. ruimtelijke identiteiten: objecten of locaties die beeldbepalend zijn en het eigen karakter van een stad of dorp bepalen;

  • e. ruimtelijke kwaliteit: het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat mens, plant en dier belangrijk is;

  • f. uitvoeringsplan: beschrijving van de werkwijze en de maatregelen om tot uitvoering van een opgave te komen.

Artikel 5.8.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor fysieke maatregelen die de kwaliteit van een centrum of de ruimtelijke identiteiten van een stad of dorp verhogen.

Artikel 5.8.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b. de activiteit draagt bij aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteit van de leefomgeving;

  • c. er is ten minste één partij die gezamenlijk met de gemeente financieel bijdraagt voor ten minste 50% van de subsidiabele kosten;

  • d. de aanvraag heeft betrekking op een project welke door B&W van de gemeente is goedgekeurd;

  • e. de financiële dekking van de activiteit is rond;

  • f. de uitvoering van de maatregel geschiedt op basis van het uitvoeringsplan en past binnen een door de gemeenteraad vastgestelde integrale visie of plan, waar de locatie onderdeel van uitmaakt;

  • g. de aanvraag is vooraf afgestemd met de adviseur Stedelijke Ontwikkeling van de provincie.

Artikel 5.8.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.000 per aanvraag.

Artikel 5.8.5. Subsidiabele kosten

Overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid, zijn uitsluitend kosten van derden subsidiabel.

Artikel 5.8.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Kwaliteit stad-of dorpcentrum.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:

    • a.

      een schriftelijk en getekende verklaring van de cofinancier waaruit blijkt dat de cofinancier gezamenlijk met de gemeente voor ten minste 50% financieel bijdraagt;

    • b.

      het uitvoeringsplan.

Artikel 5.8.7. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.8.8. Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien de te verlenen subsidie minder dan € 125.000 bedraagt.

Artikel 5.8.9. Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1. en 1.4.2. moet de subsidieontvanger uiterlijk binnen 12 maanden nadat de aanvraag is ingediend gestart zijn met de uitvoering van de activiteit en deze binnen drie jaar na de datum van subsidieverlening hebben afgerond.

Paragraaf 5.9 Gebiedsontwikkeling Noordoost Twente

[Ingetrokken]

Paragraaf 5.10 Leefbare kleine kernen

Artikel 5.10.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. fysieke maatregelen: maatregelen die zichtbaar en tastbaar zijn;

  • b. ruimtelijke kwaliteit: het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is;

  • c. kleine kern: een aaneengesloten bebouwd gebied met maximaal 8000 inwoners;

  • d. uitvoeringsplan: beschrijving van de werkwijze en de maatregelen om tot uitvoering van een opgave te komen.

Artikel 5.10.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor fysieke maatregelen, die de ruimtelijke kwaliteit, identiteit en leefbaarheid versterken van de kleine kernen.

117

Artikel 5.10.3. Criteria

  • De aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente of Overijssels waterschap;

  • b. de uitvoering van de maatregel geschiedt op basis van het uitvoeringsplan, waar de locatie onderdeel van uitmaakt;

  • c. de aanvraag is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker voor ruimtelijke ontwikkeling;

  • d. er is ten minste één derde partij die gezamenlijk met de gemeente of het waterschap financieel bijdraagt voor ten minste 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5.10.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvrager en maximaal twee subsidieverleningen per aanvrager.

Artikel 5.10.5. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.10.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Leefbare kleine kernen.

  • 2. De aanvrager overlegt in afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag voor subsidie het uitvoeringsplan. Een uitvoeringsplan bevat onder andere de volgende onderdelen:

    • i.

      beschrijving van de opgave: de aanleiding, probleemstelling en het beoogde resultaat;

    • ii.

      een beknopte beschrijving van de locatie en de situatie;

    • iii.

      beschrijving van de bijdrage van de fysieke ingreep aan de ruimtelijke kwaliteit, in samenhang met het versterken van de identiteit en leefbaarheid ter plaatse;

    • iv.

      alle voorgestelde maatregelen, ook die waarvoor geen subsidie wordt aangevraagd;

    • v.

      een beschrijving van het resultaat;

    • vi.

      een beschrijving van draagvlak en participatie door derden;

    • vii.

      een begroting van de kosten en financiering van de afzonderlijke maatregelen met daarbij het dekkingsvoorstel per maatregel;

    • viii.

      de verwachte planning van de uitvoering.

Artikel 5.10.7. Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. voor de activiteit subsidie is verstrekt op basis van paragraaf 5.8 van dit uitvoeringsbesluit;

  • b. de te verlenen subsidie minder dan € 25.000 bedraagt.

Artikel 5.10.8. Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 moet de subsidieontvanger binnen 12 maanden na datum van subsidieverlening starten met de uitvoering en deze activiteit binnen drie jaar na datum van subsidieverlening hebben afgerond.

Artikel 5.10.9 Voorschot

In afwijking van artikel 1.3.3 tweede lid wordt bij de verlening van de subsidie geen voorschot verstrekt. Het eerste voorschot wordt verleend na de start van de subsidiabele activiteit.

Paragraaf 5.11 Duurzaam Ontwikkelen Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 5.12 Aanpak leegstand kantoorpanden Overijssel

118

Artikel 5.12.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. goed functionerende kantorenmarkt: een kantorenvoorraad in Overijssel die toegesneden is op de diverse gebruikersvragen qua kwaliteit, locaties, gebouwfunctionaliteit en omvang;

  • b. [vervallen]

  • c. kantoorpand: bedrijfspand of bedrijfsruimte waar allerlei administratieve handelingen worden uitgevoerd of diensten worden verleend en dat binnen het vigerende bestemmingsplan is bestemd als kantoor;

  • d. leegstand of leegstaand kantoorpand: ruimte in een opgeleverd kantoorpand die beschikbaar is voor verhuur of verkoop en die nu niet in gebruik is als kantoor;

  • e. [vervallen]

  • f. [vervallen]

  • g. [vervallen

Artikel 5.12.2. Subsidiabele activiteit

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een project om de leegstand van kantoren in Overijssel te reduceren dat leidt tot:

  • a. een uitgewerkte businesscase voor het betreffende pand of de betreffende panden;

  • b. een voor Overijssel nieuwe aanpak voor het terugdringen van leegstand;

  • 119

  • c. een reductie van het aantal leegstaande meters verhuurbare kantoorruimte van minimaal 500 m2 volgens NEN2580 door transformatie van het pand zodat het pand daarmee geschikt wordt voor een andere functie; of

  • d. een reductie van het aantal leegstaande meters verhuurbare kantoorruimte van minimaal 500 m2 volgens NEN2580 door verbouw van een pand zonder dat dat leidt tot een andere functie.

Artikel 5.12.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. De activiteit is:

    • i.

      erop gericht om de leegstand in kantoren in Overijssel terug te dringen; óf

    • ii.

      draagt bij aan een goed functionerende kantorenmarkt;

  • b. de aanvrager is een rechtspersoon, een vennootschap, maatschap of eenmanszaak;

  • c. er is ten minste één kantooreigenaar betrokken bij het project;

  • d. de activiteit draagt ertoe bij om de negatieve effecten van leegstand op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit te voorkomen;

  • e. de uitkomsten en resultaten van de activiteit dragen bij aan kennisontwikkeling op het gebied van aanpak van leegstand kantoorpanden in Overijssel die overgedragen wordt aan andere partijen in Overijssel;

  • 120

  • f. voor aanvragen op grond van artikel 5.12.2 sub c en d geldt dat de te reduceren aantal m2 leegstand aangetoond moet worden en dat de ruimte(n) binnen zes maanden na verbouwen aantoonbaar in gebruik genomen wordt;

  • g. de activiteit past binnen de Kaderstelling Leegstand Kantoren en het Investeringsvoorstel Leegstand Kantoren die door Provinciale Staten op respectievelijk 14 november 2012 en 29 mei 2013 zijn vastgesteld;

  • 121

  • h. als de subsidie een steunmaatregel is dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 5.12.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 5.12.2 sub a en b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 5.12.2 sub c bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000 waarvan maximaal 25% besteed mag worden aan loonkosten.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 5.12.2 sub d bedraagt maximaal 20% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000 waarvan maximaal 25% besteed mag worden aan loonkosten.

  • 4. De totale subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.12.2 samen bedraagt maximaal € 200.000.

Artikel 5.12.5 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de kosten die verband houden met het daadwerkelijk slopen van kantoorpanden en afschrijvingskosten op een kantoorgebouw niet subsidiabel.

Artikel 5.12.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.12.7 Volgorde van behandeling

In aanvulling op artikel 1.1.3 geldt dat indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt en er meer dan één aanvraag is ontvangen, Gedeputeerde Staten de onderlinge rangschikking van die aanvragen vaststelt door middel van de volgende werkwijze: aanvragen voor artikel 5.12.2 sub c komen eerst in aanmerking voor subsidie, aanvragen voor artikel 5.12.2 sub d daarna en vervolgens aanvragen voor artikel 5.12.2. sub a en tenslotte sub b.

Artikel 5.12.8 Adviescommissie Leegstand kantoorpanden Overijssel

Een subsidieaanvraag wordt om advies voorgelegd aan de adviescommissie Leegstand kantoorpanden Overijssel. De adviescommissie adviseert over of de aanvraag voldoet aan de subsidiabele activiteit zoals genoemd in artikel 5.12.2 en artikel 5.12.3 sub d en e.

Artikel 5.12.9 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 tweede lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als minder dan € 5.000,-- aan subsidie zal worden verstrekt.

Artikel 5.12.10 Stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier ‘Aanpak leegstand kantoorpanden Overijssel'.

Artikel 5.12.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 is de aanvrager verplicht:

  • a. binnen maximaal 12 maanden na verlening van de subsidie resultaten te boeken die deelbaar zijn in het kader van kennisdeling als bedoeld in artikel 5.12.3 sub d;

  • b. de resultaten en de kennisontwikkeling kostenloos te delen met andere partijen die er om vragen of belang bij hebben.

Paragraaf 5.13 Aanpak winkelleegstand Overijssel

[Ingetrokken]

Paragraaf 5.14 Overijssel-Stedendriehoek-Deventer

Artikel 5.14.1 begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. investeringsbesluit: de op 17 april 2013 door Provinciale Staten van Overijssel (PS/2013/182) vastgestelde selectie van prioritaire projecten van provinciaal belang;

  • b. ontwikkelagenda: de door Gedeputeerde Staten van Overijssel en Burgemeester en Wethouders van Deventer op 27 november 2012 vastgestelde Ontwikkelagenda Overijssel-Stedendriehoek-Deventer;

  • c. werkprogramma: het op 5 maart 2013 door Gedeputeerde Staten van Overijssel en Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer vastgestelde Werkprogramma Overijssel-Stedendriehoek-Deventer 2013-2015.

Artikel 5.14.2. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van de volgende projecten, die in het investeringsbesluit zijn opgenomen:

    • a.

      Stadsaszone: Opwaarderen Stadsas Hanzetracé (tot aan de Snipperlingsdijk);

    • b.

      Stad aan de IJssel: versterken van de relatie met de IJssel: "beleef de Welle" en Stadsrandentree: Stad aan de IJssel meer etaleren, versterken relatie met de IJssel/Schipbeek;

    • c.

      Waardevast werklandschap: Doorontwikkelen Technicampus;

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor overige in het werkprogramma opgenomen projecten.

Artikel 5.14.3. Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is de gemeente Deventer;

    • b.

      de aanvrager voert de activiteit uit zoals opgenomen in het werkprogramma;

  • 2. De uitvoering van het Hanzetracé in 2015-2017, loopt parallel aan de herprofilering van de Mr. H.F. de Boerlaan, eveneens opgenomen in het werkprogramma;

  • 3. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.14.2 eerste lid onder b voldoet aanvullend op het eerste lid, aan de volgende criteria:

    • a.

      de activiteit heeft betrekking op het binnenstadsgebied aan de IJssel en het Sluiskwartier en draagt naast het versterken van de relatie met de IJssel bij aan de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van het gebied; of

    • b.

      de activiteit of het project draagt bij aan het versterken van de relatie tussen de IJssel, de Schipbeekzone en de Stadsrand en etaleert daarmee de kwaliteiten van Stad aan de IJssel in de stadsrand-entree.

  • 4. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.14.2 eerste lid onder c betreffende de Technicampus voldoet, aanvullend op het eerste lid, aan het volgende criteria:

    • a.

      het bedrijfsleven is aantoonbaar betrokken bij de doorontwikkeling van de Technicampus;

    • b.

      het nieuwe opleidingsaanbod moet aantoonbaar na 2015 zonder deze subsidie kunnen worden voortgezet, aangetoond door middel van een businesscase.

  • 5. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.14.2 tweede lid komt slechts in aanmerking voor subsidie als daarbij wordt aangetoond dat de aanvraag niet ten koste gaat van de realisering van projecten als bedoeld in artikel 5.14.2 eerste lid, dit doordat aangetoond wordt dat de kosten daarvan minder bedragen dan geraamd, of doordat de gemeente aanvullende financiering voor die projecten heeft bewerkstelligd.

Artikel 5.14.4 Grondslag

De subsidie is een forfaitair vastgesteld bedrag van maximaal € 11.850.000,-- voor alle projecten als bedoeld in artikel 5.14.2 samen. Hierbij geldt dat de provinciale subsidie gelijk is aan de financiële bijdrage van de gemeente, de provinciale subsidie niet meer dan 50% van de totale kosten van de uitvoering van het werkprogramma bedraagt met een maximum subsidie van € 11.850.000.

Artikel 5.14.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 sub d zijn alle kosten die direct aan de subsidiabele activiteit zijn toe te rekenen subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die gemaakt zijn vanaf 17 april 2013 subsidiabel. Daarnaast zijn de planvoorbereidingskosten en kosten voor aankoop van gronden die gemaakt zijn buiten de projectperiode wel subsidiabel.

Artikel 5.14.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.14.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Overijssel-Stedendriehoek-Deventer.

  • 2. Indien sprake is van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 5.14.2 eerste lid onder c, overlegt de aanvrager, in aanvulling op artikel 1.2.1 een businesscase, waaruit blijkt dat het nieuwe opleidingsaanbod na 2015 zonder deze subsidie kan worden voortgezet.

Artikel 5.14.8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • De subsidieontvanger voldoet, aanvullend op artikel 1.4.1 aan de volgende verplichtingen:

  • a. het Hanzetracé, als bedoel onder artikel 5.14.2 lid 1 sub a, is uiterlijk op 31 december 2017 gerealiseerd.

  • 122

  • b. de activiteiten als bedoeld in artikel 5.14.2 lid 1 b en c en in lid 2 zijn uiterlijk op 31 december 2015 afgerond dan wel onomkeerbaar in uitvoering.

Artikel 5.14.9 Voorschotverlening

Gedeputeerde Staten verstrekken, in afwijking van artikel 1.3.3, de subsidieontvanger een voorschot van maximaal 100% van de verleende subsidie.

Paragraaf 5.15 Breedbandinfrastructuur Overijssel

123

Subparagraaf 5.15.1 Algemene bepalingen

Artikel 5.15.1.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. adviescommissie: de door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie Breedband Overijssel, die adviseert over subsidieaanvragen op basis van deze paragraaf;

  • b. ACM: Autoriteit Consument en Markt;

  • c. business case: document met onder meer de informatie die benodigd is om een gemotiveerde beslissing te nemen over de uitvoering van een voorgesteld plan, waarin in elk geval is opgenomen de informatie uit bijlage 2 bij deze verordening.

  • d. eigen bijdrage eindgebruikers: eigen bijdrage die eindgebruikers dienen af te dragen om aansluiting van hun verblijfseenheid op het NGA-netwerk te ontvangen.

  • e. Garantie: aan subsidieaanvrager te verstrekken subsidie waarbij de provincie garant staat voor de gehele dan wel gedeeltelijke nakoming van de betalingsverplichtingen uit hoofde van een tussen kredietnemer en kredietgever gesloten overeenkomst;

  • f. homes activated : op het NGA-netwerk aangesloten verblijfseenheden met een actieve verbinding (door het afnemen van ten minste één dienst);

  • g. homes passed: verblijfseenheden die aangesloten kunnen worden op het NGA-netwerk, waarbij geldt dat het NGA-netwerk is aangelegd tot minimaal de straatkast;

  • h. NGA-netwerk: aansluitnetwerk dat volledig of gedeeltelijk gebruikmaakt van optische elementen en dat breedbandtoegangsdiensten kan leveren met aanzienlijk betere kenmerken [‘step change'] dan bestaande basisbreedbandnetwerken, zoals gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • i. NGA-project: het realiseren van NGA-netwerken in een buitengebied of op een bedrijventerrein behorende tot een wit gebied, geografisch gelegen in de provincie Overijssel;

  • j. passief NGA-netwerk: het passieve deel van een NGA-netwerk, te weten het deel zonder enige actieve component dat gewoonlijk civieltechnische infrastructuur, buizen, dark fibre en straatkasten omvat;

  • k. Subsidie: subsidie in de vorm van een geldbedrag dat, voor het bedrag waarvoor het is vastgesteld, niet behoeft te worden terugbetaald;

  • l. totale uitstaande bedrag: het totale bedrag aan hoofdsom en rente dat de aanvrager op enig moment verschuldigd is uit hoofde van een geldlening aan een kredietgever, met uitzondering van nog niet opeisbare rente;

  • m. uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb die de provincie Overijssel met de subsidieontvanger sluit ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening;

  • n. verblijfseenheden: woonhuizen, instellingen of bedrijven;

  • o. [vervallen)

  • p. wit gebied: een buitengebied of bedrijventerrein waar geen NGA-netwerk aanwezig is en waar deze infrastructuur in de komende drie jaar niet wordt ontwikkeld, als gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.15.1.2 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 lid 4 voor de aanleg en installatie van passieve NGA-netwerken worden betrokken in de berekening van de grondslag van de Subsidie.

  • 124

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 worden voor de Garantie als subsidiabele kosten beschouwd alle investeringskosten van de aanvrager die noodzakelijk zijn om de businesscase uit te voeren en die zijn toe te rekenen aan deze activiteit. Alleen kosten van activiteiten die zijn gestart en uitgevoerd na het indienen van de aanvraag zijn subsidiabel.

Artikel 5.15.1.3 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.15.1.4 Voorwaarden subsidieverlening

De Garantie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten waarin de rechten en verplichtingen zijn neergelegd die de provincie, kredietgever en subsidieaanvrager over en weer ten opzichte van elkaar hebben.

Artikel 5.15.1.5 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      met de provincie Overijssel uiterlijk acht weken na het verlenen van de Garantie een uitvoeringsovereenkomst te sluiten;

    125

    • b.

      binnen een jaar na subsidieverlening te starten met de realisatie van het NGA-project;

    • c.

      binnen drie jaar na subsidieverlening de activiteiten waarvoor de Garantie of Subsidie wordt verstrekt te hebben uitgevoerd;

    • d.

      het netwerk voldoende te onderhouden volgens de in de betreffende industrie geldende standaarden en mutaties te registreren in een netwerkadministratie;

    • e.

      het netwerk niet te vervreemden dan wel met rechten te bezwaren zonder toestemming van Gedeputeerde Staten;

    • f.

      toegang te verlenen aan alle actieve operators tot buizen, masten, dark fibre en straatkasten en ontbundelde toegang tot local loop dan wel subloopontbundeling en bitstroomtoegang te verlenen tegen marktconforme voorwaarden, zoals gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

    • g.

      wholesaletoegang tot het gesubsidieerde netwerk te verlenen voor een periode van tenminste zeven jaar tegen eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden en indien van toepassing, volgens de door de ACM vastgestelde beginselen inzake tarifering en toegang tot buizen en masten niet in tijd te beperken, zoals gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de verplichting opleggen om ter zake van de te verlenen Garantie zekerheden te verstrekken. Ter uitvoering van deze verplichting kunnen bepalingen worden opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 5.15.1.6 Voorschotverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.3 tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot verstrekken tot een maximum van 100% van de verleende Subsidie.

  • 126

  • 2. Gedeputeerde Staten verlenen geen voorschot op een Garantie.

Artikel 5.15.1.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 eerste lid en artikel 1.5.3 eerste lid, wordt de aanvraag tot vaststelling van de Garantie ingediend uiterlijk 13 weken nadat de Garantietermijn is verstreken.

Artikel 5.15.1.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling

  • De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid:

  • a. bij de aanvraag tot vaststelling van de Garantie: een overzicht van de gerealiseerde contracten (homes activated) en een financieel verslag en een verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten.

  • b. bij de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie: een protocol oplevering van de aannemer waaruit de conformiteit met het bij de subsidieaanvraag ingediende businesscase blijkt en een verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten.

Subparagraaf 5.15.2 Grote NGA-projecten in het buitengebied

Artikel 5.15.2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen een Garantie verstrekken voor de aanleg en installatie van een NGA-netwerk in het buitengebied van Overijssel in de vorm van homes activated.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen een Subsidie verstrekken voor de aanleg en installatie van een NGA-netwerk in het buitengebied van Overijssel in de vorm van homes passed.

Artikel 5.15.2.2 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor een Garantie of een Subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

    • i.

      een rechtspersoon die in het NGA-project investeert door het aanleggen of laten aanleggen van een NGA-netwerk ten behoeve van de gebruikers van dat netwerk; dan wel

    • ii.

      een rechtspersoon die ten behoeve van de gebruikers van het te realiseren NGA-netwerk financiering faciliteert voor de aanleg van dat NGA-netwerk;

    • b.

      het NGA-project voorziet in het realiseren van een passief NGA-netwerk;

    • c.

      het NGA-project wordt uitgevoerd in een wit gebied;

    • d.

      het NGA-project voorziet in minimaal 2000 homes passed;

    • e.

      het NGA-project voorziet in minimaal 60% homes activated, blijkend uit een aanbetaling van de eigen bijdrage eindgebruikers van minimaal €100 per home activated.

    • f.

      het NGA-netwerk heeft een minimale technische levensduur van 20 jaar;

    • g.

      het NGA-netwerk moet de distributie van het gebruikelijke breedbanddienstenportfolio, te weten internet, telefonie en tv mogelijk maken;

    • h.

      de gemiddelde aanleg- en aansluitkosten per gerealiseerde home activated zijn hoger dan € 2.500.

    • i.

      de aanvraag bevat een sluitende business case die voldoende haalbaar en uitvoerbaar is en die voldoet aan de criteria die zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze paragraaf;

    127

    • j.

      de debt service coverage ratio van het project is groter dan 1,2.

    128

    • k.

      de Garantie en Subsidie dienen te voldoen aan de staatssteunregels en in het bijzonder artikel 52 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van:

    • a.

      de criteria genoemd onder lid 1 sub e, sub h en sub j van dit artikel mits dit geen invloed heeft op de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de business case;

    • b.

      van het criterium genoemd onder lid 1 sub d van dit artikel indien de ligging van het gebied de realisatie van een groter project onmogelijk maakt en mits het project minimaal gemeentedekkend is.

Artikel 5.15.2.3 Grondslag subsidie

  • 1. De Garantie als bedoeld in artikel 5.15.2.1 eerste lid bevat een passende risicoverdeling tussen de kredietgever en de provincie, waarbij de provincie maximaal 80% garandeert van de investeringskosten minus eventuele door de provincie verstrekte subsidies.

  • 129

  • 2. De looptijd van de Garantie is gelimiteerd tot aan het moment waarop het NGA-project zelfstandig financierbaar is, te bepalen aan de hand van de bij aanvraag ingediende business case, met een maximum van 20 jaar.

  • 3. De lening waarvoor de Garantie wordt verstrekt bedraagt niet meer dan €4000 per home activated.

  • 4. De Subsidie als bedoeld in artikel 5.15.2.1. tweede lid bedraagt een forfaitair tarief van maximaal €400 per gerealiseerde home passed.

  • 5. De hoogte van het forfaitair tarief wordt bepaald aan de hand van de hoogte van de gemiddelde aansluitingskosten per home activated.

  • 130

Artikel 5.15.2.4 Weigerings- en intrekkingsgrond

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de Garantie of Subsidie indien:

    • a.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • b.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen kan beschikken om de business case uit te voeren.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.1 tweede lid, weigeren Gedeputeerde Staten de Garantie of Subsidie indien de hoogte van de te verstrekken Garantie en Subsidie tezamen minder dan € 200.000 bedraagt.

  • 3. (vervallen)

Artikel 5.15.2.5 Procedure vooraanvraag

  • 1. Alvorens een subsidieaanvraag te doen voor het realiseren van een NGA-project, dient de aanvrager een vooraanvraag in aan de hand van het formulier "Breedbandinfrastructuur - vooraanvraag".

  • 2. Na publicatie van de vooraanvraag op de provinciale website kan een ieder binnen een periode van 4 weken aantonen dat er een reeds gefinancierd investerings- en realisatieplan ligt, dat voorzien is van voor de uitvoering benodigde goedkeuringen en dat binnen 3 jaar leidt tot tenminste een vergelijkbaar NGA aanbod. Dit plan wordt ingediend aan de hand van een door de rechtsgeldig vertegenwoordiger van de indiener geaccordeerd voorstel voorzien van een investeringplanning, een plan voor de vraagbundeling en een projectplanning. De indiener zal contractueel gehouden worden aan de uitvoering van de plannen.

  • 3. Indien een plan in de zin van het voorgaand lid niet wordt ingediend, zullen Gedeputeerde Staten een ieder (inclusief de vooraanvrager) in staat stellen binnen een periode van 8 weken na openstelling van de aanvraagperiode een subsidieaanvraag in te dienen voor een NGA-project in het gebied waarop de vooraanvraag betrekking heeft.

  • 4. Een vooraanvraag kan het gehele jaar worden ingediend.

Artikel 5.15.2.6 Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3 wordt, als er sprake is van meerdere aanvragen voor een NGA-project in hetzelfde gebied die elk voldoen aan de gestelde criteria, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld aan de hand van de prioriteringcriteria die in bijlage 1 bij deze paragraaf zijn opgenomen.

  • 131

  • 2. De subsidie zal worden verleend aan de subsidieaanvrager aan wie de meeste punten aan de hand van de prioriteringscriteria zijn toegekend.

  • 3. Indien op enige dag meerdere aanvragen voor verschillende gebieden worden ingediend waarbij het subsidieplafond dreigt te worden overschreden en die elk voldoen aan de gestelde subsidiecriteria, vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend binnen de periode van 8 weken die daarvoor is opengesteld overeenkomstig artikel 5.15.2.5 lid 3.

Artikel 5.15.2.7 Bij de aanvraag in te dienen stukken

  • 1. De subsidieaanvraag wordt ingediend aan de hand van het aanvraagformulier "Breedbandinfrastructuur- grote NGA-projecten buitengebied".

  • 2. Aanvullend op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager alle in het aanvraagformulier genoemde stukken.

  • 3. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 132

Artikel 5.15.2.8 Adviescommissie

  • 1. De subsidieaanvraag voor het realiseren van een NGA-project wordt zodra deze volledig is, voor een niet-bindend advies voorgelegd aan de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie brengt advies uit ten aanzien van de subsidieaanvraag en in het bijzonder ten aanzien van:

    • a.

      de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de business case;

    • b.

      de onderlinge rangschikking van aanvragers in de zin van artikel 5.15.2.6 lid 3;

    • c.

      de hoogte en voorwaarden waaronder de Garantie en Subsidie worden verstrekt;

    • d.

      de hoogte en het tempo van bevoorschotting.

Artikel 5.15.2.9 Vermogensvorming en terugvordering

  • 1. Bij verkoop of vervreemding van het NGA-netwerk aan een derde, niet-zijnde een aan de subsidieontvanger verbonden persoon, binnen de looptijd van de Garantie en voor zover het bedrag waarvoor de Garantie wordt verstrekt en de Subsidie tezamen meer dan € 500.000 bedragen, wordt de door vervreemding verkregen bovenmatige winst naar rato van het aandeel van de beschikbaar gestelde Garantie en Subsidie in de totale financiering, tussen de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten verrekend. Onder bovenmatige winst wordt verstaan het positief verschil tussen de kosten van het netwerk bij aanleg inclusief een redelijk rendement en de transactiewaarde op het moment van vervreemding.

  • 133

  • 2. Indien de Garantie en Subsidie tezamen tot staatssteun leiden van meer dan € 10.000.000, geldt een terugvorderingsmechanisme in de zin van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Deze dient te voorkomen dat er winst wordt gemaakt die een redelijk rendement te boven gaat. Onder winst die het redelijk rendement te boven gaat wordt verstaan het positief verschil tussen de kosten van het netwerk bij aanleg inclusief een redelijk rendement en de actuele waarde op het moment van subsidievaststelling van de Geldlening.

  • 134

  • 3. Bij het bepalen van de hoogte van een vergoeding op grond van dit artikel wordt de waarde van het NGA-netwerk en het redelijk rendement vastgesteld door een college van deskundigen. Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.

Subparagraaf 5.15.3 NGA-projecten van beperkte omvang

Artikel 5.15.3.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een Subsidie verstrekken voor het realiseren van een NGA-project van beperkte omvang.

Artikel 5.15.3.2 Criteria

  • Een aanvraag voor een Subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is:

    • -

      een rechtspersoon die in het NGA-project investeert door het aanleggen of laten aanleggen van een NGA-netwerk ten behoeve van de gebruikers van dat netwerk; dan wel

    • -

      een rechtspersoon die ten behoeve van de gebruikers van het te realiseren NGA-netwerk financiering faciliteert voor de aanleg van dat NGA-netwerk;

  • b. Het NGA-project voorziet in het realiseren van een passief NGA-netwerk;

  • c. Het NGA-project wordt uitgevoerd in een wit gebied;

  • d. Het NGA-netwerk heeft een minimale technische levensduur van 20 jaar;

  • e. De aanvraag bevat een projectplan dat voldoet aan de criteria opgenomen in bijlage 3 bij deze paragraaf;

  • 135

  • f. Rendabele exploitatie van het NGA-netwerk zonder Subsidie is niet mogelijk;

  • g. Het NGA-project kan geen deel uitmaken van een groter NGA-project in de zin van subparagraaf 5.15.2 van dit Uitvoeringsbesluit.

  • h. De Subsidie wordt verstrekt met inachtneming van de staatssteunregels en in het bijzonder de de-minimis verordening.

Artikel 5.15.3.3 Grondslag subsidie

  • 1. De Subsidie als bedoeld in artikel 5.15.3.1 bedraagt een forfaitair tarief van maximaal € 400 per gerealiseerde home passed.

  • 2. De hoogte van het forfaitair tarief wordt bepaald aan de hand van de hoogte van de gemiddelde aanleg- en aansluitingskosten per home activated.

  • 136

  • 3. De Subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van €200.000.

Artikel 5.15.3.4 Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.1 tweede lid, weigeren Gedeputeerde Staten de Subsidie indien deze minder dan € 5.000 bedraagt.

  • 2. (vervallen)

Artikel 5.15.3.5 Bij de aanvraag in te dienen stukken

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier "Breedbandinfrastructuur - NGA-projecten van beperkte omvang".

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1. een projectplan dat tenminste de informatie bevat opgenomen in bijlage 3 bij deze paragraaf en de stukken die gevraagd worden in het aanvraagformulier.

Paragraaf 5.16 Energielandschappen Overijssel

Artikel 5.16.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. bio-energie: energieopwekking door benutting van biomassa, zijnde de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval, (conform Richtlijn 2001/77/EG;); bodemenergie: energieopwekking door benutting van warmte die in de bodem is opgeslagen. Tot een diepte van 500 meter wordt gesproken over warmte- en koudeopslag; op grotere dieptes, vanaf 500 meter, is sprake van geothermie;

  • b. duurzame ontwikkeling: toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden. Dit betekent dat er harmonie is tussen de leefbaarheid en het welbevinden van mensen (people), de kwaliteit van natuur en milieu (planet) en werkgelegenheid en bereikbaarheid (profit);

  • c. hernieuwbare energieopwekking: energieopwekkingvoorzieningen die geheel of gedeeltelijk gebruik maken van energie uit hernieuwbare energiebronnen;

  • d. integrale omgevingskwaliteit: balans tussen ruimtelijke kwaliteit, duurzame ontwikkeling en sociale kwaliteit;

  • e. Omgevingsvisie: op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde visie en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel, inclusief de actualisatie door provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013;

  • f. Omgevingsverordening:Omgevingsverordening Overijssel 2009, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 en nadien gewijzigd;

  • g. ruimtelijke kwaliteit: het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat belangrijk is voor mens, plant en dier;

  • h. sociale kwaliteit: het begrip sociale kwaliteit bevat vier componenten die in samenhang aanwezig zijn, te weten:

    • i.

      sociale cohesie: het geheel van sociale relaties en de kwaliteit van deze relaties tussen mensen in de samenleving, gebaseerd op gedeelde normen en waarden, sociale verbanden en identiteiten;

    • ii.

      sociaal- economische zekerheid: de mate waarin mensen kunnen beschikken over materiële en immateriële bronnen om zo optimaal mogelijk te kunnen participeren;

    • iii.

      eigen kracht: het versterken en ontwikkelen van eigen capaciteiten en het versterken van zelfredzaamheid;

    • iv.

      maatschappelijke participatie: de mate waarin mensen toegang hebben tot of deel uit maken van sociale relaties in het economische, sociale en culturele leven.

  • j. Werkatelier Energielandschappen: een multidisciplinair ontwerpatelier dat zich richt op het benutten van de kansen van hernieuwbare energieopwekking voor ruimtelijke ontwikkelingen;

  • k. zonne-energie: energieopwekking door middel van Photo-voltaïsche panelen.

Artikel 5.16.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. procesondersteuning bij de voorbereiding van een plan voor hernieuwbare energieopwekking in de vorm van een werkatelier energielandschappen;

  • b. extra maatregelen of activiteiten rondom de realisatie van de inrichting hernieuwbare energieopwekking, die de integrale omgevingskwaliteit versterken.

Artikel 5.16.3. Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de hernieuwbare energieopwekking vindt plaats in Overijssel;

    • b.

      de hernieuwbare energieopwekking betreft bio-energie, bodemenergie, waterenergie of zonne-energie;

    • c.

      windenergie komt niet in aanmerking tenzij:

    • i.

      het een onderdeel is van integrale gebiedsprojecten waarbij meerdere vormen van duurzame energie gecombineerd worden; en

    • ii.

      het past binnen de bestaande provinciale verplichtingen voor windenergie;

    • d.

      er is sprake van een ontwerpgericht planproces waarbij aantoonbaar:

    • i.

      aandacht is voor ruimtelijke kwaliteit en kenmerken van het plangebied en haar omgeving;

    • ii.

      aandacht is voor de integrale omgevingskwaliteit;

    • iii.

      rekening is gehouden met de belangen van bewoners, bedrijven, de gemeente en waterschap in het betreffende plangebied;

    • iv.

      ontwerpers, stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten of architecten, worden ingezet.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.16.2 sub a voldoet, in aanvulling op het eerste lid, aan de volgende criteria:

    • a.

      bewoners, bedrijven, gemeente en waterschap in het betreffende plangebied zijn betrokken bij het werkatelier;

    • b.

      het werkatelier wordt begeleid door een team met relevante expertise op het gebied van multidisciplinaire ontwerpateliers;

    • c.

      tijdens het werkatelier is kennis en kunde beschikbaar op het gebied van ontwerp, ruimtelijke kwaliteit, sociale kwaliteit, duurzame energie en provinciaal ruimtelijk beleid.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.16.2 sub b, voldoet, in aanvulling op het eerste lid, aan de volgende criteria:

    • a.

      er is sprake van een ruimtelijk relevant hernieuwbare energieopwekking. Dit betekent dat de hernieuwbare energieopwekking zichtbare effecten of resultaten heeft in het plangebied en haar omgeving én

    • i.

      het plangebied 0,5 hectare of meer bedraagt; of

    • ii.

      de totale investering in de hernieuwbare energieopwekking € 50.000,-- of meer bedraagt;

    • b.

      de activiteit past binnen de beleidsdoelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie;

    • c.

      indien de subsidie een steunmaatregel is voldoet de aanvraag aan artikel 2 van de-minimisverordening.

Artikel 5.16.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld onder artikel 5.16.2 sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,-- per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld onder artikel 5.16.2 sub b bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,-- per aanvraag.

Artikel 5.16.5. Subsidiabele kosten

Voor de subsidie als bedoeld in artikel 5.16.2 sub a geldt dat uitsluitend kosten van derden, als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid subsidiabel zijn.

Artikel 5.16.6 niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de kosten die voortvloeien uit verplichtingen op basis van de Omgevingsverordening niet subsidiabel.

Artikel 5.16.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.16.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruikt van het aanvraagformulier Energielandschappen Overijssel.

  • 2. De aanvrager voor de subsidie als bedoeld in artikel 5.16.2 sub a overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, een offerte waaruit de projectperiode en de subsidiabele kosten blijken.

Artikel 5.16.9 Weigeringsgrond

  • Een aanvraag voor subsidie wordt, in aanvulling op artikel 1.4.1, geweigerd:

  • a. indien de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend de investering in hernieuwbare energieopwekking;

  • b. voor de activiteit is geen subsidie verstrekt op basis van paragraaf 5.10 Ruimtelijke Kwaliteit stads- en dorpsranden of paragraaf 5.11 Duurzaam Ontwikkelen Overijssel.

Artikel 5.16.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 moet de subsidieontvanger de activiteit voor 31 december 2015 hebben afgerond.

Paragraaf 5.17 Verbeteren van de haveninfrastructuur en -faciliteiten

Artikel 5.17.1 begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. bedrijf: een privaatrechtelijke rechtspersoon, een vennootschap, een maatschap of een eenmanszaak;

  • b. kade: verharde oever waarlangs schepen kunnen afmeren en aanleggen voor het laden en lossen van goederen;

  • c. Omgevingsvisie:de op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde visie en het uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel, inclusief de actualisatie door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013.

Artikel 5.17.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. het oplossen van knelpunten op het gebied van ondiepten bij bruggen en sluizen;

  • b. [vervallen];

  • c. aanleggen, uitbreiden of verbeteren van een kade;

  • 137

  • d. het verbeteren van de wacht- of ligplaatsfaciliteiten ten behoeve van de binnenvaart.

Artikel 5.17.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is:

    • i.

      een Overijsselse gemeente; of

    • ii.

      een bedrijf met kadefaciliteiten bestemd voor goederenvervoer indien de subsidieaanvraag wordt ingediend voor de subsidie als bedoeld onder artikel 5.17.2 sub c of d;

  • b. de activiteit vindt plaats in Overijssel;

  • c. de activiteit past binnen de beleidsdoelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie;

  • d. de activiteit als bedoeld in artikel 5.17.2 sub a is gericht op het verbeteren van de haveninfrastructuur ter bevordering van het gebruik van een rivier of een kanaal voor goederenvervoer, met uitsluiting van de opwaardering van de Twentekanalen of de zijtak daarvan;

  • 138

  • e. [vervallen];

  • f. de activiteit als bedoeld in artikel 5.17.2. sub c en sub d zijn uitsluitend bedoeld voor openbare voorzieningen;

  • g. een activiteit als bedoeld onder artikel 5.17.2 sub d, betreft een maatregel die gerealiseerd wordt in of nabij een binnenhaven ten behoeve van wachtende of tijdelijk afgemeerde binnenvaartschepen;

  • h. indien de subsidie een steunmaatregel is moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 5.17.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 5.17.2 sub a bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000 per aanvraag.

  • 2. [vervallen

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 5.17.2 sub c bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000 per aanvraag.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 5.17.2 sub d bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

Artikel 5.17.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Artikel 5.17.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.17.7 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als bedoeld in artikel 5.17.2 sub a, c of d, indien minder dan € 25.000 aan subsidie zal worden verstrekt.

Artikel 5.17.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Goederenvervoer over water, Verbeteren van de haveninfrastructuur en -faciliteiten.

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens een offerte waaruit de subsidiabele kosten blijken.

Artikel 5.17.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 moet de subsidieontvanger:

  • a. de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt op basis van artikel 5.17.2 sub a,c of d, uiterlijk op 31 december 2018 hebben afgerond;

  • b. [vervallen]

Paragraaf 5.18. Investeringsimpuls verduurzaming goederenvervoer over water

Artikel 5.18.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. afmeerlocatie: kade waarlangs binnenvaartschepen voor langere duur kunnen afmeren;

  • b. LNG: vloeibaar aardgas, bestemd als brandstof voor binnenvaartschepen;

  • c. LNG vulpunt: installatie op een bunkerstation of kade waarmee LNG wordt afgeleverd in de brandstoftanks van vaartuigen;

  • d. Omgevingsvisie: de op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde visie en het uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel, inclusief de actualisatie door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013;

  • e. walstroomfaciliteit: een stroomaansluiting aan de wal die binnenvaartschepen voorziet van stroom aan boord en die stroomlevering door generatoren of aggregaten van het schip vervangt, zolang het schip afgemeerd ligt.

Artikel 5.18.2 Subsidieabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. de aanschaf en aanleg van een walstroom faciliteit;

  • b. de aanschaf en aanleg van een LNG vulpunt.

Artikel 5.18.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

    • i.

      een Overijsselse gemeente; of

    • ii.

      een bedrijf met een afmeerlocatie bestemd voor goederenvervoer;

    • b.

      de activiteit past binnen de beleidsdoelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie;

    • c.

      de activiteit is bestemd voor de scheepvaart in Overijssel;

    • d.

      indien de subsidie een steunmaatregel is moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid voldoet een aanraag voor een walstroomfaciliteit aan de volgende criteria:

    • a.

      de walstroomfaciliteit:

    • i.

      voldoet aan de richtlijn Walstroom Binnenvaart 2009; en

    • ii.

      wordt gerealiseerd op een afmeerlocatie;

    139

    • b.

      er worden maximaal drie walstroomfaciliteiten per gemeente gesubsidieerd.

  • 3. Aanvullend op het eerste lid voldoet een aanraag voor een LNG vulpunt aan de volgende criteria:

    • a.

      het LNG vulpunt

    • i.

      wordt gerealiseerd op een kade of in de nabijheid van een kade;

    • ii.

      is openbaar toegankelijk voor binnenvaartschepen;

    • iii.

      stoot geen onverbrand methaan uit;

    • b.

      er wordt maximaal één LNG vulpunt in de provincie Overijssel gesubsidieerd.

Artikel 5.18.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.18.2 sub a bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum € 15.000 per activiteit.

  • 2. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.18.2 sub b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum € 450.000 per aanvraag.

Artikel 5.18.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden, als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid, zijn subsidiabel.

Artikel 5.18.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.18.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Investeringsimpuls verduurzaming goederenvervoer over water.

  • 2. Aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens een offerte waaruit de subsidiabele kosten blijken.

Artikel 5.18.8 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie, indien voor de activiteit subsidie is verstrekt op basis van paragraaf 8.1 van dit Uitvoeringsbesluit.

Artikel 5.18.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 moet de subsidieontvanger de activiteit uiterlijk op 31 december 2018 hebben afgerond.

Artikel 5.18.10 Verbod vervreemding

  • 1. Gedurende vijf jaar na realisatie, behoudt de subsidieontvanger, de walstroomfaciliteit of het LNG vulpunt in eigendom.

  • 2. Gedurende deze in het eerste lid genoemde termijn van vijf jaar blijft de walstroomfaciliteit of het LNG vulpunt operationeel op de bij de aanvraag vermelde locatie.

Paragraaf 5.19 Blue Road platform Overijssel goederenvervoer over water

[Ingetrokken]

Paragraaf 5.20 Kennisondersteuning goederenvervoer over water

[Ingetrokken]

Paragraaf 5.21 Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente 2.0

140

Artikel 5.21.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. bedrijfsverbreding: het toevoegen van een nieuwe functie die overgenomen is in tabel 1 Verbreding bedrijfsactiviteit, uit een andere categorie dan de op de locatie aanwezige functies.

    141

  • b. gebiedsvisie: door Gedeputeerde Staten vastgestelde visie, waarin de ontwikkelingsrichting van Noordoost Twente verwoord is.

  • 142

  • c. speerpunten Noordoost-Twente: de volgende thema's die in de gebiedsvisie te onderscheiden zijn: Demografie, Economische kracht en Natuur en Landschap.

Artikel 5.21.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. het opstellen van een businesscase;

  • b. een investering in fysieke ruimtelijke maatregelen;

  • c. incidentele activiteiten, niet zijnde een investering als bedoel onder sub b, gericht op structurele kennisoverdracht of informatievoorziening over de kernkwaliteiten van het gebied.

Artikel 5.21.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      De locatie van de activiteit bevindt zich in Noordoost-Twente, behalve als het gaat om het beleefbaar maken en het verbeteren van de routestructuren tussen Noordoost-Twente en Duitsland of het verbeteren van de economische potentie van de grensovergangen; dan mag de activiteit zich voor 50% in de hiervoor bedoelde locatie bevinden;

    • b.

      De activiteit of de investering levert een bijdrage aan ten minste één van de volgende speerpunten Noordoost-Twente:

    • i.

      De demografie, in die zin dat de activiteit of investering is gericht op:

    • a.

      het herontwikkelen van vrijkomende en leegstaande gebouwen,

    • b.

      Het mobiliseren of organiseren van de samenleving om het mogelijk te maken dat zorgbehoevenden langer kunnen blijven participeren in de samenleving in Noordoost-Twente.

    • ii.

      De economische kracht, in die zin dat de activiteit of investering is gericht op:

    • a.

      Bedrijfsverbreding, als bedoeld in artikel 5.21.1. onder sub a;

    • b.

      Het verbeteren van bestaande of toevoegen van nieuwe recreatieve accommodaties die bruikbaar zijn voor toeristen en recreanten. Waarbij aanvullend geldt day de toegang tot een recreatieve accommodatie toegankelijk moet zijn voor toersiten en recreanten zonder dat daarvoor een lidmaatschap of contributie wordt vereist én de recreatieve accommodatie wordt ten minste één dag per week opengesteld voor toeristen en recreanten;

    • c.

      Samen promoten van diensten, goederen of arrangementen;

    • d.

      Het beleefbaar maken en het verbeteren van de routestructuren tussen Noordoost-Twente en Duitsland of het verbeteren van de economische potentie van de grensovergangen;

    • iii.

      Natuur en landschap, in die zin dat de activiteit bijdraagt aan:

    • a.

      Verduurzaming agrarische sector;

    • b.

      Vermindering stikstofdepositie;

    • c.

      Versterking van het Groen-Blauwe netwerk, zoals aangeduid in de gebiedsvisie;

    • d.

      Zichtbaar en beleefbaar maken van het watersysteem.

    • c.

      Als de subsidie een steunmaatregel is dan moet:

    • i.

      De subsidie als bedoeld in artikel 5.21.2 sub a en c voldoen aan de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouw indien de aanvrager een landbouwonderneming is;

    • ii.

      De subsidie als bedoeld in artikel 5.21.1 sub b ten behoeve van landbouwondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten moet voldoen aan artikel 14 van de Vrijstellingsverordening Landbouw danwel de de-minimisverordening landbouw en de subsidie aan andere ondernemingen moet voldoen aan de de-minimisverordening dan wel de de-minimisverordening landbouw.

    • 143

  • 2. Aanvullend op het eerste lid moet de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5.21.2 onder sub a voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De aanvrager is geen gemeente of een waterschap;

    • b.

      Het eindresultaat betreft een businesscase welke in ieder geval bevat:

    • i.

      De doelstellingen van het project;

    • ii.

      De resultaten en daarvoor uit te voeren activiteiten;

    • iii.

      De mate waarop het initiatief inspeelt op een vraag uit de samenleving;

    • iv.

      Een markt- en concurrentieanalyse;

    • v.

      De benodigde investeringen;

    • vi.

      Een kosten-batenanalyse en een verdienmodel;

    • vii.

      Een risicoanalyse, inclusief verkenning ruimtelijk spoor;

    • viii.

      Een beschrijving van het structurele effect op de werkgelegenheid voor Noordoost-Twente;

    • c.

      De activiteit of het concept is nieuw in Noordoost-Twente. Dit betekent dat de activiteit of investering niet eerder is gerealiseerd in Noordoost Twente.

  • 3. Aanvullend op het eerste lid moet de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5.21.2 onder sub b en sub c voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De activiteit past binnen het bestemmingsplan en beleid van de gemeente of de provincie of de betreffende gemeente is bereid medewerking te verlenen aan de benodigde planologische procedure en ziet daarvoor op voorhand geen belemmeringen;

    • b.

      De activiteit of investering draagt voldoende bij aan de speerpunten Noordoost-Twente. Of de activiteit voldoende bijdraagt wordt aan de hand van tabel 1 beoordeeld. Hierbij geldt de volgende kwalificatie:

    • i.

      Indien de activiteit of investering minder dan 10 punten scoort draagt het onvoldoende bij aan de doelstellingen van deze subsidieparagraaf;

    • ii.

      Indien de activiteit of investering 10 tot 13 punten scoort draagt het voldoende bij aan de doelstellingen van deze subsidieparagraaf;

    • ii.

      Indien de activiteit of investering 14 of meer punten scoort draagt goed bij aan de doelstellingen van deze subsidieparagraaf.

      Scoretabel 1

      Criterium

      Beoordeling

      Toelichting

      a. Aantal speerpunten waaraan wordt bijgedragen.

      1 = 1 pt

      2 of 3 = 2 pt

      Het verbinden van speerpunten in 1 initiatief levert meer punten op.

      b. Mate waarin de aanvraag inspeelt op een vraag vanuit de samenleving.

      Niet = 0 pt

      Matig = 1 pt

      Goed = 3 pt

      Uitstekend = 4 pt

      De gebiedsvisie beoogt dat de samenleving aan zet is in Noordoost-Twente. De mate waarin de samenleving ‘zit te wachten' op uitvoering van het initiatief is daarvoor een indicator.

      c. Mate waarin wordt bijgedragen aan de directe structurele werkgelegenheid. Onder directe structurele werkgelegenheid word verstaan aantoonbaar aantal arbeidsplaatsen dat gecreëerd wordt als direct meetbaar resultaat van het initiatief en continu aanwezig blijft. Het gaat hier dus niet om tijdelijke werkgelegenheid als gevolg van een eenmalige investering en ook niet om meer arbeidsplaatsen in aan het initiatief rakende ondernemingen.

      Niet = 0 pt

      Matig = 1 pt

      Goed = 3 pt

      Uitstekend = 4 pt

      De bijdrage wordt voor de score beoordeeld i.r.t. de totale investering en de gevraagde subsidie. Bijv.: een toename van 3 FTE bij een gevraagde subsidie van €30.000, zal hoger scoren dan een toename van 3 FTE bij een gevraagde subsidie van €100.000. Andere economische stimulansen als gevolg van het initiatief kunnen worden opgevoerd onder criterium e.

      d. Mate waarin wordt samengewerkt met andere partijen.

      Niet = 0 pt

      Matig = 1 pt

      Goed = 3 pt

      Uitstekend = 4 pt

      De gebiedsvisie streeft naar een sociaal-economische impuls van Noordoost-Twente als geheel. Samenwerking wordt daarom beloond met punten, om te stimuleren dat initiatieven individuele belangen gaan overstijgen. Uitstekend kan alleen worden gescoord indien er sprake is van samenwerking met partijen uit alle NOT-gemeenten.

      e. Mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de volgende aspecten:

      Realisatie van Natura 2000/EHS/PAS/KRW

      Gevolgen van de demografische ontwikkelingen vergrijzing en krimp

      Economische impuls (anders dan beschreven bij criterium c)

      Geen = 0 pt

      Matig, 1 aspect = 1 pt

      Matig, 2 aspecten = 2 pt

      Goed, 1 aspect = 3 pt

      Goed, 2 aspecten = 4 pt

      Uitstekend, 1 aspect = 5 pt

      Uitstekend, 2 aspecten = 6 pt

      In Noordoost-Twente spelen een aantal problemen die om een oplossing vragen en opgaven die moeten worden gerealiseerd. Deze zijn benoemd in dit criterium. De aanvrager wordt gevraagd te beschrijven of en hoe zijn initiatief bijdraagt aan deze gestapelde problematiek.

      f. Mate van innovativiteit van het concept en mogelijkheid tot herhaalbaarheid in Noordoost-Twente.

      Niet nieuw = 0 pt

      Nieuw, concept niet of beperkt herhaalbaar = 2 pt

      Nieuw, concept herhaalbaar = 4 pt

      Nieuwe concepten zijn risicodragend en komen daarom eerder voor ondersteuning in aanmerking. De gebiedsvisie streeft naar een sociaal-economische impuls van Noordoost-Twente als geheel. Daarom worden initiatieven die breder toepasbaar zijn dan in één specifieke context of situatie als waardevoller gezien.

Artikel 5.21.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in 5.21.2 onder sub a bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 8.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie als bedoeld in 5.21.2 onder sub b bedraagt:

    • a.

      bij een score voldoende 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000 per aanvraag;

    • b.

      bij een score goed 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000 per aanvraag.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 5.15.2 sub c bedraagt maximaal 50% van de subsidiabel kosten met een maximale subsidie van € 15.000 per aanvraag.

Artikel 5.21.5 Niet subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 geldt dat voor de subsidie als bedoeld in artikel 5.21.2 sub b de volgende kosten niet subsidiabel zijn:

  • a. kosten die gemaakt moeten worden om aan wettelijke kaders en beleid te voldoen;

  • 144

  • b. vervangingsinvesteringen;

  • 145

  • c. kosten voor planvorming;

  • d. kosten voor grondaankopen;

  • e. kosten voor sloop;

  • f. kosten voor nieuwbouw, tenzij afdoende wordt aangetoond dat herbouw niet wenselijk is vanuit vigerend beleid;

  • g. vervallen;

  • h. kosten voor functies die niet vallen onder bedrijfsverbreding.

Artikel 5.21.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.21.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente 2.0.

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1:

    • a.

      een projectplan waarin de totale project is omschreven, met inbegrip van de niet subsidieabele activiteiten en de niet subsidiabele kosten;

    • 146

    • b.

      een de-minimisverklaring.

Artikel 5.21.8 Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. de aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 5.21.2 sub b betreft en de subsidie minder dan € 15.000 bedraagt.

  • b. de activiteit een Product Markt Partner Combinatie (PMPC) als bedoeld in artikel 4.23.1.1 sub a betreft;

  • c. voor de activiteit eerder al subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.21.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 moet de subsidieontvanger:

  • a. de activiteit uiterlijk op 31 december 2015 zijn gestart, bij fysieke projecten betekent dit dat de bouw- of sloopwerkzaamheden zijn begonnen, bij niet-fysieke projecten: benodigde contracten zijn afgesloten en er is een datum voor afronding;

  • b. indien de subsidie voor een businesscase als bedoeld in artikel 5.21.2 sub a betreft, wordt de businesscase opgestuurd naar de gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente ter publicatie op de website http://www.mijnnoordoosttwente.nl/.

  • 147

Paragraaf 5.22 Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente 3.0

148

Artikel 5.22.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. Collectief van initiatieven: tenminste vijf individuele aanvragen die gelijktijdig of in ieder geval binnen twee weken nadat de eerste aanvraag is ontvangen door de provincie, worden ingediend, voor activiteiten die op ten minste drie thema's uit de gebiedsvisie elkaar versterken;

149

b. Gebiedsvisie Noordoost-Twente: door Gedeputeerde Staten vastgestelde visie, waarin de ontwikkelingsrichting van Noordoost Twente verwoord is.

Artikel 5.22.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de Gebiedsontwikkeling Noordoost Twente.

Artikel 5.22.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen gemeente of waterschap;

    • b.

      de aanvrager is woonachtig of gevestigd in Noordoost-Twente;

    • c.

      er is sprake van een collectief van initiatieven;

    • d.

      de activiteit draagt bij aan de ontwikkeling van Noordoost-Twente en past binnen de Gebiedsvisie Noordoost-Twente;

    150

    • e.

      de activiteit overstijgt het belang van een individuele ondernemer, burger of organisatie;

    • f.

      de aanvraag is vooraf afgestemd met het programmabureau Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente;

    151

    g. de stuurgroep Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente heeft vooraf ingestemd met de aanvraag;

    152

    h. indien sprake is van een steunmaatregel moet de subsidie voldoen aan de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw, de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Vrijstellingsverordening Landbouw.

    153

Artikel 5.22.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

Artikel 5.22.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente 3.0.

2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid een de-minimisverklaring.

Artikel 5.22.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.22.7 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie, indien voor de activiteit of initiatief reeds subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.22.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht samen te werken met andere aanvragers binnen het collectief van initiatieven om elkaars activiteiten te versterken.

Paragraaf 5.23 Waterveiligheid en klimaatbestendigheid IJssel-Vechtdelta

Artikel 5.23.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. IJssel- Vechtdelta: gebied welke ligt binnen de gemeentegrenzen van de gemeentes Zwolle, Zwartewaterland en Kampen.

  • b. Klimaatbestendigheid: zodanig inrichten van een gebied, dat de effecten van klimaatverandering opgevangen kunnen worden.

  • c. Waterveiligheid: het beperken van de kansen op en effecten van overstromingen.

Artikel 5.23.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan waterveiligheid danwel klimaatbestendigheid van de IJssel-Vechtdelta.

154

Artikel 5.23.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. er is sprake van samenwerking met ten minste één andere partij;

  • 155

  • b. de activiteit is innovatief in de IJssel-Vechtdelta;

  • 156

  • c. activiteiten die bijdragen aan waterveiligheid zijn gebaseerd op het principe van meerlaagsveiligheid, dit betekent dat de activiteiten zich richten op preventie, waterrobuuste inrichting of crisisbeheersing;

  • 157

  • d. activiteiten die bijdragen aan klimaatbestendigheid betreffen uitsluitend maatregelen ter voorkoming of beperking van wateroverlast, droogte of hittestress;

  • e. de activiteiten dragen bij aan de ambities en kaders zoals verwoord in het rapport ‘Leven met water, Strategie waterveiligheid en klimaatbestendigheid in de IJssel-Vechtdelta';

  • 158

  • f. voordat een aanvraag wordt ingediend is de aanvraag besproken met een beleidsmedewerker of de programmaleider van het programma IJssel-Vechtdelta van de provincie;

  • g. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de-minimisverordening of de de-minimisverordening landbouw.

Artikel 5.23.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten indien de activiteit nieuw is in Nederland.

Artikel 5.23.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Waterveiligheid en Klimaatbestendigheid IJssel-Vechtdelta.

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens een plan van aanpak waarin in ieder geval is omschreven hoe de activiteiten bijdragen aan de ambities en kaders zoals verwoord in het rapport ‘Leven met water, Strategie waterveiligheid en klimaatbestendigheid in de IJssel-Vechtdelta' uitgewerkt aan de hand van de acht leidende principes als genoemd in dit rapport. Daarnaast bevat het plan van aanpak in ieder geval een planning, een risicoparagraaf, een resultaatbeschrijving, een begroting en een financieel plan.

Artikel 5.23.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.23.7 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. de te verlenen subsidie minder dan € 25.000 bedraagt;

  • b. de aanvraag betrekking heeft op activiteiten die wettelijk verplicht zijn;

  • c. de aanvraag betrekking heeft op waterveiligheid of klimaatbestendigheid welke tot de reguliere taak van de aanvrager of van de deelnemende partijen behoort.

  • Indien de aanvraag betrekking heeft op reguliere taken van bijvoorbeeld een waterschap of een gemeente, dan wordt de subsidie voor die activiteiten geweigerd.

Paragraaf 5.24 Ruimte voor de Vecht

159

Artikel 5.24.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Samenwerkingsverband Ruimte voor de Vecht: het samenwerkingsverband van de gemeenten Zwolle, Dalfsen, Ommen en Hardenberg, de waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen, Overijssels Particulier Grondbezit, Staatsbosbeheer, Natuur en Milieu Overijssel, LTO-Noord, VNO/NCW en Marketing Oost, die zich gezamenlijk verbonden hebben aan de doelstellingen en uitgangspunten zoals verwoord in het Masterplan Ruimte voor de Vecht;

  • b. Uitvoeringsprogramma 2016-2018 Ruimte voor de Vecht: een programma, inclusief beschrijvingen van projecten en clusters van projecten, dat door het Breed bestuurlijk overleg Ruimte voor de Vecht is vastgesteld op 14 oktober 2015 en door Provinciale Staten is vastgesteld op 20 januari 2016, kenmerk PS/2015/917. In dit uitvoeringsprogramma is eveneens de afronding van projecten, zijnde de inrichting van 95 hectare nieuwe natuur van de uitvoeringsperiode 2012-2015 opgenomen.

Artikel 5.24.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten die zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma 2016-2018 Ruimte voor de Vecht.

Artikel 5.24.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een partner van het samenwerkingsverband Ruimte voor de Vecht of een in het Clusterprojectplan behorende bij het Uitvoeringsprogramma 2016-2018 genoemde onderneming;

  • b. de gevraagde en de te verlenen subsidie bedraagt ten minste € 25.000;

  • c. de aanvraag is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker Ruimte voor de Vecht;

  • d. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 5.24.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.000 per project.

  • 2. De subsidie aan Marketing Oost bedraagt 77% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 300.000.

  • 3. De subsidie aan LTO-Noord bedraagt 71% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000.

Artikel 5.24.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 bedraagt de subsidie voor natuurinrichting een forfaitair vastgesteld tarief van € 12.500 per hectare.

Artikel 5.24.6 Niet subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. kosten van planschade;

  • b. [vervallen]

Artikel 5.24.7 Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1.3.1 vijfde lid wordt de subsidie niet geweigerd als de subsidie gestapeld wordt met subsidies verstrekt op basis van hoofdstuk 1A Investeren met Gemeenten van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007.

Artikel 5.24.8 Indieningstermijn aanvraag

Een aanvraag om subsidie moet uiterlijk 1 juli 2018 zijn ontvangen.

Artikel 5.24.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ruimte voor de Vecht.

2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een plan van aanpak.

Artikel 5.24.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening te starten met de subsidiabele activiteit en deze te hebben afgerond uiterlijk op 31 december 2020.

Paragraaf 5.25 Ruimtelijke kwaliteit groene omgeving

160

Artikel 5.25.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. landelijk gebied: het grondgebied buiten het bestaande bebouwde gebied van steden en dorpen;

  • b. ruimtelijke kwaliteit: het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

Artikel 5.25.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. participatie van een georganiseerde groep Overijsselse inwoners of omwonenden aan ruimtelijke ontwikkelingen met als doel verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied van Overijssel;

  • b. gebiedsgerichte bundeling van investeringen met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied van Overijssel.

Artikel 5.25.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 sub a voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon in de vorm van een stichting, vereniging of coöperatie van inwoners of omwonenden in Overijssel; Toelichting: particulieren kunnen geen aanvraag indienen.

    • b.

      de participatie is gericht op versterking van draagvlak en betrokkenheid bij concrete ruimtelijke initiatieven of concrete lokale ruimtelijke ontwikkelingen.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 sub b voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

    • b.

      de aanvraag heeft betrekking op een concreet ruimtelijk plan, een procesaanpak of manier van werken die leidt tot verbinden van belangen;

    • c.

      de bundeling van investeringen in de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit levert aantoonbare meerwaarde op voor de ruimtelijke kwaliteit ten opzichte van de individuele initiatieven of plannen.

  • 3. De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker voor ruimtelijke ontwikkeling.

Artikel 5.25.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 sub a bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000 per aanvrager.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 sub b bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000 per aanvrager.

Artikel 5.25.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn kosten van vrijwilligers wel subsidiabel tot een maximum tarief van € 15 per uur.

Artikel 5.25.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 5.25.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ruimtelijke kwaliteit groene omgeving.

Artikel 5.25.8 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. reguliere activiteiten of de bedrijfsvoering van de aanvrager;

  • b. ruimtelijke projecten van overheden; toelichting: een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op bijvoorbeeld aanpassing van wegen of uitbreiding van bedrijventerreinen.

  • c. de subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 sub a en de gevraagde en de te verlenen subsidie minder dan € 2.500 bedraagt;

  • d. de subsidie als bedoeld in artikel 5.25.2 sub b en de gevraagde en de te verlenen subsidie minder dan € 5.000 bedraagt.

Paragraaf 5.26 Retailvouchers

161

Artikel 5.26.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. RetailDeal: gemeentelijke retaildeal met het Ministerie van Economische Zaken in het kader van de nationale Retailagenda;

  • b. retail: de verzamelnaam voor bedrijven die goederen en diensten aan consumenten verkopen. Toelichting: Retail wordt vaak detailhandel genoemd. Toch is er een verschil. Retail omvat naast aanbieders van goederen in traditionele winkels ook aanbieders van diensten en online aanbieders.

Artikel 5.26.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen of uitvoeren van een gemeentelijke retailagenda ter uitvoering van de RetailDeal.

Artikel 5.26.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een gemeente in de provincie Overijssel;

  • b. de aanvrager heeft een RetailDeal gesloten met het Ministerie van Economische Zaken in het kader van de Nationale Retailagenda.

Artikel 5.26.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000 per gemeente.

Artikel 5.26.5. Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Artikel 5.26.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 5.26.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het Aanvraagformulier Retailvouchers.

Artikel 5.26.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten als bedoeld in artikel 5.26.2 uiterlijk 12 maanden na de datum van verlening van de subsidie te hebben afgerond.

Hoofdstuk 6 Bijzondere bepalingen Innovatie

Paragraaf 6.1 Economische Innovatie

[Ingetrokken]

Paragraaf 6.2 Operationeel Programma EFRO 2007-2013; GO-Oost Nederland

[Ingetrokken]

Paragraaf 6.3 Innovatievouchers

[Ingetrokken]

Paragraaf 6.4 Innovatiefonds Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 6.5 Kennisondersteuning Agro en Food Overijssel

162

Artikel 6.5.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. agro&food sector: alle bedrijven in de voedselketen, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. De afbakening van de bedrijven in de agro&foodsector is gebaseerd op de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS;

  • 163

  • b. gezamenlijke activiteit: samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen en organisaties, waarvan ten minste één uit de Agro&Food sector, met dezelfde kennisvraag.

  • 164

  • c. innovatie; een nieuw product, techniek, dienst of proces dat bijdraagt aan versterking en verduurzaming van de agro&food sector;

  • d. kennisvraag: vraag naar kennis of onderzoek gericht op een innovatie;

  • e. onderneming: een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijke persoon, vennootschap of eenmanszaak die gericht is op het maken van winst;

  • f. organisatie: het geheel van productiefactoren, procedures en mensen die samenwerken om bepaalde doelstellingen te bereiken;

  • g. Uitvoeringsprogramma Agro&food Overijssel 2013 - 2015: uitvoeringsprogramma, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 februari 2013 met kenmerk 2013/0024142.

Artikel 6.5.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken ten behoeve van een kennisvraag gericht op versterking en verduurzaming van de Overijsselse agro&food sector.

Artikel 6.5.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een organisatie of een onderneming uit de agro&food sector, met een vestiging in Overijssel of de economische regio Zwolle;

  • 165

  • b. de activiteit is nieuw voor de agro&food sector en risicodragend voor de aanvrager;

  • c. de activiteit draagt bij aan de ambities voor verduurzaming en innovatie in de agro&food sector zoals omschreven in het Uitvoeringsprogramma agro&food Overijssel 2013 - 2015.

  • d. als de verleende subsidie een steunmaatregel is, dan voldoet de subsidie aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 6.5.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 6.500 per aanvrager en een maximum van € 19.500 per gezamenlijke activiteit.

Artikel 6.5.5 Subsidiabele kosten

Overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid zijn uitsluitend kosten derden subsidiabel.

166

Artikel 6.5.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor een subsidieplafond vast.

Artikel 6.5.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Kennisondersteuning Agro&food Overijssel.

  • 2. De aanvrager overlegt in afwijking van artikel 1.2.1. tweede lid bij de aanvraag voor subsidie een door de aanvrager en een kennisinstelling getekende offerte waaruit de hoogte van de subsidiabele kosten blijkt.

  • 167

Artikel 6.5.8 Adviescommissie agro&food

Gedeputeerde Staten van Overijssel leggen de subsidieaanvragen voor aan de adviescommissie agro&food die binnen 6 weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. De adviescommissie adviseert Gedeputeerde Staten over de innovatieve waarde en de kwaliteit van het project en of het project bijdraagt aan de ambities voor verduurzaming en innovatie in de agro&food sector zoals omschreven in het Uitvoeringsprogramma agro&fooed Overijssel 2013-2015.

Artikel 6.5.9. Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien de subsidiabele kosten minder dan € 2.500 bedraagt.

Artikel 6.5.10. Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1. en 1.4.2 moet de subsidieontvanger binnen drie maanden na datum van de subsidieverlening zijn gestart met de uitvoering van de subsidiabele activiteit en deze activiteit binnen twaalf maanden na datum van de subsidieverlening hebben afgerond.

Paragraaf 6.6 Innovatie Agro&food Overijssel

Artikel 6.6.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Agro&food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling. De afbakening van de bedrijven in de Agro&foodsector is gebaseerd op de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS;

  • 168

  • b. geldbedrag: subsidie in de vorm van een geldbedrag dat, voor het bedrag waarvoor het is vastgesteld, niet behoeft te worden terugbetaald;

  • c. geldlening: subsidie in de vorm van een lening van geld waarbij rente, tegen niet-marktconforme voorwaarden, over de af te lossen som moet worden betaald aan de Provincie;

  • d. innovatieproject: een project waarin de ‘proof of concept' van een nieuw product, techniek, dienst of proces wordt uitgeprobeerd in de praktijk om te kijken of het haalbaar en effectief is. Het betreffende product, techniek, dienst of proces is reeds ontwikkeld en getest, maar moet nog worden bewezen op haalbaarheid en effectiviteit in de praktijk;

  • e. Mededeling-rentepercentages: Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (Pb. 2008, C14/6) of diens opvolger;

  • f. MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (Pb. 2003, L124/36) of diens opvolger;

  • g. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent;

  • h. Programma Agro&food Overijssel 2013-2015: uitvoeringsprogramma, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 februari 2013 met kenmerk 2013/0024142;

  • i. subsidie: geldbedrag of geldlening.

Artikel 6.6.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een innovatieproject dat bijdraagt aan verduurzaming van de Agro&food sector. De subsidie wordt verstrekt voor:

  • a. onderzoek naar de haalbaarheid en effectiviteit het nieuw product, techniek, dienst of proces in de praktijk;

  • b. inhuur deskundigen ten behoeve van de realisatie van een innovatieproject;

  • c. investering ten behoeve van de realisatie van een innovatieproject.

Artikel 6.6.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een organisatie of een onderneming uit de Agro&food sector, fysiek gevestigd in Overijssel;

    • b.

      er is sprake van een samenwerking tussen ten minste twee onderling onafhankelijke ondernemingen of organisaties in de Agro&food sector;

    • c.

      het innovatieproject draagt bij aan de ambities voor verduurzaming en innovatie in de Agro&food sector zoals omschreven in het Uitvoeringsprogramma Agro&food Overijssel 2013-2015;

    • d.

      de haalbaarheid en slagingskans van het innovatieproject is aangetoond aan de hand van een businesscase;

    • e.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet:

    • i.

      in het geval de aanvrager een onderneming is die actief is in de primaire productie van landbouwproducten, de onderneming een MKB-onderneming zijn en moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, 7, 8 en 14 van de Vrijstellingsverordening Landbouw;

    • ii.

      in het geval van andere ondernemingen moet worden voldaan aan de De-minimisverordening of De-minimisverordening Visserij.

  • 2. Een geldlening wordt verstrekt indien de terugverdientijd van het innovatieproject, naar het oordeel van de Agro&food commissie, vijf jaar of minder bedraagt.

  • 3. Een geldlening wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de geldlening de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan de Provincie Overijssel verschaft tot terugbetaling van de geldlening.

Artikel 6.6.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 400.000 per aanvraag.

169

Artikel 6.6.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.6.2 sub a geldt dat de kosten als bedoeld in artikel 1.1.5 subsidiabel zijn.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.6.2 sub b geldt dat uitsluitend de kosten van derden, overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid, subsidiabel zijn.

  • 3. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.6.2 sub c geldt dat uitsluitend de volgende kosten van derden, overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid, subsidiabel zijn:

    • a.

      kosten voor verwerving of verbetering van onroerende goederen;

    • b.

      de koop of huurkoop van machines en materieel.

Artikel 6.6.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Innovatie Agro&food Overijssel.

  • 2. De aanvrager overlegt in afwijking van artikel 1.2.1 bij de aanvraag een businesscase die uit tenminste de volgende onderdelen bestaat:

    • a.

      een projectplan en een begroting, inclusief onderbouwing van de subsidiabele kosten aan de hand van offertes;

    • b.

      een investerings- en dekkingsplan, inclusief berekening van de terugverdientijd;

    • c.

      een exploitatiebegroting voor de eerste vijf jaar;

    • d.

      een cashflowoverzicht voor ten minste de duur van het project of looptijd van de geldlening;

  • 3. Indien de aanvrager een onderneming is overlegt de aanvrager in aanvulling op het eerste en tweede lid de volgende stukken:

    • a.

      een de-minimisverklaring;

    • b.

      een MKB-verklaring;

    • c.

      een verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager niet een onderneming in financiële moeilijkheden, als bedoeld in artikel 6.4.1 onder sub o, betreft.

  • 4. Indien de Adviescommissie als bedoeld in artikel 6.6.8 adviseert om een lening te verstrekken, overlegt de aanvrager, aanvullend op het eerste, tweede en derde lid, de volgende stukken :

    • a.

      een ratingverklaring indien aanvrager een kredietverleden heeft of stukken die nodig zijn om de ratingcategorie als bedoeld in de Mededeling rentepercentages te kunnen bepalen;

    170

    • b.

      de laatste drie vastgestelde jaarrekeningen, tenzij de aanvrager minder dan drie jaar geleden is opgericht, in welk geval het aantal jaarrekeningen gelijk is aan het aantal boekjaren dat is verstreken sinds de oprichting van aanvrager;

    • c.

      de laatste drie vastgestelde jaarrekeningen van de moedermaatschappij van de aanvrager, tenzij de moedermaatschappij minder dan drie jaar geleden is opgericht, in welk geval het aantal jaarrekeningen gelijk is aan het aantal boekjaren dat is verstreken sinds de oprichting van aanvrager, en tenzij de aanvrager geen moedermaatschappij heeft.

Artikel 6.6.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 6.6.8 Adviescommissie

  • Een aanvraag voor subsidie wordt voorgelegd aan de adviescommissie Agro&food die een advies uitbrengt over:

  • a. de vraag of sprake is van innovatieproject;

  • b. de haalbaarheid en de slagingskans van de businesscase;

  • c. berekening van de terugverdientijd;

  • d. de vraag welke vorm van subsidie: geldbedrag of geldlening geëigend is.

Artikel 6.6.9 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. de te verstrekken subsidie minder dan € 75.000 bedraagt;

  • b. de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend een onderzoek of inhuur deskundigheid;

  • c. de aanvrager een onderneming in financiële moeilijkheden betreft, als bedoeld in artikel 6.4.1 onder sub o;

  • d. de subsidie betrekking heeft op een vervangingsinvestering;

  • e. de subsidie betrekking heeft op financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet in een ander land;

  • f. de totale subsidie voor de subsidiabele activiteit meer bedraagt dan 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.6.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten uiterlijk op 31 december 2017 te hebben afgerond. Ingeval van een geldlening:

  • a. tekent de subsidieontvanger uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie een uitvoeringsovereenkomst;

  • b. betaalt de subsidieontvanger in ieder geval jaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag en verschuldigde rente met ingang van achttien maanden volgend op de datum van verlening van de subsidie, aan Gedeputeerde Staten terug. De rente is verschuldigd vanaf aanvang van de geldlening over het totale uitstaande bedrag. Terzake van de aflossing en de verschuldigde rente wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidieontvanger.

Artikel 6.6.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst

  • 1. De hoogte van de geldlening per innovatieproject bedraagt maximaal de subsidiabele kosten;

  • 2. De looptijd van de geldlening bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal 5 jaar.

  • 3. Ingeval van een geldlening wordt een nominale rente van minimaal 3% per jaar verleend. De te verlenen rente is afhankelijk van de geldende marktrente conform Mededeling rentepercenta en de ratingcategorie van de subsidieaanvrager.

  • 4. De rente is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 6. De geldlening wordt onderhands verstrekt.

Artikel 6.6.12 Voorschotverlening

In afwijking van artikel 1.3.3 tweede of derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

171

Artikel 6.6.13 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling van een subsidie in geval van een geldlening ingediend uiterlijk 13 weken na de laatste aflossing van de geldlening.

Artikel 6.6.14 Vaststelling subsidie

De subsidie wordt in afwijking van artikel 1.5.2 en overeenkomstig artikel 1.5.3 vastgesteld op werkelijk gemaakte kosten.

172

Paragraaf 6.7 Maatschappelijke ICT diensten Overijssel

173

Artikel 6.7.1 Begripsbepaling

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. behouden of gecreëerde arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis (1 fte), gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden welke met de businesscase wordt geschapen of in stand wordt gelaten na de realisatie van de businesscase;

  • b. businesscase: een document waarin op basis van de informatie als genoemd in artikel 6.7.3 sub d, de zakelijke afweging om een maatschappelijke ICT dienst te ontwikkelen en te implementeren beschreven wordt;

  • c. deskundige: een derde met voor het project relevante kennis en ervaring, aangetoond aan de hand van een cv, referentie of onderbouwing;

  • d. experimentele ontwikkeling en toegepast onderzoek: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

  • e. grootschalige uitrol: het beschikbaar krijgen van een maatschappelijke ICT dienst voor minimaal 10% van de potentiële gebruikers van de dienst in Overijssel;

  • f. maatschappelijke ICT dienst: een samenhangend geheel van IT infrastructuur, toepassingen en ondersteunende diensten, die gezamenlijk concrete bedrijfs- en werkprocessen van publieke organisaties ondersteunen;

  • g. maatschappelijk rendement: behouden of nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen in Overijssel én de bijdrage aan duurzaamheid, veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, welzijn, openbaar bestuur, uitgavenreductie of vermindering van de administratieve lastendruk;

  • h. MKB onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (Pb. 2003, L124/36), of diens opvolger;

  • i. onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitvoert;

  • j. penvoerder: de onderneming of organisatie die namens het samenwerkingsverband is aangewezen als vertegenwoordiger;

  • k. proeftuin: een fysieke of virtuele plek waar maatschappelijke ICT diensten worden getest op de beoogde effecten, gebruikersgemak, gebruikersacceptatie en acceptatie van aanpassing van het werkproces;

  • l. publieke sector: overheid, semi-overheid en privaatrechtelijke organisaties die publieke taken uitvoeren;

  • m. samenwerkingsverband: een verband van tenminste één onderneming én tenminste één organisatie uit de publieke sector, waarbij iedere partij voor eigen rekening en risico kosten maakt en betaalt ten behoeve van de uitvoering van de businesscase.

Artikel 6.7.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten ter uitvoering van een businesscase:

  • a. experimentele ontwikkeling en toegepast onderzoek;

  • b. inhuur van deskundigen;

  • c. investeringen;

  • d. grootschalige uitrol van een maatschappelijke ICT dienst.

Artikel 6.7.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een samenwerkingverband;

  • b. de penvoerder vraagt namens het samenwerkingsverband de subsidie aan;

  • c. de businesscase richt zich op de ontwikkeling, het testen én de toepassing van een maatschappelijke ICT dienst;

  • d. de haalbaarheid en slagingskans van de maatschappelijke ICT dienst is aangetoond aan de hand van een businesscase, waarin in het bijzonder is ingegaan op:

    • i.

      aanwezige kennis bij de betrokken ondernemers of organisaties om de businesscase uit te voeren;

    • ii.

      een beschrijving van de organisatie die de businesscase gaat uitvoeren;

    • iii.

      juridische aspecten;

    • iv.

      het onderliggende businessmodel c.q. verdienmodel en voor organisaties uit de publieke sector het exploitatiemodel;

    • v.

      onderscheidend vermogen van de te ontwikkelen dienst in vergelijking tot bestaande diensten;

    • vi.

      getalsmatige onderbouwing van commercieel perspectief, marktomvang, concrete meerwaarde voor de eindgebruiker en beoogd marktaandeel;

    • vii.

      wijze van vermarkten;

    • viii.

      omzet- en resultaat prognose en voor organisaties uit de publieke sector een exploitatieprognose;

    • ix.

      wie de maatschappelijke ICT dienst gaat betalen en of de kosten voor de eindgebruiker acceptabel zijn;

    • x.

      wat nodig is om gebruik van de maatschappelijke ICT dienst te continueren of op te schalen, zowel bij ‘afnemer en gebruiker' als bij ‘aanbieder en ondernemer'.

  • e. de businesscase draagt bij aan de realisatie van de provinciale opgaven op het gebied van Economie, Platteland, Mobiliteit en Energie, zoals omschreven in de vastgestelde provinciale beleidsnota's;

  • f. de businesscase wordt uitgevoerd in Overijssel;

  • g. de businesscase heeft maatschappelijk rendement in Overijssel;

  • h. indien sprake is van een steunmaatregel, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening II of aan artikel 2 van de De-minimisverordening.

Artikel 6.7.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 300.000 per aanvraag.

Artikel 6.7.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub b geldt dat uitsluitend de kosten voor derden, als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid, subsidiabel zijn.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 lid sub c geldt dat uitsluitend de volgende kosten subsidiabel zijn:

    • a.

      de kosten voor aanpassingen van onroerende goederen;

    174

    • b.

      de koop en of huurkoop van materieel en apparatuur.

  • 3. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub d geldt dat uitsluitend de proceskosten die samenhangen met de grootschalige uitrol van een maatschappelijke ICT dienst subsidiabel zijn.

  • 175

  • 4. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub a tot en met sub d geldt dat de kosten diesamenhangen met het managen van de uitvoering van de businesscase subsidiabel zijn tot maximaal 15% van de totale projectkosten.

Artikel 6.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Maatschappelijke ICT diensten Overijssel.

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op van artikel 1.2.1 tweede lid, bij de aanvraag voor subsidie de volgende gegevens:

    • a.

      een onderbouwing van het maatschappelijke rendement;

    • b.

      de businesscase die voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.7.3 sub d;

    • c.

      indien van toepassing een ingevulde en ondertekende MKB-verklaring;

    • d.

      een samenwerkingsverklaring waaruit blijkt dat alle partijen in het samenwerkingsverband verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de businesscase én waarin de penvoerder door de samenwerkende partijen wordt gemachtigd om als vertegenwoordiger namens deze partijen op te treden;

    • e.

      referenties of een cv van de in te huren deskundige(n), dan wel een omschrijving van de in te huren deskundigheid.

Artikel 6.7.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 6.7.8 Weigeringsgronden

  • Gedeputeerde Staten weigeren in aanvulling van artikel 1.3.1. de subsidie indien:

  • a. de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 100.000;

  • b. de kosten van de subsidiabele activiteit redelijkerwijs anders kunnen worden gedekt;

  • c. de subsidieaanvraag een bijdrage in de exploitatie betreft;

  • d. de subsidie voor meer dan 70% wordt aangewend door slechts één van de samenwerkende partijen;

  • e. de subsidie betrekking heeft op een gewone vervangingsinvestering;

  • 176

  • f. de werkelijke kosten naar het oordeel Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat.

Artikel 6.7.9. Volgorde van behandeling

  • Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt in afwijking van artikel 1.1.3. de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de totale punten die de aanvraag behaalt. De prioritering vindt plaats op basis van het hoogst aantal behaalde punten voor de volgende onderdelen samen:

  • a. het maatschappelijk rendement, maximaal 30 punten;

  • b. het perspectief voor opschaling van de dienst, maximaal 30 punten;

  • c. de bijdrage aan de realisatie van de provinciale opgaven op het gebied van Economie, Platteland, Mobiliteit en Energie, maximaal 30 punten

  • 177

Artikel 6.7.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2, verplicht:

  • a. binnen een jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van de businesscase en deze gerealiseerd te hebben binnen drie jaar na verlening van de subsidie;

  • b. de resultaten te verspreiden via conferenties, publicaties, open access-repositories, gratis of opensource-software.

Paragraaf 6.8 Innovatiedriehoek

178

Subparagraaf 6.8.1 Launching Customer

179

Artikel 6.8.1.1 Begripsbepalingen

  • In deze subparagraaf wordt verstaan onder:

  • a. conventioneel alternatief: een product, dienst of werk dat vergelijkbare functies vervult als het gekozen innovatief product;

  • b. Innovatiedriehoek: de projecten Hart van Zuid, Gebiedsontwikkeling Kennispark Twente, High Tech Campus Thales en Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente;

  • c. innovatief product: product, dienst of werk met innovatief karakter dat of die zich vlak voor marktintroductie bevindt (TRL 8-9);

  • d. launching customer: het optreden van de subsidieontvanger als opdrachtgever voor de levering van een innovatief product;

  • e. levenscyclus: de aanschaf, het gebruik, het behoud en het eventueel weer afstoten van een innovatief product;

  • f. opdrachtnemer: leverancier van het innovatief product;

  • g. opdrachtgever: inkoper van het innovatief product;

  • h. risicodekking: voorwaardelijke subsidie ter dekking van risico's die voorkomen in de levenscysclus van een innovatief product en die niet of niet in die mate voorkomen in de levenscyclus van het conventionele alternatief;

  • i. Total Cost of Ownership (TCO): kostenbenaderingsmethode waarbij alle directe en indirecte kosten en baten gerelateerd aan de levenscyclus in ogenschouw worden genomen;

  • j. TRL: Technological Readiness Level; internationale standaard om fase in technische ontwikkeling aan te duiden;

Artikel 6.8.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken in de vorm van een geldlening of in de vorm van een risicodekking voor de aanschaf en in geval van een werk de realisatie van een innovatief product, na het volgen van een proces van innovatiegericht inkopen waarbij de subsidieaanvrager als launching customer optreedt.

Artikel 6.8.1.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is gemeente Enschede, gemeente Hengelo, regio Twente, ADT of de Universiteit Twente;

    • b.

      er is een businesscase waaruit blijkt dat het innovatief product voldoet aan de volgende criteria:

    • i.

      het heeft een TCO die gelijk is aan of lager is dan de TCO van het conventionele alternatief;

    • ii.

      het draagt bij aan het oplossen van knelpunten binnen de thema's Mobiliteit, Veiligheid, Duurzaamheid of Verblijfskwaliteit;

    • iii.

      het is kwalitatief hoogstaand conform de voor de betreffende industrie geldende standaarden;

    • iv.

      het draagt bij aan het verbeteren van het vestigingsklimaat in de Innovatiedriehoek;

    • v.

      het draagt bij aan de zichtbaarheid van het High Tech Systemen en Materialen profiel van de Innovatiedriehoek;

    • vi.

      het product is geselecteerd op basis van een proces van innovatiegericht inkopen welk proces in de business case is beschreven.

    • c.

      de businesscase is financieel haalbaar en uitvoerbaar, hetgeen moet blijken uit de uitwerking van de volgende onderdelen:

    • i.

      een beschrijving van het bedrijf of consortium van bedrijven dat het betreffende innovatieve product levert;

    • ii.

      een beschrijving van de samenwerking tussen opdrachtnemer en subsidieaanvrager;

    • iii.

      een beschrijving van het innovatieve product en de fases van ontwikkeling (TRL level);

    • iv.

      een onderbouwing van de financiële positie van de opdrachtnemer op basis van huidige en verwachte kasstromen en de balans;

    • v.

      onderbouwing van de potentie om opgeschaald te kunnen worden naar andere gebruikers onder andere door;

    • a.

      een onderbouwing van de marktpotentie, beschrijving van de doelgroep, distributie-, productie-, of ketenpartners, doelmarkt binnen twee jaar, en een realisatieplan dat ingaat op de wijze waarop de opdrachtnemer deze verwacht te benutten;

    • b.

      een beschrijving van het onderscheidend vermogen van het innovatief product ten opzichte van concurrerende producten, diensten of systeemoplossingen en markten;

    • c.

      een onderbouwing van de wijze waarop de uitrol van het innovatieve product, wordt gefinancierd.

    • vi.

      businessmodel, verdienmodel of exploitatiemodel;

    • vii.

      getalsmatige onderbouwing van commercieel perspectief, marktomvang, concrete meerwaarde voor eindgebruiker, beoogd marktaandeel en kostprijsopbouw;

    • viii.

      omzet-, resultaat- en liquiditeitsprognose;

    • ix.

      financiële rendementsberekening voor de businesscase.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, voldoet een aanvraag voor een geldlening tevens aan de volgende criteria:

    • a.

      de kosten voor het gebruiksklaar maken, zijnde de aanschaf-, aanloop-, en instellingskosten, van het betreffende innovatief product zijn hoger ten opzichte van het conventioneel alternatief;

    • b.

      de te verstrekken subsidie bedraagt ten minste € 50.000;

  • 3. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor een risicodekking aan de volgende criteria:

    • a.

      de risicodekking betreft risico's:

    • i.

      die niet voorkómen of vermeden kunnen worden en niet op andere wijze kunnen worden beheerst;

    • ii.

      die zich niet voordoen tijdens gebruik, behoud of afstoten in de levensfase van een product; én

    • iii.

      die zich voordoen binnen een termijn van 10 jaar na subsidieverlening.

    • b.

      de te verstrekken subsidie bedraagt ten minste € 25.000.

Artikel 6.8.1.4 Voorwaarden

Een risicodekking wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat een risicio als bedoeld in artikel 6.8.1.3 derde lid sub a zich aantoonbaar heeft verwezenlijkt binnen een fase in de levenscyclus zoals beschreven in de business case.

Artikel 6.8.1.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor een geldlening geldt dat overeenkomstig de artikelen 1.1.5 en 1.1.6, uitsluitend het verschil tussen enerzijds de aanschaf, aanloop-, of instellingskosten van het innovatief product en anderzijds diezelfde of vergelijkbare kosten van het conventionele alternatief, subsidiabel is.

  • 180

  • 2. In aanvulling op artikel 1.1.6 geldt voor de risicodekking dat de kosten voortvloeiend uit immateriële schade, schade veroorzaakt door eigen schuld of schuld van een derde, indirecte of gevolgschade en schade die reeds verzekerd of op andere wijze gedekt is, niet subsidiabel zijn.

  • 181

Artikel 6.8.1.6 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie in de vorm van een geldlening bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.000.000.

  • 2. De subsidie in de vorm van een risicodekking bedraagt maximaal 33,3 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 350.000.

Artikel 6.8.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De subsidieaanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Innovatiedriehoek - Launching Customer.

  • 2. De aanvrager overlegt, in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, een businesscase als bedoeld in artikel 6.8.1.3 eerste lid sub b en c die naast de in artikel 6.8.1.3, eerste lid vermelde gegevens de volgende onderdelen bevat:

    • a.

      het bedrag van de benodigde subsidie en een financiële onderbouwing van dat bedrag;

    • b.

      een voorstel voor de duur van de geldlening en het tempo van bevoorschotting ;

    • c.

      een voorstel voor het tempo van terugbetaling van de geldlening indien wordt afgeweken van aflossing na het eerste jaar na verstrekking eerste voorschot;

    • d.

      een kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de risico's ten opzichte van het conventionele alternatief;

    • e.

      een beschrijving hoe de benoemde risico's voorkomen, vermeden, gereduceerd, overgedragen of geaccepteerd worden.

    • f.

      het toedelen van de risico's naar fasen in de levenscyclus van het innovatief product

    • g.

      een overzicht en onderbouwing van de kosten die met elk van de benoemde risico's samenhangen.

Artikel 6.8.1.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

182

Artikel 6.8.1.9 Adviescommissie

  • Een subsidieaanvraag wordt voor advies voorgelegd aan de adviescommissie Innovatiedriehoek die een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt over:

  • a. de mate waarin sprake is van een innovatief product en de mate waarin dat product kwalitatief hoogstaand is;

  • b. de bijdrage aan een oplossing van een probleem binnen de thema's Mobiliteit, Veiligheid, Duurzaamheid of Verblijfskwaliteit;

  • c. de vraag of de business case toereikend is om bij te dragen aan de doelstelling van het programma "Innovatie zichtbaar in de Innovatiedriehoek";

  • d. de vraag in hoeverre bijgedragen wordt aan zichtbaarheid in relatie tot HTSM profiel van de Innovatiedriehoek.

  • e. de potentie om de afzet van het innovatieve product op te schalen naar andere gebruikers;

  • f. de vraag of de businesscase voor het overige financieel haalbaar en uitvoerbaar is.

Artikel 6.8.1.10 Weigeringsgronden

  • Gedeputeerde Staten weigeren, in aanvulling op artikel 1.3.1, de subsidie als:

  • a. voor dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidies zijn verstrekt door de provincie of een andere overheidsinstantie;

  • b. het inkoopproces niet voldoet aan de geldende regelgeving;

  • c. subsidieverlening in strijd is met de staatssteunregels.

Artikel 6.8.1.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst

  • 1. De kenmerken van de geldleningsovereenkomst zijn:

    • a.

      de looptijd bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal 10 jaar.

    • b.

      de rente van de geldlening staat gedurende de looptijd van de geldlening vast en bedraagt 1,5% per jaar;

    • c.

      Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan;

    • d.

      de geldlening wordt onderhands verstrekt.

  • 2. De kenmerken van de overeenkomst risicodekking zijn:

    • a.

      de overeenkomst wordt afgesloten voor bepaalde tijd en maximaal 10 jaar.

    • b.

      de overeenkomst bevat een beschrijving van de risico's, van de termijn waarbinnen een risico zich kan verwezenlijken en van de wijze waarop en de termijn waarbinnen deze verwezenlijking moet worden aangetoond;

    • c.

      de overeenkomst bevat een beschrijving van de wijze waarop de risico's worden gedekt door subsidieontvanger en opdrachtnemer;

Artikel 6.8.1.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken na aflossing van de geldlening dan wel 13 weken na het einde van de risicodekking.

Artikel 6.8.1.13 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 verplicht:

    • a.

      uiterlijk 8 weken na het verlenen van de subsidie een uitvoeringsovereenkomst te sluiten;

    • b.

      binnen een jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van de businesscase.

  • 2. De subsidieontvanger betaalt in geval van een subsidieverlening in de vorm van een geldlening het overeengekomen aflossingsbedrag en de verschuldigde rente, met ingang van de in de uitvoeringsovereenkomst overeengekomen datum, aan Gedeputeerde Staten terug in de overeengekomen termijnen. Ter zake wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken.

  • 3. De subsidieontvanger is in geval van een subsidieverlening in de vorm van een risicodekking, verplicht:

    • a.

      de risico's te minimaliseren;

    • b.

      er zorg voor te dragen dat subsidieaanvrager en opdrachtnemer elk een derde deel van de risico's dragen;

    • c.

      Gedeputeerde Staten na afloop van elke fase van de levenscyclus te informeren over de nog resterende risico's zoals beschreven in de business case.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de verplichting verbinden dat de aanvrager zekerheden aan Gedeputeerde Staten verschaft ter nakoming van zijn verplichtingen. Ter uitvoering

    van deze verplichting kunnen bepalingen worden opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 6.8.1.14 Voorschotverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.3 tweede of derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van maximaal 100% van de verleende subsidie.

  • 2. De hoogte en het tempo van bevoorschotting worden bepaald op basis van prestaties, besteding, liquiditeitsbehoefte en het risicoprofiel van de subsidieontvanger.

  • 3. Het voorschot wordt verstrekt in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen nader worden uitgewerkt in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. In afwijking van artikel 1.3.3 tweede of derde lid verstrekken Gedeputeerde staten, in geval van een risicodekking, geen voorschotten.

Subparagraaf 6.8.2 Small Business Innovatie Regeling Twente

183

Artikel 6.8.2.1 Begripsbepalingen

  • In deze subparagraaf wordt verstaan onder:

  • a. Innovatiegerichte uitvraag: een marktoriëntatie van de subsidieaanvrager als inkoper naar één of meerdere innovatieve producten met als doel zicht te krijgen op innovatieve oplossingen voor een vraagstuk. Het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek, het ontwikkelen en testen van prototypes als onderdeel van de marktoriëntatie valt hier ook onder.

  • b. innovatief product: product, dienst of werk met innovatief karakter dat/die zich vlak voor marktintroductie bevindt (TRL 8-9);

Artikel 6.8.2.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een innovatiegerichte uitvraag.

Artikel 6.8.2.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is gemeente Enschede, gemeente Hengelo, regio Twente, Area Development Twente (ADT) of de Universiteit Twente;

  • b. de innovatiegerichte aanvraag maakt onderdeel uit van een proces van innovatiegericht inkopen als bedoeld in subparagraaf 6.8.1 van dit besluit.

  • c. het innovatieve product waar de innovatiegerichte uitvraag op betrekking heeft:

    • i.

      is gericht op het oplossen van knelpunten binnen de thema's Mobiliteit, Veiligheid, Duurzaamheid en Verblijfskwaliteit;

    • ii.

      draagt bij aan het verbeteren van het vestigingsklimaat in de Innovatiedriehoek;

    • iii.

      draagt bij aan de zichtbaarheid in relatie tot HTSM profiel van de Innovatiedriehoek.

  • d. Indien sprake is van een haalbaarheidsonderzoek als onderdeel van de marktoriëntatie dan moet deze zicht geven op de innovatie en de technische, economische en organisatorische haalbaarheid. De volgende aspecten moeten onderbouwd zijn:

    • i.

      Beschrijving van de innovatie en de fase van ontwikkeling (TRI level);

    • ii.

      Onderbouwing van het onderscheidend vermogen ten opzichte van alternatieven;

    • iii.

      Beschrijving van detecnische risico's, onzekerheden, afhankelijkheden;

    • iv.

      Getalsmatige onderbouwing van de marktpotentie van de oplossing;

    • v.

      Beoogd marktaandeel en kostprijsopbouw;

    • vi.

      Businessmodel, verdienmodel of exploitatiemodel;

    • vii.

      Intellectueel eigendom;

    • viii.

      Onderbouwing TCO van de oplossing en vergelijking met conventionele alternatieven;

    • ix.

      Beschrijving van het bedrijf of consortium van bedrijven dat innovatie gaat leveren en verder vermarkten, inclusief distributie-, productie en ketenpartners;

    • x.

      Beschrijving van de samenwerking tussen het bedrijf of consortium van bedrijven en de launching customer voor de eerste toepassing.

  • e. Indien sprake is van de ontwikkel- en testfase dan moet de innovatie worden getest in een realistische omgeving, waarbij de eindgebruiker en de beoogde launching customer zijn betrokken.

Artikel 6.8.2.4 Grondslag

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 750.000.

Artikel 6.8.2.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 zijn subsidiabel.

Artikel 6.8.2.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 6.8.2.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvraag wordt ingediend door gebruik te maken van het aanvraagformulier Small Business Innovatie Regeling Twente.

Artikel 6.8.2.8 Adviescommissie

Een subsidieaanvraag wordt voor advies voorgelegd aan de Adviescommissie Innovatiedriehoek die een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt over de mate waarin de subsidieaanvraag voldoet aan de criteria van artikel 6.8.2.3 sub b en c.

Subparagraaf 6.8.3 Living Lab

184

Artikel 6.8.3.1 Begripsbepalingen

  • In deze subparagraaf wordt verstaan onder:

  • a. Innovatiedriehoek: de projecten Hart van Zuid, Gebiedsontwikkeling Kennispark Twente, High Tech Campus Thales en Gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente;

  • b. innovatief product: product, dienst of werk met innovatief karakter dat/die zich vlak voor marktintroductie bevindt (TRL levels 8-9);

  • c. proeftuinfaciliteit: een open innovatie-omgeving voor het testen van technologische of marktinnovatie van nieuwe of vernieuwde producten of diensten (TRL levels 6 tot en met 8) die zich in het ontwikkelstadium bevinden waarbij ten minste één eindgebruiker en één ondernemer betrokken zijn en die zich kenmerkt door een realistische omgeving ("living lab");

  • d. TRL: Technological Readiness Level; internationale standaard om fase in technische ontwikkeling aan te duiden;

Artikel 6.8.3.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken voor het realiseren van een proeftuinfaciliteit in de Innovatiedriehoek.

Artikel 6.8.3.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b. de aanvrager heeft aantoonbare ervaring op het gebied van het stimuleren van innovatie bij bedrijven;

  • c. er is sprake van samenwerking tussen publiek private partijen waarbij ten minste één organisatie uit de publieke sector, één ondernemer en één eindgebruiker betrokken zijn;

  • d. de proeftuinfaciliteit:

    • i.

      draagt bij aan het oplossen van knelpunten binnen de thema's Mobiliteit, Veiligheid, Duurzaamheid of Verblijfskwaliteit;

    • ii.

      vindt plaats in de Innovatiedriehoek en draagt bij aan de zichtbaarheid van innovatie in de Innovatiedriehoek;

  • e. er is sprake van een sluitende begroting voor de duur van het project;

  • f. de te verstrekken subsidie bedraagt ten minste € 100.000;

  • g. er is sprake van een schriftelijke goedkeuring voor vestiging van de Proeftuin door de directeur van het project binnen de Innovatiedriehoek waar de proeftuin zal worden gevestigd;

  • h. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU: de subsidie voldoet aan artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 6.8.3.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 750.000.

6.8.3.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

185

Artikel 6.8.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvraag wordt ingediend door gebruik te maken van het aanvraagformulier Living Lab.

Artikel 6.8.3.7 Weigeringsgronden

Gedeputeerde Staten weigeren, in aanvulling op artikel 1.3.1, de subsidie voor zover de totale subsidie die de subsidieontvanger van de provincie en andere subsidieverstrekkers tezamen ontvangt meer dan 50% bedraagt van de subsidiabele kosten.

Paragraaf 6.9 Cofinanciering Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Oost Nederland

186

Artikel 6.9.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

Artikel 6.9.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die subsidie ontvangen op basis van het Operationeel Programma 2014-2020 Oost-Nederland, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie op 11 november 2014.

Artikel 6.9.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de activiteit moet EFRO-cofinanciering ontvangen;

  • b. de aanvraag moet voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de subsidiebepalingen die gelden voor het Operationeel Programma 2014-2020 Oost-Nederland;

  • c. de activiteit moet bijdragen aan het Uitvoeringskader Kerntaak Regionale Economie 2012-2015 of het uitvoeringsprogramma Nieuwe Energie, of een document dat een van deze kaders vervangt;

  • d. de activiteit is niet in strijd met provinciale doelen.

Artikel 6.9.4 Aanvraag, verlening en vaststelling van de subsidie

Bij de afhandeling van de subsidie wordt de geldende Europese regelgeving gevolgd.

Paragraaf 6.10 Samenwerkingsprogramma INTERREG A 2014-2020; Deutschland-Nederland

187

Artikel 6.10.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken aan projecten die passen binnen en die INTERREG-cofinancieringsmiddelen ontvangen uit het Samenwerkingsprogramma INTERREG A 2014-2020; Deutschland-Nederland.

Artikel 6.10.2 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. het project moet een INTERREG-cofinanciering ontvangen;

  • b. het project voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de subsidiebepalingen die gelden voor het Samenwerkingsprogramma INTERREG A 2014-2020 Deutschland-Nederland;

  • c. het project dient bij te dragen aan één of meerdere provinciale doelen.

Artikel 6.10.3 Aanvraag, verlening en vaststelling van de subsidie

Bij de afhandeling van de subsidie wordt de geldende Europese regelgeving gevolgd.

Paragraaf 6.11 Thematische fondsen 2014-2020

188

Artikel 6.11.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken aan projecten die passen binnen en die EU-cofinancieringsmiddelen ontvangen uit de Europese thematische fondsen 2014-2020.

189

Artikel 6.11.2 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. het project moet een EU-cofinanciering ontvangen uit een thematisch fonds.

  • b. het project voldoet aan de voorwaarden die gelden voor het betreffende thematische fonds;

  • c. het project dient bij te dragen aan een of meerdere provinciale doelen.

Artikel 6.11.3 Aanvraag, verlening en vaststelling van de subsidie

Bij de afhandeling van de subsidie wordt de geldende Europese regelgeving gevolgd.

Paragraaf 6.12 MKB Innovatie topsectoren (MIT) Oost

Artikel 6.12.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Arm's length-voorwaarden: de voorwaarden van de transactie tussen de contractspartijen die niet afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en die geen enkele vorm van heimelijke instandhouding behelzen. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm's length-beginsel;

  • b. Experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele ontwikkeling, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vaststaan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatie doeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.

  • c. Haalbaarheidsproject: een project dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek;

  • d. Haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • e. Industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;

  • f. Innovatieadviesproject: een door een kennisinstelling of een onafhankelijke adviesorganisatie, niet zijnde de aanvrager, verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, adviseren over een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten, dan wel het verstrekken van innovatiesteun in de vorm van innovatieadviesdiensten of innovatieondersteuningsdiensten als bedoeld in artikel 2, nummer 94 en 95 van de AGVV;

  • g. Innovatieprogramma Topsectoren: programma zoals bedoeld in artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZ-subsidies en gepubliceerd in de Staatscourant 2015, 10567 en te raadplegen op www.op-oost.eu of daarvoor in de plaats tredende programma's;

  • h. Innovatieve onderneming: een onderneming :

    • i.

      die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, procedés of diensten zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of

    • ii.

      waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minsten 10% bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant;

  • i. ondersteunende sector: de sectoren ICT, water, creatieve industrie, chemie of maakindustrie;

  • j. startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten;

  • k. S3-sector: de sectoren (Agro)Food, Health, High Tech Systemen & Materialen of Energie- en Milieutechnologie

Artikel 6.12.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. de uitvoering van een haalbaarheidsproject;

  • b. een innovatieadviesproject.

Artikel 6.12.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      De aanvrager is een MKB-onderneming, een rechtspersoon of een ander persoon;

    • b.

      De activiteit vindt plaats in een S3-sector of een S3-sector in combinatie met een ondersteunende sector;

    • c.

      De activiteit past binnen het Regionaal Economisch Beleid van de provincie Overijssel.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.12.2 sub a aan de volgende criteria:

    • a.

      minimaal 60% van de subsidiabele kosten heeft betrekking op een haalbaarheidsstudie;

    • b.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, voldoet de subsidie aan de AGVV.

Artikel 6.12.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.12.2 sub a bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 50.000.

  • 2. De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.12.2 sub b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.

Artikel 6.12.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 zijn voor activiteiten als bedoel in artikel 6.12.2 sub a die betrekking hebben op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.5 zijn voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.12.2 sub a die betrekking hebben op haalbaarheidsstudies de kosten van de studie subsidiabel.

  • 3. In afwijking van artikel 1.1.5 zijn voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.12.2 sub b de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      De kosten, met inbegrip van personeelskosten, van het verstrekken van advies en procesbegeleiding;

    • b.

      De kosten verbonden aan innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning.

Artikel 6.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier MIT Oost. Het aanvraagformulier is te vinden op www.op-oost.eu.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.12.2 sub a een schriftelijk bewijsstuk waar het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid alsmede de technische en financiële risico's van de te onderzoeken activiteiten uit blijken.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.12.2 sub b:

    • i.

      een beknopt plan met een beschrijving van de kennisvraag en de doelstelling van het innovatieadviesproject alsmede de vermelding van de kennisinstelling of adviesorganisatie die het innovatieadviesproject gaat uitvoeren;

    • ii.

      een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de kennisinstelling of adviesorganisatie die met de aanvrager het innovatieadviesproject gaat uitvoeren organisatorisch en financieel onafhankelijk is van de aanvrager.

Artikel 6.12.7 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 wordt een aanvraag om subsidie ingediend vanaf 10 mei 2016 en ontvangen uiterlijk op 1 september 2016 om 19.00 uur.

Artikel 6.12.8 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. de aanvrager in totaal reeds drie maal of maximaal € 100.000 subsidie heeft ontvangen dan wel binnen het ten tijde van de aanvraag geldende subsidieplafond reeds subsidie heeft ontvangen;

  • b. voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden;

  • c. bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.12.2 sub b de aanvrager en de kennisinstelling of adviesorganisatie die het innovatieadviesproject gaan uitvoeren voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag reeds verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan over het innovatieadviesproject.

Artikel 6.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.2 en artikel 1.4.3 heeft de subsidieontvanger de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na aanvang afgerond.

Hoofdstuk 7 Bijzondere bepalingen Verkeer, vervoer en wegen

Paragraaf 7.1 Realisatie van verkeers- en vervoersprojecten

190

Artikel 7.1.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. DU V&V: Decentralisatie Uitkering Verkeer en Vervoer.

  • b. Bestedingsplan DU V&V: een jaarlijks door Gedeputeerde Staten op te stellen plan waarin de voorgenomen uitgaven, verdeling over de beleidssectoren en reserveringen zijn opgenomen. Het bestedingsplan bevat een verdeling van de DU V&V-middelen over:

    • i.

      maatregelen met betrekking tot het provinciaal verkeer- en vervoerbeleid die worden uitgevoerd door de provincie;maatregelen met betrekking tot het gemeentelijk en intergemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid die worden uitgevoerd door een gemeente of door een samenwerkingsverband.

    • ii.

      maatregelen met betrekking tot het gemeentelijk en intergemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid die worden uitgevoerd door een gemeente of door een samenwerkingsverband.

  • c. samenwerkingsverband: een aantal gemeenten die met betrekking tot een bepaald project samenwerking gaan zoeken en daarvoor gezamenlijk een aanvraag voor subsidie indienen.

Artikel 7.1.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen een jaarlijkse subsidie verstrekken voor het realiseren van:

  • a. infrastructurele verkeers- en vervoersprojecten of

  • b. gedragsbeïnvloedingsprojecten.

Artikel 7.1.3. Criteria

  • 191

  • Een aanvraag voor het realiseren van activiteiten als bedoeld in artikel 7.1.2 moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente, een waterschap of een samenwerkingsverband in West-Overijssel

  • b. het project past in de Omgevingsvisie Overijssel;

  • c. het project past in het bestedingsplan DU V&V;

  • d. het project is uitvoeringsgereed;

  • e. ten aanzien van een aanvraag voor subsidie voor de realisatie van infrastructurele verkeers- en vervoersprojecten geldt dat de subsidiabele kosten van het project ten minste € 100.000,-- bedragen;

Artikel 7.1.4. Grondslag subsidie

  • 192

  • 1. De subsidie voor infrastructurele verkeers- en vervoersprojecten bedraagt:

    • a.

      maximaal 75% van de subsidiabele kosten voor openbaar vervoersprojecten en verkeersongevallen- concentratiepunten;

    • b.

      maximaal 50% van de subsidiabele kosten voor de overige infrastructuurprojecten.

  • 2. De subsidie voor gedragsbeïnvloedingsprojecten bedraagt maximaal 75% van de projectkosten.

  • 193

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen voor specifieke projecten afwijken van de in het eerste en tweede lid genoemde maximale subsidiepercentages.

Artikel 7.1.5. Subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de kosten voor vervanging, beheer en onderhoud parkeerinfrastructuur niet subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen subsidiabel voor zover deze gemaakt zijn na 1 oktober 2015.

Artikel 7.1.6. Indieningstermijn aanvraag

194

Gedeputeerde Staten kunnen voor specifieke projecten afwijken van de in artikel 1.2.2 tweede lid genoemde indieningstermijn.

Artikel 7.1.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

195

In aanvulling op artikel 1.2.1 eerste lid hebben Gedeputeerde Staten voor zowel infrastructurele- als gedragsbeïnvloedingsprojecten een aanvraagformulier vastgesteld die bij de aanvraag dient te worden overlegd.

Artikel 7.1.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het Bestedingsplan DU V&V vast, waarmee tevens het subsidieplafond voor verkeers- en vervoersprojecten wordt vastgesteld. Voor het subsidieplafond wordt een begrotingsvoorbehoud gemaakt. Als achteraf blijkt dat de beschikbare middelen afwijken van deze begroting, dan kan besloten worden het subsidieplafond aan te passen.

Artikel 7.1.9. Volgorde van behandeling

196

In afwijking van artikel 1.1.3 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die in het betreffende subsidietijdvak zijn ontvangen en die voldoen aan de in artikel 7.1.3 genoemde criteria, in een prioriteitsvolgorde die het best aansluit bij de bestedingsdoelen zoals genoemd in het jaarlijks vast te stellen Bestedingsplan DU V&V. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het beschikbare bedrag dat toestaat.

Artikel 7.1.10. Beslistermijn

In afwijking van artikel 1.2.3 derde lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen dertien weken nadat het advies van het bestuurlijk vervoerberaad West-Overijssel is ontvangen. Gedeputeerde Staten

beslissen in ieder geval uiterlijk binnen 22weken nadat de indieningstermijn als bedoeld in artikel 7.1.6 is verstreken.

Artikel 7.1.11. Voorschotverlening

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.3 derde lid wordt voor infrastructurele projecten een voorschot verleend in overeenstemming met de voortgang van het project, met een maximum van 90%.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.3 derde lid wordt voor gedragsbeïnvloedingsprojecten bij het versturen van de beschikking een voorschot van ten hoogste 50% van het verleende subsidiebedrag uitbetaald.

Artikel 7.1.12. Aanleveren beleidsinformatie

197

De aanvrager overlegt binnen twee maanden na afloop van het subsidietijdvak wat betreft gedragsbeïnvloedingsprojecten een verslag van de geleverde (deel)prestaties en de kosten daarvan.

Artikel 7.1.13. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en artikel 1.4.2 dient de subsidieontvanger voor infrastructurele verkeers- en vervoersprojecten aan de hand van primaire documenten zichtbaar toezicht te houden.

  • 2. Een infrastructureel project is pas gerealiseerd als een proces-verbaal van oplevering heeft plaatsgevonden en er verificatie van oplevering ter plaatse is uitgevoerd.

Artikel 7.1.14. Verantwoording subsidie

Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van artikel 1.5.3 tweede lid sub b, een kostenverantwoording vragen overeenkomstig de Sisa-systematiek.

Paragraaf 7.2 Ketenmobiliteit Overijssel 2014 en 2015

Subparagraaf 7.2.1 Fiets in de keten

198

Artikel 7.2.1.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. fietsverplaatsingen op een ketenrelatie: een verplaatsing in de vervoersketen fiets en openbaar vervoer of fiets en auto tijdens een reis van A naar B;

  • b. ketenrelatie: een reisverbinding waarop de fiets in combinatie met het openbaar vervoer of auto, een goed alternatief kan vormen voor een reis met de auto;

  • c. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitvoert;

  • d. programma Ketenmobiliteit: op 11 december 2013 door PS vastgesteld Kracht van Overijssel programma Ketenmobiliteit;

  • e. stedelijke netwerken Overijssel: Zwolle-Kampen, Twente, Overijsselse deel van de Stedendriehoek;

  • f. regionaal OV-knooppunt: treinstation, busstation of bushalte waar minimaal twee buslijnen met een frequentie van minimaal 4x per uur in de spits, een verbindingsmogelijkheid bieden.

Artikel 7.2.1.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende maatregelen die bijdragen aan een toename van het aandeel fietsverplaatsingen op de kansrijke ketenrelaties:

  • a. fysieke maatregelen;

  • 199

  • b. [vervallen]

Artikel 7.2.1.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een rechtspersoon, een vennootschap of een maatschap;

  • b. de activiteit past binnen de uitgangspunten en doelstellingen van het programma Ketenmobiliteit;

  • c. de aanvraag heeft betrekking op een kansrijke ketenrelatie, met de volgende kenmerken:

    • i.

      het fietsdeel van de reisverbinding heeft een herkomst of bestemming in ten minste één van de stedelijke netwerken binnen Overijssel; en

    • ii.

      de ketenrelatie betreft een reisverbinding met een herkomst of bestemming in ten minste één van de stedelijke netwerken binnen Overijssel; en

    • iii.

      het fietsdeel van de reisverbinding heeft een herkomst of bestemming op een regionaal OV-knooppunt; en

    • iv.

      de reisverbinding betreft een verbinding voor, woon-werk, woon-school of woon-winkelverkeer, waarbij de minimale omvang reizigerstroom woon-werk woon-school ten minste 150 per richting per dag bedraagt;

  • d. er is aangetoond dat aan de kenmerken voor een kansrijke ketenrelatie, als bedoeld onder sub c, wordt voldaan door:

    • i.

      te verwijzen naar een kansrijke ketenrelatie uit de lijst opgenomen in Bijlage 1; of

    200

    • ii.

      de kansrijkheid van de relatie te onderbouwen, aan de hand van de kenmerken zoals genoemd in sub c, waarbij kenmerk als bedoeld onder sub c, iv, tevens is voorzien van een kwantitatieve onderbouwing;

  • e. de maatregel leidt tot een aantoonbare toename van het aandeel fietsverplaatsingen op betreffende kansrijke ketenrelatie;

  • f. [vervallen]

  • g. indien de subsidie een steunmaatregel is voldoet het aan artikel 2 van de-minimisverordening.

Artikel 7.2.1.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld onder artikel 7.2.1.2 sub a bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten meteen maximum van € 75.000,-- per aanvraag.

  • 2. [vervallen]

Artikel 7.2.1.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 7.2.1.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Ketenmobiliteit Overijssel 2014 en 2015, Fiets in de keten.

  • 2. Aanvullend op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      een plan van aanpak waarin de kwantitatieve onderbouwing van de verwachte toename van het aandeel fietsverplaatsingen op de betreffende kansrijke ketenrelatie, is beschreven;

    • b.

      een monitoringsplan waarin is beschreven hoe een bijdrage aan een toename van het aandeel fietsverplaatsingen op de kansrijke ketenrelaties met meetgegevens aangetoond gaat worden;

    • c.

      een offerte waaruit de projectperiode en de subsidiabele kosten blijken;

    • d.

      een ingevulde de-minimisverklaring indien de aanvrager een onderneming is;

    • e.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een gedragsbeïnvloedende maatregel niet zijnde een eenmalige maatregel een exploitatiebegroting voor twee jaar na het einde van de projectperiode.

Artikel 7.2.1.7 Weigeringsgronden

  • Een aanvraag voor subsidie wordt, in aanvulling op artikel 1.4.1, geweigerd indien:

  • a. [vervallen]

  • b. de subsidie minder dan € 10.000,-- bedraagt.

Artikel 7.2.1.8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 moet de subsidieontvanger:

  • a. de bijdrage aan een toename van het aandeel fietsverplaatsingen op de kansrijke ketenrelaties met meetgegevens onderbouwen aan de hand van:

    • i.

      een nulmeting en een eindmeting in 2015; of

    • ii.

      een nulmeting en indicatieve meting van het eerste effect in 2015;

  • b. [vervallen].

Subparagraaf 7.2.2 Ruimte voor de fiets

[ingetrokken]

Subparagraaf 7.2.3 Koppelen van systemen

Artikel 7.2.3.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. DVM-exchange:een landelijk open standaard voor Dynamisch Verkeersmanagement. Met DVM-exchange worden de verschillende soorten systemen van de verschillende leveranciers en wegbeheerders op een open, gestructureerde en kosteneffectieve manier gecombineerd ten behoeve van gecoördineerd netwerkmanagement;

  • b. GelOve project:een samenwerking tussen provincie Overijssel en Gelderland waarbij ervaring wordt opgedaan met de inzet van Regionaal Operationeel Verkeersmanagement (ROVM). Daartoe is een Netwerk Management Systeem ontwikkelt, waarmee regionale regelscenario's ingezet kunnen worden.

  • 201

  • c. NMS: het Netwerk Management Systeem, is een systeem dat het mogelijk maakt om aangesloten DVM-instrumentarium vanuit één systeem te bedienen;

  • d. Verkeerscentrale: de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat te Wolfheze vanwaar monitoring van het netwerk en bediening van DVM-systemen van Rijkswaterstaat in de regio Noord- en Oost-Nederland plaatsvindt.

Artikel 7.2.3.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het koppelen van DVM-instrumentarium van de verschillende wegbeheerders aan NMS. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

  • a. de aanschaf van, of aansluiting bij, een NMS, inclusief DVM-exchange-koppeling;

  • b. het geschikt maken van een bestaand NMS het behulp van DVM-exchange;

  • c. realiseren van de koppeling met de verkeerscentrale;

  • d. inhuur van procesondersteuning of inhoudelijke expertise om bovenstaande activiteiten te realiseren.

Artikel 7.2.3.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet aan de volgende criteria voldoen:

    • a.

      de aanvrager is gemeente Zwolle, Kampen, Deventer, Almelo, Hengelo of Enschede;

    • b.

      de activiteit past binnen de doelstellingen en kaders van het programma Ketenmobiliteit, zoals omschreven onder artikel 7.2.1.1 sub d;

    • c.

      de activiteit past binnen de doelstellingen en kaders van het GelOve project;

    • d.

      er wordt aangesloten bij het landelijk protocol voor het koppelen van de verschillende systemen, zijnde DVM Exchange 2.5.

Artikel 7.2.3.4 Grondslag subsidie

  • De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten voor de activiteiten als bedoeld in artikel 7.2.3.2 gezamenlijk, met een maximum van:

  • a. € 10.000,-- voor de gemeente Kampen;

  • b. € 15.000,-- per gemeente voor de gemeenten Zwolle, Almelo of Deventer;

  • c. € 35.000,-- per gemeente voor de gemeenten Hengelo of Enschede.

Artikel 7.2.3.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden, als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die betrekking hebben op de activiteiten die vanaf 1 juli 2013 zijn uitgevoerd, wel subsidiabel.

Artikel 7.2.3.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 7.2.3.6a Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 30 januari 2015 vóór 19.00 uur.

Artikel 7.2.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Ketenmobiliteit Overijssel 2014 en 2015, Koppelen van systemen.

  • 2. Aanvullend op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager voor activiteiten benoemd in artikel 7.2.3.2 een offerte waaruit de subsidiabele kosten blijken.

Artikel 7.2.3.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 moet de subsidieontvanger de activiteit uiterlijk op 31 december 2015 hebben afgerond.

Subparagraaf 7.2.4 Beter Benutten

Artikel 7.2.4.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • Rijksregeling: het programma Beter Benutten van het Rijk;

Artikel 7.2.4.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het:

  • a. het terug dringen van het autogebruik in het woon-werk- en zakelijk verkeer;

  • b. het mijden van de spits.

Artikel 7.2.4.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvraag heeft betrekking op een Beter Benutten project waarmee het Rijk mee heeft ingestemd, na 1 januari 2014, in het kader van de het programma Beter benutten van het Rijk;

  • b. de activiteit heeft aantoonbaar effect, in de stedelijke netwerken Zwolle Kampen Netwerkstad, Twente, of het Overijsselse deel van Stedendriehoek;

  • c. de activiteit past binnen de doelstellingen en kaders van het programma Ketenmobiliteit, zoals omschreven onder artikel 7.2.1.1 sub d;

  • d. de subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat het Rijk subsidie verstrekt in het kader van de Rijksregeling;

  • e. indien de subsidie een steunmaatregel is voldoet het aan artikel 2 van de-minimisverordening.

Artikel 7.2.4.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 1.000.000,--.

Artikel 7.2.4.4a Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die betrekking hebben op de activiteiten die vanaf 1 januari 2015 zijn uitgevoerd, wel subsidiabel.

Artikel 7.2.4.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 7.2.4.6 Weigeringsgrond

  • Gedeputeerde Staten weigeren, in aanvulling op artikel 1.3.1 de subsidie indien:

  • a. de activiteit betrekking heeft op goederenvervoer;

  • b. voor de activiteit subsidie is verstrekt op basis van een ander paragraaf van dit uitvoeringsbesluit of de Asv.

Artikel 7.2.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Ketenmobiliteit Overijssel 2014 en 2015.

  • 2. De aanvrager overlegt, in aanvulling op artikel, 1.2.1 tweede lid tevens:

    • a.

      een kopie van een door het Rijk ondertekende positief advies inzake de uitvoering van het Beter Benutten project in het kader van Beter Benutten;

    • b.

      indien de aanvrager een onderneming is, een ingevulde de-minimisverklaring.

Artikel 7.2.4.8 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger, in aanvulling op artikel 1.4.1, overlegt een afschrift van de monitoringsrapportages of tussenrapportages zoals verzonden aan het Rijk;

Artikel 7.2.4.9 Wijziging subsidie

Indien de subsidie door het Rijk wordt gewijzigd, zal Gedeputeerde Staten de verstrekte subsidie conform het besluit van het Rijk wijzigen.

Artikel 7.2.4.10 Vaststelling subsidie

In afwijking van artikel 1.5.1 en artikel 1.5.2 wordt aangesloten bij het vaststellingsbesluit of vastgesteld Plan van Aanpak van het Rijk.

Paragraaf 7.3 Nieuwe Mobiliteit West Overijssel

Artikel 7.3.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. nieuwe mobiliteit: het realiseren van nieuwe vormen van lokaal personenvervoer daar waar collectieve systemen zoals openbaar vervoer niet of laag frequent rijden en waarbij uit de marktanalyse is gebleken dat de markt geen optimale oplossing tot stand kan brengen;

  • b. kernnet: de volgende buslijnen in Overijssel:141 Emmeloord-Kampen, 71 Emmeloord-Zwolle, 29 en 83 Dedemsvaart-Zwolle, 165 Deventer-Raalte, en de volgende treinlijnen: Zwolle-Kampen, Zwolle-Emmen, Zwolle-Enschede, Zwolle-Meppel, Zwolle-Deventer, Zwolle-Kampen Zuid/Dronten, Deventer-Holten;

  • c. West-Overijssel: de gemeenten Dalfsen, Deventer, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Hardenberg, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

  • d. laag frequent: een dienstregeling van het openbaar vervoer, waarbij de frequentie op één keer per uur of lager ligt.

Artikel 7.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van nieuwe mobiliteit in West Overijssel.

Artikel 7.3.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een rechtspersoon;

  • b. de aanvraag heeft betrekking op een businesscase waaruit blijkt dat de nieuwe mobiliteit na de subsidieperiode van maximaal twee jaar op hetzelfde niveau voortgezet kan worden;

  • c. ten minste twee van de volgende partijen hebben een verantwoordelijkheid in de uitvoering: inwoners, gemeente, bedrijven of een lokale vereniging of stichting;

  • d. de deelnemende partijen leveren een substantiele bijdrage in de vorm van inzet van eigen uren, financieel of materiaal;

  • e. het vervoer:

    • i.

      is gericht op het ontsluiten van kernen of wijken buiten het directe invloedsgebied van het kernnet;

    • ii.

      concurreert niet met het kernnet;

    • iii.

      betreft niet uitsluitend een alternatief voor doelgroepenvervoer of instellingenvervoer, tenzij er sprake is van een verbreding van de doelgroep;

    • iv.

      heeft vervoerkundig voldoende toegevoegde waarde.

  • f. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening;

  • g. de aanvraag is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker Nieuwe mobiliteit.

Artikel 7.3.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 7.3.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel. Toelichting: Indien sprake is van aanschaf van machines of apparatuur zijn deze kosten eveneens kosten van derden.

Artikel 7.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Nieuwe Mobiliteit.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:

    • a.

      een businesscase waarin ten minste is uitgewerkt een beschrijving van de nieuwe mobiliteit, het verwachte aantal reizigers, de vervoerskundige toegevoegde waarde, de doelgroep, een markt- en concurrentieanalyse, de benodigde investeringen, een analyse van de juridische financiële en organisatorische risico's en de eventuele beheersing en aansprakelijkheid ervan, een kosten-batenanalyse en een verdienmodel;

    • b.

      een offerte ter onderbouwing van de subsidiabele kosten.

Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen Milieu

Paragraaf 8.1 Duurzame energieopwekking en energiebesparing

202

Artikel 8.1.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing 2001;

  • 203

  • b. Energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010;

  • 204

  • c. Engineerings-en voorbereidingskosten: de kosten die gemaakt worden voor een detailontwerp of voor het testen;

  • 205

  • d. Gebouwgebonden energiebesparing: maatregelen in of van de schil van een gebouw die leiden tot vermindering van energieverlies in dat gebouw;

  • e. Vermeden primaire energie: de theoretische energie-inhoud bepaald op basis van een referentietechnologie, als bedoeld in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010;

  • 206

  • f. Investering: de aanschaf van duurzaam kapitaalgoed, zijnde een machine, installatie of een gebouw, die op de balans worden opgevoerd als vaste activa. Investeringen in gronden of voertuigen op de openbare weg vallen niet onder deze definitie. Een kenmerk van een investering is dat het nut zich over meerdere jaren voor doet;

  • g. Netto-investering: de kosten van een investering minus de opbrengsten;

  • h. Opbrengsten: het vermeden primaire energiegebruik en de vergoeding voor de opgewekte energie over een periode van vijf jaar uitgedrukt in euro's. De berekening van de opbrengsten is gebaseerd op de in art. 8.1.1. sub a en b genoemde protocollen;

  • i. Particuliere woningeigenaar: een particulier die voor 100% het eigendomsrecht heeft van het vastgoed met de bestemming wonen;

  • j. EPC: Energieprestatiecoëfficiënt, coëfficiënt die de energieprestatie van een nieuwbouw woning of utiliteitsgebouw aangeeft. Deze coëfficiënt wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, de gebouwgebonden installaties en een gestandaardiseerd bewoners/gebruikersgedrag;

  • k. Biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval (conform Richtlijn 2001/77/EG);

  • l. [vervallen]

  • m. [vervallen]

  • n. Zonne-energie: elektriciteit- of warmteopwekking door middel van Photo-voltaïsche panelen, PVT-panelen, zonneboilers of zonnecollectoren;

  • o. bodemenergie: energieopwekking door benutting van warmte die in de bodem is opgeslagen. Tot een diepte van 500 meter wordt gesproken over warmte- en koudeopslag; op grotere dieptes, vanaf 500 meter, is sprake van geothermie;

  • p. energieneutrale woning: een woning met een EPC-waarde van 0,0, met benutting van 1.500 kWh duurzame energie die is opgewekt binnen een straal van 500 meter van het perceel;

  • q. utiliteitsgebouw: een gebouw niet zijnde een woning, zoals kantoren, scholen, fabrieken, ziekenhuizen, sportgebouwen, wijkcentra etc.

  • r. Energielijst: lijst met de investeringen in bedrijfsmiddelen of in onderdelen daarvan, als bedoeld in de brochure Energie en bedrijven, energielijst, van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO).

  • 207

Artikel 8.1.2. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op gebouwgebonden energiebesparing.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen, te weten bio-energie, bodemenergie of waterenergie.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op energiebesparing door de distributie van restwarmte naar de eindgebruiker.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen gericht op de optimalisatie van bedrijfsprocessen waarbij energiebesparing optreedt.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een investering in zonne-energie in combinatie met ten minste één van de investeringen genoemd onder het eerste, tweede, derde of vierde lid.

Artikel 8.1.3. Criteria

  • 1. De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.de

      investering en de energie-effecten dienen in hoofdzaak, voor meer dan 50% van de subsidie, binnen de grenzen van de provincie Overijssel plaats te vinden;

    • b.

      de netto-investering voor de eerste periode van vijf jaar na subsidieverlening moet groter zijn dan nul;

    • c.

      voor de investering is geen lening of garantstelling verstrekt vanuit het Energiefonds;

    • d.

      als er sprake is van een investering in biomassa, dan moet de biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor biomassa ten behoeve van energiedoeleinden, zoals bedoeld in NEN NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl;

    • e.

      als de subsidie een steunmaatregel is dan moet de subsidie voldoen aan artikel 38 dan wel artikel 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de de-minimisverordening of de de-minimisverordening landbouw;

    • f.

      de investering heeft betrekking op één adres, tenzij er sprake is van investeringen op meerdere adressen die technisch met elkaar samenhangen.

    • 208

  • 2. Aanvullend op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 eerste lid voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De energiebesparende voorzieningen in de woningbouw moeten leiden tot ten minste 10 energieneutrale woningen die zijn gerealiseerd door renovatie of door nieuwbouw ter vervanging van bestaande bebouwing;

    • b.

      De energiebesparende voorzieningen voor nieuwbouw van utiliteitsgebouwen bereiken tenminste een 25% lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      De energiebesparende voorzieningen voor bestaande utiliteitsgebouwen bereiken tenminste een energieprestatie van label A++ of voldoen aan minimaal 4 labelstappen of voldoen aan minimaal de eisen uit het bouwbesluit zoals die gelden voor nieuwbouw.

    209

  • 3. in aanvulling op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 vierde lid voldoen aan het criterium dat de investering een technische voorziening betreft ten behoeve van energiebesparing bij processen als bedoeld in de Energielijst onder categorie B.

  • 4. Aanvullend op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2. vijfde lid voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      Voor de investering in zonne-energie is geen subsidie verstrekt door een ander bestuursorgaan.

    • b.

      Het dak waarop de zonne-energie wordt opgewekt bevat geen asbest..

Artikel 8.1.4. Grondslag subsidie

  • 210

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 8.1.2 eerste lid, tweede, derde en vierde lid, bedraagt maximaal 50% van de netto-investering met een maximum van € 199.000,-- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor een project dat uit een combinatie van subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 8.1.2. bedraagt maximaal 50% van de netto-investering, met een maximale subsidie van € 199.000,-- per aanvraag.

  • 3. In aanvulling op het eerste en tweede lid bedraagt de subsidie voor zonne-energie:

    • a.

      voor het onderdeel elektriciteitopwekking maximaal € 0,20 per Wattpiek geïnstalleerd vermogen;

    • b.

      voor het onderdeel warmteopwekking maximaal € 625 per GJ opgesteld vermogen.

    • c.

      de maximale subsidie voor lid 3a en lid b gezamenlijk is 30% van de investering met een maximum van € 100.000 per aanvraag.

Artikel 8.1.5. Subsidiabele kosten

  • 1.In afwijking van artikel 1.1.5 is voor subsidie op grond van artikel 8.1.2 eerste, tweede, derde en vierde lid de netto-investering subsidiabel. De subsidiabele kosten van de investering zijn de volgende kosten van derden overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid: de kosten van de aanschaf van een duurzaam kapitaalgoed als bedoeld in artikel 8.1.1 sub f, alsmede de kosten voor het installeren van het kapitaalgoed en eventuele engineerings- en voorbereidingskosten waarbij geldt dat de advies- en loonkosten voor het installeren en de engineerings- en voorbereidingskosten in totaal maximaal 10% van de subsidiabele kosten bedragen. Interne loonkosten van de aanvrager of deelnemer zijn niet subsidiabel evenals kosten voor het aanvragen van vergunningen.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.5 geldt voor de subsidie op grond van artikel 8.1.2 vijfde lid een forfaitair vastgesteld tarief voor elektriciteit van € 0.20 per Wattpiek geïnstalleerd vermogen en voor warmte € 625 per GJ opgesteld vermogen.

Artikel 8.1.6. Indieningstermijn aanvraag

  • 211

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 wordt een subsidieaanvraag ingediend:

    • a.

      vanaf 1 februari en ontvangen uiterlijk op 1 april 2016 voor 19.00 uur;

    • b.

      vanaf 11 juli en ontvangen uiterlijk op 9 september 2016 voor 19.00 uur.

    2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

Artikel 8.1.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

In aanvulling op artikel 1.2.1. overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens alle gegevens en stukken zoals genoemd in het Aanvraagformulier Duurzame Energieopwekking en energiebesparing. Indien de opbrengsten van de investering niet opgegeven zijn, bepalen Gedeputeerde Staten de opbrengsten door gebruik te maken van de Tabel energieprijzen.

212

Artikel 8.1.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast per indieningstermijn.

Artikel 8.1.9. Volgorde van behandeling

  • 213

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen op grond van artikel 8.1.2. dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van de score die de investering haalt voor de volgende onderdelen:

    • a.

      Hoeveelheid vermeden primaire energiegebruik in GigaJoule. De score wordt bepaald aan de hand van de Score tabel investeringen;

      214

    • b.

      Hoeveelheid vermeden primaire energie in GigaJoule per te subsidiëren euro. De score wordt bepaald aan de hand van de Score tabel investeringen;

    215

    • c.

      De mate van slaagkans van het project, afhankelijk van de kwaliteit, kennis en expertise in de organisatie alsmede de technische, financiële en juridische haalbaarheid van de activiteit;

    216

    • d.

      Praktische navolging van het project, afhankelijk van de openbaarheid van de toegepaste technologie, voorbeeldwerking en herhaalpotentieel van de activiteit;

    217

    • e.

      Combinatie van subsidiabele activiteiten waarbij elk lid van artikel 8.1.2 geldt als afzonderlijke activiteit. De score wordt bepaald aan de hand van de Score tabel investeringen.

    218

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt de hoeveelheid vermeden primaire energiegebruik in GigaJoule de prioriteitsvolgorde.

Artikel 8.1.10. Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1. weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvraag de volgende energiebesparende- en energieopwekkingsvoorzieningen betreft:

  • a. wettelijk vereiste onderzoeken en maatregelen;

  • b. [vervallen]

  • c. energiebesparende - en energieopwekkingsvoorzieningen in huurwoningen van woningcorporaties;

  • d. een puur plantaardige olie als energiebron in de sector mobiliteit en transport.

Artikel 8.1.11. Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidievaststelling

De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.5.2. tweede lid of artikel 1.5.3. tweede lid bij de aanvraag tevens een ingevuld factsheet Subsidieregeling Duurzame energieopwekking en energiebesparing.

219

Artikel 8.1.12. Verplichtingen subsidieontvanger

220

De subsidieontvanger dient de investeringen uiterlijk 3 jaar na datum van subsidieverlening gerealiseerd te hebben. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvrager, die hierom onder opgave van redenen verzoekt, uitstel van de hiervoor bedoelde termijnen verlenen van maximaal één jaar indien sprake is van omstandigheden die voor de subsidieaanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening redelijkerwijs niet voorzienbaar waren.

Artikel 8.1.13. Vaststelling subsidie

[Vervallen]

Paragraaf 8.2 Gemeentelijke voorbeeldwoningen

[ingetrokken]

Paragraaf 8.3 Ruimte voor de Vecht

[ingetrokken]

Paragraaf 8.4 Klimaatbestendig bouwen

[ingetrokken]

Paragraaf 8.5 Kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (pMJP 5.1.1 - 5.2.9)

[ingetrokken]

Paragraaf 8.6 Asbestsanering bodem voor particulieren en agrariërs

[vervallen van rechtswege]

Paragraaf 8.7 Stimulering bodemonderzoek

[ingetrokken]

Paragraaf 8.8 Leren voor duurzame ontwikkeling

[ingetrokken]

Paragraaf 8.9 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans

Artikel 8.9.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing;

  • b. energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010;

  • c. energiescan: een energieonderzoek dat inzicht geeft in het energieverbruik van een onderneming;

  • 221

  • d. haalbaarheidsstudie: een studie naar de toepassing van innovatieve technieken gericht op één of meerdere energiebesparende maatregelen of duurzame energie opwekkingsvoorzieningen waarvan het onduidelijk is, of deze toepassing technisch inpasbaar of economisch rendabel is. De studie richt zich zowel op bouwkundige, technische, logistieke en organisatorische aspecten als het industriële verbruik;

  • e. De-minimisverordening: verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10b van de Commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

  • f. brancheorganisatie: Organisatie voor de behartiging van de collectieve-, deel- of individuele belangen van de leden;

  • g. [vervallen].

Artikel 8.9.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor de volgende activiteiten:

  • a. een haalbaarheidsstudie energieopwekking of energiebesparing;

  • b. een stimuleringsproject energiescans.

Artikel 8.9.3. Criteria

  • 1. Een aanvraag voor een haalbaarheidsstudie als bedoeld in artikel 8.9.2. onder a voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen natuurlijk persoon of holding, zijnde een moedermaatschappij van een concern;

    • b.

      een haalbaarheidsstudie heeft betrekking op één van de volgende investeringen:

    • i.

      energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen te weten bio-energie, geothermie, zonne-energie of waterenergie.

    • ii.

      energiebesparing door de distributie van restwarmte rechtstreeks naar de eindgebruiker.

    • iii.

      energiebesparing door bouwkundige, technische, logistieke of organisatorische aspecten.

    • c.

      de haalbaarheidsstudie is ten behoeve van inwoners of ondernemingen die gevestigd zijn in Overijssel;

    • d.

      [vervallen];

    • e.

      er is ten minste 10% financiering van de subsidiabele kosten door de aanvrager, niet zijnde subsidie van het Rijk, gemeente of waterschap;

    • f.

      de aanvrager heeft een aantoonbaar belang bij de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie. Dat belang kan zijn dat de aanvrager op basis van de haalbaarheidsstudie de investeringsbeslissing neemt of dat de aanvrager eigenaar of mede-eigenaar is van het innovatieve concept dat wordt uitgewerkt.

    • g.

      een haalbaarheidsstudie naar energiebesparende maatregelen bij bedrijven is aantoonbaar uitgebreider dan het standaard energieonderzoek van MBK Nederland.

    • h.

      indien de te verlenen subsidie een steunmaatregel is, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de De-minimisverordening.

  • 2. Een aanvraag voor een stimuleringsproject als bedoeld in artikel 8.9.2. sub b voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      De aanvrager is een Overijsselse gemeente of een brancheorganisatie;

    • b.

      Het project is gericht op het stimuleren van MKB-ondernemingen in Overijssel om energiebesparende maatregelen te realiseren;

    • c.

      Het project is aanvullend op de faciliteiten die MKB Nederland biedt via http://www.energiescanoverijssel.nl/.

Artikel 8.9.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,-- per aanvrager.

Artikel 8.9.5. Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier Haalbaarheidsstudies energie en energiescans

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1. overlegt een aanvrager voor een subsidie op grond van artikel 8.9.2. sub a een beschrijving van:

    • a.

      de potentiële hoeveelheid energie die wordt opgewekt of bespaard in joules;

    • b.

      vervallen;

    • c.

      vervallen.

Artikel 8.9.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 8.9.7. Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1. wordt de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.9.2. sub a, geweigerd als het gaat om aanvragen die betreffen:

  • a. wettelijk vereiste onderzoeken en maatregelen;

  • b. een haalbaarheidsstudie die betrekking heeft op bewezen en rendabele technieken;

  • 222

  • c. haalbaarheidsstudies naar energiebesparende maatregelen in de woningbouw die leiden tot verbetering van minder dan 50 woningen;

  • d. haalbaarheidsstudies die uitgaan van maatregelen voor nieuwbouw van utiliteitsgebouwen en van woningen met minder dan een 25% lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag;

  • e. haalbaarheidsstudies die uitgaan van maatregelen in nieuwbouw van kantoren, woningen en scholen met een energiewaarde lager dan 8 in de GPR-score;

  • f. haalbaarheidsstudies die uitgaan van maatregelen voor bestaande gebouwen die daarmee een energieprestatie bereiken lager dan label A of label B bij minder dan 3 labelstappen;

  • g. energiebesparing of -projecten in huishoudens;

  • h. een ingenieurs- of adviesbureau als aanvrager, tenzij het bureau de haalbaarheidsstudie uitvoert ter voorbereiding op een eigen investering in energiebesparing of energieopwekking;

  • i. een aanvrager die meer dan twee keer per jaar een subsidie voor haalbaarheidsstudies, als bedoeld in artikel 8.9.1., verleend heeft gekregen;

  • j. [vervallen].

Artikel 8.9.8. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Een haalbaarheidsstudie is uiterlijk 1 jaar na datum van subsidieverlening afgerond. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvrager, die hierom onder opgave van redenen verzoekt, uitstel van de hiervoor bedoelde termijn verlenen van maximaal één jaar indien sprake is van omstandigheden die voor de subsidieaanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening redelijkerwijs niet voorzienbaar waren.

  • 2. De subsidieontvanger stelt de haalbaarheidsstudie beschikbaar aan iedereen die er belangstelling voor heeft.

  • 223

Paragraaf 8.10 Energiebesparende maatregelen ondernemingen

224

Artikel 8.10.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. MKB-Nederland: brancheorganisatie voor het midden -en kleinbedrijf;

  • b. Energieonderzoek: een onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen en industriële processen. Het onderzoek richt zich zowel op bouwkundige, technische en organisatorische aspecten als het industriële gebruik. De rapportage van het onderzoek omvat minimaal:

    - het huidige energiegebruik,

    - de energiebalans waarin minimaal 90% van het energiegebruik is toebedeeld aan de energiegebruikers,

    - de energiebesparende maatregelen, gebaseerd op op de erkende maatregellijst en het overzicht van Infomil inclusief de verwachte investeting, energiereductie en een plan van aanpak voor de uitvoering van maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder. De maatregelen hebben minimaal betrekking op de energiegebruikers die voor >40% van het energiegebruik verantwoordelijk zijn.

    Standaard zijn in de rapportage de quick wins opgenomen;

  • 225

  • c. Energiebesparende maatregelen: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals deze naar voren komen in het energieonderzoek en gedefinieerd is in het protocol Monitoring energiebesparing;

  • d. EPA-U: een Energie Prestatie Advies voor bestaande utiliteitsgebouwen.

Artikel 8.10.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. energiemaatregelen die genoemd zijn in het energieonderzoek;

  • b. een energieonderzoek.

Artikel 8.10.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een eenmanszaak;

  • b. [vervallen]

  • c. Het energieonderzoek dient te zijn uitgevoerd na 1 januari 2012;

  • d. Het energieonderzoek is uitgevoerd:

    • i.

      door een gecertificeerd energie adviseur;

    • ii.

      door één van de volgende initiërende partijen: MKB-Nederland, het energiecentrum MKB, RVO, EPA-, de achterliggende branchevereniging; of

    • iii.

      in opdracht van of met subsidie van de provincie Overijssel of een Overijsselse gemeente.

  • 226

  • e. De energiebesparende maatregelen hebben betrekking op het pand waarvoor het energieonderzoek is uitgevoerd;

  • f. Het vestigingsadres van het pand waarvoor de energiebesparende maatregelen worden toegepast is in Overijssel;

  • g. De energiebesparende maatregelen zijn gerealiseerd in de periode van maximaal zes maanden voorafgaand aan de subsidie-aanvraag;

  • h. [vervallen]

  • i. De minimale investering in een gerealiseerde energiebesparende maatregel per aanvraag bedraagt € 4.000. Bij een gezamenlijke aanvraag kan één van de MKB ondernemingen of een onafhankelijke energieadviseur, als aanvrager aangewezen worden. Deze aanvrgaer is de subsidieontvanger en draagt zorg voor de verdeling van de subsidie.

  • 227

  • j. Als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 8.10.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 8.10.2 sub a bedraagt maximaal 25% van de subisidiabele kosten met een maximum van € 2.500 per aanvrager.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 8.10.2 sub b bedraagt € 200 of € 400, afhankelijk van de energiekosten per jaar, op basis van onderstaande tabel.

    Tabel energiekosten per jaar

    energiekosten/jaar

    energiekosten/jaar

    > 200.000kwh en/of 75.000m3 aardgas of aardgasequivalenten

    < € 10.000/jaar

    € 10.000/jaar < € 30.000/jaar

    > € 30.000/jaar

    maximale subsidie

    € 200

    € 400

    € 0

Artikel 8.10.5. Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 zijn subsidiabel. Hierbij geldt dat de advieskosten van derden subsidiabel zijn tot een maximum van 5% van het totale investeringsbedrag.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijnde kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel, mits deze gemaakt en betaald zijn tot maximaal zes maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag.

Artikel 8.10.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. De aanvrager overlegt in afwijking van artikel 1.2.1. tweede lid bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      het energieonderzoek;

    • b.

      de betaallijsten, alle (kopie)facturen, van de gemaakte en betaalde kosten.

    • c.

      [vervallen]

Artikel 8.10.7. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.10.8. Weigeringsgrond

  • 1. In aanvulling op artikel 1.3.1. wordt de subsidie geweigerd als:

    • a.

      subsidie wordt aangevraagd voor uitsluitend een energieonderzoek;

    • b.

      het energieonderzoek is uitgevoerd na realisatie van de energiebesparende maatregelen;

    • c.

      voor het vestigingsadres al subsidie is verstrekt op basis van deze paragraaf.

  • 2. De subsidie voor een energieonderzoek als bedoeld in artikel 8.10.2 sub b wordt geweigerd indien:

    • a.

      het onderzoek voor 3 juli 2014 is uitgevoerd;

    • b.

      het energieonderzoek als bedoeld in artikel 8.10.2. sub b een energieonderzoek ten behoeve van een sportvereniging is.

Paragraaf 8.11 Rijden op groengas en elektriciteit

228

Artikel 8.11.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. aardgasvoertuig: een voertuig dat geschikt is voor het rijden op gasvormig (CNG) of vloeibaar (LNG) aardgas en groengas;

  • b. dual fuel voertuig: voertuig dat rijdt op een mengsel van aardgas of groengas en diesel of benzine met een systeem dat valt onder het Nederlandse RDW dual fuel test programma of een officiële typegoedkeuring dual fuel heeft ;

  • c. elektrisch voertuig: een voertuig dat uitsluitend voorzien is van een elektromotor. Toelichting: Dit betekent dat voertuigen waarvan de elektromotor gevoed kan worden door een motor/generator combinatie op fossiele brandstoffen en voertuigen voorzien van een elektromotor in combinatie met een verbrandingsmotor niet in aanmerking komen voor subsidie.

  • d. nieuw voertuig: het voertuig wordt vanuit de fabriek geleverd, nieuw op kenteken gezet van de eerste eigenaar. Het voertuig mag na het verlaten van de fabriek geschikt gemaakt worden als elektrisch voertuig, aardgasvoertuig of dual fuel voertuig. Onder nieuw wordt ook een demonstratievoertuig verstaan mits de eerste eigenaar een autodealer en tweede eigenaar de betreffende subsidieaanvrager is, het voertuig niet ouder is dan 6 maanden én niet meer dan 6000 km heeft gereden;

  • e. onderneming: ieder eenheid ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent;

  • f. voertuig: ieder motorvoertuig met of zonder carrosserie, met minimaal twee zitplaatsen naast elkaar gelegen, op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 kilometer per uur, bestemd om aan het wegverkeer deel te nemen, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails voortbewegen, landbouwtrekkers en landbouwmachines.

Artikel 8.11.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aanschaf of lease van een nieuw elektrisch-, aardgas- of dual fuel- voertuig;

Artikel 8.11.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvraag heeft betrekking op een nieuw voertuig;

  • b. de aanvrager is op moment van het indienen van de aanvraag, ten minste zes maanden volgens het handelsregister fysiek gevestigd in of volgens het GBA woonachtig in Overijssel;

  • c. indien de aanvrager een onderneming is, wordt geen subsidie verstrekt voor de aanschaf van een voertuig voor goederenvervoer over de weg, met uitzondering van de aanschaf van een LNG voertuig, mits dit LNG voertuig nog niet is aangeschaft en geleverd. Voor alle andere aanvragen geldt dat het voertuig al geleverd is en de aanvraag voor subsidie is ingediend binnen 26 weken na levering van het voertuig;

  • d. het voertuig:

    • i.

      rijdt vanuit een vaste vestiging in Overijssel of heeft de standplaats in Overijssel;

    • ii.

      wordt voor eigen gebruik aangeschaft of geleased;

  • e. indien de aanvrager een natuurlijk persoon, een ZZP-er of een eenmanszaak is wordt subsidie verstrekt voor maximaal één voertuig. Ingeval van andere aanvragers wordt subsidie verstrekt voor maximaal 30 voertuigen;

  • f. indien de subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU dan moet de subsidie aan een onderneming voor de aanschaf van een LNG voertuig voldoen aan artikel 36 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, alle andere aanvragen van ondernemingen moeten voldoen aan de de-miniminisverordening of de-minimisverordening landbouw.

Artikel 8.11.4. Grondslag subsidie

  • De subsidie bedraagt maximaal:

  • a. € 1.000 per aardgasvoertuig, voertuigcategorie M1;

  • b. € 3.000 per aardgasvoertuig, voertuigcategorie, M2 en N1;

  • c. € 10.000 per aardgasvoertuig, voertuigcategorie, M3, N2 en N3;

  • d. € 1.000 per elektrisch voertuig, voertuigcategorie M1, M2, M3, N1, N2 en N3;

  • e. € 5.000 per dual fuel voertuig, voertuigcategorie, N2 en N3;

  • én bedraagt nooit meer dan €30.000 per aanvrager.

  • 229

Artikel 8.11.5 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 betreft de subsidie een forfaitair vastgesteld bedrag per voertuig.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel, met uitzondering van de kosten die gemaakt worden voor de aanschaf van een LNG voertuig.

Artikel 8.11.6. Bij aanvraag te overleggen gegevens

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruikt van het aanvraagformulier Rijden op groengas en elektriciteit.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op de aanschaf van een LNG voertuig dan moet de aanvrager in afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid een offerte van het nieuw aan te schaffen LNG voertuig overleggen waaruit de subsidiabele kosten blijken. In alle andere gevallen moet de aanvrager de volgende stukken overleggen:

    • i.

      het leasecontract of aankoopbewijs van het nieuw aangeschafte elektrische, aardgas of dual fuel voertuig;

    • ii.

      een kopie van het kentekenbewijs inclusief tenaamstelling;

    • iii.

      een bewijsstuk van de leverancier waaruit de afleverdatum van het voertuig blijkt;

    • iv.

      indien de subsidie betrekking heeft op een demonstratievoertuig als bedoeld in artikel 8.11.1 sub e, een bewijsstuk van de kilometerstand van het betreffende voertuig;

    • v.

      indien de aanvrager een onderneming is een de-minimisverklaring.

Artikel 8.11.7. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 8.11.8. Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1. weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a. voor de aanschaf of lease van het voertuig al een andere subsidie is ontvangen, met uitzondering van een subsidie op grond van de Subsidieregeling emissiearme taxi's en bestelauto's van het Rijk;

  • b. de te verstrekken subsidie meer dan 25% van de aanschaf- of totale leasekosten voor het voertuig bedraagt;

  • c. de aanvrager de provincie is.

Artikel 8.11.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 verplicht:

  • a. het betreffende voertuig ten minste 12 maanden zelf te gebruiken;

  • b. in geval van een subsidie voor de aanschaf van een LNG voertuig, het betreffende voertuig binnen 26 weken na datum van de verlening van de subsidie geleverd hebben gekregen.

Artikel 8.11.10. Vaststelling subsidie

Een subsidie van € 25.000 of meer wordt, in afwijking van artikel 1.5.2 direct verleend en vastgesteld, met uitzondering van de subsidie voor de aanschaf van een LNG voertuig, die wordt, in afwijking van artikel 1.5.1, verleend en dan vastgesteld.

Artikel 8.11.11 Aanvullende stukken vaststelling subsidie

  • In geval van een subsidie voor de aanschaf van een LNG voertuig dan moet bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie de volgende gegevens overlegd worden:

  • a. een leasecontract of aankoop- en betaalbewijs;

  • b. een kopie van het kentekenbewijs inclusief tenaamstelling;

  • c. een bewijsstuk van de leverancier waaruit de afleverdatum van het voertuig blijkt.

Paragraaf 8.12 Duurzaam Dorp Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 8.13 Logistieke biomassaprojecten

Artikel 8.13.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval (conform Richtlijn 2001/77/EG).

  • b. Logistiek biomassaproject: een project voor het realiseren van een nieuwe biomassaketen met de activiteiten organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van de goederenstroom biomassa. Onderdelen van een logistiek project zijn stappen als inzameling van biomassa, voorbewerking, tussenopslag, transport, bewerking van biomassa (transitie) en distributie van warmte, elektriciteit of biobrandstoffen naar de eindafnemer. Doel van deze projecten is om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik de biomassawaardeketen te sluiten en nieuwe energie uit biomassa te produceren.

    230

  • c. De-minimisverordening: verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10b van de commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun.

  • d. Deelnemer: een partij die aantoonbaar belang heeft bij het project, niet zijnde een natuurlijk persoon.

Artikel 8.13.2. Subsidiabele activiteiten

231

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor logistieke biomassaprojecten.

Artikel 8.13.3. Criteria

  • De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.13.2 moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. De activiteit dient in hoofdzaak, meer dan 80% van de subsidie, binnen de grenzen van de provincie Overijssel plaats te vinden.

  • b. De activiteit moet een terugverdientijd hebben van meer dan vijf jaar na subsidieverlening;

  • c. De biomassa moet voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor biomassa ten behoeve van energiedoeleinden, zoals bedoeld in NEN NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl.

  • d. De activiteit heeft als doel om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik een nieuwe biomassawaardeketen te sluiten en hernieuwbare energie uit biomassa te produceren.

  • e. Indien de verleende subsidie een steunmaatregel is, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

  • f. er zijn minimaal twee deelnemers aan het logistieke biomassaproject, niet zijnde een ingenieurs- of adviesbureau.

Artikel 8.13.4. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000 per aanvraag.

Artikel 8.13.5. Subsidiabele kosten

[vervallen].

Artikel 8.13.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 8.13.7. Weigeringsgrond

  • Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als de aanvraag de volgende voorzieningen betreft:

  • a. wettelijk vereiste onderzoeken en maatregelen;

  • b. energiebesparende voorzieningen in huishoudens;

  • c. een puur plantaardige olie als energiebron in de sector mobiliteit en transport.

Artikel 8.13.8. Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger realiseert de activiteit uiterlijk drie jaar na datum van subsidieverlening. Gedeputeerde Staten kunnen een aanvrager, die hierom onder opgave van redenen verzoekt, uitstel van de hiervoor bedoelde termijn verlenen van maximaal één jaar indien sprake is van omstandigheden die voor de subsidieaanvrager ten tijde van het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening redelijkerwijs niet voorzienbaar waren.

Paragraaf 8.14 Energielening ondernemingen

232

Artikel 8.14.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. energielijst: lijst met de investeringen in bedrijfsmiddelen of in onderdelen daarvan, als bedoeld in de actuele energielijst, van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO), met uitzondering van windturbines en ongeacht of de betreffende energiemaatregel met of zonder SDE is.

    233

  • b. energiemaatregel: een maatregel uit de categorie A, B of D van de Energielijst, met uitzondering van windturbines.

  • 234

  • c. energielening: stimuleringslening van Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) ten behoeve van een energiemaatregel.

Artikel 8.14.2. Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken in de vorm van rentekorting op een, bij het SVn afgesloten, energielening ten behoeve van energiemaatregelen uit de energielijst.

Artikel 8.14.3. Criteria

  • Een aanvraag moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap;

  • b. de aanvraag wordt gedaan voor een energiemaatregel ten behoeve van een vestiging in de provincie Overijssel, niet zijnde een vestigingsadres met bestemming wonen;

  • c. de energiemaatregel betreft:

    • i.

      een technische voorziening ten behoeve van energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen, als bedoeld in de Energielijst onder categorie A; of

    • ii.

      een technische voorziening ten behoeve van energiebesparing bij processen, als bedoeld in de Energielijst onder categorie B;

    • iii.

      een technische voorziening ten behoeve van Duurzame energie opwekking inof bij bedrijfsgebouwen, als bedoeld in de Energielijst onder categorie D, met uitzondering van windturbines.

  • d. de lening wordt aangevraagd bij het SvN en heeft

    • i.

      een looptijd van 10 jaar indien de aanvrager een stichting, vereniging of een kerkgenootschap betreft en

    • ii.

      een looptijd van 5 jaar in alle andere gevallen;

  • e. de op de energielening te betalen rente bedraagt minimaal 1,5%;

  • f. de hoofdsom van de energielening, bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 100.000;

  • g. indien de energiemaatregel Photo-voltaïsche panelen betreft, bevat het dak waar de Photo-voltaïsche panelen worden geplaatst geen asbest;

  • h. de aanvrager staat ten minste drie jaar ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en kan ten minste drie jaarverslagen van de meest recente boekjaren overleggen;

  • 235

  • i. als de subsidie een steunmaatregel is dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening of de de-minimisverordening landbouw indien de aanvrager een landbouwonderneming is.

Artikel 8.14.4. Grondslag subsidie

De rentekorting bedraagt in beginsel 3% en is gebaseerd op de geldende 5 jaars marktrente of 10 jaars marktrente die geldt op het moment dat de aanvraag voor de energielening is ontvangen door SvN.

De in rekening gebrachte rente bedraagt minimaal 1,5%.

Artikel 8.14.5. Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend de aanschafkosten, inclusief de kosten die betaald worden aan derden om de energiemaatregel bedrijfsklaar te krijgen zijn subsidiabel, conform artikel 1.1.5 vierde lid.

  • 2. Indien de aanvrager geen landbouwonderneming betreft zijn in afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die gemaakt zijn buiten de projectperiode wel subsidiabel mits de kosten gemaakt zijn in de periode van maximaal zes maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 8.14.6 Niet subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 sub a komen de volgende kosten niet in aanmerking voor de energielening:

  • a. kosten voor bedrijfsmiddelen die eerder gebruikt zijn;

  • b. kosten voor grond, woningen, personenauto's en vaartuigen die niet bestemd zijn voor goederenvervoer, dieren, effecten, vorderingen, goodwill, vergunningen, ontheffingen, concessies en andere publiekrechtelijke dispensaties;

  • c. onderhoudskosten.

Artikel 8.14.7. Stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met het aanvraagformulier Energieleningen Ondernemingen.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid, overlegt de aanvrager bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      een offerte waaruit de subsidiabele kosten van de energiemaatregel blijken;

    • b.

      een de-minimisverklaring.

Artikel 8.14.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de maximale leenruimte vast.

Artikel 8.14.9. Weigeringsgrond

In afwijking van artikel 1.3.1. weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de benodigde vergunningen voor de energiemaatregel niet zijn verkregen.

Artikel 8.14.10. Betaling en bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.3 eerste lid, wordt de rentekorting via de lening bij SvN verrekend.

Artikel 8.14.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 moet de subsidieontvanger uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking een aanvraag indienen bij SVn voor de duurzaamheidlening.

Paragraaf 8.15 Gemeentelijk energieloket 2.0

[ingetrokken]

Paragraaf 8.16 Duurzaamheidpremie particulieren

[Ingetrokken]

Paragraaf 8.17 Duurzaamheidlening particuliere woningeigenaar

[Ingetrokken]

Paragraaf 8.18 Duurzaamheidpremie Vereniging van eigenaren

[Ingetrokken]

Paragraaf 8.19 Duurzaamheidlening Vereniging van Eigenaren

[Ingetrokken]

Paragraaf 8.20 Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie

Artikel 8.20.1 Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden

  • 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    236

    • a.

      adviescommissie: door Gedeputeerde Staten bij besluit d.d. 13 november 2012 ingestelde commissie;

    • b.

      AGV: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Pb. 2014, L 187/1), of diens opvolger;

    • c.

      bank: een bank zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht of een aan een bank gelieerd beleggingsfonds, al dan niet via een beheerder, zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht waarbij de bank of het beleggingsfonds handelt op grond van een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten;

    • d.

      basisniveau schilisolatie: per mogelijke soort woning is een basisniveau voor de schilisolatie vastgesteld; basisniveau van woninggebonden energieverbruik voor een: (a) rijwoning is 0,55 Gigajoule per m2, (b) galerijwoning 0,45 Gigajoule per m2, (c) portiekwoning 0,45 Gigajoule per m2 en voor (d) twee-onder-een-kap woning 0,50 Gigajoule per m2;

    • e.

      [vervallen]

    • f.

      biomassa: de energie-installatie die biomassa gebruikt als brandstof om energie op te wekken, waarbij de invoer voor de energie-installatie per kalenderjaar voor maximaal 20% mag bestaan uit eerste generatie biomassa, mits deze biomassa geheel afkomstig is uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installate is gevestigd. De overige invoer dient te bestaan uit tweede of derde generatie biomassa, waarbij ten aanzien van de tweede generatie geldt dat deze per kalenderjaar voor minimaal 50% afkomstig moet zijn uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De biomassa (zowel eerste, tweede als derde generatie) dient te allen tijde te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl (Nederlandse Technische Afspraak). Voor houtige biomassa geldt dat deze voor 100% afkomstig moet zijn uit een van de lidstaten van de Europese Unie, waar bosbouw wordt geacht duurzaam plaats te vinden;

    • g.

      BW: het Nederlandse burgerlijk wetboek;

    • h.

      EU-norm:

    • -

      een verplichte EU-norm waarbij de op milieugebied te bereiken normen per onderneming zijn vastgesteld, of

    • -

      de verplichting op grond van Richtlijn 2010/75/EU om de beste beschikbare technieken (BAT's) te gebruiken en ervoor te zorgen dat de emissieniveaus van verontreinigende stoffen niet hoger zijn dan bij de toepassing van de BAT's. Voor de gevallen waarin de met de BAT's geassocieerde emissieniveaus zijn bepaald in uitvoeringshandelingen die op grond van Richtlijn 2010/75/EU zijn vastgesteld, zullen die niveaus gelden. Wanneer die niveaus als een bandbreedte zijn geformuleerd, zal de grens waar de BAT het eerst wordt bereikt, van toepassing zijn;

    • i.

      concern: een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW waartoe de aanvrager voor een subsidie behoort, welke groep is gericht op een duurzame deelneming aan het economische verkeer;

    • j.

      de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening;

    • k.

      de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Pb. 2014, L 352/1), of diens opvolger;

    • l.

      dochtermaatschappij: een dochtermaatschappij als bedoeld in artikel 2:24a BW;

    • m.

      EBITDA: Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization;

    • n.

      energie-efficiëntiemaatregelen: maatregelen die een subsidie-aanvrager in staat stellen zijn energieverbruik, met name in zijn productiecyclus, - of in geval van woningcorporaties van hun huurders - te verminderen, waaronder in het geval van woningcorporaties mede wordt begrepen de bouwkundige aanpassingen aan woningen die nodig zijn om de energiemaatregelen te realiseren of andere onderhoud- of verbetermaatregelen die fysieke samenhang hebben met de te realiseren energie-efficiëntiemaatregelen;

    • o.

      Energiefonds Overijssel II B.V.: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energiefonds Overijssel II B.V. die in mandaat voor Gedeputeerde Staten deze subsidieparagraaf uitvoert;

    • p.

      energieproject: een project waarbij:

    • -

      energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen waardoor het verbruik van niet-hernieuwbare energie in de provincie Overijssel wordt gereduceerd door middel van een bekende en bewezen techniek; of

    • -

      binnen de provincie Overijssel hernieuwbare energie wordt opgewekt c.q. de opwekking van hernieuwbare energie wordt vergroot;

    • q.

      garantie: de overeenkomst tussen Energiefonds Overijssel II B.V. en de bank betreffende de zekerheid tot aflossing van het krediet dat de aanvrager van de garantie ten aanzien van het energieproject van de bank heeft verkregen;

    • r.

      gecreëerde arbeidsplaats: de permanent bezette en tot volledige dagtaak omgerekende arbeidsplaats op jaarbasis (1 fte), gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor een aaneengesloten periode van minimaal 12 maanden welke met het energieproject wordt geschapen of in stand wordt gelaten;

    • s.

      grote onderneming: een onderneming die niet onder de definitie van middelgrote- en/of kleine onderneming valt;

    • t.

      hernieuwbare energie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook met conventionele energiebronnen werken;

    • u.

      hernieuwbare energiebronnen: de volgende hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen: zonne-energie, geothermische energie, hydrothermische energie, aerothermische energie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, biogas;

    • v.

      in aanmerking komende kosten: de extra investeringskosten van het energieproject ten opzichte van de referentie-investering;

    • w.

      kleine onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGV, met minder dan 50 werknemers, met een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 10 miljoen. Een onderneming wordt niet als een kleine onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGV bedoelde gevallen;

    • x.

      krediet: krediet dat de aanvrager van de garantie van de bank heeft gekregen voor het uitvoeren van een energieproject;

    • y.

      kredietovereenkomst: overeenkomst tussen de bank en de aanvrager van de garantie op grond waarvan de bank geld voor de uitvoering van een energieproject ter leen verstrekt of zal verstrekken;

    • z.

      maatschappelijk rendement: de als gevolg van de door de ontvangen subsidie gerealiseerde energie-efficiëntie c.q. opwekking van hernieuwbare energie en de als gevolg van de door de ontvangen subsidie gecreëerde arbeidsplaatsen gezamenlijk;

    • aa.

      marktconforme premie: premie die wordt berekend conform de safe-harbour premies zoals opgenomen in paragraaf 3.3 van de Mededeling-garanties;

    • bb.

      marktconforme rente: rente die wordt berekend conform de methode in de Mededeling-rentepercentages;

    • cc.

      Mededeling-garanties: Mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (Pb. 2008, C155/10) en de rectificatie van de Commissie daarop zoals gepubliceerd in Pb. 2008, C244/32, of diens opvolger;

    • dd.

      Mededeling-rentepercentages: Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (Pb. 2008, C14/6) of diens opvolger;

    • ee.

      middelgrote onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGV, met minder dan 250 werknemers, met een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Een onderneming wordt niet als een middelgrote onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGV bedoelde gevallen;

    • ff.

      moedermaatschappij: de nauwst met een aanvrager verbonden persoon ten aanzien van wie een ratingverklaring is of kan worden afgegeven;

    • gg.

      niet-hernieuwbare energie: energie die niet voldoet aan de definitie van hernieuwbare energie;

    • hh.

      onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering; een concern wordt als één onderneming aangemerkt;

    • ii.

      ondernemingen in financiële moeilijkheden: middelgrote en kleine ondernemingen die voldoen aan artikel 2, lid 18, AGV;

    • jj.

      premiekorting: de korting op de premie ten opzichte van de marktconforme premie;

    • kk.

      projectplan: een inhoudelijk werkplan waarin onder andere een beschrijving c.q. gemotiveerde inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie c.q. toename van hernieuwbare energie is opgenomen. Grote ondernemingen tonen in dit projectplan aan dat de subsidie een stimulerend effect, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de AGV, op het energieproject heeft;

    • ll.

      provincie: de publiekrechtelijke rechtspersoon de provincie Overijssel;

    • mm.

      ratingverklaring: een door GS geaccepteerde verklaring waaruit de rating van de aanvrager van een subsidie blijkt conform de Mededeling-rentepercentages en Mededeling-garanties, dan wel van diens moedermaatschappij, indien de aanvrager geen rating heeft of kan verkrijgen vanwege het ontbreken van een kredietverleden;

    • nn.

      referentie-investering:

    • -

      bij energie-efficiëntiemaatregelen: een technisch vergelijkbare investering aan het energieproject die een lager niveau van milieubescherming biedt die overeenstemt met de verplichte EU-normen (voor zover die bestaan) en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd. Een technisch vergelijkbare investering is een investering met dezelfde productiecapaciteit en alle andere technische eigenschappen (met uitzondering van die welke rechtstreeks op de extra investering voor milieubescherming betrekking hebben) die uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief is voor het energieproject.

    • -

      bij hernieuwbare energie: wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht, levert dit verschil tussen de kosten van beide investeringen de met hernieuwbare energie verband houdende kosten op en geldt dit als de in aanmerking komende kosten;

    • oo.

      rentekorting: de korting op rente ten opzichte van de marktconforme rente;

    • pp.

      terugverdienplan: een plan waarin de haalbaarheid, de commerciële levensvatbaarheid en de terugverdientijd van het energieproject is uitgewerkt;

    • qq.

      terugverdientijd: de tijd die nodig is om de extra investeringskosten terug te verdienen;

    • rr.

      uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb die de provincie Overijssel met de subsidieontvanger sluit ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening;

    • ss.

      verbonden persoon: met betrekking tot een tot het concern behorende rechtspersoon of vennootschap, elke persoon of vennootschap waarvan eerstbedoelde persoon of vennootschap een dochtermaatschappij is;

    • tt.

      website: http://www.energiefondsoverijssel.nl/;

    • uu.

      woningcorporatie: toegelaten instelling in de zin van artikel 70, eerste lid, van de Woningwet.

    • vv.

      woonlasten: het totaal aan huur- en energiekosten per woning.

  • 2. Van subsidie zijn expliciet uitgesloten:

    237

    • a.

      exportsteun;

    • b.

      steun ten behoeve van werkzaamheden in de sectoren visserij en aquacultuur;

    • c.

      steun ten behoeve van werkzaamheden in de kolenindustrie;

    • d.

      steun aan ondernemingen in moeilijkheden;

    • e.

      steun ten behoeve van wind- en kernenergie.

  • 3. De uitvoering van deze paragraaf is door Gedeputeerde Staten gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V.

  • 238

Subparagraaf 8.20.1 Hernieuwbare energie en energiebesparing door woningcorporaties

Artikel 8.20.1.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen aan een woningcorporatie die tevens partij is bij het "Convenant Energiebesparing Woningcorporaties Overijssel d.d. 28 juni 2012" op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van een geldlening. De subsidie wordt conform artikel 8.20.1.13 terugbetaald.

  • 2. De subsidie bedoeld in het vorige lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject:

    • a.

      voor energiebesparingsmaatregelen die worden genomen bij woningen door aanpassing of vervanging van een vloer, muur, plafond of beglazing indien en voor zover de woning na de uitvoering van deze energiebesparingsmaatregelen ten minste classificeert als een label C woning;

    • b.

      voor andere maatregelen ten behoeve van het energieproject die een hoger energielabel tot gevolg hebben, indien en voor zover de woning tenminste classificeert als een label C woning.

  • 3. Subsidie voor een energieproject op grond van deze paragraaf wordt niet verleend, indien voor dat energieproject al subsidie is verleend of aangevraagd op grond van paragraaf 8.20.3 "Energiebesparingen door ondernemingen".

  • 4. [vervallen]

  • 239

Artikel 8.20.1.2. Criteria

  • Een aanvraag voor een geldlening moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvraag moet ingediend worden voor bestaande woningen in de provincie Overijssel van de woningcorporatie;

  • 240

  • b. de in artikel 8.20.1.1 genoemde activiteiten dienen aan de onder a van dit artikel genoemde woning(en) plaats te vinden;

  • c. de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en energiebesparingsmaatregelen de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen;

  • 241

  • d. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten;

  • 242

  • e. De subsidie wordt verleend voor zover door de rentekorting de totale steun die de woningcorporatie met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende- in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie is verstrekt, niet hoger is dan:

    • -

      bij hernieuwbare energie:

    • i.

      45% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • ii.

      55% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

    • iii.

      65% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is;

    • -

      bij energiebesparingsmaatregelen:

    • i.

      20% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • ii.

      30% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

    • iii.

      40% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is;

      243

  • f. De subsidie wordt verleend voor zover door de rentekorting de totale steun die de woningcorporatie met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie is verstrekt, niet hoger is dan € 7,5 miljoen;

    244

  • g. Gedeputeerde Staten kunnen van de aanvrager verlangen dat de geldlening is geborgd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Artikel 8.20.1.3 Grondslag subsidie

  • 245

  • 1 De subsidie bedraagt de subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.20.1.1. met een maximum van € 7.000.000 per woningcorporatie waarbij tevens een maximum geldt van € 15.000 per woning, voor de woningen die verduurzaamd worden tot label C. Ten aanzien van woningen die na het afronden van het energieproject minimaal classificeren als label B woningen geldt geen maximum ten aanzien van de subsidiabele kosten.

  • 2. In het subsidiebesluit en de uitvoeringsovereenkomst wordt een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen, waaronder, in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      De hoogte van de rente van de geldlening wordt jaarlijks voor de voor dat jaar te verstrekken geldlening door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Voor het jaar 2014 bedraagt de hoogte van het rentepercentage 1,5% of 150 basispunten.

    • b.

      De looptijd van de geldlening bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal 15 jaar.

    • c.

      De rente is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

Artikel 8.20.1.4 Subsidiabele kosten

  • 246

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 worden als subsidiabele kosten beschouwd de in aanmerking komende kosten.

  • 2. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject;

    • b.

      kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van de subsidie voor het energieproject;

    • c.

      kosten die anderszins al vergoed zijn o.a. door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

Artikel 8.20.1.5 Indieningstermijn aanvraag

  • 247

  • 1. afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag worden ingediend van 3 juli 2014 tot en met 3 oktober 2014 door inzending van een volledig ingevuld en daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag volledig zijn ingediend uiterlijk op 3 oktober 2014. Aanvragen die na 3 oktober 2014 niet volledig zijn, worden niet in behandeling genomen.

  • 3. In afwijking van artikel 1.2.3 eerste en tweede lid beslissen Gedeputeerde Staten op de aanvraag om een subsidie binnen 13 weken na 3 oktober 2014.

Artikel 8.20.1.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 248

  • In afwijking van artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag een volledig ingevuld aanvraagformullier met de daarin genoemde bijlagen dat beschikbaar is op de website en dat in iedre geval de volgende gegevens dient te bevatten:

  • a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

  • b. de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan het provinciale doel van beleid bijdragen;

  • c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • d. beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten verbeteringen van de energielabels van de woningen;

  • e. indien de aanvrager voor dezelfde -elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende- in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbae lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen of aangevaagd, de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt;

  • f. een berekening van de in aanmerking komende kosten op basis van Vabi of EPAview waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten vande referentie-investering;

  • g. het aantal te verwachten gecreëerde arbeidsplaatsen, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan;

  • h. een motivatie waarom voor de voorgestelde maatregelen wordt gekozen en niet voor alternatieve maatregelen;

  • i. een terugverdienplan.

Artikel 8.20.1.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

249

Artikel 8.20.1.8 Adviescommissie

Een subsidieaanvraag wordt, nadat de aanvraag volledig is, om advies voorgelegd aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

250

Artikel 8.20.1.9 Weigeringsgronden

  • 251

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag minder dan € 150.000 is.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:

    • a.

      de werkelijke kosten naar het oordeel Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      de in de aanvraag begrote kosten voor de maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet in verhouding staan tot de werkelijke kosten voor deze energiemaatregelen.

    • c.

      het energieproject naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar en/of uitvoerbaar is binnen drie jaar na subsidieverlening.

    • d.

      de geldlening niet ten behoeve van het energieproject wordt aangewend;

    • e.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC of lager behoort;

    • f.

      ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun geldt.

    • g.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • h.

      de activiteiten in het kader van het energieproject reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag;

    • i.

      indien de aanvrager, zijnde een grote onderneming, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten er niet in geslaagd is om het stimulerend effect van de subsidie in de zin van artikel 8, derde lid en overweging 29, van de AGV aan te tonen.

    • j.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren.

Artikel 8.20.1.10 Volgorde van behandeling

  • 1. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt, met inachtneming van het advies van de adviescommissie, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de volgende criteria:

    • a.

      het te realiseren energie-effect per energieproject. Dit energie-effect komt tot uitdrukking in een berekening van de totaal te besparen of op te wekken gigajoule per vierkante meter gbo (gebruiks oppervlak) per te investeren miljoen euro;

    • b.

      de hoogte van het absolute energie-effect gemeten in gigajoule per vierkante meter gbo;

    • c.

      het innovatiegehalte van de voorgestelde maatregelen;

    • d.

      de wijziging in de woonlasten per vierkante meter gbo die het gevolg zijn van de voorgestelde maatregelen ten behoeve van het energieproject;

    • e.

      de mogelijkheid om de voorgestelde maatregelen aan de woningen eenvoudig te reproduceren en op andere woningen toe te passen.

  • 2. Bij de toepassing van de rangschikking als bedoeld in het eerste lid worden de aanvragen per energieproject beoordeeld; het is aldus mogelijk dat binnen een aanvraag een bepaald energieproject wel wordt toegewezen en een ander energieproject niet.

  • 3. Bij de toepassing van de rangschikking zullen Gedeputeerde Staten de criteria uit het eerste lid van dit artikel eerst toepassen op de woningen met een label A of B (na doorvoering van de aanpassingen). Indien er nog subsidie beschikbaar is dan zullen de criteria uit het eerste lid van dit artikel worden toegepast op de woningen met een label C (na doorvoering van de aanpassingen).

  • 4. Gedeputeerde Staten kennen voor de rangschikking zoals opgenomen in het eerste lid de volgende punten toe:

    • a.

      criterium a ten hoogste dertig punten, waarbij alle aanvragen per energieproject relatief aan elkaar worden gerangschikt en het energieproject met het grootste energie-effect 30 punten krijgt en het energieproject met het laagste energie-effect 0 punten;

    • b.

      criterium b ten hoogste twintig punten, waarbij alle aanvragen per energieproject relatief aan elkaar worden gerangschikt en het energieproject met het hoogste absolute energie-effect 20 punten krijgt en het energieproject met het laagste absolute besparing 0 punten;

    • c.

      criterium c ten hoogste dertig punten. Deze punten worden als volgt toegekend:

    • i.

      5 punten voor zonne-energie;

    • ii.

      5 punten voor warmte-koude opslag;

    • iii.

      5 punten voor warmte terugwinningsystemen;

    • iv.

      5 punten voor innovatieve bouwkundige maatregelen;

    • v.

      5 punten voor innovatieve maatregelen die inzicht in het huishoudelijk energieverbruik

      verschaffen;

    • vi.

      maximaal 5 punten voor overige innovatieve maatregelen

    • d.

      criterium d ten hoogste tien punten, waarbij alle aanvragen per energieproject relatief aan elkaar worden gerangschikt en het energieproject met het grootste positief effect op de woonlasten 10 punten krijgt en het energieproject met het laagste effect op de woonlasten 0 punten;

    • e.

      criterium e ten hoogste 10 punten, als volgt:

    • voor niet reproduceerbare aanpassingen: 0 punten;

    • voor lastig reproduceerbare aanpassingen: 5 punten;

    • voor eenvoudig reproduceerbare aanpassingen 10 punten.

  • 5. De eindscore wordt bepaald door optelling per energieproject op basis van de in lid 4 sub a tot en met e behaalde punten per criterium, waarbij het energieproject met het hoogst aantal punten als eerste wordt gerangschikt etc.

Artikel 8.20.1.11 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening.

252

Artikel 8.20.1.12 Kenmerken uitvoeringsovereenkomst

  • 253

  • 1. De hoogte van de geldlening per energieproject is maximaal de subsidiabele kosten.

  • 2. De looptijd van de geldlening bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal 15 jaar.

  • 3. [vervallen]

  • 4. De rente van de geldlening is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 6. De geldlening wordt onderhands verstrekt.

Artikel 8.20.1.13 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 254

  • 1. De subsidie-ontvanger sluit met de provincie Overijssel uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De subsidie-ontvanger betaalt in ieder geval jaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, alsmede de verschuldigde rente, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, aan Gedeputeerde Staten terug. Terzake wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger.

  • 3. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject.

  • 4. De subsidie-ontvanger dient binnen drie jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van het energieproject.

  • 5. De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening, zoals vermeld in de uitvoeringsovereenkomst, aan te tonen dat het project conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de lening langer duurt dan één jaar, rapporteert de aanvrager jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project en overlegt daarbij in ieder geval de jaarrekening.

  • 6. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen om ter zake van de te verlenen subsidie zekerheden te verstrekken. Ter uitvoering van deze verplichting kunnen bepalingen worden opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 7. In afwijking van artikel 1.4.1, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het vaker dan één keer per jaar afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten.

  • 8. [vervallen]

  • 9. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt moeten binnen vijf jaar na verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.

  • 10. De aanvrager of diens moedermaatschappij dient tot en met de subsidievaststelling dezelfde ratingcategorie te behouden als hij ten tijde van de subsidieverlening had, tenzij de geldlening is geborgd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Artikel 8.20.1.14 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting

  • 1. De subsidie-ontvanger kan Gedeputeerde Staten verzoeken om het subsidiebedrag in andere termijnen terug te betalen.

  • 2. De subsidie-ontvanger kan Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 8.20.1.12 tweede lid.

  • 3. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan worden verleend indien:

    • a.

      terugbetaling door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is;

    • b.

      een strikte toepassing van artikel 8.20.1.12 naar het oordeel van Gedeputeerde Staten door bijzondere omstandigheden zou leiden tot een onredelijke beslissing.

    255

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bij het verzoek om ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het BW wordt overgelegd.

  • 5. Er wordt geen uitstel of ontheffing verleend wanneer de ontheffing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in strijd is met de toepasselijke staatssteunregels, zoals onder meer bedoeld in artikel 8.20.1.14.

Artikel 8.20.1.15 Europese regelgeving

  • 256

  • De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:

  • a. de AGV; of

  • b. de de-minimisverordening; en

  • c. de Mededeling-rentepercentages.

Artikel 8.20.1.16 Voorschotverlening

In afwijking van artikel 1.3.3 tweede of derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

257

Subparagraaf 8.20.2 Hernieuwbare energie door ondernemingen

258

Artikel 8.20.2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      een garantie.

      Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 8.20.2.15, eerste, derde en vierde lid terugbetaald.

      Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 8.20.2.15, eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.

  • 2. De subsidie bedoeld in het vorige lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject:

    • a.

      voor de opwekking van hernieuwbare energie;

    • b.

      waarbij het energieproject een terugverdientijd heeft van meer dan drie jaar.

  • 3. Per onderneming kan slechts één aanvraag per energieproject worden ingediend.

  • 259

Artikel 8.20.2.2 Criteria

  • 260

  • Een aanvraag voor een geldlening of garantie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.

  • b. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan Gedeputeerde Staten verschaft ter zekerheid van de subsidie.

  • 261

  • c. De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:

    • i.

      45% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • ii.

      55% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

    • iii.

      65% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is;

      262

  • d. De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.

    263

  • e. [vervallen]

Artikel 8.20.2.3 Grondslag subsidie

  • 264

  • 1. De subsidie bedraagt bij energieprojecten ter zake van hernieuwbare energie maximaal 80% van de in aanmerking komende kosten op het gebied van:

    • a.

      geothermie;

    • b.

      zonne-energie;

    • c.

      bio-energie;

    • d.

      warmtepompen met een minimale Coefficient Of Performance (COP) van 4;

    • e.

      warmtekracht.

  • 2. Indien een overheidsgarantie wordt afgegeven of gelijkwaardige zekerheid bedraagt de subsidie maximaal 100% van de in aanmerking komende kosten.

  • 3. In geval van een garantie bedraagt de garantie van Gedeputeerde Staten maximaal 80% van het krediet.

Artikel 8.20.2.4 Subsidiabele kosten

  • 265

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 worden als subsidiabele kosten beschouwd de in aanmerking komende kosten.

  • 2. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject;

    • b.

      kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van de subsidie voor het energieproject;

    • c.

      kosten die anderszins al vergoed zijn o.a. door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

Artikel 8.20.2.5 Indieningstermijn aanvraag

  • 266

  • 1.In afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag tot twaalf weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft worden ingediend door inzending van een daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag volledig zijn ingediend uiterlijk vier weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8.20.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 267

  • 1. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens een projectplan, dat in ieder geval de volgende gegevens dient te bevatten:

    • a.

      beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten opwekking van hernieuwbare energie;

    • b.een

      berekening van de in aanmerking komende kosten waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten van de referentie-investering;

    268

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag een ratingverklaring, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

  • 3.Indien de aanvrager voor dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende- in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt zij de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.

  • 4. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid, bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan.

  • 269

  • 5. Ingeval een garantie wordt aangevraagd, overlegt de aanvrager in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag tevens een door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en concept garantverklaring.

  • 6. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid, bij de aanvraag documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence.

  • 270

Artikel 8.20.2.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

271

Artikel 8.20.2.8 Volgorde van behandeling

  • 272

  • 1. Voor het bepalen van het bereiken van het van toepassing zijnde subsidieplafond, beslissen Gedeputeerde Staten op volgorde van het tijdstip van binnenkomst.

  • 2. Indien de aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

  • 3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.

Artikel 8.20.2.9 Adviescommissie

Een subsidieaanvraag wordt, nadat de aanvraag volledig is, om advies voorgelegd aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

273

Artikel 8.20.2.10 Weigeringsgronden

  • 274

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag minder dan € 1.000.000 is per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 8.20.3, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken.

  • 2. Indien de aanvraag ziet op een subsidie voor een zonne-energieproject weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag minder dan € 500.000 is per energieproject, het zonne-energieproject niet dupliceerbaar is én de som van toegekende subsidies aan zonne-energieprojecten lager dan € 1.000.000 meer is dan € 2.500.000.

  • 3. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:

    • a.

      de werkelijke kosten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar en/of uitvoerbaar is.

    275

    • c.

      het verstrekte krediet of de geldlening niet ten behoeve van het energieproject wordt aangewend;

    • d.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een geldlening of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC of lager behoort

    • e.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een garantie of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC+ of lager behoort;

    • f.

      de aanvrager van een garantie een grote onderneming is;

    • g.

      ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun geldt;

    • h.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • i.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;

    276

    • j.

      de aanvrager op de markt gehele financiering voor het energieproject kan verkrijgen en met die financiering de commerciële levensvatbaarheid van het project met een zelfde maatschappelijk rendement, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aannemelijk is;

    • k.

      de activiteiten reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag;

    • l.

      indien de aanvrager, zijnde een grote onderneming, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten er niet in geslaagd is om het stimulerend effect van de subsidie in de zin van artikel 6, derde lid van de AGV aan te tonen.

Artikel 8.20.2.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

  • 277

  • 1. De hoogte van de geldlening en garantie per energieproject is maximaal de subsidiabele kosten.

  • 2. De looptijd van de geldlening en kredietovereenkomst bedraagt een bepaalde tijd, doch maximaal 15 jaar. Voor zonneprojecten is een langere looptijd mogelijk, mits deze aansluit bij de termijnen van de SDE+-subsidie.

  • 3. Ingeval van een geldlening wordt een rentekorting van maximaal 2% of 200 basispunten gehanteerd per jaar.

  • 4. De rente van de geldlening is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 6. De geldlening wordt onderhands verstrekt.

  • 7. Ingeval van een garantie is de maximale premiekorting gelijk aan het bedrag dat op grond van artikel 8.20.2.2 sub c, d en e van dit hoofdstuk is toegestaan.

  • 8. De hoogte van de garantie wordt verminderd naar rato van de aflossingen die worden gedaan op de kredietovereenkomst waarvoor de garantie is verstrekt.

Artikel 8.20.2.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.

278

Artikel 8.20.2.13 Ambtshalve vaststellen subsidie

Ingeval van een garantie kan deze ambtshalve worden vastgesteld zodra:

a. het krediet waarvoor de provincie een garantie heeft afgegeven is afgelost; of

b. ingeval de bank de garantie heeft ingeroepen: de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.

279

Artikel 8.20.2.14 Terugvordering

Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan artikel 8.20.2.15 kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terugvorderen.

280

Artikel 8.20.2.15 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 281

  • 1. De aanvrager tekent uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie Overijssel een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. Ingeval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met een bank de bij de aanvraag overlegde door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en definitieve garantverklaring.

  • 3. De subsidie-ontvanger betaalt Gedeputeerde Staten jaarlijks rente over de geldlening. Ingeval van een garantie betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie.

  • 4. Ingeval van een geldlening betaalt de subsidie-ontvanger in ieder geval halfjaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, terug aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten het door de provincie aan de bank betaalde terug.

  • 6. Terzake van de in de leden 3 tot en met 5 genoemde verplichtingen wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen daarin verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger.

  • 7. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.

  • 8. De subsidie-ontvanger dient binnen één jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van het energieproject.

  • 9. De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert de subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project en overlegt daarbij in ieder geval de jaarrekening.

  • 10. In afwijking van artikel 1.4.1, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het vaker dan één keer per jaar afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten.

  • 11. [vervallen]

  • 12. Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden aan de subsidiebeschikking verbinden ten aanzien van:

    • -

      de EBITDA ten opzichte van rente-en aflossingsverplichtingen;

    • -

      het aanhouden van liquide middelen ten behoeve van onderhoud, rente en aflossingsverplichtingen en onvoorziene omstandigheden;

    • -

      toestemming bij wijziging van aandeelhouders;

    • -

      toestemming voor het aangaan van financiële verplichtingen met derden;

    • -

      toestemming voor het wijzigen van overeenkomsten aangaande het energieproject;

    • -

      toestemming voor uitkering van dividend en/of opname van cashflow ten behoeve van het concern.

  • 13. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt moeten binnen vier jaar na verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.

  • 14. de aanvrager of diens moedermaatschappij dient tot en met de subsidievaststelling dezelfde ratingcategorie te behouden als hij ten tijde van de subsidieverlening had, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

Artikel 8.20.2.16 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting

  • 1. Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten verzoeken om het subsidiebedrag in andere termijnen terug te betalen.

  • 2. Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 8.20.2.15 vierde lid.

    Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 8.20.2.15 vijfde lid.

  • 3. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan worden verleend indien:

    • a.

      terugbetaling door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is;

    • b.

      een strikte toepassing van artikel 8.20.2.15 naar het oordeel van Gedeputeerde Staten door bijzondere omstandigheden zou leiden tot een onredelijke beslissing.

    282

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bij het verzoek om ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het BW wordt overgelegd.

  • 5. Er wordt geen uitstel of ontheffing verleend wanneer de ontheffing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in strijd is met de toepasselijke staatssteunregels, zoals onder meer bedoeld in artikel 8.20.2.17.

Artikel 8.20.2.17 Europese regelgeving

  • 283

  • De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:

  • a. de AGV; of

  • b. de de-minimisverordening;

  • c. de Mededeling-rentepercentages;

  • d. de Mededeling-garanties.

Artikel 8.20.2.18 Voorschotverlening

In afwijking van artikel 1.3.3 tweede of derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

284

Subparagraaf 8.20.3 Energie-efficiëntie door ondernemingen

285

Artikel 8.20.3.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      een garantie.

      Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 8.20.3.15, eerste, derde en vierde lid terugbetaald.

      Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 8.20.3.15, eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.

  • 2. De subsidie bedoeld in het vorige lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de in aanmerking komende kosten van:

    • a.

      een energieproject waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door

    • -

      aanpassing/vervanging van bedrijfsruimten, of

    • -

      aanpassing van de productie, niet zijnde mobiele productiemiddelen;

    • -

      aanpassingen aan woningen middels energie service companies (ESCO);

    • b.

      waarbij het energieproject een terugverdientijd heeft van meer dan drie jaar.

    286

  • 3. Per onderneming kan slechts één aanvraag per energieproject worden ingediend.

  • 287

  • 4. Subsidie voor een energieproject op grond van deze paragraaf wordt niet verleend, indien voor dat energieproject al subsidie is verleend of aangevraagd op grond van paragraaf 8.20.1 "Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie door woningcorporaties".

  • 288

  • 5. [vervallen].

Artikel 8.20.3.2 Criteria

  • 289

  • Een aanvraag voor een geldlening of garantie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van energie-efficiëntiemaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.

  • b. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan haar verschaft ter zekerheid van de subsidie.

  • c. De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:

    • i.

      30% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een grote onderneming is;

    • ii.

      40% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een middelgrote onderneming is; en

    • iii.

      50% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is.

      290

  • d. De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.

    291

  • e. [vervallen].

Artikel 8.20.3.3 Grondslag subsidie

  • 292

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 80% van de in aanmerking komende kosten.

  • 2. Indien een overheidsgarantie wordt afgegeven of gelijkwaardige zekerheid bedraagt de subsidie maximaal 100% van de in aanmerking komende kosten.

  • 3. In geval van een garantie bedraagt de garantie van Gedeputeerde Staten maximaal 80% van het krediet.

Artikel 8.20.3.4 Subsidiabele kosten

  • Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen.

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 worden als subsidiabele kosten beschouwd de in aanmerking komende kosten.

  • 2. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject;

    • b.

      kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van de subsidie voor het energieproject;

    • c.

      kosten die anderszins al vergoed zijn o.a. door het Rijk, door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of door de Europese Commissie.

Artikel 8.20.3.5 Indieningstermijn aanvraag

  • 293

  • 1.In afwijking van artikel 1.2.2 kan een subsidieaanvraag tot twaalf weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft worden ingediend door inzending van een daartoe opgesteld formulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag dienen te worden overlegd.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.2 moet een subsidieaanvraag volledig zijn ingediend uiterlijk vier weken voor het eind van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 8.20.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 294

  • 1. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 bij de aanvraag tevens een projectplan, dat in ieder geval de volgende gegevens dient te bevatten:

    • a.

      beschrijving c.q. inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie;

    • b.

      een berekening van de in aanmerking komende kosten waarbij de kosten van het energieproject afgezet worden tegen de kosten van de referentie-investering;

    295

  • 2. De aanvrager overlegt een ratingverklaring, tenzij de aanvrager een special purpose vehicle is zonder kredietverleden en geen moedermaatschappij heeft.

  • 3. Indien de aanvrager voor dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende- in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt zij de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.

  • 4. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan.

  • 296

  • 5. Ingeval een garantie wordt aangevraagd, overlegt de aanvrager in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag tevens een door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en concept garantverklaring.

  • 6. Indien de aanvraag een energieproject betreft waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door aanpassing of vervanging van bedrijfsruimten, wordt een taxatierapport van een taxateur, die is ingeschreven bij één van de taxatieregisters VastgoedCERT of SCVM, overgelegd dat bij aanvraag niet ouder is dan drie maanden.

  • 297

  • 7. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence.

Artikel 8.20.3.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

298

Artikel 8.20.3.8 Volgorde van behandeling

  • 299

  • 1. Voor het bepalen van het bereiken van het van toepassing zijnde subsidieplafond, beslissen Gedeputeerde Staten op volgorde van het tijdstip van binnenkomst.

  • 2. Indien de aanvraag nog niet volledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door het moment waarop de aanvraag wel volledig is.

  • 3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.

Artikel 8.20.3.9 Adviescommissie

Een subsidieaanvraag wordt, nadat de aanvraag volledig is, om advies voorgelegd aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.

300

Artikel 8.20.3.10 Weigeringsgronden

  • 301

  • 1. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag minder dan € 1.000.000 is per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 8.20.2, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken.

  • 2. Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:

    • a.

      de werkelijke kosten naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar en/of uitvoerbaar is.

    302

    • c.

      het verstrekte krediet of de geldlening niet ten behoeve van het energieproject wordt aangewend;

    • d.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een geldlening of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC of lager behoort;

    • e.

      uit de ratingverklaring blijkt dat de aanvrager van een garantie of diens moedermaatschappij tot de ratingcategorie CCC+ of lager behoort;

    • f.

      de aanvrager van een garantie een grote onderneming is;

    • g.

      ten aanzien van de aanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun geldt;

    • h.

      de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;

    • i.

      de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;

    303

    • j.

      de aanvrager op de markt financiering voor het gehele energieproject kan verkrijgen en met die financiering de commerciële levensvatbaarheid van het project met een zelfde maatschappelijk rendement, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aannemelijk is;

    • k.

      de activiteiten reeds zijn aangevangen op het tijdstip van indiening van de subsidieaanvraag;

    • l.

      indien de aanvrager, zijnde een grote onderneming, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten er niet in geslaagd is om het stimulerend effect van de subsidie in de zin van artikel 6, derde lid van de AGV aan te tonen;

    • m.

      indien aanvraag kosten betreffen ten behoeve van een investering die de onderneming als gevolg van een Europese norm reeds verplicht is te doen.

Artikel 8.20.3.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie

  • 304

  • 1. De hoogte van de geldlening en garantie per energieproject is maximaal de subsidiabele kosten.

  • 2. De looptijd van de geldlening en kredietovereenkomst bedraagt een bepaalde tijd doch maximaal 15 jaar.

  • 3. Ingeval van een geldlening wordt een rentekorting van maximaal 2,5% of 250 basispunten gehanteerd per jaar.

  • 4. De rente is gedurende de looptijd van de geldlening vast.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen boetevrije vervroegde aflossing van de geldlening toestaan.

  • 6. De geldlening wordt onderhands verstrekt.

  • 7. Ingeval van een garantie is de maximale premiekorting gelijk aan het bedrag dat op grond van artikel 8.20.3.2 sub c, d en e van dit hoofdstuk is toegestaan.

  • 8. De hoogte van de garantie wordt verminderd naar rato van de aflossingen die worden gedaan op de kredietovereenkomst waarvoor de garantie is verstrekt.

Artikel 8.20.3.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.

305

Artikel 8.20.3.13 Ambtshalve subsidievaststelling

  • 306

  • Ingeval van een garantie kan deze worden vastgesteld zodra:

  • a. het krediet waarvoor de provincie een garantie heeft afgegeven is afgelost; of

  • b. ingeval de bank de garantie heeft ingeroepen: de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.

Artikel 8.20.3.14 Terugvordering

Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan artikel 8.20.3.15 kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terugvorderen.

307

Artikel 8.20.3.15 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 308

  • 1. De aanvrager tekent uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie Overijssel een uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. Ingeval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met een bank de bij de aanvraag overlegde door een bank geoffreerde kredietovereenkomst en definitieve garantverklaring.

  • 3. De subsidie-ontvanger betaalt Gedeputeerde Staten jaarlijks rente over de geldlening. Ingeval van een garantie betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie.

  • 4. Ingeval van een geldlening betaalt de subsidie-ontvanger in ieder geval halfjaarlijks het overeengekomen aflossingsbedrag, met ingang van 1 januari van het tweede jaar volgende op de datum van verlening van de subsidie, terug aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidie-ontvanger aan Gedeputeerde Staten het door de provincie aan de bank betaalde terug.

  • 6. Terzake van de in de leden 3 tot en met 5 genoemde verplichtingen wordt in de uitvoeringsovereenkomst een betalingsregime afgesproken en kunnen daarin verplichtingen worden opgenomen ten aanzien van de kredietwaardigheid van de subsidie-ontvanger.

  • 7. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.

  • 8. De subsidie-ontvanger dient binnen één jaar na subsidieverlening te starten met de uitvoering van het energieproject.

  • 9. De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project.

  • 10. In afwijking van artikel 1.4.1, derde lid, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het vaker dan één keer per jaar afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten.

  • 11. [vervallen]

  • 12. Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden aan de subsidiebeschikking verbinden ten aanzien van:

    • -

      de EBITDA ten opzichte van rente-en aflossingsverplichtingen;

    • -

      het aanhouden van liquide middelen ten behoeve van onderhoud, rente en aflossingsverplichtingen en onvoorziene omstandigheden;

    • -

      toestemming bij wijziging van aandeelhouders;

    • -

      toestemming voor het aangaan van financiële verplichtingen met derden;

    • -

      toestemming voor het wijzigen van overeenkomsten aangaande het energieproject;

    • -

      toestemming voor uitkering van dividend en/of opname van cashflow ten behoeve van het concern.

  • 13. De activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt moeten binnen vier jaar na verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.

  • 14. de aanvrager of diens moedermaatschappij dient tot en met de subsidievaststelling dezelfde ratingcategorie te behouden als hij ten tijde van de subsidieverlening had, tenzij de geldlening is geborgd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Artikel 8.20.3.16 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting

  • 1. Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten verzoeken om het subsidiebedrag in andere termijnen terug te betalen.

  • 2. Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 8.20.3.15 vierde lid.

    Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verleen van de verplichting genoemd in artikel 8.20.3.15 vijfde lid.

  • 3. De ontheffing, bedoeld in het tweede lid, kan worden verleend indien:

    • a.

      terugbetaling door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is;

    • b.

      een strikte toepassing van artikel 8.20.3.15 naar het oordeel van Gedeputeerde Staten door bijzondere omstandigheden zou leiden tot een onredelijke beslissing.

    309

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat bij het verzoek om ontheffing als bedoeld in het tweede lid van dit artikel een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het BW wordt overgelegd.

  • 5. Er wordt geen uitstel of ontheffing verleend wanneer de ontheffing naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in strijd is met de toepasselijke staatssteunregels, zoals onder meer bedoeld in artikel 8.20.3.17.

Artikel 8.20.3.17 Europese regelgeving

  • 310

  • De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:

  • a. de AGV; of

  • b. de de-minimisverordening;

  • c. de Mededeling-rentepercentages;

  • d. de Mededeling-garanties.

Artikel 8.20.3.18 Voorschotverlening

In afwijking van artikel 1.3.3 tweede of derde lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.

311

Paragraaf 8.21 Subsidieregeling "Asbest eraf, zonnepanelen erop"

312

Artikel 8.21.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. agrarisch bouwblok: perceel met agrarische bestemming, bedoeld om te worden bebouwd en gebruikt ten dienste van het agrarisch bedrijf;

  • 313

  • b. agrarische onderneming: natuurlijke persoon of rechtspersoon die als economische activiteit gewassen, teelt of dieren houdt met als doel deze, of de producten die daaruit voortkomen, te verkopen;

  • c. asbest: vezelachtige silicaten zoals actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), amosiet (CAS-nummer 12172-73-5), anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6);

  • d. asbestdak: dak, dakgoot of gevel dat asbest bevat;

  • e. de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PbEU L352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f. gecertificeerd bedrijf: bedrijf dat beschikt over de volgende certificering ten behoeve van het inventariseren of verwijderen van asbest:

  • 314

    • 1

      °. SC 530: Asbestverwijdering;

    • 2

      °. SC 540: Asbestinventarisatie;

  • g. SO: Standaard Opbrengst zijnde de gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald;

  • h. zonnepanelen: photovoltaïsche panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit.

Artikel 8.21.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het verwijderen en afvoeren van asbestdaken.

Artikel 8.21.3 Criteria

  • 315

  • Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 8.21.2 moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is:

    • 1.

      een agrarische onderneming;

    • 2.

      een voormalig agrarisch ondernemer;

    316

    • 3.

      eigenaar van een voormalig agrarisch bouwblok.

  • b. 1. indien sprake is van een aanvrager als bedoeld in sub a onder 1 en onder 2, toont de aanvrager aan dat:

    • i.

      sinds 1993 de landbouwtelling, bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet tenminste een keer is ingevuld;

    • ii.

      de onderneming op een agrarisch bouwblok werd of wordt uitgeoefend.

    2. indien sprake is van een aanvrager als bedoeld in sub a onder 3, toont de aanvrager aan dat:

    317

    • i.

      het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken is gelegen op het voormalig agrarisch bouwblok, en

    • ii.

      het voormalig agrarisch bouwblok na 1 januari 1993 een agrarische bestemming heeft gehad;

  • c. de aanvrager is eigenaar, erfpachter of pachter van het asbestdak of de asbestdaken dat wordt verwijderd en afgevoerd;

  • 318

  • d. het asbestdak of asbestdaken die worden verwijderd en afgevoerd, zijn gelegen op een agrarisch of voormalig agrarisch bouwblok op een bedrijfslocatie in de provincie Overijssel;

  • e. het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken heeft een oppervlakte van tenminste 250m2;

  • 319

  • f. de inventarisatie van het te verwijderen asbestdak of asbestdaken is uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf;

  • 320

  • g. het verwijderen en afvoeren van het asbestdak of asbestdaken wordt uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf;

  • h. de aanvrager plaatst zonnepanelen;

  • 321

  • i. de te plaatsen zonnepanelen worden geplaatst op een asbestvrij dak;

  • j. de te plaatsen zonnepanelen hebben een capaciteit van tenminste 5 kiloWatt-piek;

  • 322

  • k. de te plaatsen zonnepanelen worden geplaatst op een dak van een gebouw dat gelegen is in hetzelfde agrarische bouwblok als het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken;

  • l. de aanvrager is eigenaar, erfpachter of pachter van het dak waarop de zonnepanelen worden geplaatst;

  • m. de zonnepanelen worden geplaatst na of gelijktijdig met het verwijderen van asbest;

  • n. de aanvrager beschikt over de noodzakelijke vergunningen en voldoet ook overigens aan de geldende procedurevoorschrifen voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteit en het plaatsen van zonnepanelen;

    323

  • o. de aanvrager voldoet aan de meldings- en informatieverplichtingen op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

  • p. de aanvrager geeft goedkeuring aan Gedeputeerde Staten tot inzage in de gegevens van het Landelijk Asbestvolgsysteem zodra deze in werking is getreden.

  • 324

Artikel 8.21.4 Grondslag

325

De subsidie bedraagt € 4,50 per m2 asbestdak dat gesaneerd wordt, tot een maximum van € 15.000.

Artikel 8.21.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, overlegt de aanvrager bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      i. indien sprake is van een aanvrager bedoeld in artikel 8.21.3 sub a onder 1 en onder 2 de gegevens van de meest recente landbouwtelling , bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet, in enig jaar na 1993,

    • ii.

      indien sprake is van een aanvrager als bedoeld in artikel 8.21.3 sub a onder 3 de gegevens van een landbouwtelling, bedoeld in artikel 24 van de Landbouwwet , in enig jaar na 1993.

    • b.

      een asbestinventarisatierapportage conform certificering SC-540 uit het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

    • c.

      een getekende offerte of overeenkomst terzake de verwijdering van asbest;

    • d.

      een getekende offerte of overeenkomst terzake de zonnepanelen;

    • e.

      de noodzakelijke vergunningen of verrichte meldingen.

Artikel 8.21.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.21.6a Indieningstermijn aanvraag

De aanvraag voor subsidie moet, in afwijking van artikel 1.2.2, ontvangen zijn uiterlijk op 31 oktober 2016.

Artikel 8.21.7 Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a. aan de aanvrager reeds op grond van deze regeling subsidie is verstrekt;

    326

  • b. de subsidiabele activiteit reeds is uitgevoerd voorafgaand aan het indienen van de subsidieaanvraag.

  • 327

Artikel 8.21.8 Volgorde van behandeling

  • 328

  • 1. Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de gevraagde aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.

  • 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag, waarbij een lager aangevraagd subsidiebedrag voorgaat op een hoger aangevraagd subsidiebedrag.

  • 3. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat subsidieaanvragen op een gelijke plaats eindigen, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald door middel van loting.

Artikel 8.21.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a. de subsidiabele activiteit is uiterlijk op 31 december 2016 afgerond;

  • b. de zonnepanelen zijn uiterlijk op 31 december 2016 geplaatst;

  • c. conform het Bouwbesluit 2012 is het bedrijf dat asbest verwijdert een ander bedrijf dan het bedrijf dat de asbestinventarisatie uitvoert.

Paragraaf 8.22 Verwijdering asbestdaken bedrijfslocaties Overijssel

Artikel 8.22.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. asbest: vezelachtige silicaten zoals actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), amosiet (CAS-nummer 12172-73-5), anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6);

  • b. asbestdak: een dak, dakgoot of gevel dat asbest bevat;

  • c. agrarische onderneming: privaatrechtelijke rechtspersoon, vennootschap of eenmanszaak die als economische activiteit gewassen teelt of dieren houdt met als doel deze, of de producten die daaruit voortkomen, te verkopen;

  • 329

  • d. bedrijf: privaatrechtelijke rechtspersoon, vennootschap of eenmanszaak, met uitzondering van een agrarische onderneming;

  • 330

  • e. bedrijfslocatie: een terrein waarop een bedrijf is gevestigd met een of meerdere gebouwen die op die locatie samen een eenheid vormen vanwege eigendom of bedrijfsvoering;

  • f. de-minimisverordening: Verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10 van de commissie van 15 december 2006, betreffende de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

  • g. gecertificeerd bedrijf: bedrijf dat beschikt over de volgende certificering ten behoeve van het inventariseren of verwijderen van asbest:

    • i.

      SC 530: Asbestverwijdering;

    • ii.

      SC 540: Asbestinventarisatie.

Artikel 8.22.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het verwijderen en afvoeren van een asbestdak of asbestdaken.

Artikel 8.22.3 Criteria

  • 331

  • Een aanvraag om subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een bedrijf met een bedrijfslocatie in Overijssel met op die locatie een of meerdere gebouwen die een asbestdak of asbestdaken bevatten; twee of meer aanvragers, vertegenwoordigd door één aanvrager, kunnen ook gezamenlijk een aanvraag indienen;

  • b. de aanvrager is eigenaar of erfpachter van de onder sub a genoemde gebouwen met een asbestdak of asbestdaken;

  • c. alle asbestdaken op de bedrijfslocatie worden verwijderd en afgevoerd;

  • d. de aanvrager heeft door een gecertificeerd bedrijf voor de bedrijfslocatie een asbestinventarisatie laten uitvoeren;

  • e. het asbestdak wordt verwijderd en afgevoerd door een gecertificeerd bedrijf;

  • f. de aanvrager beschikt over de noodzakelijke vergunningen c.q. heeft de benodigde meldingen gedaan;

  • g. als de subsidie een steunmaatregel is, voldoet het aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 8.22.4 Grondslag subsidie

332

De subsidie bedraagt maximaal € 3,- per m2 asbestdak dat verwijderd en afgevoerd wordt, met een maximum van € 25.000 per aanvrager.

Artikel 8.22.5 Subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 8.22.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 8.22.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Verwijdering asbestdaken bedrijfslocaties Overijssel.

  • 2. De aanvrager overlegt, in aanvulling op artikel 1.2.1, bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      een asbestinventarisatierapportage conform certificering SC-540 uit het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

    • b.

      een getekende offerte of overeenkomst terzake de verwijdering van asbest. De offerte of overeenkomst is op het moment van de indiening van de aanvraag niet ouder dan 6 maanden;

    • c.

      noodzakelijke vergunningen of verrichte meldingen;

    • d.

      machtigingen tot vertegenwoordiging in geval de aanvraag door een aanvrager namens meerdere aanvragers wordt ingediend.

Artikel 8.22.8 Verplichtingen subsidieontvanger

333

In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de gesubsidieerde activiteit binnen 12 maanden na datum van de subsidieverlening te realiseren.

Paragraaf 8.23 Proeftuin energieneutraal renoveren particuliere woningen Overijssel

[ingetrokken]

Paragraaf 8.24 Oplaadpunten voor elektrische voertuigen

[Ingetrokken]

Paragraaf 8.25 Duurzaamheidsmaatregelen toeristische ondernemingen

Artikel 8.25.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. toeristische onderneming: een onderneming die valt onder de volgende bedrijfsgroepen van de standaardbedrijfsindeling 2008 versie 2012 van het Centraal Bureau voor de Statistiek:

    • i.

      55.1 Hotels e.d.

    • ii.

      55.2 Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen; jeugdherbergen en vakantiekampen;

    • iii.

      55.3 Kampeerterreinen;

    • iv.

      55.9 Overige logiesverstrekking;

    • v.

      93.15 Watersport;

    • vi.

      93.21 Pret- en themaparken; kermisattracties; sauna's;

    • vii.

      93.29.1 Jachthavens.

  • b. Onderneming: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, gericht op het maken van winst;

Artikel 8.25.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende maatregelen:

  • a. maatregelen op het gebied van waterkwaliteitbeheer zijnde:

    • i.

      zoutelektrolyse;

    334

    • ii.

      koolstoffilters;

    • iii.

      een regelsysteem voor het behoefte afhankelijk filteren;

    335

  • b. maatregelen voor de optimalisatie van de zwembadinstallatie zijnde:

    • i.

      regelsystemen voor de afstemming tussen bezetting en suppletie;

    336

    • ii.

      dimensionering van de installaties en leidingen voor warm water;

    • iii.

      regelsysteem voor het behoefte afhankelijk ventileren;

    337

  • c. maatregelen voor afdekking van zwembaden, zijnde een afdekmat;

  • 338

  • d. maatregelen voor de optimalisatie van de installaties voor warm tapwater of gebouwverwarming in centrale voorzieningen en verhuureenheden zijnde:

    • i.

      regeltechniek voor bivalente installaties;

    339

    • ii.

      ontmantelen of afkoppelen van overcapaciteit en centrale opwekking;

    340

    • iii.

      bemeteringssystemen voor afrekening per gebruiker;

    341

    • iv.

      warmte terugwinning bij het douchewater.

    342

Artikel 8.25.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een toeristische onderneming;

  • b. de maatregel worden gerealiseerd in Overijssel;

  • c. de maatregel voldoet aan de kwaliteitscriteria als genoemd in tabel 1;

  • d. als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan de de-minimisverordening.

    Tabel 1

    Tabel 1

    Maatregelen

    energiereductie in m3/jaar

    energiereductie in kWh/jaar

    waterreductie in m3/jaar

    Artikel 8.25.2 sub a onder i

    zoutelektrolyse

    gas: 15-20%

    Artikel 8.25.2 sub a onder ii

    koolstoffilters

    gas: 10-20%

    15-30%

    Artikel 8.25.2 sub a onder iii

    een regelsysteem voor het behoefte afhankelijk filteren

    40%

    Artikel 8.25.2 sub b onder i

    regelsystemen voor de afstemming tussen bezetting en suppletie

    400-750

    geen

    200-500

    Artikel 8.25.2 sub b onder ii

    dimensionering van de installaties en leidingen voor warm water

    5%

    geen

    Artikel 8.25.2 sub b onder iii

    regelsysteem voor het behoefte afhankelijk ventileren

    20-30%

    40%

    20%

    Artikel 8.25.2 sub c

    afdekmat

    20%

    50%

    15%

    Artikel 8.25.2 sub d onder i

    regeltechniek

    5-15%

    nihil

    nihil

    Artikel 8.25.2 sub d onder ii

    ontmantelen en afkoppelen overcapaciteit/centralisatie opwekking

    10-15%

    nihil

    nihil

    Artikel 8.25.2 sub d onder iii

    bemetering per gebruiker/afrekening per gebruiker

    10-15%

    10-15%

    10-15%

    Artikel 8.25.2 sub d onder iv

    warmteterugwinning douchewater

    10-15%

    10-15%

    10-15%

Artikel 8.25.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000 per aanvrager.

Artikel 8.25.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Artikel 8.25.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Duurzaamheidsmaatregelen toeristische ondernemingen.

  • 2. De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid bij de aanvraag tevens een door beide partijen getekende offerte.

Artikel 8.25.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.25.8 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd als de te verstrekken subsidie minder dan € 5.000 bedraagt.

Artikel 8.25.9 Verplichtingen ontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten te hebben gerealiseerd binnen 12 maanden na datum van subsidieverlening.

Paragraaf 8.26 Lokale energie-initiatieven

Artikel 8.26.1 Begripsbepalingen

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bedrijfsplan: een plan voor het starten van een nieuwe lokale energie-onderneming, het bedrijfsplan bevat in ieder geval de onderwerpen zoals opgenomen in de door de provincie beschikbaar gestelde inhoudsopgave Bedrijfsplan Lokale energie-initiatieven;

  • 343

  • b. energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Energiebesparing 2001;

  • c. energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010;

  • d. energieproject: een project waarbij energiebesparing of energieopwekking gerealiseerd wordt en bijgedragen wordt aan vergroting van het aandeel duurzame energie;

  • e. lokaal energie-initiatief: een initiatief met als doel om een energieproject te realiseren, waarbij:

    • i.

      het aandeel nieuwe energie toeneemt en deze ambitie breed wordt uitgedragen; en

    • ii.

      bewoners, organisaties of bedrijven in een specifiek gebied binnen Overijssel actief worden uitgenodigd om vrijwillig lid of klant te worden; en

    • iii.

      het initiatief open staat voor iedereen die wil deelnemen; en

    • iv.

      leden en klanten profijt hebben van de opbrengsten die door realisatie van het energieproject worden gehaald; en

    • v.

      er sprake is van een samenwerkingsverband en een bestuur van minimaal twee personen.

    344

  • f. Programma Nieuwe Energie: programma welke op 2 juli 2014 door Provinciale Staten is vastgesteld en aanpassingen ervan.

Artikel 8.26.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een lokaal energie-initiatief, waarbij subsidie kan worden verstrekt voor 3 verschillende fases van het lokaal energie-initiatief:

  • a. Fase 1: de activiteiten in de idee- en ontwerpfase van een energieproject.

  • 345

  • b. Fase 2: het uitvoeren van de businesscase van het energieproject;

  • c. Fase 3: de professionalisering van het lokale energie-initiatief tot een toekomstbestendige onderneming;

  • 346

Artikel 8.26.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      De aanvrager is een rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak of een kerkgenootschap. Als aanvrager wordt ook aangemerkt een aanvrager die in oprichting is om de hiervoor genoemde rechtsvorm te verkrijgen;

    • b.

      er is sprake van een lokaal energie-initiatief in Overijssel;

    • c.

      de activiteit draagt bij aan de doelstelling en ambities van het Programma Nieuwe Energie;

    • d.

      het energieproject is naar het oordeel van Gedeputeerde Staten realistisch en financieel haalbaar;

    • e.

      een aanvraag of het idee om een lokaal energie-initiatief te starten, is vooraf besproken met een beleidsmedewerker Programma Nieuwe Energie van de provincie.

    347

  • 2. Een subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub b voldoet, in aanvulling op het eerste lid, aan het criterium dat ter uitvoering van het energieproject een haalbare businesscase is opgesteld.

  • 3. Een subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub c voldoet, in aanvulling op het eerste lid, aan het criterium dat de professionalisering van het lokale energie-initiatief tot een toekomstbestendige onderneming is gebaseerd op een haalbaar bedrijfsplan.

  • 4. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

  • 5. Indien sprake is van een aanvrager in oprichting, dan wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat de aanvrager de rechtspersoonlijkheid verkrijgt.

Artikel 8.26.4 Subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn alle kosten subsidiabel die doelmatig, reëel en direct toe te rekenen zijn aan de subsidiabele activiteit. Indien sprake is van interne loonkosten van de aanvrager dan bedraagt het uurloon :

    • a.

      maximaal € 15,-- voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.26.2 sub a;

    • b.

      maximaal € 35,-- voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.26.2 sub b;

    • c.

      maximaal € 60,-- voor activiteiten als bedoeld in artikel 8.26.2 sub c.

  • 2. Indien sprake is van kosten derden dienen deze te voldoen aan artikel 1.1.5 vierde lid.

Artikel 8.26.5 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub a en b bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per lokaal energie-initiatief waarbij het maximum voor de activiteit als bedoeld in artikel 8.26.2 sub a € 20.000 bedraagt. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan afwijken indien sprake is van een energie-initiatief waarbij in fase 1 meer dan € 20.000 aan kosten derden gemaakt gaat worden.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub c bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van € 50.000 per lokaal energie-initiatief. Indien het ingediende bedrijfsplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende onderbouwd is en haalbaar lijkt, maar verdere uitwerking behoeft dan kan maximaal € 3.000 van de subsidie gebruikt worden voor de begeleiding door een externe deskundige om het bedrijfsplan te optimaliseren.

Artikel 8.26.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Lokale energie-initiatieven.

Artikel 8.26.7 Weigeringsgrond

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvraag uitsluitend:

  • a. betrekking heeft op de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 8.26.2 onder sub a of

  • b. betrekking heeft op subsidie voor het opstellen van een bedrijfsplan.

  • 348

Artikel 8.26.8 Voorschotverlening

In aanvulling op artikel 1.3.3 verlenen Gedeputeerde Staten een voorschot op basis van de voortgang, behaalde resultaten en de benodigde financiële middelen. Om een voorschot te kunnen ontvangen voor de subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub b, moet de subsidieontvanger een businesscase overleggen. Om een voorschot te kunnen ontvangen voor de subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub c, moet de subsidieontvanger een bedrijfsplan overleggen. Er wordt geen voorschot verleend aan een subsidieontvanger die in oprichting is.

349

Paragraaf 8.27 Doorontwikkeling energie/woonloketten

Artikel 8.27.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • Energie/woonloket:een fysiek, digitaal en telefonisch informatiepunt waar de inwoners van de gemeente voldoende en effectief kennis kunnen verwerven over energiemaatregelen.

Artikel 8.27.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de activiteiten van een energie/woonloket in 2016 t/m 2019 inclusief de activiteiten ten behoeve van een verzelfstandigd energie/woonloket in 2020.

350

Artikel 8.27.3 Criteria

  • Een aanvraag voor een subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente die de woonafspraken met de provincie heeft getekend;

  • b. de totale kosten van de subsidiabele activiteit bedragen ten minste € 120.000. Bij de berekening van de totale kosten wordt een uurtarief gehanteerd van maximaal € 50 per uur;

  • c. de bijdrage van de gemeente en andere partijen uit de samenleving bedraagt, in uren of geld ten minste € 60.000.

Artikel 8.27.4 Grondslag

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief van € 60.000 per energieloket per gemeente.

351

Artikel 8.27.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 8.27.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Doorontwikkeling energie/woonloketten.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een plan van aanpak voor de jaren 2016 t/m 2019 waarin in ieder geval is omschreven;

    • a.

      hoe de gemeente de ambities zoals opgenomen in de woonafspraken wil realiseren;

    • b.

      hoe het gemeentelijk energie/woonloket zo efficiënt mogelijk wordt georganiseerd;

    • c.

      hoe de gemeente vraag en aanbod verder gaat stimuleren richting een verzelfstandigde markt in 2020;

    • d.

      of sprake is van de verbreding naar thema's als langer thuis wonen, veiligheid of gezondheid en zo ja op welke wijze;

    • e.

      hoe de mark actief wordt betrokken;

    • f.

      de samenwerking met buurgemeenten.

Artikel 8.27.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de activiteiten van het energieloket en het verzelfstandigen van het energie/woonloket niet is betrokken.

Artikel 8.27.8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a. vanaf 2017 jaarlijks voor 1 mei een voortgangsrapportage in te dienen middels een daarvoor beschikbaar gestelde format;

  • b. marktpartijen actief te betrekken bij de verzelfstandiging van het energie/woonloket.

Paragraaf 8.28 Duurzame voucher energieaanbod

352

Artikel 8.28.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. energiemaatregelen: de energiebesparende en energieopwekkende maatregelen als bedoeld in artikel 8.1.1 onder sub a en sub b;

  • b. energiepropositie: een straat-, wijk- of doelgroepbenadering, gericht op het stimuleren van particuliere woningeigenaren om energiemaatregelen te nemen.

  • c. cluster: een groep van MKB-ondernemingen of energieorganisaties die gezamenlijk energiemaatregelen bestemd voor de particuliere woningeigenaar aanbiedt of onder een gemeenschappelijke boodschap of naam gezamenlijk de particuliere woningeigenaar benadert;

  • d. MKB-onderneming: een kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (Pb. 2003, L124/36) of diens opvolger.

  • 353

  • e. energieorganisatie: een lokaal samenwerkingsverband van woningeigenaren of lokale partijen in de vorm van een energiecoöperatie, een BV of een stichting, met als doelstelling het stimuleren, faciliteren en realiseren van verduurzaming van woningen;

  • f: adviseur of intermediair: een persoon die op basis van inzet van eigen kennis en kunde bedrijven of overheden helpt bij de ontwikkeling van een energiepropositie;

  • g. kennisondersteuning: externe deskundigheid.

Artikel 8.28.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

  • a. het ontwikkelen van een energiepropositie, straat- of wijkaanpak of ondersteuning daarbij;

  • b. het opstellen van een businesscase of verdienmodel ten behoeve van het ontwikkelen van een energiepropositie;

  • c. de procesbegeleiding en ondersteuning bij het opzetten en uitvoeren van nieuwe clusters ten behoeve van het ontwikkelen van een energiepropositie of een straat- of wijkaanpak.

Artikel 8.28.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een MKB-onderneming of een cluster die fysiek gevestigd is in Overijssel, een adviseur, intermediair of een lokale energieorganisatie;

  • b. de ondernemer of het cluster is in staat om na besteding van de subsidie zelfstandig een energiepropositie te realiseren.

  • 354

  • c. de energiepropositie wordt in afstemming met de betreffende gemeente ontwikkeld dan wel uitgevoerd waarbij wordt aangesloten op of verwezen wordt naar bestaande infrastructuur voor verduurzaming van particuliere woningen.

  • d. de realisatie van de eerste energiepropositie is gericht op particuliere woningen in Overijssel;

  • e. de ondersteuning is erop gericht om het energieaanbod actief naar de particuliere woningeigenaar te brengen;

  • f. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening.

Artikel 8.28.4 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

Artikel 8.28.5 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000 per aanvrager.

Artikel 8.28.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Duurzame voucher Energieaanbod.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de subsidieaanvrager tevens een offerte, voorzien van een beschrijving van de activiteit, datum, NAW gegevens van de opdrachtgever en opdrachtnemer, de geplande datum voor de uitvoering en de totale kosten.

Artikel 8.28.7 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd indien:

  • a. de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend een reclamecampagne;

  • b. de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van deze paragraaf.

Artikel 8.28.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteit te hebben gerealiseerd binnen 12 maanden na subsidieverlening.

Paragraaf 8.29 Stimulering actieve marktaanpak verduurzaming woningen

Artikel 8.29.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. particuliere woningeigenaar: een meerderjarig natuurlijk persoon die volgens het kadaster de bestaande woning waarvoor een aanvraag wordt ingediend in eigendom heeft.

Artikel 8.29.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten waarbij woningeigenaren geactiveerd worden om hun eigen woning in Overijssel te verduurzamen en daarbij het energielabel van hun woning op ten minste label B te brengen.

355

Artikel 8.29.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap, een eenmanszaak, een zelfstandige ondernemer of een kerkgenootschap;

  • b. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening;

  • c. de aanvraag is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met het gemeentelijk energieloket.

Artikel 8.29.4 Niet subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.6 sub d zijn gemeentelijke apparaatskosten in welke vorm dan ook, niet subsidiabel.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn kosten van vrijwilligers wel subsidiabel tot een maximum tarief van € 15 per uur.

Artikel 8.29.5 Subsidiabele kosten

Indien sprake is van een investering waarbij een machine of apparatuur wordt aangeschaft, dan is in afwijking van artikel 1.1.5 tweede lid, de aanschaf van de machine of apparatuur subsidiabel conform artikel 1.1.5 vierde lid.

Artikel 8.29.6 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000 per aanvraag.

  • 356

  • 2. De subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten indien de aanvraag betrekking heeft op een innovatieve aanpak. Er worden maximaal twee subsidies per jaar verstrekt voor een innovatieve aanpak.

  • 357

Artikel 8.29.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 8.29.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Stimulering actieve marktaanpak verduurzaming woningen.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan met een omschrijving van het initiatief, de doelgroep, de aanpak, de betrokken marktpartijen en hun inbreng, de omvang van de activiteiten, de te behalen prestaties, de meetbare resultaten en verwachte conversiegraad, bijdrage aan de ambitie om het energielabel van de betreffende woningen planmatig op ten minste label B te brengen, de informatie-overdracht aan andere partijen, de planning, de kosten, de eigen bijdrage, bijdragen van de gemeente of derden, en of de aanvraag is afgestemd met het energieloket van de betreffende gemeente.

Artikel 8.29.9 Indieningstermijn aanvraag

Een aanvraag om subsidie moet uiterlijk op 1 oktober 2019 zijn ontvangen.

Artikel 8.29.10 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a. de gemeente de aanvrager is en deze gemeente heeft de Bestuursovereenkomst Woonafspraken niet getekend;

  • b. de aanvraag betrekking heeft op de bekostiging van de energiemaatregelen;

  • c. de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend een reclamecampagne.

Artikel 8.29.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a. de opgedane kennis, de aanpak of het initiatief te delen of beschikbaar te stellen aan andere partijen die erom vragen;

  • b. binnen drie maanden na subsidieverlening te starten met de activiteiten en deze te hebben gerealiseerd uiterlijk op 1 juli 2020.

Artikel 8.29.12 Aanvullende stukken bij de vaststelling van de subsidie

In aanvulling op de artikelen 1.5.1, 1.5.2 en 1.5.3 overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie de aantallen particuliere woningeigenaren die benaderd zijn en de bijbehorende conversiegraad.

Hoofdstuk 9 Bijzondere bepalingen Landbouw natuur en landschap

Paragraaf 9.1. Algemene bepalingen

Artikel 9.1.1. Definities

  • In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. de minimisverordening: Verordening (EG) 1998/2006 PbEU L379/10 van de commissie van 15 december 2006, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;

  • b. gebied: landelijke gebieden die in de systematiek van gebied gerichtwerken zijn aangewezen, te weten Noordoost-Twente, Zuidwest-Twente, Noordoost-Overijssel, Noordwest-Overijssel, Salland en Zwolle-Kampen;

  • c. gebiedsprogramma: jaarlijks voortschrijdend meerjarenprogramma voor de periode 2007 tot en met 2013 tot uitvoering van het pMJP in een gebied. Het programma wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten in overleg met gemeenten en waterschappen in een gebied;

  • d. plattelandsontwikkelingsprogramma: programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor Nederland met betrekking tot de programmeringsperiode 2007-2013, zoals goedgekeurd door de Commissie krachtens artikel 18 van verordening (EG) nr. 1698/2005 of herzien krachtens artikel 19 van die verordening;

  • e. pMJP: het provinciale meerjarenprogramma voor het landelijk gebied zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied;

  • f. POP-verordening: Verordening (EG) 1698/2005 Pb L277/113 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • g. steunmaatregel: een steunmaatregel als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag;

  • h. uitvoeringsverordening POP: Verordening (EG) nr. 1974/2006 Pb L368/15 van de Raad van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

  • i. vrijstellingsverordening: een door de Europese Commissie vastgestelde verordening op basis van artikel 1, lid 1 van Verordening (EG) 994/98 Pb L142 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen;

  • j. vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EG) 1857/2006 Pb L 358/3 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001;

  • k. Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EG) nr. 800/2008, Pb L 214/3 van de commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening);

  • l. POP-maatregel: maatregel die uitvoering krijgt binnen het plattelandsontwikkelingsprogramma. De criteria voor deze maatregelen zijn opgenomen in de onderscheiden maatregelfiches (http://www.regiebureau-pop.eu/nl/info/4/65/maatregelfiches).

  • m. BBL: Bureau Beheer Landbouwgronden.

Artikel 9.1.2. Criteria

358

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van het pMJP en die passen in een gebiedsprogramma.

Artikel 9.1.3. POP-subsidie Algemeen

  • 359

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de inhoudelijke prestaties in het pMJP.

  • 360

  • 2. POP-subsidie wordt uitsluitend verstrekt onder de ter uitvoering van bijlage II, punt 5 van de Uitvoeringsverordening POP opgenomen voorwaarden in het Plattelandsontwikkelingsprogramma. De voorwaarden zijn van toepassing op de totale subsidie voor de activiteit.

  • 361

  • 3. De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

    362

    • a.

      kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

    • b.

      kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek en voorlichting;

    • c.

      verrekenbare belastingen, heffingen of lasten; voor overheden geldt dat de BTW niet voor subsidie in aanmerking komt;

    • d.

      kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

    • e.

      kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

    • f.

      kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

    • g.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

    • h.

      normale exploitatiekosten;

    • i.

      de aankoop van grond voor een bedrag dat hoger is dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken concrete actie. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen kan er een hoger percentage worden vastgesteld voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud.

  • 4. Aan POP-subsidie zijn de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      met de uitvoering van het project mag niet worden gestart voordat de ontvangstbevestiging van de aanvraag is ontvangen, tenzij het voorbereidings-, planvormings-, onderzoeks- of voorlichtingsactiviteiten betreft;

    • b.

      op moment van de beschikking tot subsidieverlening voor het project dienen de uit te voeren activiteiten obstakelvrij te zijn, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;

    • c.

      de activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald;

    • d.

      de activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

    • e.

      Gedeputeerde Staten kunnen hiervan op basis van een gemotiveerd verzoek afwijken, indien er sprake is van niet verwijtbare en/of onvoorziene omstandigheden.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

    363

    • a.

      alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt;

    • c.

      de administratie en de daartoe behorende bescheiden worden bewaard tot 31 december 2020.

  • 6. In afwijking van artikel 1.3.3 kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag voorschotten verlenen tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag. Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      de aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier, vergezeld van kopieën van alle te declareren facturen.

    • b.

      het voorschot wordt berekend naar rato van gemaakte en betaalde kosten, voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen;

    • c.

      Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van het bepaalde onder b, voordat kosten zijn betaald, een voorschot verstrekken aan een natuurlijk persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond.

  • 7. Tenzij anders bepaald brengt de subsidieontvanger drie maal per jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten en legt daarbij over een overzicht van boekingsbescheiden en een overzicht van betaalde facturen van die periode.

  • 8. Binnen drie maanden na afloop van de activiteiten dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij Gedeputeerde Staten bij de subsidieverlening een andere termijn hebben aangegeven. De aanvrager overlegt, in aanvulling op artikel 1.5.1 en artikel 1.5.2, bij de aanvraag een inhoudelijk en financieel verslag alsmede een goedkeurende controleverklaring.

  • 9. POP-subsidie wordt gefinancierd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en is daarmee onderhavig aan de POP-verordening en de uitvoeringsverordening POP. Bij subsidieverstrekking op basis van POP zijn de bepalingen uit de POP-verordening en de uitvoeringsverordening POP leidend ten opzichte van hoofdstuk 1 van dit Uitvoeringsbesluit.

Artikel 9.1.4. LEADER-aanpak

  • 1. POP-subsidie kan worden verleend voor de LEADER-aanpak, zoals bedoelt in As 4 van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en uitgewerkt in de plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

  • 364

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de kosten van alle maatregelen die voldoen aan de criteria van maatregel 411, 413, 421 en 431 van bijlage 4 bij het Plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 365

  • 3. In afwijking van artikel 1.2.2 wordt een aanvraag met betrekking tot de LEADER-aanpak ingediend vanaf zes weken vóór 1 maart en 1 oktober.

  • 366

  • 4. Op een aanvraag wordt niet eerder beschikt dan nadat de desbetreffende door Gedeputeerde Staten ingestelde Plaatselijke Groep als adviesorgaan ter zake een advies heeft uitgebracht.

  • 367

Artikel 9.1.5. Staatssteun

  • 368

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1.2 wordt een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk geweigerd indien sprake is van een steunmaatregel en verlening van de subsidie niet in overeenstemming is met een vrijstellingsverordening of aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als voor de betreffende activiteit een POP-subsidie wordt verleend als bedoeld in artikel 9.1.3.

  • 3. Het eerste lid is bovendien niet van toepassing als de omvang van de subsidie en de voorschriften waaronder de subsidie wordt verstrekt passen binnen een op grond van artikel 87, derde lid van het EG-Verdrag door de Commissie goedgekeurde regeling.

  • 369

  • 4. Indien de aanvrager niet tevens eindbegunstigde is, wordt bij de beoordeling van de aanvraag op grond van dit artikel uitgegaan van de positie van de eindbegunstigde.

Artikel 9.1.6. Bijzondere bepaling over aanvragen van gemeenten en waterschappen

  • 370

  • 1. Indien het gebiedprogramma is bekrachtigd in een convenant geldt de ondertekening van het convenant door de gemeente en waterschap als aanvraag voor een subsidie, onverminderd het bepaalde in artikel 9.1.3.

  • 2. De indieningstermijn uit artikel 1.2.2 is niet van toepassing indien de aanvraag bij convenant wordt ingediend.

  • 3. Indien en voorzover enig subsidieplafond niet is uitgeput kunnen aanvragen ook na aanvang van het subsidietijdvak worden ingediend. Gedeputeerde Staten zullen de betrokkenen voortijdig in kennis stellen van deze mogelijkheid.

Artikel 9.1.7. Wijzigen van de subsidieverlening

Indien op grond van artikel 9 van de Wet Inrichting Landelijk gebied de bestuursovereenkomst tussen rijk en Gedeputeerde Staten van Overijssel wordt gewijzigd kan de subsidieverlening ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9.1.8. Meerjarige subsidies

  • 371

  • 1. Subsidie als bedoeld in deze paragraaf kan worden verleend voor prestaties in een reeks van jaren. In het besluit tot subsidieverlening wordt het totale subsidiebedrag verdeeld in jaarschijven, rekening houdend met het jaar waarin de prestaties worden voorzien.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.3.3 houden Gedeputeerde Staten bij het bepalen van de hoogte van het voorschot rekening met het jaar waarin prestaties worden gerealiseerd, alsmede met het bepaalde in artikel 11 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied.

  • 3. De subsidieontvanger dient uiterlijk op 30 april een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie voor de prestaties die in het kalenderjaar daaraan voorafgaand zijn gerealiseerd.

Paragraaf 9.2 Verplaatsing van intensieve veehouderijen (pMJP 1.1.1)

[ingetrokken]

Paragraaf 9.3 Omvorming van intensieve veehouderijbedrijven (pMJP 1.1.2)

[ingetrokken]

Paragraaf 9.4 Duurzame ontwikkeling landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's - pMJP 1.1.3)

[ingetrokken]

Paragraaf 9.5 Kavelruil

[ingetrokken]

Paragraaf 9.6 Verplaatsing landbouwbedrijf (pMJP 1.1.5, 2.1.1 en 2.1.5)

[ingetrokken]

Paragraaf 9.7 Innovatie in het agrocluster (pMJP 1.2.1)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.8 Hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing (VAB - pMJP 3.1.1)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.9 Toepassing stikstof emissiebeperkende maatregelen en technieken op landbouwbedrijven in het kader van Natura 2000

372

Artikel 9.9.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Landelijke regelgeving: de vigerende regelgeving van de Rijksoverheid ter beperking van stikstofemissies uit huisvestingssystemen van veehouderijen: de Wet ammoniak en veehouderij en het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen;

  • b. Beleidskader stikstof: Beleidskader Natura 2000 stikstof en veehouderijen (Besluit Gedeputeerde Staten van Overijssel van 27 april 2010);

  • c. Beleidsregel stikstof: Beleidsregel Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen (besluit Gedeputeerde staten van 13 april 2010);

  • d. Drempelwaarde: depositie, op de rand van een Natura 2000 gebied, van één procent van de kritische depositiewaarde van het meest kritische habitattype binnen datzelfde Natura 2000-gebied;

  • e. N-depositie: neerslag van stikstofverbindingen uit de atmosfeer op een habitat binnen een beschermd natuurgebied, waarbij de belasting op het meest belaste punt binnen het habitat uitgedrukt wordt in mol N/ha/jr en de belasting op het habitat als geheel in mol N/jr; De berekening vindt plaats overeenkomstig artikel 7, lid 2 van de Beleidsregel stikstof;

  • f. N-emissie: uitstoot van ammoniak vanuit een veehouderij. Deze wordt uitgedrukt in kilogram ammoniak per dierplaats per jaar;

  • g. Kritische depositiewaarde: de in Alterra-rapport 1654 per Natura 2000-gebied vastgelegde waarde die aangeeft wat de gevoeligheid van een in het betrokken gebied voorkomend habitattype is voor de invloed van stikstofdepositie;

  • h. Piekbelaster: N-depositie van 50% of meer van de kritische depositiewaarde van het meest kritische habitattype binnen een Natura 2000 gebied als gevolg van een individueel bedrijf op de meest belaste punten.

Artikel 9.9.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • 1. projecten gericht op de kennisontwikkeling en de verspreiding van kennis met betrekking tot technieken en maatregelen voor de vermindering van stikstofemissie vanuit veehouderijbedrijven in Overijssel;

  • 373

  • 2. investeringen in stikstofemissiebeperkende maatregelen en technieken op landbouwbedrijven in Overijssel waarmee lagere stikstofemissies vanuit deze bedrijven gerealiseerd worden dan die op grond van de normen van de landelijke regelgeving vereist zijn.

  • 374

Artikel 9.9.3. Criteria

  • Een aanvraag voor een activiteit genoemd in artikel 9.9.2. moet voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. De aanvraag voor de activiteiten als bedoeld in artikel 9.9.2 eerste lid moet betrekking hebben op projecten voor:

    • a.

      Kennisontwikkeling en kennisverspreiding door middel van praktijknetwerken.

    • b.

      Advisering aan landbouwers voor de opstelling en uitvoering van bedrijfsplannen voor de vermindering van de stikstofemissie.

  • 2. Aanvragen voor activiteiten zoals bedoeld onder artikel 9.9.2 eerste lid kunnen worden ingediend door een samenwerkingsverband van landbouwbedrijven of van landbouwbedrijven met andere partners (keten en/of gebiedspartijen) en/of kennisinstellingen.

  • 3. Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 9.9.2 tweede lid kunnen worden ingediend door landbouwbedrijven met een minimale bedrijfsgrootte van 40 NGE.

  • 4. Investeringen zoals bedoeld in artikel 9.9.2 tweede lid moeten gebruikt worden om lager gemiddelde stikstofemmissie per dierplaats te realiseren.

  • 5. Subsidie als bedoeld in artikel 9.9.2 eerste lid, waarbij een landbouwbedrijf eindbegunstigde is moet voldoen aan artikel 15 van de Vrijstellingsverordening Landbouw. Subsidie waarbij andere ondernemingen eindbegunstigde zijn moet voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

  • 6. Subsidie als bedoeld in artikel 9.9.2, tweede lid, moet voldoen aan artikel 4 van de Vrijstellingsverordening Landbouw.

  • 7. Op subsidies die worden verstrekt op grond van artikel 9.9.2, is artikel 9.1.3 van toepassing. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie die voldoet aan de criteria van maatregel 121.

Artikel 9.9.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 9.9.2, eerste lid bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 9.9.2, tweede lid bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum subsidiebedrag van € 400.000,-- per bedrijf in een periode van drie fiscale jaren, uitgaande van de datum van beschikking.

  • 3. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 9.9.2, tweede lid waarbij sprake is van investeringen die leiden tot extra kosten voor de bescherming van het milieu door de sanering van piekbelastingen op Natura 2000 gebieden middels technische maatregelen en die geen uitbreiding van de productiecapaciteit tot gevolg hebben, bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 400.000,-- per bedrijf in een periode van drie fiscale jaren, uitgaande van de datum van beschikking.

Artikel 9.9.5. Subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.5 tweede en derde lid komen voor subsidie als bedoeld in artikel 9.9.2, tweede lid de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      de bouw en de aanpassing van de inrichting van bedrijfsgebouwen;

    • b.

      de aanschaf van machines en apparatuur;

    • c.

      met de onder sub a en b genoemde investeringen samenhangende advieskosten tot een maximum van 10% van de totale investering.

  • 2. De subsidiabele kosten zoals genoemd in het eerste lid zijn maximaal de meerkosten van investeringen om lagere stikstofemissies te realiseren dan vereist op grond van de landelijke regelgeving ten opzichte van de kosten van de investeringen die gemaakt zouden moeten worden om te voldoen aan de normen van de landelijke regelgeving. Kosten die worden gemaakt om te voldoen aan de eisen waaraan op grond van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij in 2013 voldaan moet zijn, zijn niet subsidiabel. Deze bedrijven komen wel voor subsidie in aanmerking voor kosten van maatregelen die een minstens 10% lagere emissie opleveren dan waaraan in 2013 moet worden voldaan.

Artikel 9.9.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • De aanvrager overlegt in aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid bij de aanvraag om subsidie tevens:

  • a. een berekening en onderbouwing van de meerkosten van de investering om stikstofemissiebeperkende maatregelen te treffen, die verder gaan dan is voorgeschreven in de landelijke regelgeving;

  • b. een berekening van de huidige N-emissie van het landbouwbedrijf van de aanvrager en de N-emissie van dit landbouwbedrijf na de investering;

  • c. een berekening van de huidige N-depositie van het landbouwbedrijf van de aanvrager en de nieuwe N-depositie na de investering van dit landbouwbedrijf op het nabij gelegen Natura 2000 gebied, indien van toepassing.

Artikel 9.9.7. Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan het gestelde in de artikel 9.9.2 in een prioriteitsvolgorde:

    • a.

      Ten eerste wordt prioriteit gegeven aan aanvragen van landbouwbedrijven met een N-depositie op een Natura 2000-gebied boven de dempelwaarde van 1% van de kritische depositiewaarde.

    • b.

      Ten tweede worden de aanvragen geprioriteerd op basis van de door de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd verminderde N-depositie op een nabij gelegen Natura 2000 gebied.

    • c.

      Ten derde worden de aanvragen geprioriteerd op basis van de door de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd vermeden N-depositie op een nabij gelegen Natura 2000 gebied.

  • 2. Gedeputeerde Staten verlenen subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het beschikbare bedrag dat toelaat

Artikel 9.9.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.9.9. Weigeringsgrond

Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie als er sprake is van vervangingsinvesteringen of investeringen op intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebieden in het Reconstructiegebied Salland-Twente.

Artikel 9.9.10. Verplichtingen subsidieontvanger

De activiteit moet binnen 2 jaar na subsidieverlening zijn uitgevoerd.

Artikel 9.9.11. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. wordt een subsidieaanvraag vier keer per jaar, voor 1 maart, 1 juni, 1 september en 1 november van het betreffende kalenderjaar ingediend.

  • 2. Een onvolledige subsidieaanvraag kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling c.q. wijziging van de aanvraag betreft.

  • vervallen.

Paragraaf 9.10 Verwerven areaal nieuwe natuur voor EHS (pMJP 2.1.1 en 2.1.5)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.11 Inrichten areaal EHS conform natuurdoelen (pMJP 2.1.4 en 2.2.6)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.12 Nieuwe natuur op landgoederen (pMJP 2.1.3 en 2.1.6)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.13. Versterking van de twee Nationale Parken De Weerribben-Wieden en Sallandse Heuvelrug door uitvoering van de beheers- en inrichtingsplannen (pMJP 2.2.3)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.14 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.15 Uitvoeren van Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap IJsseldelta

[ingetrokken]

Paragraaf 9.16 Groene en Blauwe diensten 2014-2015

375

Artikel 9.16.1.Begripsbepalingen

  • a. Beleidskader: het op 2 juli 2014 door Provinciale Staten geactualiseerde Beleidskader voor Groene en Blauwe diensten 2006-2015;

  • b. Groene en Blauwe diensten: maatregelen en activiteiten op het gebied van landschap, natuur en water, cultuurhistorie en recreatie die de kwaliteit en toegankelijkheid van het landelijk en stedelijk gebied verhogen, uitgevoerd door een of meerdere particuliere grondgebruikers. Bij Groene diensten gaat het om beheer, aanleg, herstel en vergroten van de toegankelijkheid van landschap en natuur. Bij Blauwe diensten gaat het om waterberging, waterconservering en verbetering van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Groene en Blauwe diensten betreffen bovenwettelijke activiteiten. Het gaat om actief beheer en is geen schaderegeling. Indien sprake is van aanleg en herstel moet het langjarig beheer gegarandeerd zijn;

  • c. Catalogus Groenblauwe diensten: een door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse catalogus, waarin de maximale vergoeding per Groene en Blauwe Dienst is opgenomen;

  • 376

  • d. contract: een schriftelijke overeenkomst voor levering van Groene en Blauwe diensten, tussen een particuliere beheerder en een uitvoeringsorganisatie, waarbij de particuliere beheerder zich verbindt tot nakoming van de verplichtingen waartoe de subsidieontvanger uit hoofde van deze paragraaf, met betrekking tot de gronden binnen het betreffende projectvoorstel gehouden is, zolang de beheerder beschikt over het recht tot gebruik en beheer van die gronden. Tevens verbindt de particuliere beheerder zich, de in de vorige volzin bedoelde verplichtingen als kettingbeding op te nemen bij overdracht van het betreffende gebruiksrecht. De looptijd van de overeenkomst is 30 jaar. Indien om aantoonbare redenen een beheercontract van 30 jaar niet mogelijk is, is 20 jaar acceptabel, met een ondergrens van 10 jaar;

  • e. particuliere beheerder:een natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde het Rijk, provincie, gemeente of waterschap, die beschikt over het recht tot gebruik en beheer van de gronden;

  • f. uitvoeringsorganisatie:de stichting die in opdracht van een of meer gemeenten projectvoorstellen uitvoert, conform taakomschrijving en uitvoeringsproces zoals omschreven in het Beleidskader.

Artikel 9.16.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. het opstellen van een projectvoorstel voor Groene en Blauwe diensten;

  • b. het uitvoeren van de contracten voor Groene en Blauwe diensten;

  • c. de activiteiten van een uitvoeringsorganisatie;

    • a.

      fondsbeheer en - werving;

    • b.

      gebiedsmakelaardij;

    • c.

      advies;

    • d.

      professionalisering en educatie;

    • e.

      communicatie;

    • f.

      controle en monitoring.

Artikel 9.16.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

  • b. de aanvraag past binnen de uitgangspunten en doelstellingen zoals beschreven in het Beleidskader;

  • c. de aanvraag is gebaseerd op een landschapsplan of vergelijkbaar gemeentelijk document;

  • 377

  • d. de Groene en Blauwe diensten dienen te voldoen aan de eisen zoals omschreven in de Catalogus Groenblauwe diensten;

  • e. de dekking van 25% van de subsidiabele kosten is aantoonbaar geregeld.

Artikel 9.16.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 9.16.2 onder sub a en sub c bedraagt samen maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 9.16.2.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b bedraagt maximaal 75% van de normbedragen per Groene en Blauwe dienst zoals opgenomen in de Catalogus Groenblauwe diensten. Bij de verlening van de subsidie wordt het verwachte rendement in mindering gebracht op de contractwaarde van de naar verwachting af te sluiten beheercontracten. Het rendementspercentage wordt gebaseerd op de IRS (Interest Rate Swap) met een looptijd van 10 jaar + een opslag van 100 punten (=1%). Ter compensatie van de te verwachten gemiddelde inflatie zal 3% aan de Netto Contante Waarde van de afgesloten beheercontracten worden toegevoegd.

Artikel 9.16.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2. sub a geldt dat:

    • a.

      uitsluitend de kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid subsidiabel zijn;

    • b.

      in afwijking van artikel 1.1.6 sub c, de kosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel, voor zover deze gemaakt zijn na 1 juli 2014.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b geldt, in afwijking van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6, een forfaitair vastgesteld tarief per Groene en Blauwe dienst zoals opgenomen in de geldende Catalogus Groenblauwe diensten op het moment van de datum van de aanvraag.

  • 3. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub c geldt dat uitsluitend de kosten derden, zijnde de kosten van de uitvoeringsorganisatie, als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid, subsidiabel zijn.

Artikel 9.16.6 Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie gebruik van het aanvraagformulier Groene en Blauwe diensten 2014-2015.

  • 378

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager voor de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b:

    • a.

      een projectvoorstel dat tenminste de volgende onderdelen bevat: een overzicht van de te contracteren Groene en Blauwe diensten, met vermelding van de landschapselementen, aanleg, herstel met in beide gevallen aansluitend langjarig beheer, of alleen langjarig beheer; type element; type beheer; nummer locatie aangegeven op digitale kaart waarop ook de reeds gecontracteerde landschapselementen in de gemeente zichtbaar zijn; NAW beoogde contractpartner; begroting en dekkingsplan inclusief cofinanciering;

    • b.

      berekening van de subsidie door gebruik te maken van Excel document Berekening subsidie Groene en Blauwe diensten;

    • c.

      voorzover nog niet eerder overlegd, een afschrift van de overeenkomst met een bank, die voldoet aan de voorwaarden van de wet FIDO, waarin de bank heeft aanvaard een rekening-courant voor de subsidieontvanger, te openen.

    379

  • 3. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager voor de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub a en sub c een offerte waaruit blijkt wat de subsidiabele kosten zijn.

Artikel 9.16.7 Indieningstermijn aanvraag voor subsidie

Een aanvraag voor subsidie moet, in afwijking van artikel 1.2.2, ontvangen zijn uiterlijk op 1 juli 2015.

Artikel 9.16.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.16.9 Weigeringsgrond

Gedeputeerde Staten weigeren, in aanvulling op artikel 1.1.3, de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b indien voor de activiteiten een subsidiemogelijkheid bestaat op grond van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Overijssel, de Subsidieregeling Natuur Overijssel of de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Overijssel.

380

Artikel 9.16.10. Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 verplicht:

  • a. de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b over te maken naar een fonds waarvan het fondsbeheer wordt ondergebracht bij een bank die voldoet aan de voorwaarden van de wet FIDO;

  • 381

  • b. de contracten als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b, te hebben afgesloten uiterlijk op 31 december 2015.

  • 382

Artikel 9.16.11. Voorschotverlening

In afwijking van artikel 1.3.3 kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot tot maximaal 100% van de verleende subsidie verlenen.

Artikel 9.16.12. Aanvullende stukken bij aanvraag tot subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid en artikel 1.5.3 tweede, derde en vierde lid wordt bij de aanvraag tot vaststelling, van de subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b, als bijlage toegevoegd het Excel document Berekening vaststelling subsidie Groene en Blauwe diensten.

383

Artikel 9.16.13 Vaststelling subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 9.16.2 sub b wordt vastgesteld op maximaal 75% van de normbedragen per Groene en Blauwe dienst zoals opgenomen in de Catalogus Groen Blauwe diensten. Bij de vaststelling van de subsidie wordt het verwachte rendement in mindering gebracht op de contractwaarde van de daadwerkelijk afgesloten beheercontracten. Het rendementspercentage wordt gebaseerd op de IRS (Interest Rate Swap) met een looptijd van 10 jaar + een opslag van 100 punten (=1%). Ter compensatie van de te verwachten gemiddelde inflatie zal 3% aan de Netto Contante Waarde van de afgesloten beheercontracten worden toegevoegd.

Paragraaf 9.17 Pilot Boeren voor natuur Twickel

Artikel 9.17.1 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die in het kader van de pilot Boeren voor natuur Twickel worden uitgevoerd en waaraan de Europese Commissie op 27 juli 2006 respectievelijk 19 november 2007, steunnummers N476/2007 goedkeuring is verleend.

Paragraaf 9.18 Organisatie van uitvoering Groene en Blauwe diensten

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.19 Beschermen weidevogels (pMJP 2.2.2)

Artikel 9.19.1. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die gericht zijn op behoud en verbetering van de weidevogelstand in Overijssel.

Artikel 9.19.2. Criteria

  • De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.19.1 moet voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. De activiteit draagt direct of indirect bij aan het verbeteren van de weidevogelstand in Overijssel.

  • 2. De activiteit is gebiedsoverstijgend of heeft een voorbeeldfunctie voor andere weidevogelgebieden.

  • 3. De aanvraag is afkomstig van een samenwerkingsverband.

  • 4. De financiering vindt plaats door meerdere partijen.

  • 5. Als de subsidie een steunmaatregel is dan moet het voldoen aan artikel 2 van de de-minimisverordening.

Artikel 9.19.3. Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 9.19.4. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Paragraaf 9.20 Uitvoering leefgebiedenbenadering (pMJP 2.2.1)

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.21 Faunabeheereenheden

Artikel 9.21.1. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een faunabeheerplan.

Artikel 9.21.2. Criteria

  • 384

  • Een aanvraag voor subsidie voor de uitvoering van een faunabeheerplan moet voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. de aanvraag wordt ingediend door een faunabeheereenheid, zoals vermeld in artikel 29 van de Flora- en Faunawet,

  • 2. de aanvraag is gericht op de uitvoering van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd faunabeheerplan op basis van artikel 30 van de Flora -en faunawet.

Artikel 9.21.3. Grondslag subsidie

De subsidie als bedoeld in 9.21.1 bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 9.21.4. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Paragraaf 9.22 Kwaliteit cultuurlandschap (pMJP 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6)

[ingetrokken]

Paragraaf 9.23 Beheervergoeding Rietimpuls 2012/2013

[Ingetrokken]

Paragraaf 9.24 Uitvoering ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

385

Artikel 9.24.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. bestuurlijk overleg: het overleg dat alle partijen van Samen werkt beter op bestuurlijk niveau op regelmatige basis voeren;

  • b. uitvoeringsagenda: door de partners van het bestuurlijk akkoord Samen werkt beter, opgestelde agenda, waarin als bijlage de gebiedsprocessen en -projecten zijn opgenomen en de wijze van uitvoering is vastgelegd;

  • c. Samen werkt beter: het op 29 mei 2013 gesloten bestuurlijk akkoord voor een economisch en ecologisch vitale toekomst;

  • d. gebiedsproces: proces in een gebied met relatief complexe of grote opgaven, veelal met veel actoren en veel grotere belangenconflicten dat moet leiden tot een gedragen realisering van maatregelen;

  • e. gebiedsplan: plan dat is opgesteld door een SWB-partij om overheidsdoelen en -opgaven binnen de gestelde kaders van de PS-besluiten van 3 juli 2013 (kenmerk PS/2013/412) en 23 april 2014 (PS/2014/62) te realiseren;

  • f. gebiedsofferte: een door de relevante partijen in een gebied (ondernemers, bewoners, maatschappelijke organisaties) gedaan voorstel om overheidsdoelen en -opgaven binnen de gestelde kaders van de PS-besluiten van 3 juli 2013 (kenmerk PS/2013/412) en 23 april 2014 (PS/2014/62) te realiseren;

  • g. gebruik en beheer: fase na afronding van de realisatie waarbij de resultaten worden gebruikt en beheerd en - waar nodig - overgedragen naar exploitanten of beheerders, publieke of private partijen;

  • h. PAS (Programma Aanpak Stikstof): de landelijke aanpak die, in overeenstemming met de Minister van Defensie en Gedeputeerde Staten van de provincies, is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu ingevolge artikel 19kg van de Natuurbeschermingswet 1998. Het programma verbindt economie en ecologie door de realisering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden samen te laten gaan met economische ontwikkelingen;

  • i. PAS-maatregel: een gebiedsspecifieke maatregel of activiteit die wordt genomen ter uitvoering van het PAS en die tot doel heeft het herstellen en robuuster maken van de habitattypen en leefgebieden van soorten die gevoelig zijn voor stikstof, zodat deze beter beschermd zijn tegen de hoge stikstofbelasting. De maatregel of activiteit als zodanig is opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse, dan wel een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd(e) aanpassing of alternatief van voornoemde maatregel of activiteit;

  • j. niet-PAS-maatregel: een gebiedsspecifieke maatregel of activiteit die wordt genomen ter realisering van de instandhoudingsdoelstellingen. De maatregel of activiteit is opgenomen in een (ontwerp-) beheerplan voor een Natura 2000-gebied in Overijssel of in het rapport 'Maatregelen voor Natura 2000-soorten in Overijssel en in De Wieden en Weerribben in het bijzonder' van 24 augustus 2012, dan wel in een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd(e) aanpassing of alternatief van voornoemde maatregel of activiteit;

  • k. beheerplan: een plan als bedoeld in artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998 voor een Natura 2000-gebied in Overijssel;

  • l. Natura 2000-maatregelen: de PAS-maatregelen en niet-PAS-maatregelen tezamen;

  • m. EHS-maatregelen: de maatregelen die voortvloeien uit de afronding EHS, zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013 (PS/2013/413) in het kader van de Ontwikkelopgave, en gewijzigd door Provinciale Staten op 8 oktober 2014 (PS/2014/702);

  • n. interne Maatregelen: de inrichtings- en beheermaatregelen in de natuurterreinen binnen de Natura 2000-gebieden die bijdragen aan de duurzame instandhouding van deze gebieden en voortvloeien uit de PAS-gebiedsanalyse of het beheerplan van het betreffende gebied;

  • o. instandhoudingsdoelstelling: de doelstellingen, als bedoeld in artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998, voor een Natura2000-gebied;

  • p. PAS-gebiedsanalyse: een ecologische analyse van een stikstofgevoelig Natura2000-gebied in Overijssel, deel uitmakend van de passende beoordeling van het PAS. In de analyse zijn maatregelen opgenomen die dienen ter verzekering dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten niet verder achteruit gaat of verbetert;

  • q. ontwikkelopgave: alle PAS- en niet-PAS-maatregelen die de provincie Overijssel in de beheerplannen laat vastleggen op basis van de PAS-gebiedsanalyses voor wat betreft de Natura 2000-gebieden en de EHS.

Artikel 9.24.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

  • a. de verkenning van een gebiedsproces, met als resultaat een programma van eisen (fase 1);

  • b. het opstellen van een plan van aanpak ten behoeve van fase 2, de planuitwerking, fase 3, de realisatie of fase 4, het beheer;

  • c. het opstellen van een gebiedsplan of gebiedsofferte op basis van programma van eisen (fase 2);

  • d. het uitvoeren van een gebiedsplan of -offerte dan wel het realiseren van interne maatregelen (fase 3);

  • e. het gebruik en beheer (fase 4).

Artikel 9.24.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

    • i.

      een partner van Samen werkt Beter, zijnde Landschap Overijssel, LTO Noord, Natuurmonumenten, Natuur en Milieu Overijssel, Natuurlijk Platteland Oost, Overijssels Particulier Grondbezit, RECRON, Staatsbosbeheer, VNG Overijssel; een Overijsselse gemeente; VNO-NCW; of de Waterschappen Drents-Overijsselse Delta, Vechtstromen en Rijn & IJssel; dan wel

    • ii.

      een natuurlijk persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die eigenaar is van gronden die relevant zijn voor de Ontwikkelopgave en waarvan de gronden vallen binnen de begrenzing van de Omgevingsvisie, waarbij de subsidiabele kosten zich beperken tot activiteiten in het kader van fase 2, 3 en 4;

    • b.

      De activiteit past binnen de kaders en doelstellingen zoals omschreven in de Omgevingsvisie, wateropgave (KRW), het investeringsbesluit sociaal flankerend beleid, de afspraken met het Rijk, Natura 2000, het akkoord ‘Samen werkt beter' en het PAS.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid moet de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.24.2 sub a voldoen aan het criterium dat de voorzitter van het Bestuurlijk overleg een positief advies heeft gegeven over de aanvraag.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid moet de aanvraag voor de subsidie, als bedoeld in artikel 9.24.2 sub b tot en met e, vooraf zijn afgestemd met de programmaleider van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000, inclusief een positief advies van de programmaleider.

Artikel 9.24.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 9.24.5 Subsidiabele kosten

  • 1. Indien sprake is van loonkosten zoals bedoeld in artikel 1.1.5 eerste lid sub c dan geldt als maximum de uurlonen zoals opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven, op basis van de tarieven uit de tabel ‘integrale loonkosten', kosten-plus tarief, voor een:

    • a.

      een projectleider of vergelijkbaar: schaal 12;

    • b.

      een omgevings-, technisch- dan wel contractmanager of een manager projectbeheersing of vergelijkbaar: schaal 11;

    • c.

      een projectsecretaris, specialist of vergelijkbaar: schaal 10;

    • d.

      een ondersteuner of vergelijkbaar: schaal 8.

  • 2. De uurlonen zoals genoemd in het eerste lid kunnen vergoed worden tot een maximum van 135% van de onder dat lid genoemde kosten:

    • a.

      indien de inzet niet geleverd kan worden uit de eigen organisatie en er dientengevolge een functionaris ingehuurd moet worden die geen dienstverband heeft bij een medeoverheid en die wordt ingehuurd van of via een commerciële partij, of

    • b.

      indien er sprake is van een medewerker met unieke en onmisbare kennis van het betreffende gebied, met unieke kennis van de betreffende ecologie/hydrologie of met een bijzonder bruikbaar netwerk binnen de stakeholders in het gebied.

  • 3. In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn de kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of een andere subsidiebemiddelaar afkomstig uit de publieke of particuliere sector wel subsidiabel.

  • 4. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel, voor zover deze zijn gemaakt na 1 januari 2015.

  • 5. Voor zover apparaatskosten van medeoverheden op grond van artikel 1.1.6 sub d subsidiabel zijn gelden de bedragen als genoemd in het eerste lid.

Artikel 9.24.6 Niet subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. kosten van bodemsanering die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van het bepaalde bij of krachtens de Wet bodembescherming;

  • b. kosten voor de opruiming van explosieven die door een gemeente worden vergoed;

  • c. kosten voor de bouw van opstallen zonder directe relatie met de Natura 2000-maatregelen;

  • d. kosten voor de aanschaf van machines;

  • e. kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

  • f. kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

  • g. kosten die voortkomen uit achterstallig onderhoud;

  • h. kosten waarvoor een reguliere subsidie is verstrekt;

  • i. kosten die de subsidieontvanger op andere wijze vergoed kan krijgen;

  • j. kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van Natura 2000-maatregelen.

Artikel 9.24.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.24.2 sub a gebruik van het aanvraagformulier Samen werkt beter.

  • 2. De aanvrager voor subsidie als bedoeld in artikel 9.24.2 sub b tot en met e:

    • a.

      maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ontwikkelopgave EHS/N2000 en

    • b.

      dient de aanvraag in op basis van het Programma van eisen dat het programmabureau Ontwikkelopgave EHS/Natura2000 hiervoor naar aanleiding van de verkenning als bedoeld in artikel 9.24.2 sub a heeft opgesteld of heeft laten opstellen.

Artikel 9.24.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 9.24.9 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt subsidie geweigerd indien:

  • a. de maatregelen reeds voor 1 januari 2015 zijn uitgevoerd;

  • b. Gedeputeerde Staten of een andere overheid dan wel andere overheden reeds subsidie hebben verstrekt voor dezelfde maatregel, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan 100% van de subsidiabele kosten van de Natura2000-maatregel.

Artikel 9.24.10 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      een boekhoudkundige scheiding tussen niet-economische activiteiten, zijnde de uitvoering van de afgesproken Natura2000-maatregelen, en economische c.q. andere activiteiten aan te houden;

    • b.

      de uitvoering van de EHS-/Natura2000-maatregelen te realiseren conform de beheerplannen dan wel de door Gedeputeerde Staten daartoe vastgestelde plannen waarin deze maatregelen worden beschreven. Voor zover voor de uitvoering nader onderzoek nodig is naar de vorm en maatvoering van de Natura2000-maatregelen, behoeft het uiteindelijke plan van uitvoering de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 2. Eventuele voordelen die de subsidieontvanger verkrijgt in het kader van de uitvoering van Natura 2000-maatregelen mogen niet ten gunste strekken van de economische activiteiten van de subsidieontvanger.

Artikel 9.24.11 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling

In aanvulling op de artikelen 1.5.2 en 1.5.3 bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van de subsidieontvanger of er al dan niet sprake is geweest van inkomsten op grond van economische activiteiten, die een gevolg zijn van de uitvoering van door deze regeling gesubsidieerde PAS- dan wel niet PAS-maatregelen. Deze inkomsten worden in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie.

Paragraaf 9.25 Ontwikkelopgave Twickel

Artikel 9.25.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. [vervallen];

  • b. [vervallen];

  • c. bodemonderzoek: fysiek onderzoek in het veld naar de kwaliteit van de bodem en de waterhuishouding;

  • d. Kaders: Ontwikkelingsvisie Twickel en omstreken, het investeringsbesluit Pact van Twickel (PS/2012/89), het gewijzigde Uitvoeringsprogramma Pact van Twickel 2012 - 2015 (PS/2013/830); het Projectplan Landbouw (Stuurgroep Pact van Twickel, 20 november 2014) en de paragraaf ‘Landschap' in de Landbouwvisie van Twickel;

  • e. kleine opstal: opstal met een inhoud van maximum 100 m3;

Artikel 9.25.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. de volgende maatregelen ten aanzien van het thema erven en gebouwen:

    • i.

      sloop van kleine opstallen;

    • ii.

      maatregelen die een schuur, een stal of het agrarisch gebruik van een schuur of een stal verbeteren;

    • iii.

      maatregelen die het gebruik van een erf bevorderen.

  • b. de volgende maatregelen ten aanzien van het thema bodem en water:

    • i.

      een fysiek bodemonderzoek;

    • ii.

      maatregelen die voortkomen uit een bodemonderzoek;

  • c. activiteiten ten behoeve van het thema optimaliseren van landbouwkavels die het gebruik van percelen of kavels bevorderen;

  • d. de volgende maatregelen ten aanzien van het thema energie en asbest:

    • i.

      [vervallen];

    • ii.

      energiebesparende maatregelen;

    • iii.

      Realisatie van zonnepanelen, mits deze maatregel wordt gecombineerd met het verbeteren van een stal als bedoeld in artikel 9.25.2 sub a onder ii.;

  • e. activiteiten die bijdragen aan de verbreding van de bedrijfsdoelen door gebruik te maken van de recreatieve waarde van het gebied Twickel, ten behoeve van het thema beleef twickel .

Artikel 9.25.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een landbouwbedrijf met een vestiging op landgoed Twickel of stichting Twickel in haar hoedanigheid als agrarisch gebruiker; Toelichting: stichting Twickel kan ook middels een machtiging een aanvraag indienen namens de landbouwbedrijven.

    • b.

      de activiteit wordt gerealiseerd op landgoed Twickel in Overijssel;

    • c.

      de activiteit past binnen de kaders;

    • d.

      stichting Twickel heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de uit te voeren activiteit die de eigenaarspositie van landgoed Twickel raakt;

    • e.

      Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet:

    • i.

      de subsidie als bedoeld in artikel 9.25.2 sub a onder ii en iii, sub b en sub c voldoen aan de voorwaarden van artikel 14 van de Vrijstellingsverordening Landbouw;

    • ii.

      de subsidie als bedoeld in artikel 9.25.2 sub a onder i en sub e moet voldoen aan de de-minimisverordening Landbouw.

  • 2. Een subsidie als bedoeld in artikel 9.25.2 sub a onder ii voldoet aanvullend op het eerste lid aan het criterium dat sprake moet zijn van een dak dat minimaal 250m2 asbest bevat.

Artikel 9.25.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Indien sprake is van loonkosten als bedoeld in artikel 1.1.5 eerste lid, dan zijn de loonkosten, onder sub c van dit artikel, subsidiabel tot een maximum van € 35,- per uur.

  • 2. Voor de subsidie als bedoeld in artikel 9.25.2 sub b onder i en d geldt dat uitsluitend de kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid subsidiabel zijn.

Artikel 9.25.5 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 9.25.2 sub e bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 9.25.2 sub a, b, c en d bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 9.25.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.25.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door gebruik te maken van het aanvraagformulier ‘Ontwikkelopgave Twickel'.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:

    • a.

      een verklaring waaruit blijkt dat stichting Twickel geen bezwaar heeft op de uit te voeren activiteit(en) die de eigenaarspositie van stichting Twickel raakt;

    • b.

      een prétoetsformulier van Stuurgroep Twickel;

    • c.

      indien sprake is van kosten derden als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid, een offerte waaruit deze kosten blijken.

Artikel 9.25.8 Weigeringsgronden

  • 1. In afwijking van artikel 1.3.1 tweede lid wordt een subsidie die minder dan € 1.000 bedraagt niet geweigerd.

  • 2. In afwijking van artikel 1.3.1vijfde lid wordt een subsidie niet geweigerd indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 9.25.2 sub d, al subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 8.21 Subsidieregeling ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop'.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt de subsidie geweigerd als de totale subsidie voor de subsidiabele activiteiten meer bedraagt dan 40% van de subsidiabele kosten of meer bedraagt dan € 500.000.

Artikel 9.25.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten af te ronden uiterlijk twee jaar na datum van subsidieverlening.

Paragraaf 9.26 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

386

Artikel 9.26.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000: het treffen van maatregelen die de realisering van de EHS en de instandhouding van de Natura 2000 gebieden bewerkstelligen;

  • b. Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in nabijgelegen Natura 2000- gebieden te beschermen, die als zodanige gebiedscategorie zijn aangegeven op de bij Omgevingsverordening 2009 behorende kaarten van een deelgebied van de EHS;

  • c. verplaatsing: het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen eventueel gepaard gaande met modernisering van deze voorzieningen dan wel verhoging van de productiecapaciteit.

Artikel 9.26.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw ter bevordering van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.

387

Artikel 9.26.3. Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:

    388

    • a.

      de aanvrager is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die, ten tijde van het sluiten van de onder sub d vermelde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, het eigendom, regulier pachtrecht of erfpachtrecht heeft van grond behorend bij een landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 wordt verplaatst;

    • b.

      het landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 wordt verplaatst, heeft een omvang van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit;

    • c.

      cultuurgrond behorend tot het landbouwbedrijf is deels gelegen binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000, niet zijnde Nadere Uitwerking Rivierengebied;

    • d.

      er is een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing met de provincie Overijssel gesloten;

    • e.

      demontage is alleen subsidiabel indien uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht van het binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 gelegen landbouwbedrijfsgebouw.

  • 2. Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 16 van de Vrijstellingsverordening Landbouw.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het criterium genoemd in het eerste lid onder sub c mits het landbouwbedrijf dat wordt verplaatst een essentiële bijdrage levert aan de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 in die zin dat het een sleutelpositie inneemt in het kader van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.

Artikel 9.26.4. Grondslag subsidie

  • 389

  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a.

      voor demonteren: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten van demonteren van de bestaande voorzieningen op de oude locatie, doch nooit meer dan € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw tot een maximum van totaal € 100.000,-;

    • b.

      voor verhuizing: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten van verhuizing van bestaande voorzieningen;

    • c.

      voor opbouw: maximaal 40% doch nooit meer dan € 400.000,- van het navolgende berekende verschil. Het betreft het verschil tussen enerzijds de waarde en eventuele investeringskosten van installaties en bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond en inclusief de sloop van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, en anderzijds de waarde van installaties en bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond op de te verlaten locatie. Beide waarden worden vastgesteld door middel van een in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie. Sloopkosten van de niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie zullen tegen maximaal € 25,- per m2 te slopen bedrijfsgebouw opgevoerd kunnen worden.

    • d.

      Voor advieskosten die zien op verplaatsing: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum uurvergoeding van € 90,-;

  • 2. De subsidie voor verhuizen en voor advieskosten die zien op verplaatsing, zoals bedoeld in het eerste lid onder sub b en d bedraagt tezamen maximaal € 100.000,- per landbouwbedrijf.

  • 3. De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk kan nooit meer bedragen dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling op grond van de onteigeningswet indien het fictieve uitgangspunt gehanteerd zou worden dat het landbouwbedrijf in reconstructie zou worden gebracht.

Artikel 9.26.5. Subsidiabele kosten

  • 1. Indien sprake is van interne loonkosten van de aanvrager, dan bedraagt deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub c, € 35 per uur.

  • 390

  • 2. Voor de advieskosten, als bedoeld onder 9.26.4. lid 1 sub d geldt dat uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5. subsidiabel zijn.

  • 3. In aanvulling op artikel 1.1.5. is overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging eventueel verschuldigd is, subsidiabel.

  • 4. Voor de grondslag genoemd onder artikel 9.26.4 eerste lid sub c wordt, in afwijking van artikel 1.1.6. sub a, de kostenpost onvoorzien wel als subsidiabele kosten in de zin van artikel 1.1.5 aangemerkt tot een maximum van 15% van de totale investeringskosten.

  • 391

Artikel 9.26.6. Niet subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. kosten voor het saneren van de bodem;

  • b. fiscale claims, met uitzondering van de hiervoor onder 9.26.5. lid 3 genoemde overdrachtsbelasting;

  • c. kosten die gefinancierd zijn op grond van een Rood voor Rood-regeling.

  • 392

Artikel 9.26.7. Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij zijn aanvraag gebruik van het aanvraagformulier verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave EHS/Natura 2000.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie tevens de volgende informatie:

    393

    • a.

      een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 waarop de ligging en oppervlakte van het te verplaatsen bedrijf en de bijbehorende gronden, alsmede de plaats van hervestiging indien deze ten tijde van de aanvraag reeds bekend is, zijn aangegeven;

    • b.

      een investeringsbegroting van de nieuwe bedrijfslocatie opgesteld door een onafhankelijk deskundige, waaruit tevens de financiële haalbaarheid van de investering blijkt;

    • c.

      een plan van uitvoering van de werkzaamheden met een daaraan gekoppelde tijdsplanning;

    • d.

      ten tijde van de aanvraag reeds beschikbare kopieën van verleende vergunningen die benodigd zijn ten behoeve van het volwaardig en feitelijk en juridisch obstakelvrij uitoefenen van het te hervestigen landbouwbedrijf;

    • e.

      indien eerder gebruik is gemaakt van een Rood voor Rood regeling: stukken waaruit blijkt dat de Rood voor Rood aanvraag niet betrekking had op dezelfde kosten als waarvoor nu subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 9.26.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 9.26.9. Weigeringgrond

  • In afwijking of in aanvulling op 1.3.1. wordt de subsidie geweigerd:

  • a. Indien aanvrager een onderneming betreft die in één van navolgende financiële moeilijkheden verkeert:

    394

    • i.

      in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „vennootschap met beperkte aansprakelijkheid" met name de in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld en omvat het „aandelenkapitaal" ook het eventuele agio;

    • ii.

      in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de gecumuleerde verliezen is verdwenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming" met name de in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld;

    • iii.

      wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;

    • iv.

      wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit.

Artikel 9.26.10. Verplichtingen subsidieontvanger

  • De subsidieontvanger dient in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2:

  • a. binnen vierentwintig maanden na het sluiten van de in artikel 9.26.3 sub d genoemde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, een landbouwbedrijf op een andere plaats te vestigen. Indien door aantoonbare overmacht de hervestiging van een volwaardig bedrijf op een andere plaats binnen de gestelde termijn niet mogelijk is kan de termijn voor hervestiging verlengd worden met maximaal vierentwintig maanden. De hervestiging zal na verlenging nooit later zijn dan zestien maanden na het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de hervestiging van het landbouwbedrijf. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan:

    • i.

      De situatie waarbij aantoonbaar meerdere serieuze onderhandelingen over een hervestiginglocatie niet succesvol zijn geweest; ofwel;

    • ii.

      Voor de hervestiginglocatie een vergunningtraject doorlopen moet worden: de situatie waarbij het traject voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen door onvoorziene en niet verwijtbare omstandigheden langere tijd in beslag neemt dan voorzien bij het afsluiten van de overeenkomst.

  • b. de hervestiging van het landbouwbedrijf op een volwaardige wijze te laten plaatsvinden op een locatie die als duurzaam voor landbouwdoeleinden wordt aangemerkt;

  • 395

  • c. per ommegaande de provincie Overijssel een topografische kaart met een schaal van 1:10.000 te doen toekomen waarop de plaats van hervestiging is aangegeven voor zover deze informatie niet reeds ten tijde van de aanvraag kon worden overgelegd.

Paragraaf 9.27 Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden Overijssel

396

Artikel 9.27.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. activiteit: een maatregel die of een project dat opgenomen is in het werkprogramma;

  • b. bestuursovereenkomst: bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 regio Oost, getekend op 7 september 2015 door de minister van I&M en door de regionale partijen in de periode juni - november 2015 en zoals gepubliceerd in de Staatscourant;

  • c. regionale partijen: de partijen die de bestuursovereenkomst getekend hebben, behoudens het Rijk;

  • d. initiatiefnemer: de partij die maatregelen uit het werkprogramma uitvoert;

  • e. werkprogramma: het door de regionale partijen opgestelde werkprogramma Zoetwatervoorziening Hogezandgronden 2016-2021 met als titel "Wel goed water geven!", waarin beschreven is welke maatregelen een initiatiefnemer of groep van initiatiefnemers gaat uitvoeren, waar de uitvoering globaal plaatsvindt en welke investeringen het betreft. Het werkprogramma is door het RBO op 27 mei 2015 vastgesteld. Het werkprogramma is een uitwerking van de bestuursovereenkomst;

  • f. RBO: Regionaal bestuurlijk Overleg Rijn-Oost: bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van regionale overheden, Rijk en drinkwatersector uit het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het RBO coördineert de uitvoering van de bestuursovereenkomst en het werkprogramma.

Artikel 9.27.2. Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het behouden van voldoende zoetwater, die zijn gericht op het tegengaan van effecten van droogte én die opgenomen zijn in bijlage 2 van het werkprogramma.

Artikel 9.27.3. Criteria

  • De aanvraag voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een waterschap of de gemeente, die in het werkprogramma aangewezen is als zijnde de initiatiefnemer van die activiteit;

  • b. de activiteit wordt uitgevoerd binnen de provincie Overijssel in de periode 2016-2021;

  • c. de aanvrager realiseert zijn toegezegde aandeel in het investeringsvolume, zijnde het regionaal bod zoals opgenomen in bijlage 3 van de bestuursovereenkomst.

Artikel 9.27.4 Voorwaarde

De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat het Rijk de decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden, zoals overeengekomen in de bestuursovereenkomst, ter beschikking stelt.

Artikel 9.27.5. Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 zijn kosten die aantoonbaar direct toe te rekenen zijn aan de activiteit subsidiabel.

Artikel 9.27.6. Niet subsidiabele kosten

  • 1. In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten in welke vorm ook van de gemeente of het waterschap;

    • b.

      reguliere investeringen in de onderneming van de subsidieontvanger.

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn legeskosten wel subsidiabel.

  • 3. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn de kosten die gemaakt zijn vanaf 1 januari 2016 subsidiabel. Voorbereidingskosten zijn subsidiabel vanaf 1 januari 2015.

Artikel 9.27.7. Grondslag subsidie

  • De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met de volgende maximale subsidies per subsidieontvanger:

  • a. Waterschap Vechtstromen € 2.100.000

  • b. Waterschap Drents-Overijsselse Delta € 2.013.000

  • c. Gemeente Ommen € 7.841

  • d. Gemeente Hardenberg € 2.386

  • e. Gemeente Deventer € 23.523

  • f. Gemeente Kampen € 46.962

  • g. Gemeente Olst-Wijhe € 2.642

  • h. Gemeente Rijssen-Holten € 36.602

  • i. Gemeente Hengelo € 60.087

  • j. Gemeente Almelo € 125.544

  • k. Gemeente Losser € 128.271

  • l. Gemeente Wierden € 16.279

  • m. Gemeente Enschede € 555.246

Artikel 9.27.8. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.27.9. Aanvraag voor subsidie

In afwijking van artikel 1.2.1 eerste en tweede lid geldt de getekende bestuursovereenkomst als aanvraag voor subsidie.

Artikel 9.27.10. Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht jaarlijks voor 1 februari, middels het daarvoor beschikbaar gestelde format, een voortgangsrapportage in te dienen met daarin opgenomen:

  • a. de reeds uitgevoerde activiteiten;

  • b. de geplande activiteiten;

  • c. een overzicht van de gedane investeringen in het afgelopen jaar, uitgesplitst naar eigen middelen en inzet subsidie;

  • d. een raming van de investering voor het komende jaar uitgesplitst naar eigen middelen en subsidie.

Artikel 9.27.11. Betaling en bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.3 verlenen Gedeputeerde Staten een voorschot op basis van artikel 4f van de bestuursovereenkomst . Het voorschot kan niet meer bedragen dan de door de provincie ontvangen decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden van het betreffende jaar.

Artikel 9.27.12. Vaststelling

Gedeputeerde Staten gaan niet eerder over tot eventuele lagere vaststelling van de subsidie dan na advies van het RBO.

Paragraaf 9.28 Opruiming drugsafval

Artikel 9.28.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. drugsafval: afval dat ontstaat bij de productie van drugs;

  • b. erkende verwijderaar: verwijderaar die over de benodigde milieuvergunningen beschikt om afval volgens juiste regelgeving te kunnen en mogen verwijderen;

  • c. synthetische drugs: uit chemische grondstoffen geproduceerde verdovende middelen;

  • d. zakelijk gerechtigde: personen met een zakelijk recht als bedoeld in boek 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 9.28.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

  • a. het opruimen van drugsafval;

  • b. het opruimen van de bodemverontreiniging die voortvloeit uit het dumpen van drugsafval.

Artikel 9.28.3 Criteria

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      aanvrager is een Overijsselse gemeente of een zakelijk gerechtigde;

    • b.

      er is sprake van een illegale dumping van drugsafval;

    • c.

      het drugsafval is afkomstig van productie van synthetische drugs;

    • d.

      de grond waarop illegaal drugsafval is gedumpt:

    • i.

      is gelegen binnen de gemeente grenzen; of

    • ii.

      op de grond is een zakelijk recht van de aanvrager gevestigd.

    • e.

      van de illegale dumping is aangifte gedaan bij de politie;

    • f.

      de dumping, bedoeld onder b, heeft plaatsgevonden in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • g.

      indien de aanvrager een onderneming is voldoet de subsidie aan de-minimisverordening.

  • 2. Onverminderd het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.28.2, onder a, aan de volgende criteria:

    • a.

      het aangetroffen drugsafval is verwijderd conform de daartoe geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      het aangetroffen drugsafval is verwijderd door een erkende verwijderaar.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, voldoet een subsidie als bedoeld in artikel 9.28.2, onder b, aan de volgende vereisten:

    • a.

      de bodemverontreiniging is een gevolg van de illegale dumping van drugsafval als bedoeld in het eerste lid, onder b;

    • b.

      de bodemverontreiniging is verwijderd conform artikel 6 tot en met artikel 13 van de Wet bodembescherming.

Artikel 9.28.4 Subsidiabele kosten

De daadwerkelijk gemaakte kosten van het opruimen van drugsafval of de uit de dumping voortvloeiende bodemverontreiniging zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 vierde lid, voor zover deze niet op een andere wijze zijn vergoed.

Artikel 9.28.5 Grondslag

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 9.28.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 9.28.7 Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.1 kan een aanvraag ingediend worden vanaf 1 februari 2016 en moet deze ontvangen zijn uiterlijk 31 maart 2016.

Artikel 9.28.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met het aanvraagformulier Opruiming drugsafval.

  • 2. In afwijking van artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag de volgende stukken:

    • a.

      een bewijs van aangifte van de politie met tenminste een kaart met de locatie waar het drugsafval is aangetroffen, foto's van de dumping en een beschrijving van de aangetroffen drugsgerelateerde afvalstoffen;

    • b.

      een bewijs van de gemaakte kosten voor verwijdering en afvoer van het drugsafval;

    • c.

      een bewijs van verwijdering en afvoer van het drugsafval.

Artikel 9.28.9 Volgorde van behandeling

Indien de binnen de periode als bedoeld in artikel 9.28.7 volledige ingediende subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, verdelen Gedeputeerde Staten de subsidie naar evenredigheid onder de voornoemde subsidieaanvragen.

Artikel 9.28.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt subsidie geweigerd indien de aanvrager medeverantwoordelijk geacht kan worden voor de productie of dumping van het drugsafval waarop de aanvraag is gericht.

Paragraaf 9.29 Natuur en Samenleving

Subparagraaf 9.29.1 Algemeen

Artikel 9.29.1.1 Begripsbepalingen

  • In deze subparagrafen wordt verstaan onder:

  • a. pilot: proefproject of experiment;

  • b. doorontwikkeling van een pilot: het uitbreiden of verbeteren van het concept van een reeds gestarte en door de provincie gesubsidieerde pilot op het gebeid van Natuur en Samenleving;

  • 397

  • c. natuur: de betekenis van natuur als bedoeld in de Omgevingsvisie.

Artikel 9.29.1.2 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is geen natuurlijk persoon;

  • b. de aanvraag heeft betrekking op een pilot of doorontwikkeling van een pilot.

  • c. de pilot richt zich op ten minste één van de volgende thema's: Kinderen en natuur, Groen in de stad, Zorg en groen of Werken in het groen;

  • d. de pilot richt zich op het betrekken van een nieuwe doelgroep, het uitproberen van een nieuwe werkvorm, het uitproberen van nieuwe verbindingen tussen doelen of doelgroepen of het uitvoeren van nieuwe activiteiten;

  • e. de activiteit draagt bij aan de versterking van de relatie tussen economie en natuur of vergroot de betekenis van natuur en landschap voor mensen;

  • f. de activiteit vindt plaats in Overijssel of is ten behoeve van de inwoners van de provincie Overijssel.

  • g. het project bevat onderdelen of uitgangspunten die ook toepasbaar zijn in toekomstige projecten op het gebied van Natuur en Samenleving;

  • h. indien sprake is van gebruik van een locatie of een openbare ruimte, dan dient de eigenaar daarvan toestemming te hebben gegeven;

  • i. indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet voldaan worden aan de de-minimisverordening.

Artikel 9.29.1.3. Subsidiabele kosten

Uren van vrijwilligers zijn niet subsidiabel, maar kunnen in afwijking van artikel 1.1.6 sub a, tegen een maximum uurtarief van € 15 worden meegenomen in het dekkingsplan.

398

Artikel 9.29.1.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.3.1 tweede lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de subsidiabele kosten € 10.000 of minder bedragen. Dit geldt niet voor de subsidie die verstrekt wordt op grond van subparagraaf 9.29.2.

Artikel 9.29.1.5 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht de activiteit binnen 18 maanden na subsidieverlening te hebben afgerond.

Artikel 9.29.1.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Subparagraaf 9.29.2 Plan van aanpak

Artikel 9.29.2.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen van een plan van aanpak voor het uitvoeren van een pilot.

Artikel 9.29.2.2 Criteria

  • In aanvulling op artikel 9.29.1.2 voldoet een aanvraag om subsidie aan de volgende criteria:

  • a. aanvrager heeft extra professionele deskundigheid nodig om zijn idee voor een pilot uit te werken tot een plan van aanpak;

  • b. een aanvraag voor subsidie wordt vooraf afgestemd met een beleidsmedewerker voor Natuur en Samenleving van de provincie.

  • 399

Artikel 9.29.2.3 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoel in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 9.29.2.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per aanvraag.

Artikel 9.29.2.5 Aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Plan van aanpak pilot Natuur en Samenleving.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager tevens een offerte waaruit de hoogte van de subsidiabele kosten en de in te zetten extra professionele deskundigheid blijkt.

Subparagraaf 9.29.3 Kinderen en natuur

Artikel 9.29.3.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die de relatie tussen kinderen en natuur versterken of de betekenis van natuur bij kinderen vergroten.

Artikel 9.29.3.2 Criteria

Indien een aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een natuurspeelplaats voldoet deze, aanvullend op artikel 9.29.1.2 aan het concept van Cool Nature.

400

Artikel 9.29.3.3 Grondslag subsidie

  • 1.De subsidie voor een pilot bedraagt maximaal 85% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor de doorontwikkeling van een pilot bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

Artikel 9.29.3.4 Aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Kinderen en natuur.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens een projectvoorstel waarin tenminste is uitgewerkt:

    • a.

      een omschrijving van de pilot of doorontwikkeling van een pilot. Hierbij wordt in ieder geval onderbouwd waarom sprake is van een nieuwe activiteit, een nieuwe doelgroep, een nieuwe werkvorm of een nieuwe verbinding tussen doelen of doelgroepen;

    • b.

      omschrijving van de wijze waarop de betekenis van natuur en landschap voor kinderen wordt vergroot;

    • c.

      omvang en diversiteit van de groep kinderen die bereikt wordt;

    • d.

      de wijze waarop de kinderen actief worden betrokken;

    • e.

      de mate waarin de kinderen toegang krijgen tot de natuur;

    • f.

      de wijze waarop buurtbewoners of andere groepen uit de samenleving worden betrokken;

    • g.

      de wijze waarop het beheer is geregeld;

    • h.

      of de pilot onderdelen of uitgangspunten bevat die ook toepasbaar zijn in toekomstige projecten op het gebied van Natuur en Samenleving;

    • i.

      hoe bijgedragen wordt aan andere provinciale doelen;

    • j.

      een begroting en een dekkingsplan waaruit in ieder geval de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden blijkt.

Artikel 9.29.3.5. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden vanaf 1 september 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 oktober 2016.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 401

Artikel 9.29.3.6. Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de prioriteitsvolgorde dat deze wordt bepaald op basis van scoretabel 1. Aan de hand van scoretabel 1 wordt berekend welke totale score de pilot behaalt op de volgende onderdelen:

    • a.

      de mate waarin de kinderen toegang krijgen tot de natuur, aantal en diversiteit;

    402

    • b.

      de wijze waarop kinderen actief worden betrokken;

    • c.

      de wijze waarop wordt bijgedragen aan andere provinciale doelen;

    403

    • d.

      de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden;

    • e.

      de wijze waarop buurtbewoners worden betrokken;

    • f.

      de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt.

      Scoretabel 1

      Onderdeel

      Cijfer

      Weging

      Score

      a. de mate waarin kinderen toegang krijgen tot de natuur, omvang en diversiteit van de groep;

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      40%

      Cijfer x 0,4 = score 1

      b. de wijze waarop de kinderen actief worden betrokken

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 2

      c. de wijze waarop bijgedragen wordt aan andere provinciale doelen

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 3

      d. de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen derden

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 4

      e. de wijze waarop buurtbewoners worden betrokken

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 5

      f. de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      20%

      Cijfer x 0,2 = score 6

      Totale score = score 1 + score 2 + score 3 + score 4 + score 5 + score 6

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt de mate waarin kinderen toegang krijgen tot de natuur de prioriteitsvolgorde. Mocht dit resulteren in een gelijke score dan bepaalt de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt de prioriteitsvolgorde.

Artikel 9.29.3.7 Verplichtingen subsidieontvanger

  • Gedeputeerde Staten kunnen, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 de verplichting opleggen dat bij realisatie van een natuurspeelplaats leerervaringen uit voorgaande Cool Nature projecten worden meegenomen.

Subparagraaf 9.29.4 Groen in de stad

Artikel 9.29.4.1 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die de kwaliteit en de belevingswaarde van de natuur in steden en dorpen vergroten.

Artikel 9.29.4.2 Criteria

  • In aanvulling op artikel 9.29.1.2 voldoet een aanvraag om subsidie aan de volgende criteria:

  • a. er is sprake van een bewonersinitiatief. Dit betekent dat het idee voor de pilot of doorontwikkeling van een pilot vanuit de samenleving komt óf door of samen met inwoners van Overijssel wordt uitgevoerd;

  • b. ten minste één van de volgende partijen is betrokken bij de uitvoering van de pilot of doorontwikkeling van de pilot: de betreffende gemeente, een lokale stichting, vereniging, bewonersgroep, een onderneming of eigenaren van de gronden;

  • c. indien sprake is van aanleg van groen dan vindt dit plaats in de openbare ruimte of op een plek welke vrij toegankelijk is voor de samenleving.

Artikel 9.29.4.3 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor een pilot bedraagt maximaal 85% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor de doorontwikkeling van een pilot bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000 per aanvraag.

Artikel 9.29.4.4 Aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Groen in de stad.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens een projectplan waarin tenminste is uitgewerkt:

    • a.

      een omschrijving van de pilot of doorontwikkeling van een pilot. Hierbij wordt in ieder geval onderbouwd waarom sprake is van een nieuwe activiteit, een nieuwe doelgroep, een nieuwe werkvorm of een nieuwe verbinding tussen doelen of doelgroepen;

    • b.

      op welke wijze de betekenis van natuur en landschap voor mensen wordt vergroot;

    • c.

      op welke wijze de samenleving wordt betrokken;

    • d.

      of de pilot onderdelen of uitgangspunten bevat die ook toepasbaar zijn in toekomstige projecten op het gebied van Natuur en Samenleving;

    • e.

      op welke doelgroepen wordt ingezet en hoe deze worden bereikt;

    • f.

      of sprake is van bewustwording en het op gang brengen van een vergroeningsproces van de directe omgeving;

    • g.

      de wijze waarop het beheer is geregeld;

    • h.

      de wijze waarop wordt bijgedragen aan andere provinciale doelen.

    404

    • i.

      een begroting en een dekkingsplan waaruit in ieder geval de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden blijkt;

Artikel 9.29.4.5. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden vanaf 1 september 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 oktober 2016.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 405

Artikel 9.29.4.6. Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 2. Aan de hand van scoretabel 2 wordt berekend welke totale score het project behaalt voor de volgende onderdelen:

    • a.

      de wijze waarop de samenleving wordt betrokken;

    • b.

      de wijze waarop nieuwe doelgroepen worden betrokken;

    • c.

      de wijze waarop de pilot bijdraagt aan bewustwording en het op gang brengen van een vergroeningsproces van de directe omgeving;

    • d.

      de wijze waarop de pilot bijdraagt aan andere provinciale doelen;

    406

    • e.

      hoe het beheer voor langere termijn is geregeld;

    • f.

      de mate waarin bijgedragen wordt aan versterking van de biodiversiteit.

      Scoretabel 2

      Onderdeel

      Cijfer

      Weging

      Score

      a. de wijze waarop de samenleving wordt betrokken

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      20%

      Cijfer x 0,2 = score 1

      b. de wijze waarop nieuwe doelgroepen worden bereikt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 2

      c. de wijze waarop de pilot bijdraagt aan bewustwording en het op gang brengen van een vergroeningsproces in de buurt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      40%

      Cijfer x 0,4 = score 3

      d. de wijze waarop de pilot bijdraagt aan andere doelen van de provincie

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 4

      e. de mate waarin beheer voor langere termijn is geregeld

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 5

      f. de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 6

      Totale score = score 1 + score 2 + score 3 + score 4 + score 5 + score 6

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt de mate waarin het beheer is geregeld de prioriteitsvolgorde. Mocht dit resulteren in een gelijke score dan bepaalt de mate waarin het proces bijdraagt aan de bewustwording en het op gang brengen van een vergroeningsproces van de directe omgeving de prioriteitsvolgorde.

Subparagraaf 9.29.5 Zorg en groen

Artikel 9.29.5.1 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de positieve werking van groen op cliënten in de zorg.

Artikel 9.29.5.2 Criteria

  • In aanvulling op artikel 9.29.1.2 is een zorginstelling actief betrokken bij de uitvoering.

Artikel 9.29.5.3 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor een pilot bedraagt maximaal 85% van de subsidiabele kosten met een maximum van €75.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor een doorontwikkeling van een pilot bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van €75.000,- per aanvraag.

Artikel 9.29.5.4 Aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Zorg en groen.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens een projectplan waarin tenminste is uitgewerkt:

    • a.

      een omschrijving van de pilot of doorontwikkeling van een pilot. Hierbij wordt in ieder geval onderbouwd waarom sprake is van een nieuwe activiteit, een nieuwe doelgroep, een nieuwe werkvorm of een nieuwe verbinding tussen doelen of doelgroepen;

    • b.

      de wijze waarop de betekenis van natuur en landschap voor mensen wordt vergroot;

    • c.

      omschrijving van de innovatie;

    • d.

      omvang en aard van de groep cliënten die bereikt wordt in in relatie tot de context;

    • e.

      de mate waarin de cliënten toegang hebben tot de natuur;

    • f.

      de wijze waarop de pilot bijdraagt aan andere provinciale doelen.

  • 407

Artikel 9.29.5.5. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden vanaf 1 september 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 oktober 2016.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 408

Artikel 9.29.5.6. Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 3. Aan de hand van scoretabel 3 wordt berekend welke totale score het project behaalt voor de volgende onderdelen:

    • a.

      mate van het innovatieve karakter van de activiteit/project;

    • b.

      de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden;

    • c.

      de mate waarin de cliënten in contact gebracht worden met de natuur;

    • d.

      de mate van navolgbaarheid van de activiteit;

    • e.

      de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt.

      Scoretabel 3

      Onderdeel

      Cijfer

      Weging

      Score

      a. mater van het innovatieve karakter van de activiteit/project

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      20%

      Cijfer x 0,2 = score 1

      b. de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      20%

      Cijfer x 0,2 = score 2

      c. de mate waarin de cliënten in contact gebracht worden met de natuur (aantal en diversiteit)

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      40%

      Cijfer x 0,4 = score 3

      d. de mate van navolgbaarheid van de activiteit

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 4

      e. de mate waarin biodiversiteit wordt versterkt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 5

      Totale score = score 1 + score 2 + score 3 + score 4 + score 5

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt de bijdrage aan andere provinciale doelen de prioriteitsvolgorde. Mocht dit resulteren in een gelijke score dan bepaalt de mate van innovatie de prioriteitsvolgorde.

Subparagraaf 9.29.6 Werken in het groen

Artikel 9.29.6.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt activeren en waar mogelijk kennis laten maken met werken in de groene sector.

Artikel 9.29.6.2 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie voor een pilot bedraagt maximaal 85% van de subsidiabele kosten met een maximum van €75.000,- per aanvraag.

  • 2. De subsidie voor de doorontwikkeling van een pilot bedraagt 70% met een maximum van € 75.000 per aanvraag.

Artikel 9.29.6.3 Aanvraag voor subsidie

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Werken in het groen.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens een projectplan waarin tenminste is uitgewerkt:

    • a.

      een omschrijving van de pilot of doorontwikkeling van een pilot. Hierbij wordt in ieder geval onderbouwd waarom sprake is van een nieuwe activiteit, een nieuwe doelgroep, een nieuwe werkvorm of een nieuwe verbinding tussen doelen of doelgroepen;

    • b.

      op welke wijze de betekenis van natuur en landschap voor mensen wordt vergroot;

    • c.

      omschrijving van de innovatie;

    • d.

      aantal en soort werknemers dat bereikt wordt in relatie tot de context;

    • e.

      de wijze waarop wordt bijgedragen aan andere provinciale doelen.

    409

Artikel 9.29.6.4. Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2. geldt dat een aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden vanaf 1 september 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 oktober 2016.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 410

Artikel 9.29.6.5. Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 2. Aanvullend op het eerste lid geldt voor de subsidieaanvragen dat de prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 4. Aan de hand van scoretabel 4 wordt berekend welke totale score het project behaalt voor de volgende onderdelen:

    • a.

      de mate waarin mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt worden bereikt;

    • b.

      de mate van het innovatieve karakter van de activiteit;

    • c.

      de wijze waarop de betekenis van natuur wordt vergroot;

    • d.

      de mate waarin wordt bijgedragen aan andere provinciale doelen;

    411

    • e.

      de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden;

    • f.

      de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt.

      Scoretabel 4

      Onderdeel

      Cijfer

      Weging

      Score

      a. mate waarin mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt worden bereikt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      20%

      Cijfer x 0,2 = score 1

      b. mate van het innovatieve karakter van de activiteit/project

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 2

      c. mate waarin de betekenis van natuur wordt vergroot

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      30%

      Cijfer x 0,3 = score 3

      d. de wijze waarop bijgedragen wordt aan andere provinciale doelen

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 4

      e. de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van de eigen bijdrage van de aanvrager en bijdragen van derden

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      10%

      Cijfer x 0,1 = score 5

      f. de mate waarin de biodiversiteit wordt versterkt

      matig (1), goed (3), uitstekend (4)

      20%

      Cijfer x 0,2 = score 6

      Totale score = score 1 + score 2 + score 3 + score 4 + score 5 + score 6

  • 3. Bij een gelijke score bepaalt mate van innovatie de prioriteitsvolgorde. Mocht dit resulteren in een gelijke score dan bepaalt de mate waarin mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt worden bereikt de prioriteitsvolgorde.

Hoofdstuk 10 Bijzondere bepalingen Onderwijs

Paragraaf 10.1 Onderwijs en arbeidsmarkt

Artikel 10.1.1. Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. arbeidsmarktpartijen: overheden, ondernemers, sociale partners en instellingen voor beroepsonderwijs;

  • b. RPA: Regionaal Platform Arbeidsmarkt;

  • c. POWI: Platform Onderwijs Werk en Inkomen;

  • d. RPA-regio's:: de 3 regio's in Overijssel waarbinnen samenwerking op het gebied van arbeidsmarktbeleid vorm krijgt. Het betreft het POWI-Twente ; RPA IJssel-Vecht en RPA Stedendriehoek;

  • e. regionale actieplannen: documenten waarin partijen die binnen het RPA of POWI samenwerken, de arbeidsmarktactiviteiten en projecten benoemen.

Artikel 10.1.2. Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die:

  • a. bijdragen aan de oplossing van regionale arbeidsmarktknelpunten

  • b. de samenwerking tussen arbeidsmarktpartijen bevorderen.

  • c. de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs verbeteren.

  • d. de transparantie van de (regionale) arbeidsmarkt bevorderen

Artikel 10.1.3. Criteria

  • Een aanvraag voor activiteiten bedoeld in artikel 10.1.2 moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. Aanvragen dienen te passen in regionale actieplannen op het gebied van economie, arbeidsmarktbeleid en de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt;

  • b. de activiteit wordt bovengemeentelijk/regionaal in samenwerking gerealiseerd;

  • c. de activiteit is gericht op het bevorderen van een betere aansluiting tussen vraag en aanbod van arbeid, waarbij de vraag vanuit de markt leidend is;

  • d. de activiteit is gericht op het verhogen van de arbeidsparticipatie, waarbij speciale aandacht voor kwetsbare groepen op de regionale arbeidsmarkt;

  • e. de activiteit is voorwaardenscheppend;

  • f. er moet sprake zijn van cofinanciering door tenminste één andere partij dan de aanvrager;

  • g. aanvragen moeten schriftelijk ondersteund worden door een of meer regionale samenwerkingsverbanden arbeidsmarkt en/of economie.

Artikel 10.1.4. Grondslag subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 10.1.2 bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 10.1.5. Subsidiabele kosten

  • In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a. interne kosten;

  • b. verrekenbare heffingen, belastingen of lasten;

  • c. rente-, bank-, financierings- en gerechtskosten, geldboetes en sanctiekosten;

  • d. afschrijvingskosten;

  • e. winstoplagen bij transacties binnen een groep van ondernemingen;

Artikel 10.1.6. Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.1.7. Indieningstermijn aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.2 eerste lid wordt een aanvraag voor een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen datum ingediend.

Artikel 10.1.8. Volgorde van behandeling

Gedeputeerde Staten plaatsen de subsidieaanvragen die voor een bepaalde datum ex artikel 10.1.7 zijn ingediend en die voldoen aan de in artikel 10.1.3 genoemde criteria, in een prioriteitsvolgorde. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat. Daarbij streven Gedeputeerde Staten naar een evenwichtige verdeling van de subsidietoekenning over de regio's IJssel-Vecht, Twente en Stedendriehoek waarbij het aandeel in de beroepsbevolking van de Provincie een belangrijk criterium is.

Artikel 10.1.9. Adviescommissie

Een aanvraag voor subsidie wordt om advies en prioriteitsstelling voorgelegd aan de regionale samenwerkingsverbanden economie en arbeidsmarktbeleid.

Hoofdstuk 11 Bijzondere bepalingen Werk en loopbaan

Paragraaf 11.1 Kwetsbare jongeren en arbeidsmarkt

[Ingetrokken]

Paragraaf 11.2 Internationale handelsmissies

[Ingetrokken]

Paragraaf 11.3 Human Capital 2012-2015

[Ingetrokken]

Paragraaf 11.4 Ondersteuning startende ondernemers

412

Artikel 11.4.1 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor eerstelijns activiteiten gericht op netwerkvorming, kennisdeling en informatievoorziening ter ondersteuning van startende ondernemers.

Artikel 11.4.2 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is de gemeente Hardenberg, Steenwijkerland, Deventer, Zwolle, Enschede of Rijssen-Holten;

  • b. het betreft activiteiten over de eigen gemeentegrens heen waar startende ondernemers uit de aanpalende gemeenten ook aan deel kunnen nemen;

  • c. er is sprake van samenwerking met semi-marktpartijen zoals ondernemershuizen of lokale en regionale ondernemingsnetwerken.

Artikel 11.4.3 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief van € 13.000 per gemeente.

Artikel 11.4.4 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Paragraaf 11.5 Leren van elkaar kringen (ZP-ers)

413

Artikel 11.5.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. Leren van elkaar kring: minimaal vijf en maximaal tien ZP-ers, die hun ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden willen versterken door van elkaar te leren, onder professionele begeleiding;

  • b. ondernemer: een natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt, ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering;

  • c. ZP-er: bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zelfstandige ondernemer met maximaal één medewerker in dienst.

  • 414

Artikel 11.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de professionele begeleiding van een Leren van elkaar kring.

Artikel 11.5.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een deelnemende ZP-er die de aanvraag indient voor de betreffende Leren van elkaar kring;

  • 415

  • b. de Leren van elkaar kring bestaat uit ZP-ers die fysiek gevestigd zijn in Overijssel;

  • c. er is sprake van professionele begeleiding door een onafhankelijke deskundige, niet zijnde een van de deelnemende ZP-ers van de Leren van elkaar kring;

  • 416

  • d. een ZP-er kan per kalenderjaar 1 keer deelnemen aan een Leren van elkaar kring welke gesubsidieerd is op grond van deze subsidieparagraaf;

Artikel 11.5.4 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de kosten van de professionele begeleider zijn conform artikel 1.1.5 vierde lid subsidiabel.

417

Artikel 11.5.5 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000 per aanvraag en per Leren van elkaar kring.

418

Artikel 11.5.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 11.5.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het Aanvraagformulier Leren van elkaar kringen (ZP-ers).

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag voor subsidie tevens:

    • a.

      een getekende offerte, met een omschrijving van de vorm en inhoud van de Leren van elkaar kring voorzien van:

    • i.

      datum en naam van de professionele begeleider;

    • ii.

      de geplande data voor de uitvoering en een onderbouwing van de totale kosten;

    • b.

      een overzicht van de deelnemende ZP-ers, onder vermelding van het Kvk-nummer, naam adres en woonplaats en de sector waarin de ZP-er werkzaam is, voorzien van een handtekening van de deelnemende ZP-ers.

Artikel 11.5.8 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a. de subsidiabele activiteit te hebben uitgevoerd binnen 12 maanden na verlening van de subsidie;

  • b. deel te nemen aan een evaluatie onderzoek van de provincie.

Artikel 11.5.9 Weigeringsgrond

  • Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:

  • a. de te verlenen subsidie minder dan € 2.500 bedraagt;

  • b. de Leren van elkaar kring in het betreffende kalenderjaar al subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieparagraaf.

Paragraaf 11.6 Ondernemend noaberschap

419

Artikel 11.6.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. branchevereniging: een vereniging van ondernemers met eenzelfde soort bedrijf, die zich verenigd hebben om collectieve belangen of deelbelangen van groepen leden of individuele belangen van leden te behartigen;

  • 420

  • b. businessontwikkeling: het ontwikkelen en implementeren van groeimogelijkheden en het creëren van langetermijnwaarde voor ondernemingen;

  • c. onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt, ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering;

  • d. ondernemersvereniging: een vereniging van ondernemers met één of meerdere raakvlakken die zich verenigd hebben om op te komen voor hun gezamenlijke belangen;

  • 421

  • e. netwerkvorming: het samenbrengen van gelijkgestemden rond een ambitie of thema, inclusief het leggen van contacten en relaties tussen betrokken ondernemingen of organisaties.

Artikel 11.6.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor samenwerkings- en kennisuitwisselingsactiviteiten tussen ondernemingen met als doel businessontwikkeling van aaneengesloten leden te stimuleren.

422

Artikel 11.6.3 Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is een ondernemers- of branchevereniging;

  • 423

  • b. de ondernemers- of branchevereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • c. de ondernemers- of branchevereniging hebben gezamenlijk ten minste 75 aangesloten ondernemers met een vestiging in Overijssel;

  • d. indien de aanvrager een branchevereniging is dan is sprake van:

    • i.

      samenwerking met ten minste één ondernemersvereniging; of

    • ii.

      samenwerking met ten minste twee brancheverenigingen vanuit verschillende sectoren;

    424

  • e. ten minste 80% van de activiteiten zijn ten behoeven van ondernemingen met een vestiging in Overijssel;

  • f. de activiteiten moeten bijdragen aan businessontwikkeling;

  • 425

  • g. de activiteiten zijn gericht op samenwerking en netwerkvorming.

Artikel 11.6.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid zijn subsidiabel.

  • 426

  • 2. In afwijking van artikel 1.1.6 sub c zijn kosten van het opstellen van een plan van aanpak, die buiten de projectperiode zijn gemaakt, wel subsidiabel.

Artikel 11.6.5 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000 per aanvraag waarvan maximaal € 3.000 voor het opstellen van een plan van aanpak.

Artikel 11.6.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 11.6.7 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat de aanvraag voor een subsidie ingediend kan worden vanaf 17 oktober 2016 en ontvangen moet zijn uiterlijk 1 december 2016 om 19.00 uur.

  • 2. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

  • 427

Artikel 11.6.8. Volgorde van behandeling

  • 1. In afwijking van artikel 1.1.3. plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen in een prioriteitsvolgorde.

  • 2. De score die een subsidieaanvraag behaalt, berekend op basis van scoretabel 1, bepaalt de prioriteitsvolgorde. Uitsluitend subsidieaanvragen die 11 of meer punten scoren worden meegenomen in de prioriteitsvolgorde.

    Scoretabel 1

    Criterium

    Cijfer

    Weging

    Score

    a. mate waarin de activiteiten bijdragen aan businessontwikkeling

    Matig (1), goed (3), uitstekend (5)

    50%

    Cijfer x 0,5 = score 1

    b. mate waarin sprake is van samenwerking en netwerkvorming

    Matig (1), goed (3), uitstekend (5)

    25%

    Cijfer x 0,25 = score 2

    c. mate van haalbaarheid

    Matig (1), goed (3), uitstekend (5)

    15%

    Cijfer x 0,15 = score 3

    d. hoeveelheid aangesloten Overijsselse ondernemingen die bereikt worden

    Matig (1), goed (3), uitstekend (5)

    10%

    Cijfer x 0,10 = score 4

    Totaalscore = score 1 + score 2 + score 3 + score 4

  • 3. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

  • 4. Bij een gelijke score wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op de volgende onderdelen in deze volgorde;

    • a.

      mate waarin de activiteiten bijdragen aan businessontwikkeling;

    • b.

      de verhouding tussen de te verlenen subsidie en de subsidiabele kosten.

Artikel 11.6.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ondernemend Noaberschap.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie een plan van aanpak waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten die uitgevoerd gaan worden;

    • b.

      een omschrijving van de bijdrage aan businessontwikkeling;

    • c.

      een omschrijving van de samenwerking en de bijdrage aan netwerkvorming;

    • d.

      een overzicht van de bij de aanvragende ondernemers- of branchevereniging aangesloten Overijsselse ondernemingen.

Artikel 11.6.10 Adviescommissie

  • Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie ter advies voorleggen aan de adviescommissie Ondernemend Noaberschap, die advies geeft over:

  • a. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan businessontwikkeling;

  • b. de mate waarin sprake is van samenwerking en netwerkvorming;

  • c. de mate van haalbaarheid ;

  • d. de hoeveelheid aangesloten Overijsselse ondernemingen die bereikt worden.

Artikel 11.6.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a. de subsidiabele activiteit te hebben uitgevoerd binnen 24 maanden na verlening van de subsidie;

  • b. deel te nemen aan een evaluatie van de provincie.

Artikel 11.6.12 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a. de te verlenen subsidie minder dan € 5.000 bedraagt;

  • b. de aanvrager in het jaar waarin de aanvraag is ontvangen al subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieparagraaf;

  • c. de subsidieaanvraag 10 of minder dan 10 punten scoort.

Hoofdstuk 12 Bijzondere bepalingen Veiligheid

Paragraaf 12.1 Externe veiligheid Overijssel

[Ingetrokken]

Hoofdstuk 13 Bijzondere bepalingen Steunfunctietaken

Paragraaf 13.1 Steunfunctietaken Wmo 2014-2016

[Ingetrokken]

Paragraaf 13.2 Belangenorganisaties Sociale Kwaliteit Overijssel

[Ingetrokken]

Paragraaf 13.3 Kennisinfrastructuur sociale kwaliteit

428

Artikel 13.3.1 Begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. statenvoorstel sociale kwaliteit: het op 28 september 2016 door Provinciale Staten vastgestelde statenvoorstel sociale kwaliteit 2016-2019;

  • 429

  • b. kennisinfrastructuur: kennisontwikkeling en kennisoverdracht op het gebied van sociale kwaliteit;

  • c. sociale kwaliteit: sociale kwaliteit in Overijssel gaat over noaberschap, onder andere te zien aan de inzet van vrijwilligers, lokale initiatieven ten behoeve van de eigen leefomgeving en coöperaties op het gebied van leefbaarheid die bijdragen aan het zelforganiserend vermogen van inwoners.

Artikel 13.3.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het verbeteren of versterken van de kennisinfrastructuur, bestaande uit de volgende activiteiten:

  • a. het signaleren en agenderen van sociaal-maatschappelijke vraagstukken;

  • b. het vertalen hiervan naar de samenleving in concrete producten of methodieken;

  • c. het ontsluiten van beschikbare kennis en informatie in een open netwerk;

  • d. de activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van de prestatielijnen Delen en Leren, Zelfstandig Leven, Gezond Bewegen en Overijssels Noaberschap, zoals opgenomen in het statenvoorstel sociale kwaliteit.

Artikel 13.3.3. Criteria

  • Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a. de aanvrager is Arcon, Stimuland, Sportservice Overijssel of de Overijsselse vereniging van kleine kernen (Ovkk);

  • b. de activiteiten dragen bij aan de ontwikkeling van een Overijsselse kennisinfrastructuur zoals bedoeld in het statenvoorstel sociale kwaliteit;

  • c. de activiteiten dragen bij aan de behoeften van de Overijsselse samenleving op het gebied van de kennisinfrastructuur voor sociale kwaliteit.

  • 430

Artikel 13.3.4. Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie aan Arcon, Stimuland, Sportservice Overijssel bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van 50% van de verstrekte subsidie in 2012.

  • 2. De subsidie aan het Ovkk bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 45.000 per jaar.

Artikel 13.3.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 13.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Kennisinfrastructuur sociale kwaliteit.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een plan van aanpak met in ieder geval een omschrijving van de subsidiabele activiteiten en de kosten ervan.

Hoofdstuk 14 Bijzondere bepalingen Investeren met Gemeenten (IMG)

[ingetrokken]

Hoofdstuk 15 Democratie en Grondrechten

Paragraaf 15.1 Dodenherdenking en bevrijdingsfestival

431

Artikel 15.1.1 begripsbepalingen

  • In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. dodenherdenking: de herdenking in Zwolle, Enschede en Markelo van de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog, zowel in Europa als in Zuidoost Azië.

  • b. bevrijdingsfestival Overijssel: de festiviteit die jaarlijks in de provinciehoofdstad Zwolle wordt georganiseerd als onderdeel van de nationale bevrijdingsfeesten.

Artikel 15.1.2 Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a. de jaarlijkse Dodenherdenking op kerstavond op de Canadese Begraafplaats in Holten;

  • b. de jaarlijkse herdenkingsplechtigheid in Enschede voor de gevallenen in Zuidoost Azië;

  • c. de jaarlijkse 4 meiherdenking in Markelo;

  • d. activiteiten tijdens het jaarlijkse Bevrijdingsfestival in de provinciehoofdstad Zwolle om de Overijsselse burgers vanuit het thema democratie en grondrechten bewust te maken van het feit dat vrijheid geen vanzelfsprekendheid is.

Artikel 15.1.3 Criteria

  • De aanvrager:

  • a. voor de activiteit als bedoeld in artikel 15.1.2 sub a is Stichting Welcome Again Veterans Holten;

  • b. voor de activiteit als bedoeld in artikel 15.1.2 sub b is Stichting Herdenking Gevallenen in Zuid-Oost Azië 1941-1949;

  • c. voor de activiteit als bedoeld in artikel 15.1.2 sub c is Stichting Overijssels Verzetsmonument 1940-1945;

  • d. voor de activiteit als bedoeld in artikel 15.1.2 sub d is Stichting Bevrijdingsfestival Overijssel.

Artikel 15.1.4 Grondslag subsidie

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 15.1.2 sub a bedraagt € 1.000 per jaar.

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 15.1.2 sub b bedraagt € 1.500 per jaar.

  • 3. De subsidie als bedoeld in artikel 15.1.2 sub c bedraagt € 750 per jaar.

  • 4. De subsidie als bedoeld in artikel 15.1.2 sub d bedraagt € 50.000 per jaar.

Artikel 15.1.5 Subsidiabele kosten

De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief per jaar per activiteit. Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.

Artikel 15.1.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 15.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

De aanvrager maakt gebruik van het aanvraagformulier Dodenherdenking en Bevrijdingsfestival.

Artikel 15.1.8 Stukken bij de aanvraag voor subsidie

In afwijking van artikel 1.2.1 lid 2 sub c hoeft de aanvrager voor subsidie als bedoeld in artikel 15.1.2 sub a, b en c geen projectplan, begroting en dekkingskosten van de activiteiten over te leggen.

Hoofdstuk 16 Slotbepalingen

Artikel 16.1. Onvoorziene omstandigheden

[vervallen]

Artikel 16.2. Overgangsrecht

  • 432

  • 1. Subsidies die zijn aangevraagd of verstrekt vóór 1 juli 2011 worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007.

  • 2. Subsidies die zijn aangevraagd maar nog niet zijn verleend vóór een eventuele wijziging van het Uitvoeringsbesluit worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit die gelden op de datum van verlening van de subsidie, mits de wijziging niet ten nadele is van de aanvrager.

Artikel 16.3. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011'.

bijlage_1_bij_paragraaf_5_15_ubs_prioriteringscriteria_bij_concurrerende_aanvragen_nga_financiering.pdf (166 Kb)

bijlage_2_bij_paragraaf_5_15_inhoud_businesscase.pdf (65 Kb)

bijlage_3_bij_paragraaf_5_15_projectplan_in_de_zin_van_artikel_5_15_3_2.pdf (59 Kb)

bijlage_4_bij_paragraaf_5_15_social_return_on_investment.pdf (41 Kb)

tabel_1_behorend_bij_artikel_7_2_1_3_sub_d_van_het_ubs_2011_overzicht_geselecteerde_kansrijke_relaties.pdf (96 Kb)


Noot
1

[Toelichting: In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, die in het Uitvoeringsbesluit worden gehanteerd.

Subsidie: In artikel 4:21, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een definitie van subsidie gegeven. Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:a. het betreft een aanspraak op financiële middelen;b. die door een bestuursorgaan worden verstrekt;c. met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;d. anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.De provincie maakt een onderscheid tussen eenmalige en jaarlijkse subsidies.

Eenmalige subsidie: Dit zijn subsidies die Gedeputeerde Staten voor een eenmalige activiteit wil verlenen.

Jaarlijkse subsidie: De jaarlijkse subsidie wordt bij voorkeur voor meerdere jaren verleend en heeft veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking. Hierbij kan worden gedacht aan exploitatiesubsidies. In het Ubs is bepaald dat deze jaarlijkse subsidie voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor de periode van 4 jaar is gekozen, omdat deze termijn én aansluit bij de zittingstermijn van Provinciale Staten (hoewel die termijnen uiteraard niet gelijk hoeven te lopen) én het een goede termijn lijkt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die met de verstrekte subsidies worden gediend. Als deze subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie, zoals beschreven in artikel 4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen.

Er is bewust niet voor gekozen het regime van afdeling 4.2.8 van de Awb in zijn geheel van toepassing te verklaren op de jaarlijkse subsidie. In de subsidieverleningsbeschikking bij jaarlijkse subsidies zal expliciet worden aangegeven welke bepalingen van afdeling 4.2.8 Awb van toepassing zijn.]

Noot
2

[Toelichting: Artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bevat de kern van de subsidietitel in de Awb, te weten de eis dat er voor het verstrekken van subsidie een wettelijke grondslag moet bestaan. Hierbij heeft de wens van de wetgever om een weloverwogen gebruik van het subsidie-instrument te bevorderen een rol gespeeld. Omdat het vereiste van een wettelijke grondslag niet in alle gevallen kan worden gesteld, maakt het derde lid van artikel 4:23 Awb enkele belangrijke uitzonderingen; de zogenaamde buitenwettelijke subsidies. Hier wordt volstaan met het noemen van de subsidie die rechtstreeks op grond van Europese subsidieprogramma's (artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder b Awb) of de provinciale begroting worden verstrekt (artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c Awb).

Ook op buitenwettelijke subsidies zijn de bepalingen van titel 4.2 Awb over de verplichtingen van de subsidieontvanger, de betaling en terugvordering van subsidies en de subsidieverlening en -vaststelling van toepassing. Om ervoor te zorgen dat daarnaast ook de bepalingen van deze verordening gelden voor het verstrekken van deze subsidies is de reikwijdte hiervan uitdrukkelijk benoemt.

De bijdragen die OV-ondernemingen ontvangen voor het verrichten van personenvervoer zijn in de Wet personenvervoer 2000 aangewezen als subsidie. Het is echter niet wenselijk dat daarop de regels uit dit uitvoeringsbesluit van toepassing zijn. De relatie tussen de provincie en de vervoersbedrijven is ‘tailor made' en wordt beheerst door het bestek waarop door de concessiehouder en diens concurrenten is ingeschreven in een openbare aanbestedingsprocedure. Daarin liggen ook de regels vast voor de hoogte van de subsidie, bevoorschotting, de vaststelling etc.

In artikel 6 van de Algemene subsidieverordening zijn afwijkingsmogelijkheden van bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening opgenomen. Wanneer naast de provincie ook andere overheden of derden subsidiëren, kan een subsidieontvanger te maken krijgen met niet op elkaar afgestemde subsidiebepalingen. Elke subsidiënt heeft immers vaak zijn eigen specifieke bepalingen.

Bij de afhandeling van Europese subsidies (EFRO (regionale ontwikkeling), ESF (sociaal fonds) en het EOGFL (landbouw)) (inclusief provinciale cofinanciering) wordt de Europese regelgeving gevolgd. De regelingen en programma's met betrekking tot bijdragen uit de Europese fondsen kennen hun eigen criteria en procedureregels. Het uitvoeringsbesluit kent eigen procedureregels.

Gedeputeerde Staten kunnen door maatwerk één of meerdere bepalingen van de verordening of het uitvoeringsbesluit buiten toepassing te laten. Voor het deel provinciale cofinanciering kan maatwerk worden toegepast.

Daarnaast zijn subsidiebesluiten op grond van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer uitgezonderd van de werking van het Ubs. De Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer is in interprovinciaal verband tot stand gekomen (uniformiteit in 12 provincies). De uitvoering ligt in handen van een externe uitvoeringsorganisatie (de Dienst Regelingen). ]

Noot
3

[Toelichting: Artikel 5 van de Algemene subsidieverordening bepaalt dat Gedeputeerde Staten een subsidieplafond kunnen vaststellen en dat dit kan worden onderverdeeld in deelplafonds per subsidietijdvak of per onderdeel van provinciaal beleid. Genoemd artikel is de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:25 Awb. In de meeste gevallen zullen Gedeputeerde Staten voor de in dit uitvoeringsbesluit geregelde subsidies een subsidieplafond vaststellen dat een heel kalenderjaar geldt. Omdat de artikelen over het subsidieplafond, de indieningstermijn en de wijze van behandelen van aanvragen een drie-eenheid moeten vormen, vloeit uit deze keuze automatisch voort dat (volledige) aanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst.

De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Als een subsidieplafond niet tijdig is gepubliceerd, kan een aanvraag niet worden afgewezen wegens overschrijding van dat plafond. ]

Noot
4

[Toelichting: Een controleverklaring is een verklaring die afgegeven wordt door een accountant waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd en de kosten zijn gemaakt.]

Noot
5

[Toelichting: Dit artikel is de kapstok om in de subsidiegrondslag alleen de volgende rechtstreeks aan de activiteit toe te rekenen kosten mee te nemen:

1 loonkosten;

2 kosten voor gebruik van apparatuur, waaronder afschrijvingskosten;

3 kosten voor gebruik van materiaal;

4 kosten voor derden.

Deze kosten zijn subsidiabel voor zover de activiteit overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1.6 sub c binnen de projectperiode uitgevoerd wordt. ]

Noot
6

[Toelichting: Voor de berekening van de loonkosten wordt aangesloten bij de praktijk en administratie van de subsidieontvanger en is de keuze aan de subsidieaanvrager welk van de in het eerste lid onder sub a of b genoemde systematieken gehanteerd wordt. Wanneer sub a en b niet van toepassing zijn dan kan op basis van sub c een vast uurtarief van € 35 gehanteerd worden.

Loonkosten zijn subsidiabel, indien de urenadministratie en de toerekening van kosten een getrouw beeld geven. Dat wil zeggen dat uren zorgvuldig worden bijgehouden in een, zo mogelijk, gesloten urenadministratie, welke verifieerbaar is en dat kosten navolgbaar worden toegerekend.]

Noot
7

[Toelichting: Het document ‘Toepassing Integraal kostprijstarief provincie Overijssel' is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie. In dit document zijn de vereisten opgenomen waaraan de subsidieaanvrager of ontvanger moet voldoen om voor de berekening van de loonkosten het Integraal kostprijstarief (IKT) te mogen toepassen.

Het gaat om de volgende vereisten:

1 het IKT is gebruikelijk en stelselmatig in gebruik door de subsidieaanvrager. Van stelselmatigheid is sprake indien de subsidieaanvrager of -ontvanger een IKT al minimaal twee jaar toepast. Wanneer de subsidieaanvrager of -ontvanger pas 1 jaar met het IKT werkt kan stelselmatigheid worden vastgesteld indien deze kan aantonen wat de IKT's zouden zijn geweest in de voorgaande twee jaren;

2 het IKT is vooraf bepaald. Dat wil zeggen dat uiterlijk bij de subsidieverstrekking het tarief bepaald dient te zijn;

3 het IKT wordt jaarlijks voorcalculatorisch bepaald;

4 de werkelijke kosten dienen nacalculatorisch te worden vastgesteld;

5 de subsidieaanvrager of ontvanger hanteert een kostentoerekeningsmodel gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen;

6 het IKT bestaat enkel uit directe personeelskosten en algemene indirecte kosten (overhead);

7 het IKT bevat geen debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten;

8 het IKT is goedgekeurd door een accountant en gebaseerd op het voorgaande boekjaar. ]

Noot
8

[Toelichting: Hierbij vormen de loonstaten per medewerker die deelneemt aan het project de basis voor de berekening van de subsidiabele kosten. Het aantal productieve uren en percentage overhead waarmee het uurtarief mag worden berekend is een vast getal. Met deze gegevens levert de subsidieaanvrager een berekening conform de volgende formule: ((brutoloon op jaarbasis + sociale lasten) /(1600 * deeltijdfactor )) + 20%. ]

Noot
9

[Toelichting: De subsidieaanvrager kan een vast uurtarief van € 35 hanteren voor loonkosten van personen waarvan het loon niet eenduidig bepaald kan worden. ]

Noot
10

[Toelichting: Dit lid bepaalt dat kosten die gemaakt worden voor gebruik van apparatuur ten behoeve van de subsidiabele activiteit subsidiabel zijn. Onder apparatuur vallen apparaten en machines, maar bijvoorbeeld ook licenties voor software. De kosten voor het gebruik van de apparatuur zijn naar rato van gebruik subsidiabel. Dit betekent dat de kosten niet volledig opgevoerd mogen worden indien de apparatuur breder ingezet wordt dan alleen voor de subsidiabele activiteit. Ook de eventuele afschrijvingskosten worden naar rato van gebruik opgenomen als kosten. ]

Noot
11

[Toelichting: Dit lid bepaalt dat kosten die gemaakt worden voor gebruik van materiaal ten behoeve van de subsidiabele activiteit subsidiabel zijn als het verbruik word geadministreerd. Onder materialen vallen o.a. verbruiksgoederen zoals grondstoffen en onderdelen. Onder kosten voor materiaal uit voorraad kunnen de kosten van het verbruik van materialen, die al eerder zijn aangeschaft, worden opgevoerd. Hierbij moet worden uitgegaan van historische aanschafprijzen. Als er geen administratie van het verbruik van materialen uit voorraad is, dan kunnen de kosten niet rechtstreeks aan het project worden toegerekend. Onder kosten voor speciaal aangeschafte materialen kunnen de kosten van materialen die speciaal voor een project worden gekocht, bij begroting en bij vaststelling opgevoerd worden onder de post ‘kosten derden'. ]

Noot
12

[Toelichting: Dit zijn de op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt en doelmatig zijn, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit of in de vorm van kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde materialen en diensten. Het kan hier bijvoorbeeld ook gaan om materiaal en inhuur van personeel.

Doelmatig betekent onder andere dat het resultaat geleverd wordt tegen zo minimaal mogelijke kosten. Daarnaast moeten de kosten worden gemaakt en de dienst of producten worden geleverd door een onafhankelijke derde. Er is bijvoorbeeld sprake van onafhankelijkheid als er:

- geen onderlinge band is tussen de aanvrager en de derde. De derde kan zelfstandige besluiten nemen zonder dat er sprake is van een gezagsverhouding tussen de derde en de subsidieaanvrager;

- geen sprake is van een dochter-/zuster-/moederonderneming die als derde wordt betrokken.]

Noot
13

[Toelichting: Dit artikel is de kapstok om in de subsidiegrondslag de in dit artikel genoemde kosten niet mee te nemen. Deze kosten worden niet aangemerkt als kosten die direct aan de subsidiabele activiteiten toe te rekenen zijn. ]

Noot
14

[Toelichting: De projectperiode is de periode vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag tot en met de in de beschikking tot verlening van de subsidie opgenomen datum waarop de subsidiabel activiteit moet zijn afgerond. De kosten van de activiteiten die in de periode worden uitgevoerd kunnen subsidiabel zijn. Voor zover sprake is van kosten derden moet de betaling ook binnen de projectperiode plaats hebben gevonden. ]

Noot
15

[Toelichting: In dit artikel is geregeld dat gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel zijn. Conform artikel 1.1.1 sub n worden onder medeoverheden gemeenten, waterschappen en provincies verstaan.

Gangbare apparaatskosten zijn over het algemeen de overheadkosten. Ook inzet van ambtelijke capaciteit is hiermee beperkt subsidiabel. Indien sprake is van inzet van vast personeel wat gedekt is in de gemeentelijke begroting en tot de reguliere formatie behoort, is dit niet subsidiabel. Ook worden geen capaciteitstekorten bij de gemeenten gesubsidieerd, omdat de gemeenten hier zelf verantwoordelijk voor zijn.

Dat betekent dus dat inzet van ambtelijke capaciteit alleen subsidiabel is als:

1 er sprake is van inhuur voor het project (dan zijn de kosten subsidiabel conform artikel 1.1.5 vierde lid, kosten derden die rechtstreeks op het project drukken); of

2 er sprake is van inzet vaste formatie waarbij die vaste formatie aantoonbaar door tijdelijke inhuur of tijdelijke werktijduitbreiding gedurende de looptijd van het project wordt gerealiseerd; of

3 er sprake is van vast personeel dat ongedekt in de (gemeentelijke) begroting staat en zichzelf als het ware moeten terugverdienen.

Uit de aanvraag moet blijken dat van een of meer van deze uitzonderingen sprake is.]

Noot
16

[Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. ]

Noot
17

[Toelichting: Een aanvraag voor subsidie moet schriftelijk worden gedaan. Dit kan door een schriftelijke brief. Soms is het invullen van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier vereist. Doel van een aanvraagformulier is om aan de aanvrager te verduidelijken wat voor informatie hij bij de aanvraag moet geven. Een aanvraag kan ook elektronisch worden gedaan, mits Gedeputeerde Staten deze digitale vorm open heeft gesteld. ]

Noot
18

[Toelichting: Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn aanvraag voor subsidie. In dit artikellid zijn de minimale vereisten van de aanvraag voor subsidie geregeld. Het kan echter ook voorkomen dat voor bepaalde subsidies ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag aanvullende documenten worden gevraagd. ]

Noot
19

[Toelichting: Gelet op het maximaal te verstrekken subsidiebedrag is er de mogelijkheid gebruik te maken van een vrijstellingsverordening van de EG nr. 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 EG op de-minimissteun. Dit betekent dat de subsidieontvanger (dus per onderneming, alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort) niet meer dan € 200.000,-- aan subsidie over een periode van drie belastingjaren (dus inclusief eerdere ontvangen subsidies overheidsinstanties) aan steun mag ontvangen. De aanvrager moet daarom aangeven hoeveel de-minimussteun door de aanvrager in het lopende en de twee daar aan voorafgaande belastingjaren ontvangen is en verklaren dat de totale steun niet meer dan € 200.000,-- bedraagt. De vrijstelling is ook van toepassing op de afzet en verwerking van landbouwproducten en op de sector vervoer. Ten aanzien van het laatste geldt een specifieke beperking: de-minimissteun voor ondernemingen actief in de sector wegvervoer wordt beperkt tot € 100.000,--. Aankoop van vervoermiddelen voor vrachtvervoer over de weg (vrachtwagens) blijft uitgesloten. De de-minimisegel is onder andere niet van toepassing op de primaire productie van landbouwproducten en de visserijsector (voor deze twee sectoren gelden eigen de-minimisdrempels, zie hieronder), exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld.

Voor landbouwbedrijven (een primaire producent van landbouwproducten in de zin van Bijlage I EG-Verdrag) bedraagt de maximale steun € 7.500,--. Een vissersbedrijf kan tot € 30.000,-- steun binnen een periode van drie belastingjaren ontvangen, zonder dat de overheid dat vooraf aan de Europese Commissie moet melden. ]

Noot
20

[Toelichting: Dit artikel dient in samenhang met artikel 1.1.5 en artikel 1.2.3 te worden gelezen. Na ontvangst van de aanvraag hebben Gedeputeerde Staten op basis van artikel 1.2.3 13 weken de tijd om te beslissen over de aanvraag voor subsidie.

Het tweede lid geeft de aanvraagtermijn voor de jaarlijkse subsidie: op uiterlijk 1 oktober vóór het jaar of de jaren waarop de subsidie betrekking heeft. Deze termijn maakt een tijdige beslissing mogelijk.

Als het project start op 1 januari 2011, dan wordt geadviseerd om de aanvraag voor 1 oktober 2010 in te dienen. Stel dat de aanvraag voor dit project wordt ingediend op 1 december 2010, dan beslissen Gedeputeerde Staten voor 1 maart 2011. Als het project reeds is begonnen op 1 januari 2011 en de aanvraag wordt afgewezen door Gedeputeerde Staten, dan loopt de subsidieontvanger een financieel risico. Dit risico is voor eigen rekening van de aanvrager. Stel dat de aanvraag voor dit project wordt ingediend na 1 januari 2011, dan zijn de kosten die reeds gemaakt zijn niet subsidiabel, op basis van artikel 1.1.5. lid 3. ]

Noot
21

[Toelichting: De in dit artikellid genoemde termijnen zijn maximum termijnen. Indien mogelijk zullen Gedeputeerde Staten eerder beslissen.

In dit artikel zijn geen weigeringsgronden opgenomen. Artikel 4:35 Awb bevat een aantal niet-limitatieve algemeen geldende gronden om subsidieverlening te weigeren. Deze kunnen in de hoofdstukken 2 t/m 12 worden aangevuld met specifieke op de betreffende subsidie betrekking hebbende weigeringsgronden.

Artikel 4:36 Awb maakt het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst (eerste lid) of afdwingovereenkomst (tweede lid) mogelijk. De afdwingovereenkomst verschaft Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om in rechte nakoming te vorderen van het verrichten van de gesubsidieerde activiteit c.q. prestatie. Het geeft zekerheid over het daadwerkelijk verrichten van de activiteit/prestatie door de subsidieontvanger. Op grond van artikel 4:33, aanhef en onder a Awb, mag in de beschikking tot subsidieverlening als voorwaarde worden opgenomen dat de subsidieontvanger verplicht is mee te werken aan het sluiten van een uitvoerings- of afdwingovereenkomst. ]

Noot
22

[Toelichting: Als uitgangspunt geldt een beslistermijn van maximaal dertien weken, die begint op het moment van ontvangst van een aanvraag. Voor een niet-volledige aanvraag geldt artikel 4:5 Awb. Op grond van dat artikel kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager een termijn geven waarbinnen hij zijn aanvraag alsnog kan aanvullen. Doet hij dat niet, dan kan de aanvraag na die termijn buiten behandeling worden gelaten. Worden de ontbrekende gegevens wel tijdig ingezonden, dan volgt behandeling van de aanvraag volgens de normale procedure. Gedurende de termijn dat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, wordt de beslistermijn opgeschort (artikel 4:15 Awb). ]

Noot
23

[Toelichting: In geval van EU-cofinanciering, inschakeling van een commissie en nadere controle hebben Gedeputeerde Staten meer tijd nodig om een verleningsbeschikking af te kunnen geven en kan de termijn van maximaal 22 weken worden toegepast. ]

Noot
24

[Toelichting: Op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie moet uiterlijk zijn beslist op 31 december voor het jaar of de jaren waarop de subsidie betrekking heeft. ]

Noot
25

[Toelichting: In artikel 4:35 Awb zijn een aantal weigeringsgronden opgenomen. Zo kan een subsidie bijvoorbeeld geweigerd worden als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het gesubsidieerde project niet wordt uitgevoerd of als de aanvrager failliet is verklaard. Met artikel 1.3.1 worden die gronden aangevuld. In lid 1 blijkt uit het gebruik van het woord "kan" dat het een facultatieve weigeringsgrond is. Gedeputeerde Staten zullen hierbij een belangenafweging maken en kunnen de subsidie weigeren als de activiteiten ook zonder de subsidie gerealiseerd kunnen worden. Met lid 2 wordt een minimumbedrag gegeven voor subsidie: subsidie beneden de € 1.000,-- wordt niet verstrekt. ]

Noot
26

[Toelichting: Ingevolge het eerste lid geven Gedeputeerde Staten al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat Gedeputeerde Staten de ontvanger verplichtingen kan opleggen. ]

Noot
27

[Toelichting: Uit artikel 4:29 Awb volgt dat tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan voorafgaande een beschikking tot subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven.

Gedeputeerde Staten hebben besloten dat voor te verstrekken subsidie tot € 25.000,- de subsidie direct na de aanvraag wordt vastgesteld. Er volgt dus geen voorafgaande beschikking tot subsidieverlening. In alle andere gevallen zal de subsidievaststelling worden voorafgegaan door een beschikking tot subsidieverlening.

In een beschikking tot subsidieverlening zal de datum worden vermeld waarop de gesubsidieerde activiteit(en) uiterlijk moet(en) zijn verricht. ]

Noot
28

[Toelichting: Het subsidiesysteem gaat uit van drietal arrangementen:

- kleine subsidies tot € 25.000,

- middelgrote subsidies van € 25.000 tot € 125.000, en

- grote subsidies vanaf € 125.000.

Bij deze arrangementen hangt de zwaarte van de verantwoordingseisen voornamelijk af van het subsidiebedrag.

Gedeputeerde Staten moeten bij het besluit tot subsidieverlening bepalen hoe de verantwoording plaatsvindt. Uitgangspunt is het subsidiebedrag. Hogere regelgeving kan een zwaardere verantwoording eisen. Dit komt bijvoorbeeld voor op het beleidsveld inrichting landelijk gebied waar Europees recht soms tot zwaardere verantwoording verplicht. Doordat bij de verlening wordt aangegeven welke verantwoordingsregime van toepassing is, weet de subsidieontvanger tijdig wat van hem wordt verwacht. ]

Noot
29

[Toelichting: De betaling van het subsidiebedrag en de verleende voorschotten en de terugvordering daarvan zijn geregeld in afdeling 4.2.7 Awb. De bevoegdheid tot voorschotverlening, waarmee vooruit wordt gelopen op de betaling van het subsidiebedrag zelf, moet een wettelijke grondslag hebben. Hiertoe strekt artikel 1.3.3.

De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen.

Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

De wijze van betaling en bevoorschotting verschilt per arrangement. ]

Noot
30

[Toelichting: Als subsidie wordt verstrekt die valt in arrangement 1, dan vindt na vaststelling van de subsidie betaling van de subsidie in één bedrag plaats. Hierdoor is bevoorschotting niet aan de orde. ]

Noot
31

[Toelichting: Als subsidie wordt verstrekt die in arrangement 2 of 3 valt, dan verlenen Gedeputeerde Staten aan de subsidieontvanger een voorschot van maximaal 90 %. Dat kan in één of meerdere termijnen zijn. Dit zal vaak afhangen van de looptijd van de activiteiten. ]

Noot
32

[Toelichting: Bij jaarlijkse subsidie zal in de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden vermeld. ]

Noot
33

[Toelichting: De informatieplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot € 25.000, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze informatieplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de informatieplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.]

Noot
34

[Toelichting: Hierin zijn een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen waarover de ontvanger de provincie verplicht moet informeren. ]

Noot
35

[Toelichting: In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies hoger dan € 25.000 slechts een keer per jaar tussentijdse verantwoording te vragen. Op basis van deze gegevens kan de provincie zich verantwoorden over de realisatie van beleid naar PS en derden. ]

Noot
36

[Toelichting: In afdeling 4.2.4 Awb staan bepalingen over verplichtingen van de subsidieontvanger. De categorieën van verplichtingen genoemd in artikel 4:37, eerste lid Awb, kunnen Gedeputeerde Staten in ieder geval verbinden aan de subsidieverlening. Deze standaardverplichtingen behoeven in verband met het voorkomen van herhaalde normstelling geen herhaling in dit uitvoeringsbesluit. Daarnaast kunnen ook andere verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd. Het betreft andere doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38 Awb) en oneigenlijke verplichtingen (artikel 4:39 Awb). Voor beide geldt dat als de subsidie berust op een wettelijke grondslag die verplichtingen ook op een wettelijke grondslag moeten berusten. De in artikel 1.2.2 opgenomen verplichting is aan te merken als een oneigenlijke verplichting. Vanuit Europese regelgeving geldt voor subsidieontvangers eveneens de soortgelijke verplichting om bij projecten die met subsidie vanuit Europa mogelijk worden gemaakt hiervan ter plaatse van het project melding te maken.]

Noot
37

[Toelichting: De omvang van de verantwoordingsverplichting is gekoppeld aan de hoogte van het subsidiebedrag.

Gedeputeerde Staten hebben ervoor gekozen om te verstrekken subsidies tot aan een bedrag tot € 25.000 direct vast te stellen. Dit betekent dat de subsidie niet eerst wordt verleend (meer voorlopige toekenning) maar dat deze meteen wordt vastgesteld (waarbij de definitieve hoogte wordt bepaald en betaling volgt). Bevoorschotting is niet van toepassing zie artikel 1.3.3.

Kenmerkend voor subsidies van minder dan € 25.000 is, dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Als de subsidie direct wordt vastgesteld blijft de subsidieontvanger verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. ]

Noot
38

[Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 1.3.2 lid 2 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.]

Noot
39

[Toelichting: Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten (vb concert of minimaal aantal bezoekers), waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Dit gebeurt met een inhoudelijk verslag. ]

Noot
40

[Toelichting: Soms blijkt het niet mogelijk om vooraf de kosten en opbrengsten van de prestatie realistisch te begroten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij innovatieve activiteiten, als er nog geen standaard voor de daarmee samenhangende kosten en opbrengsten voorhanden is. In dergelijke gevallen is het mogelijk om af te rekenen op basis van een opgave van de totale werkelijke kosten en opbrengsten. De afrekening vindt plaats op basis van een verklaring van de subsidieontvanger over de totaal gerealiseerde kosten en opbrengsten. Bij toepassing van deze variant komt een afzonderlijke prestatieverantwoording te vervallen; een verklaring zoals omschreven in het tweede lid van artikel 1.5.2, volstaat.

De opgave van de gerealiseerde kosten en opbrengsten vormt de grondslag voor de berekening van het subsidiebedrag. Hierdoor worden detaildiscussies over onderliggende financiële posten voorkomen. Indien de subsidiabele kosten, na aftrek van de gerealiseerde opbrengsten (inclusief gerealiseerde bijdragen van derden) en de gerealiseerde eigen bijdrage, lager zijn dan begroot wordt de subsidie lager vastgesteld, tenzij rekening dient te worden gehouden met een in de van toepassing zijnde regelgeving geboden mogelijkheid tot het vormen van een egalisatiereserve. Indien de subsidiabele kosten hoger uitvallen dan begroot, wordt ten hoogste het verleende subsidiebedrag uitgekeerd. Steekproefsgewijs kan de subsidieverstrekker de opgegeven totalen controleren. In de verklaring geef de subsidieontvanger niet meer aan dan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting, dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is, wat in voorkomend geval de stand van de egalisatiereserve is, wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, inclusief bijdragen van derden is, en wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is. ]

Noot
41

[Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 1.3.2 lid 2 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

Voor verleende subsidies van meer dan € 125.000,- geldt een verantwoording over prestaties en kosten. Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten (vb concert of minimaal aantal bezoekers), waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Dit gebeurt met een inhoudelijk verslag (zie toelichting bij artikel 1.5.2). Daarnaast wordt over de kosten verantwoord, de wijze waarop dit plaatsvindt wordt per regeling bepaald. Er zijn standaard formats beschikbaar voor verantwoording over de kosten en verantwoording middels een controleverklaring.]

Noot
42

[Toelichting: Single information, Single audit betekent eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop medeoverheden (provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen) aan het Rijk of Provincies ieder jaar verantwoorden of en hoe ze specifieke uitkeringen hebben besteed. De indicatoren worden landelijk vastgesteld. Uitgangspunt is om per specifieke uitkering zo weinig mogelijk verantwoordingsinformatie en controle te vragen. Er wordt aangesloten bij het reguliere jaarrekeningproces van de gemeenten. Dit houdt in dat: de provincie Overijssel gebruik maakt van de reguliere jaarstukken van de gemeente: het jaarverslag, de jaarrekening, inclusief SISA-bijlage en het verslag van bevindingen van de accountant waarin de accountant specifiek rapporteert over haar controle op de specifieke uitkeringen.

Voor de specifieke uitkering worden geen bijzondere controleverklaringen meer gevraagd. In plaats daarvan wordt de noodzakelijke met name financiële beleidsinformatie per specifieke uitkering opgenomen in een bijlage bij de (reguliere) jaarrekening en tijdens de jaarrekening controle door de accountant gecontroleerd.

Met uitzondering van de eerder genoemde financiële verantwoordingsplicht blijven de voorwaarden die in de beschikking of overeenkomst hebben gestaan van kracht. Wat betreft het verantwoordingsmoment wordt aangesloten bij de procedure die voor de reguliere jaarstukken geldt: uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het jaar of tijdvak waar over verantwoording moet worden afgelegd aan de provincie worden de stukken via het CBS bij de provincie aangeleverd.

Na ontvangst van de verantwoordingsinformatie kan de provincie Overijssel de regeling financieel vaststellen. Hierbij kan worden vertrouwd op de van de gemeente ontvangen gecertificeerde jaarstukken, welke zijn getoetst aan de afgesproken controles. Daarbij wordt ook het rapport van de bevindingen van de accountant en in het bijzonder de hierin opgenomen tabel met fouten en onzekerheden bij de vaststelling van de specifieke uitkering betrokken. Op basis van de verkregen verantwoordingsinformatie vindt vervolgens de inhoudelijke toets bij de provincie plaats. Dit kan leiden tot nadere vragen of maatregelen vanuit de provincie. Zie hiervoor ook de nota procedure aanlevering verantwoordingsinformatie die jaarlijks op de website van de Rijksoverheid wordt gepubliceerd. ]

Noot
43

[Toelichting: De Sisa-circulaire met daarin o.a. de ‘kruisjeslijst ontvangende medeoverheden' (kruisjeslijst sisa) en de SISA bijlage worden jaarlijks aangepast en gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid. De Sisa systematiek wordt voor de regelingen uit de kruisjeslijst op alle openstaande beschikkingen en/of tweezijdige rechtshandelingen toegepast waaruit informatieverplichtingen voortvloeien. In uitzondering hierop wordt deze systematiek voor de regeling bodemsanering alleen toegepast voor alle na 1 januari 2008 aangegane overeenkomsten. ]

Noot
44

[Toelichting: In de Invulwijzer sisa medeoverheden Overijssel is per regeling aangegeven hoe het verzoek tot vaststelling dient te worden gedaan.]

Noot
45

[Toelichting: In dit artikel is geregeld binnen welke termijn Gedeputeerde Staten besluiten ter zake van de vaststelling van de subsidie. De in dit artikel genoemde termijn is een maximum termijn. Indien mogelijk zullen Gedeputeerde Staten eerder beslissen.]

Noot
46

[Toelichting: Als uitgangspunt geldt een beslistermijn van maximaal 22 weken, die begint op het moment van ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling. ]

Noot
47

[Toelichting: Als een subsidie is aan te merken als ontoelaatbare staatssteun, moeten Gedeputeerde Staten het subsidiebesluit wijzigen of intrekken.]

Noot
48

[Toelichting: De drie doelstellingen zijn:

- bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

- ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

- bieden van beschermd wonen en opvang.]

Noot
49

[Toelichting: Deze afwijking is noodzakelijk, omdat de provincie een wettelijke taak heeft om de uitvoering van de WMO te ondersteunen. ]

Noot
50

[Toelichting: De regeling is gebaseerd op een ‘tendersysteem'. Dat houdt in dat alle aanvragen vóór een bepaald tijdstip moeten worden ingediend en gelijktijdig worden beoordeeld in welke mate ze voldoen aan de criteria van de regeling. De hoogst gerangschikte aanvragen worden vervolgens toegewezen voor zover het subsidieplafond dat toelaat. ]

Noot
51

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen een externe deskundige om advies vragen ter beoordeling van de mate waarin het project inhoudelijk bijdraagt aan de doelstellingen van de Wmo.]

Noot
52

[Toelichting: Scoretabel 1

Onderdeel; Cijfer; Weging; Score;

a. het aantal daadwerkelijk deelnemende gemeenten; matig (1), goed (3), uitstekend (4); 30%; Cijfer x 0,3 = score 1;

b. de mate waarin het project inhoudelijk bijdraagt aan de doelstellingen van de Wmo. Dit wordt bepaald op basis van de volgende factoren: impact van het project op de doelstellingen, geografische verdeling en de mate waarin het project innovatief is voor Overijssel'; matig (1), goed (3), uitstekend (4); 30%; Cijfer x 0,3 = score 2;

c. de hoogte van de investeringen van de aanvragende gemeente en andere financiers dan de provincie Overijssel in verhouding tot de bijdrage van de provincie Overijssel; matig (1), goed (3), uitstekend (4); 20%; Cijfer x 0,2 = score 3;

d. de mate waarin het ontwikkelde concept of de opgedane kennis aantoonbaar worden overgedragen aan andere Overijsselse gemeenten.; matig (1), goed (3), uitstekend (4); 20%; Cijfer x 0,2 = score 4;

; ; ; Totale score = score 1 + score 2 + score 3 + score 4];

Noot
53

[Toelichting: De provincie Overijssel geeft in 2013-2015 een impuls aan de vergroting van de dynamiek, diversiteit en vitaliteit van de kunstensector in Overijssel. Hiervoor heeft zij de subsidieregeling Productiefonds Overijssel 2013-2015 in het leven geroepen.

Dit om aan de ene kant ter aanvulling op het reguliere aanbod bijzondere producties mogelijk te maken. En aan de andere kant een aantrekkelijker werkklimaat voor getalenteerde makers te stimuleren. Het gaat de provincie om professionele initiatieven met een bijzondere waarde voor Overijssel. Met deze impuls kan een nieuw en nog breder en groter publiek voor de kunsten in Overijssel bereikt worden.]

Noot
54

[Toelichting: Vakmanschap is een noodzakelijke randvoorwaarde om de beoogde artistieke kwaliteit ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Zeggingskracht en oorspronkelijkheid zijn uiteindelijk bepalend voor de artistieke kwaliteit. Het is dan ook van groot belang dat in de beschrijving van de productie voldoende inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze de aanvrager deze zeggingskracht en oorspronkelijkheid denkt te realiseren. Daarvoor is noodzakelijk dat in de aanvraag duidelijk wordt gemaakt vanuit welke inhoudelijke visie de productie gestalte krijgt.

Het vakmanschap van de kunstenaar bestaat niet alleen uit ambachtelijke vaardigheden. Vakmanschap van een kunstenaar is méér dan ambacht, namelijk door de specifieke greep van (een) specifieke kunstenaar(s) op materiaal. Dat materiaal kan bestaan uit verf, steen, muziek, taal of wat in de kunsten ook maar als grondstof gebruikt kan worden (ook oorspronkelijk werk van een ander). De specifieke greep van de kunstenaar is wat hij of zij met dat materiaal doet, te vertellen heeft, vorm wil geven, tot uitdrukking wil brengen, met een publiek wil delen: zijn artistieke visie. De combinatie van zijn ambachtelijke vaardigheden en visie vormen het vakmanschap van de kunstenaar. Sterker, dit is wat hem kunstenaar maakt en een kunstwerk doet creëren, in plaats van een producent die een product maakt. Zonder visie kan een werk ambachtelijk kwaliteit hebben, het is dan echter geen kunst.

Zeggingskracht ontstaat uit het vakmanschap plus wat wel de ‘noodzaak' of ‘urgentie' van een kunstwerk genoemd wordt. Terwijl vakmanschap een objectief te omschrijven fenomeen is, is noodzaak/urgentie subjectiever. Het is de overtuiging die een kunstwerk in zich draagt en vanuit zichzelf profileert. Het is een eigenschap die door iedere, zeker de geoefende, ontvanger ongeacht smaak, esthetische opvatting of persoonlijke mening, in een kunstwerk herkend wordt. Het vakmanschap van een kunstenaar is geen garantie voor deze zeggingskracht. Echter, wanneer het vakmanschap van de kunstenaar in essentie onvoldoende wordt benut, zal er zeker geen sprake zijn van zeggingskracht in het kunstwerk. Dat geldt niet alleen voor werken die af zijn, het geldt ook voor plannen.

Het vakmanschap en de zeggingskracht geven een kunstwerk zijn oorspronkelijkheid.

Oorspronkelijkheid is een combinatie van authenticiteit, originaliteit en zelfstandigheid in een kunstwerk. De specifieke greep van de kunstenaar op het materiaal maakt het werk oorspronkelijk. Een kunstwerk kan nooit oorspronkelijk zijn als het vakmanschap er niet ten volle in terugkomt. De visie van de kunstenaar is hierin een essentieel criterium, hij is per slot van rekening de geestesvader van het gecreëerde.]

Noot
55

[Toelichting: Op basis van deze regeling kan subsidie aangevraagd worden voor de kosten van professionele producties in alle kunstdisciplines. Het gaat om producties waarvan een hoge artistieke kwaliteit verwacht wordt en ten minste een nationale uitstraling en om producties met ten minste een provinciale uitstraling. Rechtspersonen zoals culturele instellingen kunnen een aanvraag indienen, maar ook natuurlijke personen zoals individuele kunstenaars (beeldend kunstenaars, componisten, auteurs). De subsidiabele kosten zijn alle voor de productie noodzakelijke kosten die aantoonbaar rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de productie binnen de projectperiode. Dit betekent dat de kosten die gemaakt worden voor het voorbereiden, ontwikkelen en uitvoeren van de productie subsidiabel zijn. De aanvrager geeft met behulp van het aanvraagformulier aan of hij subsidie vraagt voor onderdeel a) of onderdeel b).

Aanvragen voor festivals, boekuitgaven, tentoonstellingen, cd-dvd uitgave en aanvragen ter aanvullende bekostiging van de reguliere activiteiten van door de provincie Overijssel gesubsidieerde instellingen komen niet in aanmerking. ]

Noot
56

[Toelichting: Het aanvraagformulier Versterking productieaanbod Overijssel is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.]

Noot
57

[Toelichting: Een CV is een zelfstandig document waarin een overzicht wordt gegeven van opleidingen, functies en andere relevante activiteiten.]

Noot
58

[Toelichting: Een speellijst is een opsomming van alle locaties en speeldata waarvan enigszins zeker is dat de productie daar zal worden uitgevoerd dan wel het kunstwerk te bezichtigen zal zijn.]

Noot
59

[Toelichting: De artistiek inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld aan de hand van de invulling van de begrippen vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid.]

Noot
60

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen bijdragen aan de ontwikkeling van beginnende Overijsselse makers tot professionals, binnen de verschillende kunstdisciplines. Daartoe verstrekt zij subsidie voor ontwikkelingstrajecten, waarin een Overijsselse maker zich kan ontwikkelen door onder begeleiding van een professionele organisatie ten minste één artistieke productie te realiseren. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door een professionele organisatie.]

Noot
61

[Toelichting: Als indicatie geldt dat, op het moment dat de subsidieaanvraag wordt ingediend, de maker niet langer dan drie jaar als maker actief is. Een nieuwe maker kan wel al langere tijd als uitvoerder (bijv. acteur, danser, musicus) actief zijn geweest.]

Noot
62

[Toelichting: In de aanvraag moet op basis van een CV worden aangetoond dat sprake is van deskundigheid op het gebied van het begeleiden van een maker.]

Noot
63

[Toelichting: Het aanvraagformulier Nieuwe makers Overijssel is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.]

Noot
64

[Toelichting: Een CV is een zelfstandig document waarin een overzicht wordt gegeven van opleidingen, functies en andere relevante activiteiten.]

Noot
65

[Toelichting: Een format van een evaluatieformulier wordt bij de verlening van de subsidie meegezonden.]

Noot
66

[Toelichting: Het gaat hierbij zowel om pedagogisch-didactische vaardigheden als ook om vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines en kennis over het cultureel erfgoed. ]

Noot
67

[Toelichting: Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een meerjarige samenwerking tussen een culturele organisatie met een onderwijsinstelling. ]

Noot
68

[Toelichting: De aanvrager overlegt een collegevoorstel waarin B&W of de gemeenteraad dit voornemen bevestigt. ]

Noot
69

[Toelichting: De maximale subsidie is gebaseerd op het leerlingenaantal per gemeente, volgens de gegevens van DUO, peildatum 1 oktober 2014.

Maximum subsidie per gemeente

Gemeente; Aantal leerlingen ; Maximale subsidie ;

Almelo; 6441; € 19.323;

Borne; 2002; € 6.006;

Dalfsen; 2702; € 8.106;

Deventer; 9208; € 27.624;

Dinkelland; 2525; € 7.575;

Enschede; 13109; € 39.327;

Haaksbergen; 2143; € 6.429;

Hardenberg; 5912; € 17.736;

Hellendoorn; 3356; € 10.068;

Hengelo; 7210; € 21.630;

Hof van Twente; 3162; € 9.486;

Kampen; 5364; € 16.092;

Losser; 1959; € 5.877;

Oldenzaal; 3151; € 9.453;

Olst-Wijhe; 1452; € 4.356;

Ommen; 1616; € 4.848;

Raalte; 3330; € 9.990;

Rijssen-Holten; 4182; € 12.546;

Staphorst; 2015; € 6.045;

Steenwijkerland; 3733; € 11.199;

Tubbergen; 2330; € 6.990;

Twenterand; 3530; € 10.590;

Wierden; 2351; € 7.053;

Zwartewaterland; 2619; € 7.857;

Zwolle; 11750; € 35.250;

; 107152; € 321.456];

Noot
70

[Toelichting: In de intentieverklaring geeft het schoolbestuur aan dat zij voornemens is een inspanning te verrichten op bijvoorbeeld samenwerking in ontwikkeling doorlopende leerlijn, ontwikkeling van visie op cultuureducatie, activiteiten die bijdragen aan de deskundigheid van leerkrachten, vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatieactiviteiten die de relatie tussen school en en de lokale culturele omgeving versterken.]

Noot
71

[Toelichting: De cultuurmakelaar wordt onder andere ingezet om contacten tussen de culturele organisaties te intensiveren, de deskundigheid van culturele organisaties te verbeteren, vernieuwend aanbod te onderzoeken en hierin ondersteuning te bieden.]

Noot
72

[Toelichting: Hiermee wordt beoogd dat de cultuurmakelaar als onafhankelijke intermediair op een breed cultureel terrein wordt ingezet met meerdere cultuurdisciplines.]

Noot
73

[Toelichting: Hierbij wordt een intentieverklaring van de partners die co-financieren geleverd.]

Noot
74

[Toelichting: Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een tentoonstelling in een museum, een concert, film, toneel- of dansvoorstelling.]

Noot
75

[Toelichting: Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager een nieuw doel heeft, een nieuwe doelgroep aanboort of een nieuwe artistiek inhoudelijke keuze maakt, ten opzichte van eerdere projecten of zijn reguliere werkzaamheden.]

Noot
76

[Toelichting: Het gaat hierbij om het borgen en verbreden van kennis en de know how van een organisatie op de genoemde gebieden.]

Noot
77

[Toelichting: Hieronder wordt tevens immaterieel erfgoed verstaan.]

Noot
78

[Toelichting: Het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd richt zich op ten minste twee en bij voorkeur drie, van de thema's archeologie, cultureel erfgoed of streekcultuur/immaterieel erfgoed. Het verbinden van meerdere thema's versterkt het project en levert daarom ook een hogere score op bij het bepalen van de prioriteitsvolgorde van de aanvragen.]

Noot
79

[Toelichting: De prioriteitsvolgorde wordt bepaald aan de hand van de totale score die het programma behaalt. Hierover adviseert de provinciale Monumentencommissie. Voor het berekenen van de score wordt Scoretabel 1 gebruikt.]

Noot
80

[Toelichting: De commissie kan op het terrein streekcultuur/immaterieel erfgoed aanvullend advies inwinnen bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed. De aanvragen voor het onderdeel publieksbereik kunnen ter beoordeling worden voorgelegd aan een onafhankelijke communicatiedeskundige.]

Noot
81

[Toelichting: Met ingang van 2012 heeft het Rijk middelen voor de restauratie van rijksmonumenten overgedragen aan de provincies. Overijssel ontvangt hiervoor jaarlijks een bedrag van € 1.249.181. Met het Rijk is afgesproken dat deze middelen worden aangevuld. Deze regeling is staatssteunproof. De Nationale Monumentenregeling kan gebruikt worden voor steun monumenten. Steunmaatregelen op basis van deze regeling hoeven niet aangemeld te worden bij de Europese Commissie. ]

Noot
82

[Toelichting: Bijvoorbeeld een park- of tuinaanleg.]

Noot
83

[Toelichting: Voor een orgel dat onderdeel is van een rijksmonument kan als zelfstandig onderdeel een aanvraag worden ingediend.]

Noot
84

[Toelichting: De Sim, de instandhoudingsregeling van het Rijk, richt zich op planmatig onderhoud. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een rekenmodel dat stelt dat een investering voor sober onderhoud in beginsel gelijk is aan 0,5 % van de herbouwwaarde per jaar. Omdat de Sim subsidie verstrekt voor een zesjarig instandhoudingsplan komt dit neer op 3% van de herbouwwaarde in zes jaar. De provinciale regeling richt zich op restauraties die het reguliere onderhoudswerk overstijgen. Hierbij wordt uitgegaan van restauratiewerkzaamheden die niet binnen twee onderhoudsperiodes kunnen worden gerealiseerd. Dat betekent dat de restauratieopgave voor de provinciale subsidieregeling groter moet zijn dan 6% van de herbouwwaarde.]

Noot
85

[Toelichting: De Sim, de instandhoudingsregeling van het Rijk, maakt voor het berekenen van de onderhoudskosten aan molens geen gebruik van de herbouwwaarde. Deze methode volstaat bij molens niet, omdat de bewegende onderdelen van molens harder slijten dan "gewone" monumenten. De subsidiabele kosten voor molens in de Sim zijn daarom voor zesjarig onderhoud vastgesteld op maximaal € 60.000. De provinciale regeling zich richt op restauratiewerkzaamheden die niet binnen twee onderhoudsperiodes kunnen worden gerealiseerd. Dat betekent dat de restauratieopgave voor molens voor de provinciale subsidie groter moet zijn dan € 120.000. ]

Noot
86

[Toelichting: Het gaat hierbij om kosten die het reguliere onderhoud (zoals gesubsidieerd met de Sim) aantoonbaar overstijgen. Ook voor dit type rijksmonumenten geldt dat de provinciale regeling inzet op grote restauratieopgaven, omdat reguliere onderhoudswerkzaamheden gesubsidieerd kunnen worden met de Sim, de instandhoudingsregeling van het Rijk. Omdat hierbij niet gerekend kan worden met de herbouwwaarde, maar de provincie wel hecht aan het onderscheid tussen relatief kleinschalige werkzaamheden en grotere onderhoudsopgaven wordt een ondergrens van € 25.000 gehanteerd.]

Noot
87

[Toelichting: Om ook in de toekomst vakkundig en kwalitatief hoogstaand restauratiewerk mogelijk te maken is het noodzakelijk dat restauratieleerlingen worden opgeleid voor dit specialistische vak. Zonder de benodigde praktijkervaring is het succesvol afronden van een leertraject niet mogelijk. De provincie hecht er daarom aan dat op projecten die subsidie ontvangen voor restauratie voor ten minste één leerling in de restauratiebouw een leerlingplaats wordt gerealiseerd. Indien de aard van de werkzaamheden de inzet van leerlingen uitsluit overlegt de aanvrager hierover een verklaring van het restauratiebedrijf. Gedeputeerde Staten kunnen deze verklaring ter beoordeling aan de provinciale Monumentencommissie voorleggen.]

Noot
88

[Toelichting: Voor de subsidie als bedoeld in artikel 4.20.2 sub b zijn de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 van toepassing. ]

Noot
89

[Toelichting: Bij het bepalen van de volgorde van behandeling hanteren Gedeputeerde Staten een prioriteitsvolgorde waarbij punten kunnen worden toebedeeld op basis van een aantal kenmerken van de aanvraag. Investeren in een restauratie heeft pas zin als er planmatig onderhoud aan het rijksmonument wordt uitgevoerd. Aanvragers krijgen dan ook voorrang wanneer ze een aanvraag hebben ingediend bij een instandhoudingsregeling van het Rijk.

Een eigenaar die maximaal leent via het Nationaal Restauratiefonds toont de bereidheid te investeren in het onderhoud van het monument. Ook deze aanvragers krijgen voorrang.]

Noot
90

[Toelichting: Instandhouding van monumenten is een van de hoofdactiviteiten van de POM's. Met het rijk is afgesproken om zorg te dragen voor de POM's vanwege hun bijzondere rol bij het behoud van monumenten. In deze regeling vertaalt zich dat door per POM aan maximaal twee aanvragen een punt in de scoretabel toe te kennen. Voor groene en archeologische monumenten is het realiseren van een herbestemming geen optie. Ook zal het afsluiten van een lening via het NRF in veel gevallen geen mogelijkheid bieden voor deze categorie monumenten. Om deze monumenten een gelijke kans op subsidie te geven kent de regeling een aanvraag van dit type monument twee punten toe (indien toch sprake is van een lening via het NRF wordt hiervoor geen extra punt berekend, omdat deze hierbij reeds is toebedeeld).

Scoretabel 1

Onderdeel; Cijfer ;

Het rijksmonument is eigendom van een POM (per POM kunnen maximaal twee aanvragen aanspraak maken op een punt. Indien de POM meer aanvragen indient, dient zij zelf een onderlinge prioritering aan te geven); 1;

Het betreft een groen of archeologisch rijksmonument; 2;

Voor het rijksmonument is in het kader van de Brim of de Sim subsidie ontvangen, danwel aangevraagd; 1;

Voor het rijksmonument is een laagrentende lening via het Nationaal Restauratiefonds afgesloten; 1;

Het rijksmonument maakt onderdeel uit van een herbestemmingsopgave; 1;

De gevraagde subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten; 1;

De gevraagde subsidie ligt tussen de 69 en 50% van de subsidiabele kosten; 2;

De gevraagde subsidie ligt tussen de 49 en 30 % van de subsidiabele kosten; 3;

De gevraagde subsidie ligt tussen de 29 en 1 % van de subsidiabele kosten; 4;

Totaalscore is de optelsom van toegekende punten; ];

Noot
91

[Toelichting: Te denken valt aan: religieus erfgoed (bv. kerken en kloosters), industrieel erfgoed (bv. fabrieken, fabriekscomplexen en molens) en agrarisch erfgoed (bv. boerderijen en schuren). Het kan daarbij gaan om een rijksmonument of een gemeentelijk monument of een gebouw/bouwwerk waar de gemeente een verklaring voor af heeft gegeven dat het van cultuurhistorische waarde is. Naast een rijksmonument of een gemeentelijk monument is er ook sprake van cultuurhistorische waarde wanneer het gaat om:

- een in het bestemmingsplan aangeduid karakteristiek gebouw of bouwwerk:

- een gebouw of bouwwerk dat in een nationale, provinciale of gemeentelijke inventarisatie is aangemerkt als van cultuurhistorische waarde.]

Noot
92

[Toelichting: Voordat een aanvraag voor subsidie voor een project ter uitvoering van het transformatieplan wordt aangevraagd, dient uit het vooroverleg met de desbetreffende gemeente te blijken dat er naar verwachting geen planologische bezwaren tegen het project zullen zijn. De noodzakelijke vergunningen moeten zijn verkregen.]

Noot
93

[Toelichting: Festivals en evenementen leveren een belangrijke bijdrage aan het versterken van de regionale economie. In de periode 2013-2015 hebben 13 organisaties voor de jaren 2013 t/m 2015 een subsidie ontvangen. Ze hebben daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan de promotie van Overijssel als gastvrije, culturele en sportieve provincie én aan het vergroten van regionaal economische spin-off, werkgelegenheid en naamsbekendheid van de provincie Overijssel. Onderhavige subsidieregeling is bedoeld als een overgangsregeling voor het jaar 2016.

Het doel van deze subsidieregeling is drieledig:

Ten eerste willen Gedeputeerde staten subsidie verlenen aan 13 festivals en evenementen zodat deze hun activiteiten in 2016 kunnen voortzetten. De subsidie wordt verleend voor dezelfde activiteiten waarvoor de festivals en evenementen een driejarig subsidie van de provincie hebben ontvangen voor 2013 t/m 2015.

Ten tweede willen Gedeputeerde Staten een bijdrage leveren aan 4 nieuwe festivals en evenementen omdat deze een bijdrage leveren aan de uitvoering van het Coalitieakkoord 2015-2019 (werkgelegenheid, breedtesport en cultuur) én met hun (inter-)nationale uitstraling en verbindende elementen van bijzondere betekenis zijn voor Overijssel. Daarnaast passen deze festivals en evenementen goed binnen het profiel van Overijssel als fiets- en sportprovincie (topsport/breedtesport) én binnen het opbouwen van het internationale Hanzeprofiel, zoals het ministerie van EZ dit in de routekaart voor inkomend toerisme wil gaan gebruiken. De subsidie wordt verleend voor de activiteiten van het evenement of festival. Dit betekent dat het kan gaan om de voorbereiding en uitvoering van het festival of evenement.

Tenslotte willen Gedeputeerde Staten kleinschalige festivals en evenementen ondersteunen door ze een subsidie van maximaal € 10.000 te verlenen.]

Noot
94

[Toelichting: De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. De subsidiabele en niet subsidiabele kosten zijn opgenomen in artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6. Rekening houdend met artikel 1.1.6 sub c zijn de voorbereidingskosten subsidiabel vanaf het moment dat de aanvraag is ontvangen door de provincie. ]

Noot
95

[Toelichting: Sectoroverstijgende samenwerking is niet gelimiteerd tot de SBI-codes als bedoeld onder 4.27.3. lid eerste lid onder sub a. Er is sprake van een samenwerking als een onderneming of organisatie inspanning levert in de PMPC, welke aantoonbaar is door een omschrijving van de geleverde bijdrage en een samenwerkingsverklaring.]

Noot
96

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
97

[Toelichting: Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten die bijdragen aan de hoofdpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid zoals dit is vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel. Het provinciaal belang bij het project is maatgevend voor het al dan niet verstrekken van een subsidie. Subsidie kan worden verleend ten behoeve van de kosten van uitbesteding van voorbereidend onderzoek, visievorming en/of planontwikkeling met betrekking tot concrete ruimtelijke projecten of ruimtelijke voorzieningen. Uitvoering van het project is niet subsidiabel. Daarom zijn de kosten voor bouw- en sloop, evenals investeringen, exploitatiekosten en overhead niet subsidiabel.]

Noot
98

[Toelichting: Dit betekent dat particulieren geen aanvraag in kunnen dienen.]

Noot
99

[Toelichting: Regionaal betekent dat de resultaten van het ruimtelijk project neerslaan in ten minste twee Overijsselse gemeenten.]

Noot
100

[Toelichting: De start van het project kan eerder hebben plaatsgevonden dan de subsidieaanvraag. Dit betekent dat de kosten tussen de start van het project en de daadwerkelijke indiening van de subsidieaanvraag wel subsidiabel zijn.]

Noot
101

[Toelichting: Ter uitwerking van de Provinciale Omgevingsvisie 2010-2019 hebben Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders van de Overijsselse gemeenten prestatieafspraken gemaakt over een breed pakket van onderwerpen op het gebied van bouwen en wonen. De prestatieafspraken zijn in samenwerking met gemeenten opgesteld en zijn in de eerste helft van 2010 ondertekend. Gedeputeerde Staten en de Burgemeester en Wethouders hebben afspraken gemaakt over de volgende beleidsthema's:

1 Ruimtelijke kwaliteit: stimulansen voor ruimtelijke kwaliteit (cultureel erfgoed, stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen, overgang stad en platteland en verruiming van de openbare ruimte),

2 Energie & duurzaamheid (energiebesparing bij de sociale sector, stimuleringsregeling particuliere sector, loket voor begeleiding particulieren, pilotprojecten),

3 Woningbouwprogramma (minimaal en maximaal aantal woningen, maximale bestemmingsplancapaciteit),

4 Binnenstedelijke vernieuwing (percentage binnenstedelijk en uitleg, herstructurering, bodem, geluid),

5 Wonen, zorg en welzijn (realisatie van woonservicegebieden en huisvesting bijzondere doelgroepen),

6 Geluid,

7 Bodem en

8 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO).

Met deze subsidieregeling wordt uitvoering gegeven aan de afspraken die gemaakt zijn op het gebied van:

1 binnenstedelijke vernieuwing,

2 wonen, zorg en welzijn,

3 geluid.

Voor de prestatieafspraken onderdeel Energie & duurzaamheid is paragraaf 8.2 Energiebesparingsfonds woningen Overijssel, van toepassing.]

Noot
102

[Toelichting: De gemeente kan subsidie ontvangen voor de realisatie van binnenstedelijke nieuwbouwwoningen. Binnenstedelijk betekent dat de woningen worden gerealiseerd op locaties binnen de contouren van feitelijk bebouwd gebied per 1 januari 2010. Locaties aan de rand van de kern, Vinex-locaties en uitleggebieden vallen hier niet onder. Vinex locaties zijn locaties die zijn aangewezen om op korte termijn een groot aantal woningen te realiseren (Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra). Deze locaties bevinden zich buiten de bestaande bebouwde omgeving. Uitleggebieden zijn gebieden waar de functie verandert in een woon- en/of werkfunctie en daarmee een nieuw stuk stad of dorp wordt ontwikkeld buiten diens bestaande bebouwingscontouren. Meestal heeft het gebied vóór de ontwikkeling een agrarische- of een natuur bestemming.

Niet subsidiabel zijn woningen die gerealiseerd worden als onderdeel van een project waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidie hebben verstrekt in het kader van ISV I of II, de Bouwimpuls en/of de Tijdelijke stimuleringsregeling woningbouw. ]

Noot
103

[Toelichting: Gedeputeerde Staten verstrekken een subsidie van maximaal € 5.000,-- per gerealiseerde en gereed gemelde woning. De gemeente moet de woningen gereed moet melden vóór 31 december 2014.

De subsidie voor de activiteit zoals genoemd in artikel 5.2.2.2 bedraagt maximaal € 5.000,-- per bij het CBS gereed gemelde woning. ]

Noot
104

[Toelichting: Voorschot bij verlening bedraagt 20% van de verleende subsidie. Dit wordt als volgt berekend:

In de prestatieafspraken staat vermeld wat het aantal binnenstedelijk te realiseren woningen zijn. Stel dat dit 200 woningen zijn, dan bedraagt de subsidie 200 x €5.000,-- = € 1000.000,--. Het eerste voorschot is dan 20% van € 1.000.000,-- is € 200.000,--. Jaarlijks dient de gemeente voor 31 december een voortgangsrapportage in, waarin de gemeente onder andere rapporteert over het aantal gereed gemelde woningen bij het CBS. Naar aanleiding van deze opgave kunnen Gedeputeerde Staten een aanvullend voorschot verstrekken. Stel dat uit de voortgangsrapportage over 2010 blijkt dat de gemeente 20 woningen heeft gereed gemeld in 2010, dan bedraagt het tweede voorschot 20 x 5.000,-- is € 100.000,--. ]

Noot
105

[Toelichting: De subsidie voor de activiteit zoals genoemd in artikel 5.2.3.2 is bepaald aan de hand van de verdeelsleutel op basis van het percentage 65 plussers binnen de gemeente op 1 januari 2015 conform PRIMOS 2007. ]

Noot
106

[Toelichting: Voorschot bij verlening bedraagt 10% van de verleende subsidie. Dit wordt als volgt berekend:

In de prestatieafspraken staat vermeld wat het maximale subsidie voor het onderdeel ‘Wonen, zorg en welzijn bedraagt. Stel dat dit € 100.000,-- is, dan bedraagt het eerste voorschot bij subsidieverlening € 10.000,--, te gebruiken voor het opstellen van het uitvoeringsplan.

Het aanvullende voorschot wordt bepaald aan de behaalde resultaten blijkend uit de jaarlijkse voortgangsrapportage. Gedeputeerde Staten bepalen zelf wat het aanvullende voorschot zal zijn. ]

Noot
107

[Toelichting: De gemeente moet de prestatieafspraken aanvullen met een beleidvisie en uitvoeringsplan ten aanzien van realisatie van woonservicegebieden. Naar aanleiding van dit uitvoeringsplan kunnen Gedeputeerde Staten een subsidie verstrekken aan realisatiekosten van het uitvoeringsplan, die het langer zelfstandig wonen mogelijk maken in enigerlei vorm van een woonservicegebied. Een woonservicegebied biedt allerlei voorzieningen en of aanpasbare woningen die geschikt zijn voor zorgbehoevenden bijvoorbeeld: levensloopbestendige of 0-trede woningen. Het budget mag voor maximaal 10% worden ingezet voor het opstellen van de visie en het uitvoeringsplan. Van de overige 90 % mag de subsidie voor maximaal 25% worden ingezet voor het nemen van sociale maatregelen. Het resterende budget dient te worden ingezet voor fysieke maatregelen

.

Gedeputeerde Staten hebben een format opgesteld dat per project ingevuld dient te worden en als bijlage met het uitvoeringsplan wonen en zorg meegestuurd dient te worden. Dit kan gedownload worden van de website van de provincie Overijssel: www.overijssel.nl/subsidie. ]

Noot
108

[Toelichting: Het moet gaan over een terrein ouder dan tien jaar gerekend vanaf het moment van eerste bedrijfsvestiging. Het betreffende bedrijventerreinen moet voorts opgenomen zijn in het Meerjarenprogramma Vitale Bedrijvigheid 2009-2015.]

Noot
109

[Toelichting: Een kwaliteitsscan vindt plaats door middel van een systematische beoordeling van de aanwezige kwaliteit op een bedrijventerrein. De scan is een onderdeel van het kwaliteitsscoresysteem. Dit systeem wordt door Gedeputeerde Staten als een gekwalificeerd systeem beschouwd. Deze moet zijn geborgd in een onafhankelijke stichting. De scan vindt plaats in opdracht van het gemeentebestuur. Door middel van objectieve en toetsbare criteria volgen vanuit de toepassing van dit systeem, de scores met betrekking tot de kwaliteit op de diverse relevante aspecten. Dit leidt tot het geven van één of meer sterren, naar analogie van het hotel-classificatiesysteem. Vervolgens worden door middel van een kansenkaart aanbevelingen gedaan en de concrete activiteiten benoemd, die moeten worden getroffen om een hogere en duurzamere kwaliteit van het bedrijventerrein te bereiken. Dit instrument scherpt de discussies aan tussen de gemeente en de ondernemers over het te bereiken kwaliteitsniveau van een bedrijventerrein. Voorafgaand aan de opstelling van een herstructureringsplan, vindt de scan plaats als nul-meting. Na uitvoering van het herstructureringsproject wordt de kwaliteit als gevolg van de genomen maatregelen, opnieuw met een scan bepaald. Hiermee vindt monitoring van de kwaliteit plaats.]

Noot
110

[Toelichting: Een herstructureringsplan komt tot stand in overleg tussen het gemeentebestuur en de ondernemers of de ondernemersvereniging. Het plan wordt door het gemeentebestuur vastgesteld. Het plan is (mede) gebaseerd op de daaraan voorafgaande kwaliteitsscan. Het plan bevat de visie(s) met betrekking tot de herstructurering van het betreffende bedrijventerrein. Het aspect duurzaamheid, waaronder ruimtewinst, maar ook het aspect ruimtelijke kwaliteit, wordt in het plan zichtbaar gemaakt. Het herstructureringsplan is de nadere uitwerking op uitvoeringsniveau, van de te nemen concrete activiteiten en het daarbij behorende financieringsplan (inclusief kosten, c.q. exploitatiebegroting). Als het herstructureringsplan zowel werkzaamheden in de publieke ruimte als in de private sector omvat, dan worden deze in samenhang in het plan beschreven en in samenhang uitgevoerd. Het plan bevat voorts een overzicht van subsidieabel geachte kosten, waarover - via vooroverleg tussen gemeente en provincie - overeenstemming bestaat. Dit overzicht dient ter bepaling van de prestaties in de beschikking tot subsidieverlening. Het overzicht is tevens basis voor de beoordeling van geleverde prestaties ten behoeve van de vaststelling van de subsidie.

Uit het plan blijkt dat alle bij het herstructureringsproject betrokken partijen de uitvoering ervan onderschrijven. Het herstructureringsplan bevat voorts een plan van aanpak om het met de herstructurering bereikte kwaliteitsniveau te borgen. Dat kan zijn door middel van afspraken tussen gemeente en bedrijven over beheer en onderhoud, het structureel beheer. Ook kan dat plaatsvinden door middel van parkmanagement. Als het herstructureringsplan ook werkzaamheden bevat in de private sector, dan worden de werkzaamheden in de publieke ruimte en die in de private sector in samenhang in het herstructureringsplan beschreven en in samenhang uitgevoerd.

Voor zover (de) initiatiefnemer(s) bij het project een betrokkenheid wensen van de HMO, bevat het herstructureringsplan de gemotiveerde reden(en) hiertoe.]

Noot
111

[Toelichting: Voor deze scan geldt ook dat deze volgens de door de provincie Overijssel gehanteerde kwaliteitsscoresystematiek wordt uitgevoerd. De Monitoring Kwaliteitscan is gekoppeld aan de aanvraag voor vaststelling van de subsidie voor het uitvoeren van het herstructureringsplan. De monitor maakt inzichtelijk welke maatregelen zijn genomen inzake de herstructurering ten aanzien van de sterrenkwalificatie zoals vastgesteld in de nul-meting. Met de uitkomst van de monitor is het voor alle stake-holders (gemeente, ondernemers, provincie etc.) inzichtelijk wat de herstructurering heeft opgeleverd. Voor deze scan vervalt de subsidiemogelijkheid, omdat de kosten ervan geheel voor rekening van de provincie komen. ]

Noot
112

[Toelichting: De uitvoering van de kwaliteitsscan komt voor subsidiëring in aanmerking als deze op grond van de regeling vereist is. Vereist in die zin dat deze vooraf moet gaan aan een herstructureringsplan waarvoor subsidie wordt gevraagd. De scan wordt uitgevoerd conform de systematiek van het kwaliteitsscoresysteem. Het gaat hier om de eerste nul-meting, ter voorbereiding van de opstelling van het herstructureringsplan. Voor die scan kan subsidie worden aangevraagd. Ook moet er een (monitoring)scan worden uitgevoerd, nadat het herstructureringsproject is afgerond. Voor deze scan geldt ook dat deze volgens de door de provincie Overijssel gehanteerde kwaliteitsscoresystematiek wordt uitgevoerd. De monitoringsscan is gekoppeld aan de aanvraag voor vaststelling van de subsidie voor het uitvoeren van het herstructureringsplan. Voor deze scan vervalt de subsidiemogelijkheid, omdat de kosten ervan geheel voor rekening van de provincie komen.]

Noot
113

[Toelichting: Het herstructureringsplan is (mede) gebaseerd op de kwaliteitscan. In de toelichting op het begrip herstructureringsplan wordt op de bedoeling en inhoud van het plan ingegaan.]

Noot
114

[Toelichting: Een herstructureringsproject mag geen eindeloos aantal jaren doorlooptijd hebben. De termijnen vereisen van initiatiefnemers een voortdurende actieve opstelling met betrekking tot de doorlooptijd van het proces. Om die reden is ook subsidie voor procesmanagement mogelijk gemaakt. De maximale termijn voor de uitvoering van een herstructureringsproject is vastgesteld op 6 jaar. ]

Noot
115

[Toelichting: Het onderdeel project- en procesmanagement vormt in de praktijk nogal eens een zwakke schakel. Hierdoor komen herstructureringsprojecten niet van de grond, of hebben een erg lange doorlooptijd. Om ook hierin verbetering te brengen bieden Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om hiervoor een subsidie te verkrijgen. ]

Noot
116

[Toelichting: Onder "met de uitvoeringswerkzaamheden moet zijn begonnen", wordt het volgende verstaan. De werkzaamheden moeten niet alleen zijn aanbesteed en gegund, maar ook daadwerkelijk zijn gestart. Die start mag geen pro forma karakter hebben, maar moet werkzaamheden betreffen, die een fysieke betekenis hebben en een continu karakter. Bodemonderzoek valt daar bij voorbeeld niet onder.]

Noot
117

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor fysieke maatregelen, zoals omschreven in artikel 5.10.1. sub a, die zichtbaar en tastbaar zijn in kleine kernen. Dit betekent dat de kosten die gemaakt worden ten behoeve van deze fysieke maatregel subsidiabel zijn. Planvormingsactiviteiten en onderzoek worden niet gezien als fysieke maatregel en komen daarom niet in aanmerking voor subsidie.]

Noot
118

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen leegstand van kantoorpanden in Overijssel aanpakken. Hierbij zoeken zij naar instrumenten die op regionaal niveau de betrokken partijen in beweging brengen en houden om de leegstand aan te pakken. Enerzijds door partijen met elkaar om tafel te krijgen en anderzijds door experimenten te ondersteunen door middel van deze subsidieregeling. ]

Noot
119

[Toelichting: Een voor Overijssel nieuwe werkwijze of methodiek om leegstand op te lossen. Aanpakken die alleen beogen om de leegstand in beeld te brengen komen niet voor subsidie in aanmerking.]

Noot
120

[Toelichting: De adviescommissie Leegstand kantoorpanden Overijssel adviseert over of de uitkomsten en resultaten van de activiteit bijdragen aan kennisontwikkeling op het gebied van aanpak leegstand van kantoorpanden in Overijssel. Het criterium kennisontwikkeling is een belangrijke opbrengst: enerzijds voor de verschillende partners om hiervan te leren, anderzijds om als provincie daarnaast input te ontvangen over het beter afstemmen en zo mogelijk samen aanvliegen van de verschillende domeinen van het vestigingsklimaat (werklocaties). ]

Noot
121

[Toelichting: Zowel het kaderstellend voorstel (PS/2012/875) als het investeringsvoorstel (PS/2013/335) is te vinden op http://www.overijssel.nl/. ]

Noot
122

[Toelichting: Dit betekent dat het streven is dat in 2014 de gronden zijn aangekocht en de planontwikkeling is afgerond, in 2015 de uitvoering is gestart en in 2016, 2017 de oplevering heeft plaats gevonden en de waterkavels uitgeefbaar zijn.]

Noot
123

[Toelichting: Doel van deze regeling is subsidie te verlenen (in de vorm van een garantie of een geldbedrag) teneinde NGA-projecten (Next Generation Access) te realiseren in buitengebieden en op bedrijventerreinen. De regeling is beperkt tot zogenaamde "witte gebieden" (waar de markt niet bereid is breedband aan te leggen) die geografisch gelegen zijn in Overijssel. Op deze wijze beoogt de provincie bij te dragen aan de aansluiting van huishoudens, instellingen en bedrijven op snel breedband.]

Noot
124

[Toelichting: Hiermee wordt gedoeld op de aanleg- en installatiekosten van een gecertificeerde kabel- en leidingwerkaannemer.]

Noot
125

[Toelichting: De voorwaarden waaronder de uitvoeringsovereenkomst zal worden gesloten zullen worden gepubliceerd op www.overijssel.nl/subsidies.]

Noot
126

[Toelichting: De hoogte en het tempo van bevoorschotting worden bepaald op basis van prestaties, besteding, liquiditeitsbehoefte en het risicoprofiel van de subsidieontvanger.]

Noot
127

[Toelichting: Bijlage 2 is te vinden in de rechterkolom op deze webpagina, onder het kopje bijlagen.]

Noot
128

[Toelichting: Deze ratio geeft aan in hoeverre de operationele kasstroom voldoende is om de aflossingen en rentebetalingen op het vreemd vermogen te dekken.]

Noot
129

[Toelichting: De risicoverdeling wordt bepaald aan de hand van de bij de subsidieaanvraag ingediende business case.]

Noot
130

[Toelichting: Alleen voor zover de gemiddelde aansluitingskosten een rendabele exploitatie van het NGA-netwerk in de weg staan, is subsidieverlening gerechtvaardigd.]

Noot
131

[Toelichting: Bijlage 1 is te vinden in de rechterkolom op deze webpagina, onder het kopje bijlagen.]

Noot
132

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem vloeit derhalve voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.]

Noot
133

[Toelichting: Deze bepaling beoogt te voorkomen dat een marktpartij door verkoop van het door de provincie gesubsidieerde netwerk, onevenredig hoge winsten maakt. In de beschikking tot subsidieverlening of uitvoeringsovereenkomst wordt daartoe een bepaling opgenomen.]

Noot
134

[Toelichting: Het terugvorderingsmechanisme moet voorkomen dat met subsidiegeld van de provincie onevenredig hoge winsten worden gemaakt. In de uitvoeringsovereenkomst wordt daartoe een bepaling opgenomen.]

Noot
135

[Toelichting: Bijlage 3 is te vinden in de rechterkolom op deze webpagina, onder het kopje bijlagen.]

Noot
136

[Toelichting: Alleen voor zover de gemiddelde aansluitingskosten een rendabele exploitatie van het NGA-netwerk in de weg staan, is subsidieverlening gerechtvaardigd.]

Noot
137

[Toelichting: Voor het afwikkelen van vervoersstromen via water is het op orde hebben van voldoende kades van groot belang. Gedeputeerde Staten stellen daarom subsidie beschikbaar voor het aanleggen, uitbereiden of verbeteren van een kade.]

Noot
138

[Toelichting: Opwaardering Twentekanalen of de zijtak daarvan is uitgesloten, omdat hiervoor reeds subsidie is verstrekt door het Rijk.]

Noot
139

[Toelichting: Richtlijn walstroom binnenvaart 2009 is te vinden op https://www.walstroom.nl]

Noot
140

[Toelichting: Het doel van deze subsidieparagraaf is om initiatiefnemers te stimuleren om bij de projecten die zij voornemens zijn uit te voeren in Noordoost-Twente tevens activiteiten of investeringen te realiseren die bijdragen aan de speerpunten van Noordoost -Twente.]

Noot
141

[Toelichting: Tabel 1 is gebaseerd op SVBP2008, waarin functies van gebouwen en locaties gekoppeld worden aan functiecategorieën. Indien een functie niet in de lijst voorkomt, wordt de initiatiefnemer gevraagd aannemelijk te maken in welke categorie de functie zou moeten vallen. Voorbeeld: er is geen sprake van bedrijfsverbreding als een varkenshouder (categorie agrarisch) meer varkens gaat houden of overstapt op koeien omdat dit nog steeds onder categorie agrarisch valt. Gaat hij echter een restaurant beginnen (categorie horeca), dan is er wel sprake van bedrijfsverbreding.

Tabel 1: Verbreding bedrijfsactiviteiten

Categorieën van functies; Functies;

Agrarisch; agrarisch agrarisch bedrijf akkerbouw ambachtelijke be- en verwerking agrarische producten aquacultuur bollenteelt bomenteelt bosbouw fruitteelt glastuinbouw grondgebonden veehouderij houtwal houtsingel intensieve veehouderij intensieve kwekerij kas paardenfokkerij paardenhouderij sierteelt silo tuinbouw viskwekerij ;

Bedrijf; agrarisch loonbedrijf baggerspeciedepot bedrijf brandweerkazerne caravanstalling gronddepot groothandel hovenier munitiedepot nutsbedrijf nutsvoorziening opslag (veer)haven verkooppunt motorbrandstoffen (met of zonder vulpunt lpg) waterzuiveringsinstallatie windturbine windturbinepark zend-/ontvangstinstallatie ;

Cultuur en ontspanning; attractiepark bioscoop bowlingbaan casino creativiteitscentrum dansschool dierentuin evenemententerrein kinderboerderij museum muziekschool muziektheater sauna speeltuin theater wellness ;

Detailhandel; het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruikof aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.;

Dienstverlening; het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

Horeca; het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij;

Kantoor; het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;

Maatschappelijk; asielzoekerscentrum begraafplaats bibliotheek crematorium dierenasiel dierenpension drugsopvang gezondheidszorg jeugdopvang justitiële inrichting kazerne militair oefenterrein militaire zaken naschoolse opvang onderwijs openbare dienstverlening praktijkruimte religie uitvaartcentrum verenigingsleven welzijnsinstelling zorgboerderij zorginstelling ;

Natuur; ecologische verbindingszone natuurgebied ;

Recreatie; dagrecreatie jachthaven kampeerboerderij kampeerterrein modelvliegtuigbaan passantenhaven recreatie recreatiewoning strand verblijfsrecreatie volkstuin ;

Sport; autocircuit drafbaan fitnesscentrum golfbaan ijsbaan kartbaan kunstijsbaan manege modelvliegtuigbaan motorcrossterrein pitch & putt skeelerbaan skibaan speelterrein sport sportcentrum sporthal sportschool sportveld sportzaal stadion squashcentrum tennisbaan wielerbaan zwembad ;

Water; aanlegsteiger aquaduct ligplaats oever sluis steiger stuw tunnel vaarweg vijver water waterberging waterkering waterstaat waterweg woonschepenligplaats ];

Noot
142

[Toelichting: De gebiedsvisie is te vinden op www.mijnnoordoosttwente.nl.]

Noot
143

[Toelichting: Een aanvraag van een landbouwonderneming die actief is in de primaire productie van landbouwproducten, kan alleen een subsidie van € 100.000 ontvangen als de subsidie voldoet aan artikel 14 van de Vrijstellingsverordening landbouw.

Dit betekent onder andere dat de aanvraag moet bijdragen aan doelstellingen zoals opgenomen in de Vrijstellingsverordening landbouw.

Als de aanvraag niet onder artikel 14 van de Vrijstellingsverordening landbouw verstrekt kan worden, dan wordt gekeken of de subsidie onder de de-minimisverordening landbouw kan worden verstrekt. De subsidie bedraagt dan maximaal € 15.000. ]

Noot
144

[Toelichting: KGO is bijvoorbeeld niet subsidiabel omdat het gaat om vigerend beleid.]

Noot
145

[Toelichting: Hieronder wordt verstaan: kosten bedoeld voor vervanging van versleten materieel en andere zaken om een bestaande functie te kunnen behouden of op een nieuwe locatie opnieuw mogelijk te maken of te laten voldoen aan nieuwe regelgeving.]

Noot
146

[Toelichting: Op het aanvraagformulier Gebiedsontwikkeling Noordoost- Twente 2.0 is per subsidiabele activiteit aangegeven aan welke vereisten het projectplan voor die betreffende activiteit dient te voldoen.]

Noot
147

[Toelichting: Het insturen wordt verplicht gesteld vanuit het oogpunt van kennisdeling. Het ingestuurde stuk zal niet worden gebruikt voor controle op naleving van de subsidievoorschiften.]

Noot
148

[Toelichting: Deze subsidieparagraaf heeft tot doel de samenleving aan zet te krijgen in Noordoost-Twente. In aansluiting bij de participatiesamenleving willen de partners van de gebiedsontwikkeling (waterschap Vechtstromen, de gemeenten Losser, Dinkelland, Tubbergen en Oldenzaal en de provincie Overijssel) op een nieuwe manier invulling geven aan hun rol in de samenleving. Deze subsidieregeling is dan ook vooral bedoeld als instrument om cocreatie tussen overheid en samenleving mogelijk te maken.]

Noot
149

[Toelichting: Het gaat om de volgende thema's uit de gebiedsvisie: Het nieuwe ondernemen, Het nieuwe boeren, Het nieuwe recreëren, Informatiepunten, Unique Selling Points, Ongekende grenzen, Mobiliteit, Anders wonen en werken, Zorg en onderwijs als motor, Ontwikkelingsmogelijkheden natuur- en landschap of Het stromende water.]

Noot
150

[Toelichting: De gebiedsvisie is te vinden op: http://www.mijnnoordoosttwente.nl/gebiedsontwikkeling).]

Noot
151

[Toelichting: Via http://www.mijnnoordoosttwente.nl/contactformulier kunt u contact opnemen met het programmabureau gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente).]

Noot
152

[Toelichting: Een collectief van initiatieven kan worden geagendeerd voor een vergadering van de stuurgroep door contact op te nemen met het programmabureau van de gebiedsontwikkeling. Contactgegevens vindt u hier: http://www.mijnnoordoosttwente.nl/contactformulier).]

Noot
153

[Toelichting: Alle individuele aanvragen worden getoetst op staatssteun. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, de subsidie die niet onder de de-minimisverordening verstrekt kunnen worden, onder de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de vrijstellingsverordening landbouw brengen. Dit betekent dat de aanvraag voor subsidie dan ter kennisgeving gemeld moet worden bij de Europese Commissie.]

Noot
154

[Toelichting: Uit de definitie van klimaatbestendigheid en waterveiligheid en de criteria onder artikel 5.23.3 sub c en d valt af te leiden dat niet alle activiteiten die bijdragen aan klimaatbestendigheid en waterveiligheid in aanmerking komen voor de subsidie. Bij klimaatbestendigheid gaat het uitsluitend om maatregelen ter voorkoming van wateroverlast, droogte of hittestress. Energiemaatregelen vallen hier dus niet onder. Bij waterveiligheid moet het gaan om het treffen van maatregelen die zich richten op preventie, waterrobuuste inrichting of crisisbeheersing.]

Noot
155

[Toelichting: Een aanvraag voor subsidie kan door iedereen ingediend worden. Wel moet de aanvrager aantonen dat sprake is van samenwerking. Er is sprake van samenwerking als ten minste één andere partij betrokken is bij de activiteit. Bij samenwerking valt te denken aan samenwerking met burgers, (overheids-)organisaties, ondernemingen en onderwijs etc. De vorm is vrij. Het kan een samenwerking zijn waarbij partijen afspraken met elkaar maken over de uitvoering van de activiteiten. Ook is sprake van samenwerking als er meerdere partijen financieel bijdragen aan de kosten. De aanvrager van de subsidie hoeft niet een samenwerkingsverband te zijn. Eén van de partijen kan als aanvrager of als penvoerder de subsidie aanvragen.]

Noot
156

[Toelichting: De aanvrager moet aantonen waarom de activiteit innovatief is. Bij innovatie is vaak sprake van een nieuw(e) product, techniek of proces welke toegepast wordt. Ook een reeds eerder uitgevoerde activiteit welke wel nieuw is in de IJssel-Vechtdelta wordt aangemerkt als innovatief.]

Noot
157

[Toelichting: In het rapport ‘Leven met water' staat dat waterveiligheid gebaseerd is op het principe van meerlaagsveiligheid:

1.Preventie; het betreft de preventie van primaire en regionale keringen. De veiligheid wordt bepaald door overstromingskansen gebaseerd op de risicobenadering. Ook het concept van overstroombare dijken past binnen deze laag.

2.Duurzame ruimtelijke inrichting; dit is een ruimtelijke inrichting door bijvoorbeeld compartimentering waarbij bestaande hoogten in het landschap worden opgehoogd of verbonden door nieuwe dijken/wallen aan te leggen. Ook het bouwen op terpen of aanleg van waterrobuuste bouwwerken/infrastructuur valt onder deze laag. Ook bij deze tweede laag voor de waterveiligheid wordt de inrichting gebaseerd op overstromingsrisico's. 3.Crisisbeheersing; Crisisbeheersing bestaat uit een flexibele evacuatiestrategie, effectieve risico- en crisiscommunicatie en het voorkomen van grootschalige keteneffecten bij uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur.]

Noot
158

[Toelichting: In het rapport ‘Leven met water' staat wat nodig is om een robuuste, waterveilige en klimaatbestendige IJssel-Vechtdelta te krijgen. Dit is verwoord aan de hand van een panorama, een realisatiestrategie en een uitvoeringsprogramma. Bj de realisatie van de opgave en hoofdambitie dienen de acht leidende principes als handvatten. Het gaat om de volgende principes:

- waterveiligheid en klimaatbestendigheid als basis

- waardevolle omgeving

- toekomstvast investeringsperspectief

- innovatie als motor en uithangbord

- leefbaar en betrokken vanuit het gebied

- bestuurlijk robuust

- volhoudbaarheid door veerkracht

- gebiedsontwikkeling als instrument]

Noot
159

[Toelichting: In het provinciale coalitieakkoord is het programma ‘Ruimte voor de Vecht' als een van de speerpunten benoemd in het provinciaal beleid. Voor de uitvoering van Ruimte voor de Vecht heeft de provincie Overijssel een vitale coalitie gevormd met de gemeenten Hardenberg, Ommen, Dalfsen en Zwolle, de waterschappen Vechtstromen en Drents Overijsselse Delta, Staatsbosbeheer, LTO-Noord, Natuur en Milieu Overijssel, het Overijssels Particulier Grondbezit, Markering Oost en VNO/NCW. Ruimte voor de Vecht is daarmee een programma van en voor gebiedspartners. Gedeputeerde Staten kunnen op grond van paragraaf 5.24 subsidie verlenen aan projecten uit het Uitvoeringsprogramma Ruimte voor de Vecht.

Programmadoelen

Ruimte voor de Vecht is een ambitieus integraal gebiedsontwikkelingsprogramma gebaseerd op prioriteiten en ambities van de gebiedspartners en gericht op het verzilveren van kansen om de ruimtelijke kwaliteit van het Vechtdal te vergroten. De activiteiten vanuit dit programma leiden tot een gedeeld en wenkend perspectief voor de toekomst van het Vechtdal.

In het startdocument Masterplan Ruimte voor de Vecht zijn de doelen van de vitale coalitie vastgelegd. Deze doelen laten zich samenvatten tot:

1. Veiligheid; het zorgdragen voor de waterveiligheid voor mens en dier in het Vechtdal, het voorkomen van wateroverlast.

2. Sociaal-economische impuls; het versterken van de economische dragers landbouw en toerisme en het verbinden van bewoners en bebouwing met de Vecht

3. Natuuropgaven; het integraal realiseren van de natuuropgaven (zowel water- als landnatuur) die in het gebied liggen. Om dit te kunnen bereiken is afgesproken dat de partners uit de coalitie intensief samenwerken.

Vijf statements

In het startdocument Masterplan Ruimte voor de Vecht zijn vijf statements neergelegd die de inhoudelijke basis voor de visie op de Vecht en het Vechtdal in 2050 vormen. Deze statements bieden aanknopingspunten voor het verbinden van de plannen van verschillende partners en vormen zo de basis waarop de verantwoordelijke partners in het gebied verder willen werken. De vijf statements zijn hierna kort toegelicht.

1. Ga voor de volle winst van de levende rivier.

De Vecht moet meer ruimte krijgen, zodat de bewoners in het Vechtdal beschermd blijven tegen overstromingen. Dit biedt kansen om de meer natuurlijke loop van de rivier terug te brengen en natuur te ontwikkelen. De volle winst van de levende rivier vraagt om de Vecht te beschouwen als een samenhangend geheel.

2. Maak en behoud het winterbed als grote open ruimte voor landbouw, natuur, recreatie en landschap.

Het winterbed is een open landschap en biedt kansen voor landbouw, natuur èn voor toerisme en recreatie. We zoeken naar mogelijkheden om deze functies te verbinden. Hier is het streven om grotere gebieden als geheel te bekijken. Dat vergt innoverende technieken en goede inpassing van landbouw en natuur, zonder daarbij de verschillende belangen uit het oog te verliezen.

3. Maak de rivier de voorkant van het Vechtdal. De Vecht kan een verbindende schakel zijn voor wonen, werken en recreëren in het gebied. Op goed gekozen plekken kan de Vecht toegankelijker worden, waardoor bewoners en bezoekers de Vecht meer kunnen "beleven". De Vecht mag op sommige plekken wel nadrukkelijk zichtbaar worden en deel gaan uitmaken van het landschap.

4. Organiseer de bezoekersstromen.

Verschillende groepen hebben verschillende wensen. Grotere publiekstrekkers moeten de rust en natuur in andere gebieden niet verstoren. Het is denkbaar om zones voor verschillende functies te maken, waarbij zowel rust als drukte en vermaak een plek hebben. Het Vechtdal kan het decor zijn voor de verschillende activiteiten. Het aanbod is gericht op diverse doelgroepen. Daarnaast blijft de natuur rond de Vecht iets om zuinig op te zijn.

5. Maak de Vecht manifest.

De Vecht en het Vechtdal hebben een rijke geschiedenis. De Vecht verbindt plaatsen, mensen en verhalen. Zoveel moois mag bekend worden. Een stevige identiteit kan helpen om duidelijk te maken hoe mooi het Vechtdal is. Het is goed om dat bekend te maken aan bezoekers. Ook voor bewoners heeft de Vecht veel te bieden.

Uitvoeringsprogramma 2016-2018 Ruimte voor de Vecht

Om de programmadoelen verder te realiseren is er een Uitvoeringsprogramma 2016-2018 Ruimte voor de Vecht opgesteld. In het Uitvoeringsprogramma 2016-2018 zijn te realiseren projecten en projectclusters opgenomen, die bijdragen aan de doelstellingen en passen binnen de uitgangspunten van het programma Ruimte voor de Vecht. Het is de bedoeling om, op basis van de onderliggende projectplannen, die in nader uitgewerkte vorm worden ingediend bij de subsidieaanvragen, zichtbare resultaten te bereiken.

Alleen de partners van het programma Ruimte voor de Vecht, zijnde de gemeenten Hardenberg, Ommen, Dalfsen en Zwolle, de waterschappen Vechtstromen en Drents Overijsselse Delta, Staatsbosbeheer, het Overijssels Particulier Grondbezit, LTO-Noord, NMO, VNO/NCW en Marketing Oost kunnen subsidie aanvragen. Uitzondering op deze regel is een beperkt aantal ondernemers, dat door de partners van het programma wordt voorgedragen om een bepaald project uit te voeren. ]

Noot
160

[Toelichting: De provincie zet in op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied. Ruimtelijke ontwikkelingen zoals nieuwe functies en voorzieningen moeten daar aan bijdragen. Om dit samen met gemeenten te stimuleren is de werkwijze Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving ontwikkeld. Deze is inmiddels breed in gebruik. Belangrijke drager is deelname vanuit de samenleving.

Gedeputeerde Staten willen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de investeringen in ruimtelijke kwaliteit versterken met inbreng van ideeën van omwonenden en daarmee belangen bij elkaar brengen. Daarnaast streven Gedeputeerde Staten ernaar om afzonderlijke investeringen in ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe functies en voorzieningen te bundelen. Met deze subsidieregeling worden beide aspecten gestimuleerd. Met als resultaat voor een groter gebied een groter effect op de ruimtelijke kwaliteit, die beter aansluit bij wensen uit de samenleving.]

Noot
161

[Toelichting: In de landelijke Retailagenda zijn de provincies gevraagd regie te voeren over het ruimtelijk-economisch detailhandelsbeleid, gericht op onder andere het terugbrengen van het overaanbod, voorkomen van leegstand en de samenwerking en afstemming tussen partijen te faciliteren. Het ministerie van Economische Zaken heeft in 2015 een Retailagenda opgesteld waarin 20 maatregelen staan beschreven die gericht zijn op het ontwikkelen van sterke winkelgebieden, investeren in mensen en kansen voor ondernemerschap. Eén van de maatregelen is het sluiten van RetailDeals tussen het Ministerie van EZ, mede gesloten namens partijen vertegenwoordigd in de landelijke Retailagenda, en gemeenten. Diverse Overijsselse gemeenten hebben inmiddels een gemeentelijke retaildeal afgesloten, andere zijn voornemens om in een volgende ronde te tekenen. Gemeenten hebben behoefte aan provinciaal procesgeld bij het opstellen en uitvoeren van de gemeentelijke retailagenda.

Gedeputeerde Staten willen bijdragen aan de versnelling van de uitvoering van de acties afgesproken in de gemeentelijke retaildeal en stellen een subsidie van maximaal € 10.000 per gemeente beschikbaar. ]

Noot
162

[Toelichting: Het doel van deze subsidieregeling is om innovaties in de agro&foodsector te stimuleren door middel van de inzet van kennis. De innovaties dragen bij aan verduurzaming en versterking van de Overijsselse agro&food sector zoals omschreven in het Uitvoeringsprogramma Agro&food Overijssel 2013-2015. ]

Noot
163

[Toelichting: In de agro&food draait het om de voedselketen. De kern van de agro&food bestaat uit de primaire productie van (grondstoffen voor) levensmiddelen en de verwerking hiervan in de voedingsmiddelenindustrie. In de agro&food sector staan de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal. Deze ketes hebben verschillende schakels zoals de toeleverende industrie, uitgangsmateriaal, primaire productie, veterinaire dienstverlening, verwerkende (levensmiddelen)industrie, veilingen, handel en retail.]

Noot
164

[Toelichting: Ondernemingen of organisaties die met elkaar in een concern zitten of een holding constructie hebben kunnen niet worden aangemerkt als zijnde onderling onafhankelijk.]

Noot
165

[Toelichting: De economische regio Zwolle is een samenwerkingsverband van de volgende 19 gemeenten: Dalfsen, Ommen, Hardenberg, Raalte, Olst-Wijhe, Hattem, Oldebroek, Heerde, Kampen, Dronten, Noordoostpolder, Zwartewaterland, Steenwijkerland, Meppel, Staphorst, Urk, Westerveld, De Wolden en Zwolle.]

Noot
166

[Toelichting: De subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.1.5 eerste t/m derde lid zijn hiermee uitgesloten.]

Noot
167

[Toelichting: Met een kennisinstelling wordt onder andere bedoeld een universiteit, hogeschool, ziekenhuis of adviesbureau.]

Noot
168

[Toelichting: In de Agro&food draait het om de voedselketen. De kern van de agro&food bestaat uit de primaire productie van (grondstoffen voor) levensmiddelen en de verwerking hiervan in de voedingsmiddelenindustrie. In de Agro&food sector staan de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal. Deze ketens hebben verschillende schakels zoals de toeleverende industrie, uitgangsmateriaal, primaire productie, veterinaire dienstverlening, verwerkende (levensmiddelen)industrie, veilingen, handel en retail.]

Noot
169

[Toelichting: Bij het berekenen van de maximale subsidie worden, ingeval van een landbouwonderneming die actief is in de primaire productie van landbouwproducten de artikelen 5, 7, 8 en 14 van de Vrijstellingsverordening Landbouw in acht genomen. Indien de aanvrager een andere onderneming is wordt de subsidie verstrekt met in achtneming van de De-minimisverordening of de De-minimisverordening Visserij (voor zover deze onderneming tot de visserij gerekend kan worden). Dit betekent o.a. dat de subsidie aan een onderneming in de visserij voor drie belastingjaren niet meer dan € 30.000 mag bedragen. De subsidie aan andere ondernemingen dan hiervoor genoemd niet meer dan € 200.000 mag bedragen. Indien sprake is van een samenwerkingverband met twee ondernemingen kan de subsidie van maximaal € 400.000 alleen verstrekt worden voor zover beide ondernemingen de toegestane limit van De-minimissteunverodening of De-minimisverordening visserij nog niet hebben bereikt.]

Noot
170

[Toelichting: Aan de hand van de stukken die nodig zijn om de ratingcategorie zoals bedoeld in de Mededeling-rentepercentages te kunnen bepalen, kunnen Gedeputeerde Staten een ratingcategorie vaststellen. Stukken die overgelegd moeten worden zijn onder meer een recente balans en een lijst met de zekerheden die gesteld worden ten behoeve van de door Gedeputeerde Staten te verstrekken subsidie. Wanneer de aanvrager een special-purpose-vehicle is, worden stukken overgelegd op basis waarvan de rating van de moederonderneming van de aanvrager kan worden vastgesteld. Wanneer een aanvrager zoals bedoeld in de vorige zin geen moedermaatschappij heeft, is het niet nodig deze stukken te overleggen.]

Noot
171

[Toelichting: Gedeputeerde Staten betalen afhankelijk van de voortgang van het innovatieproject en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger de subsidie in tranches uit.]

Noot
172

[Toelichting: De kosten dienen duidelijk gespecificeerd, onderbouwd en bewezen te worden. Alle bedragen betreffen de bedragen voor aftrek van belastingen en andere heffingen.]

Noot
173

[Toelichting: Deze paragraaf geeft uitvoering aan het investeringsvoorstel ICT diensten (PS/2014/249). Het doel van deze paragraaf is om publiek-private samenwerkingsprojecten te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van maatschappelijke ICT diensten die bijdragen aan het realiseren van de provinciale opgaven op het gebied van Economie (vestigingsklimaat, topsectoren en sectoren van regionaal belang), Platteland (leefbaarheid), Mobiliteit (verkeersveilighied en ketenmobiliteit) en Energie (decentrale energieopwekking en energiebesparing).]

Noot
174

[Toelichting: Voorbeelden van kosten voor het aanpassen van onroerende goederen zijn aanpassingen in de ICT infrastructuur of de fysieke inrichting van een proeftuin. Voorbeelden van koop of huurkoop van materieel en apparatuur zijn hardware en testapparatuur.]

Noot
175

[Toelichting: Voorbeelden van proceskosten zijn kosten die samenhangen met vraagbundeling en kosten die samenhangen met het managen van de grootschalige uitrol. ]

Noot
176

[Toelichting: Onder vervangingsinvestering wordt onder anderen verstaan een nieuwe versie van software, een ander softwarepakket of vervanging van hardware.]

Noot
177

[Toelichting: Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van ontvangst. Hierbij geldt dat wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag geldt. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden wordt afgeweken van hetgeen wat in artikel 1.1.3 is opgenomen en wordt voor deze aanvragen de volgorde bepaald op basis van de score die de aanvraag behaald voor de op de sub a, b en c behaalde punten:

Het aantal punten bij toepassing van sub a, b en c wordt als volgt bepaald.Bijdrage is uitstekend: 30 punten, bijdrage is goed: 20 punten, bijdrage is voldoende: 10 punten en bijdrage is onvoldoende: 0 punten.

De prioritering vindt plaats op basis van het hoogst aantal behaalde totale punten voor de onder sub a, b en c genoemde onderdelen.]

Noot
178

[Toelichting: Deze subsidieparagraaf is een uitwerking van het programma "Innovatie zichtbaar in gebiedsontwikkeling Innovatiedriehoek". Dit programma heeft een tweeledige doelstelling: enerzijds het vestigingsklimaat in de Innovatiedriehoek te verbeteren en anderzijds een succesvolle marktintroductie te bevorderen van innovaties die aansluiten bij de behoeften van de gebiedsontwikkeling Innovatiedriehoek Twente. ]

Noot
179

[Toelichting: Het doel van deze subparagraaf is het stimuleren van de gemeenten Enschede en Hengelo, de regio Twente, ADT en de Universiteit Twente om innovatiegericht in te kopen. Gedeputeerde Staten kunnen deze partijen, die een rol als Launching Customer vervullen, een subsidie verstrekken ofwel in de vorm van een geldlening ofwel in de vorm van een voorwaardelijk te verstrekken geldbedrag dat bepaalde nader gespecificeerde risico's dekt.

De geldlening heeft betrekking op de aanschaf van een innovatief product dat zich vlak voor marktintroductie bevinden (TRL level 8-9: reeds ontwikkeld en getest, marktintroductie moet nog plaats vinden) en dat betrekking heeft op de thema's Mobiliteit, Veiligheid, Duurzaamheid en verblijfskwaliteit. Wanneer de kosten die nodig zijn om een innovatief product gebruiksklaar te maken (aanloop-/instelling- of aanschafkosten) hoger zijn ten opzichte van het conventionele alternatief, verstrekken Gedeputeerde Staten een geldlening van maximaal € 1.000.000.

De subsidie in de vorm van een geldbedrag dient ter dekking van risico's die voorkomen in de levenscyclus van een innovatief product en die niet of niet in die mate voorkomen in de levenscyclus van het conventionele alternatief. De subsidie is beperkt tot risico's die niet vermeden of voorkomen kunnen worden en die bovendien niet op een andere wijze kunnen worden beheerst. De subsidieaanvrager is verplicht de risico's te minimaliseren.Deze subsidie bedraagt maximaal € 350.000 en maximaal 33% van de subsidiabele kosten. Hij treedt alleen in werking als de risico's zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. De financiële dekking van risico's wordt in de verhouding 1:1:1 verdeeld tussen subsidieaanvrager/launching customer, opdrachtnemer/leverancier en provincie. Risico's die zich in een fase van de levenscyclus niet hebben voorgedaan, worden aan het einde van die fase in mindering gebracht op de verstrekte subsidie. ]

Noot
180

[Toelichting: Dit betekent dat de aanschaf, aanloop- of instellingskosten één of meerdere van de kostensoorten moeten zijn zoals opgenomen in artikel 1.1.5 en dat er geen kosten opgevoerd kunnen worden die opgenomen zijn in artikel 1.1.6. Een voorbeeld van aanschafkosten en instellingskosten kunnen kosten derden zijn zoals opgenomen in artikel 1.1.5 vierde lid. Indien sprake is van inzet van gemeentelijke apparaatkosten voor bijvoorbeeld het instellen van het innovatief product, dan zijn deze kosten alleen subsidiabel als dit niet in strijd is met artikel 1.1.6. ]

Noot
181

[Toelichting: Dit betekent dat de raming van de risicodekking op basis van de kosten zoals opgenomen in artikel 1.1.5 moet gebeuren. Daarnaast kunnen er geen kosten in de raming opgenomen worden die in artikel 1.1.6 en in dit lid opgenomen zijn. In de risicoraming kunnen bijvoorbeeld wel kosten derden worden opgenomen zoals bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid. Indien sprake is van inzet van gemeentelijke apparaatkosten voor bijvoorbeeld het beheer en onderhoud dan zijn deze kosten echter alleen subsidiabel als dit niet in strijd is met artikel 1.1.6.]

Noot
182

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen via publicatie van het subsidieplafond een deelplafond per project binnen de Innovatiedriehoek vaststellen.]

Noot
183

[Toelichting: Het doel van deze subparagraaf is het ondersteunen van de gemeenten Enschede en Hengelo, regio Twente, Area Development Twente (ADT) en de Universiteit Twente in het proces van Innovatiegericht Inkopen om een rol als Launching Customer te vervullen zoals bedoeld in de vorige subparagraaf. Meer specifiek richt deze regeling zich op het ondersteunen van een uitvraag aan de markt door de gemeenten Enschede, Hengelo, regio Twente en de Universiteit Twente om zich te oriënteren op mogelijk innovatieve producten die kunnen aansluiten bij hun opgave. Deze marktoriëntatie maakt onderdeel uit van het proces van Innovatiegericht Inkopen. Gedeputeerde Staten kunnen deze partijen, die een rol als Launching Customer vervullen, een subsidie verlenen. ]

Noot
184

[Toelichting: Het doel van deze subparagraaf is tweeledig. Enerzijds gaat het om het stimuleren van innovaties die zich bevinden in de demonstratiefase of fase van testen van systeemintegratie (TRL levels 6-8). En anderzijds gaat het om het zichtbaar maken van innovaties in de Innovatiedriehoek. Partijen met ervaring op het gebied van stimuleren van innovaties bij marktpartijen kunnen een subsidie aanvragen voor het openstellen van een proeftuinfaciliteit. Gedeputeerde Staten kunnen deze partijen, die een coördinerende en faciliterende rol vervullen, een subsidie verstrekken.]

Noot
185

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen via publicatie van het subsidieplafond een deelplafond per project binnen de Innovatiedriehoek vaststellen.]

Noot
186

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen op grond van deze paragraaf een aanvullende subsidie (provinciale middelen) verstrekken voor projecten die:

- op grond van Operationeel Programma EFRO subsidie verkrijgen; én

- een bijdrage leveren aan het Uitvoeringskader Kerntaak Regionale Economie 2012-2015 of het uitvoeringsprogramma Nieuwe Energie.

EFRO is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Het operationeel programma (OP) EFRO Oost Nederland is een gezamenlijk subsidieprogramma van de provincies Overijssel en Gelderland en werkt aan structurele versterking van de economie in Gelderland en Overijssel.

Het doel van het OP is dat meer Oost-Nederlandse MKB-bedrijven meer omzet halen uit nieuwe producten. Daarom wordt het MKB direct ondersteund bij de productontwikkeling. Productvernieuwing is de basis voor behoud en vergroting van de concurrentiekracht en daarmee voor behoud van werkgelegenheid in Oost-Nederland. Oost Nederland zet de EFRO-middelen in op innovatiestimulering en koolstofarme economie.

Innovatiestimulering

Dit thema richt zich op innovatiestimulering in de sectoren Agro&Food, Health, Hightech Systemen en Materialen (HTSM) en op crossovers tussen deze sectoren en ICT, water, creatieve industrie, chemie en maakindustrie. Oost Nederland wil onderzoek versterken en technologische ontwikkelingen en innovatie bevorderen. De focus ligt op:

1 clustervorming en netwerken die leiden tot meer innovatiegerichte samenwerking tussen onderwijs, overheid en ondernemers (met name tussen MKB'ers onderling en MKB en kennisinstellingen);

2 bevordering van experimentele ontwikkeling van nieuwe producten, diensten, processen of toepassingen, inclusief het ontwikkelen en testen van prototypes, binnen het MKB.

Koolstofarme economie

Oost Nederland ondersteunt de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken. Daarbij gaat het om zaken als minder Co2 uitstoot en een toenemend gebruik van hernieuwbare energie. Ook kunnen energiebronnen veel efficiënter worden ingezet. Dit thema richt zich op innovatiestimulering in de sector Energie- en Milieutechnologie inclusief biobased economy en crossovers. De focus ligt op:

1 clustervorming en netwerken gericht op innovatie en toepassing van CO2-arme technologieën die leiden tot meer innovatiegerichte samenwerking tussen onderwijs/onderzoek, overheid en ondernemers (met name tussen MKB'ers onderling en MKB en kennisinstellingen);

2 bevordering van experimentele ontwikkeling van nieuwe producten en product-marktcombinaties van koolstofarme technologieën, inclusief het ontwikkelen en testen van prototypes, binnen het MKB.

Het Operationeel Programma EFRO wordt uitgevoerd door de Managementautoriteit Oost-Nederland. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland zijn aangewezen als Managementautoriteit Oost-Nederland: Managementautoriteit Oost-Nederland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem en www.op-oost.eu.]

Noot
187

[Toelichting: Het Samenwerkingsprogramma INTERREG A Deutschland-Nederland is een Europees subsidieprogramma dat wordt uitgevoerd door 15 INTERREG-partners en de Managementautoriteit is de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen.]

Noot
188

[Toelichting: De Europese Commissie kent naast regionale fondsen, waarin provincie Overijssel een (mede)beslisrol heeft over de inzet van Europese middelen, thematische fondsen die subsidie ter beschikking stellen voor thematische projecten. ]

Noot
189

[Toelichting: De thematische fondsen zijn: Horizon 2020: Onderzoek en Innovatie, Life: Natuur en Milieu, Creative Europe: Cultuur, Connecting Europe Facility: Mobiliteit.]

Noot
190

[Toelichting: De provincie ontvangt vanaf 2016 van het Rijk financiële middelen in de vorm van een Decentralisatie Uitkering Verkeer en Vervoer (hierna: DU V&V) voor de uitvoering van het verkeers- en vervoersbeleid op regionaal niveau. Daardoor wordt het mogelijk op het decentrale en regionale schaalniveau een integrale afweging te kunnen maken tussen verkeers- en vervoersprojecten, maatregelen te treffen en de daarvoor bestemde middelen in te zetten. Deze financiële middelen mogen op het gehele terrein van het verkeer en vervoer worden ingezet. Het betreft onder meer de verdeling over openbaar vervoer, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

De provincie stelt jaarlijks een bestedingsplan op. Bij de voorbereiding daarvan worden de gemeenten betrokken. In het bestedingsplan worden de voorgenomen uitgaven, verdeling over de beleidssectoren en reserveringen met betrekking tot de middelen DU V&V opgenomen. Het bestedingsplan bevat eveneens een verdeling van de middelen DU V&V over:

1 maatregelen met betrekking tot het provinciaal verkeers- en vervoersbeleid die worden uitgevoerd door de provincie;

2 en maatregelen met betrekking tot het gemeentelijke en intergemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid die worden uitgevoerd door een gemeente of door een samenwerkingsverband. ]

Noot
191

[Toelichting: De projecten moeten passen binnen de doelstellingen uit de Omgevingsvisie Overijssel en de in het jaarlijkse bestedingsplan opgenomen accenten voor de verdeling van bijdragen aan gemeenten of samenwerkingsverbanden. Vooralsnog gaat het om de volgende accenten:

1 Aanpak verkeers-ongevallen-concentratiepunten

2 Scheiding van verkeerssoorten

3 Herinrichting van wegvakken, kruisingen, aansluitingen en oversteekplaatsen

4 Verbetering van de herkenbaarheid van de wegcategorie

5 Aanpassing van het wegontwerp aan CROW-richtlijnen

6 Infrastructurele maatregelen met het oog op verkeersveiligheid

Het accent ligt niet bij infrastructurele maatregelen in verblijfsgebieden, zoals projecten snelheidsbegrenzing en attentieverhoging 30 km/h-wegen en 30 km/h-zones. Verder wordt er geen subsidie verstrekt voor kosten van onderhoud aan wegen of kunstwerken en parkeerinfrastructuur.]

Noot
192

[Toelichting: Aangegeven wordt voor welke kosten wel en niet subsidie kan worden verkregen en tot welke hoogte. Het betreft hier maximale subsidiepercentages. De hoogte van de te verstrekken subsidie is mede afhankelijk van de totale omvang van het project en het probleemoplossend vermogen van te leveren prestatie in relatie tot de beperkt beschikbare middelen. Planvorming, onderzoek/analyses alsmede kosten eigen dienst komen in principe niet voor subsidie in aanmerking.

De verkeersongevallenconcentraties, die voor een subsidie van ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten in aanmerking komen, betreffen de ongevallenconcentraties die voorkomen op de laatst uitgegeven VOC-lijst Overijssel. Deze lijst is een gezamenlijke uitgave van de provincie Overijssel en de Regio Twente. ]

Noot
193

[Toelichting: Projectkosten als bedoeld in het tweede lid van artikel 7.1.4 zijn kosten die worden gemaakt voor projecten zoals vermeld in het ‘aanvraagformulier subsidie gedragsbeïnvloeding' (educatielijst).]

Noot
194

[Toelichting: Ten behoeve van een goede beoordeling van de aanvraag hebben Gedeputeerde Staten een aanvraagformulier vastgesteld. Gedeputeerde Staten stellen het aanvraagformulier beschikbaar wanneer het subsidieplafond is gepubliceerd. In het aanvraagformulier wordt de datum vermeld wanneer de aanvraag voor subsidies uiterlijk moet zijn ontvangen door de provincie.]

Noot
195

[Toelichting: De aanvraagformulieren zijn op te vragen op www.overijssel.nl/subsidie. ]

Noot
196

[Toelichting: De in artikel 7.1.3 genoemde criteria zijn hiervoor richtinggevend. In het jaarlijks op te stellen bestedingsplan zullen voor de subsidieverlening de accenten worden aangegeven c.q. nader worden uitgewerkt. Onder meer zal in dat verband aan het bestedingsplan een opsomming van duurzaam veilig projecten worden toegevoegd ten behoeve van de subsidieverlening voor gedragsbeïnvloedingsprojecten. ]

Noot
197

[Toelichting: Voor de verslaglegging c.a. van de gedragsbeïnvloedingsprojecten dient gebruik te worden gemaakt van het verantwoordingsformulier. Dit formulier is op te vragen op www.overijssel.nl/subsidie. ]

Noot
198

[Toelichting: Het doel van deze subsidieparagraaf is het vergroten van het fietsgebruik op de kansrijke ketenrelaties op een dusdanige manier dat het aandeel fietsverplaatsingen toeneemt, met name ten opzichte van het aandeel autoverplaatsingen. Kansrijke ketenrelaties zijn reisverbindingen met de grootste reizigersstromen in en naar stedelijke netwerken waarop de fiets in combinatie met het OV of auto een goed alternatief vormt voor een reis (volledig) met de auto. Om deze doelstelling te bereiken stellen Gedeputeerde Staten subsidie beschikbaar voor de volgende activiteiten:

- Fysieke maatregelen die bijdragen aan een toename van het aandeel fietsverplaatsingen op een kansrijke ketenrelatie.

- Gedragsbeïnvloedingen maatregelen die bijdragen aan een toename van het aandeel fietsverplaatsingen op een kansrijke ketenrelatie.]

Noot
199

[Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan: capaciteitsuitbreiding van fietsstallingen of nieuwe fietsstallingen op regionale OV-knooppunten, verbetering fietsinfrastructuur zijnde invulling van de ontbrekende schakels in hoofdfietsroutes of kwaliteitsverbetering van hoofdfietsroutes of fietsleenconcepten. Onderzoek en verkenningen zijn niet subsidiabel.]

Noot
200

[Toelichting: Bijlage 1 is te vinden in de rechterkolom op de website http://www.overijssel.nl/loket/provinciale/uitvoeringsbesluit_subsidies_overijssel_2011. ]

Noot
201

[Toelichting: Op dit moment zijn de systemen van de provincies Overijssel en Gelderland en gemeente Arnhem gekoppeld aan het NMS van het project GelOve;]

Noot
202

[Toelichting: De ambitie van het programma Nieuwe Energie Overijssel is het aandeel nieuwe energie te vergroten naar 20% in 2020. ]

Noot
203

[Toelichting: Het protocol Monitoring energiebesparing 2001 is de vinden op de website http://www.ecn.nl/ (publicatienummer: ECN-C-01-129). ]

Noot
204

[Toelichting: Het protocol monitoring Hernieuwbare Energie 2010 is te vinden op de website http://www.agentschapnl.nl/ (publicatienummer: 2DENB1013). ]

Noot
205

[Toelichting: Veelal zijn dit loonkosten.]

Noot
206

[Toelichting: De hoeveelheid vermeden primaire energie is de theoretische energie-inhoud van de conventionele energiedrager die men nu niet heeft hoeven gebruiken. De theoretische energie-inhoud wordt bepaald op basis van een referentietechnologie. De referentietechnologie is de conventionele methode waarmee dat energieproduct anders zou zijn opgewekt. Voor iedere referentietechnologie is het rendement bekend waarmee de primaire energiedrager wordt omgezet in een secondaire energiedrager, oftewel de energieproducten elektriciteit, warmte en (verschillende soorten) brandstof. De referentietechnologieën en rendementen staan beschreven in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010. ]

Noot
207

[Toelichting: De energielijst is een overzicht van RVO van energie-investeringen die voor de fiscale EnergieInvesteringsaftrek regeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar opnieuw opgesteld. De energielijst is te vinden op de website http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/aftrekbare-investeringen-eia.]

Noot
208

[Toelichting: Voorbeelden van een subsidiabele aanvraag voor meerdere adressen zijn projecten waarin energie wordt gedistribueerd of waarin meerdere energieneutrale woningen worden gerealiseerd als beschreven onder lid 2 sub a. ]

Noot
209

[Toelichting: Indien een utiliteitsgebouw een andere bestemming krijgt, dat wil zeggen omgevormd wordt voor een andere gebruiksfunctie, dan moet de aanvraag voldoen aan de criteria voor de uiteindelijke bestemming. Een voorbeeld: als een leegstaand kantoor wordt omgevormd tot woningen, dan moet worden voldaan aan de eisen voor nieuwbouw van woningen zoals opgenomen in deze regeling, bijvoorbeeld het feit dat deze energieneutraal moeten zijn.]

Noot
210

[Toelichting: Bij de berekening van de subsidie worden de Europese verordeningen als genoemd onder artikel 8.1.3 eerste lid onder sub e in acht genomen. Dit kan onder andere betekenen dat de maximale subsidie minder bedraagt dan de genoemde 50%.]

Noot
211

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem vloeit derhalve voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
212

[Toelichting: Tabel energieprijzen

Energieprijzen ; Bedrag ;

Aardgas m3; € 0,60;

Elektriciteit kWh; € 0,23;

Houtchips €/ton; € 40,00;

Biomassa gedroogd €/ton; € 80,00;

Houtpellets €/ton; € 170,00;

Groen gas m3 (geen SDE+); € 0,30;

Groen gas m3 (SDE+); € 0,62;

Bij de aanvraag moeten de gegevens en stukken zoals genoemd in het Aanvraagformulier Duurzame energieopwekking en energiebesparing ingediend worden. Het betreft in ieder geval een projectplan met daarin opgenomen:

a. Een beschrijving van de investering gericht op energiebesparing en energieopwekking;

b. Een samenvatting van kosten en opbrengsten en welke partijen in welke mate bijdragen aan de financiering;

c. De berekening van de vermeden primaire energiegebruik uitgedrukt in Gigajoule;

d. Berekening van de vermeden primaire energiegebruik in GigaJoule per euro aangevraagde subsidie;

e. Een beschrijving van de praktische navolging en slaagkans van de investering zoals bedoel in artikel 8.1.9 tweede lid.

Ook moeten de volgende bijlagen meegestuurd worden:

f. onderbouwing van de investeringskosten opgesteld door een onafhankelijke leverancier waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen en loonkosten.

g. Indien van toepassing, een kopie van de noodzakelijke vergunningen;

h. Indien van toepassing, een bewijsstuk waaruit de inkoop van biomassa blijkt, inclusief inkoopprijs per ton;

i. Indien van toepassing, een MKB toets;

j. [vervallen]. ]

Noot
213

[Toelichting: De regeling is gebaseerd op een ‘tendersysteem'. Dat houdt in dat alle aanvragen vóór een bepaald tijdstip moeten worden ingediend en gelijktijdig worden beoordeeld in welke mate ze voldoen aan de criteria van de regeling. De hoogst gerangschikte aanvragen worden vervolgens toegewezen voor zover het subsidieplafond dat toelaat. Gedeputeerde Staten zullen bij de beoordeling onder meer gebruik maken van externe advisering.

De subsidieaanvragen worden gerangschikt onder meer op basis van de verwachte hoeveelheid vermeden primaire energie in Gigajoule per te subsidiëren euro.

De bijdrage aan de doelen wordt beoordeeld op de bijdrage aan de vermindering van GJ fossiele brandstoffen ten opzichte van een opgave over de in het voorgaande jaar opgewekte en/of verbruikte energie op basis van fossiele brandstoffen, herhaalpotentieel voor het project en de kans dat dit wordt benut. Bij economisch risico kan worden gedacht aan de robuustheid van het perspectief van een technologie ten opzichte van de te verwachten kostprijsontwikkeling; de mate waarin het project leidt tot kostenbesparing ten opzichte van referentie technologie en de mate waarin marktverwachtingen realistisch zijn.]

Noot
214

[Toelichting: Scoretabel investeringen

Vermeden primaire energie; GJ; GJ;

Rapportcijfer ; van; tot;

10; 100.000; >400.000;

8; 40.000; 100.000;

6; 20.000; 40.000;

4; 10.000; 20.000;

2; 1.000; 10.000;

0; 0; 1.000;

Kosteneffectiviteit scores investeringen

Rapportcijfer Kosteneffectiviteit ; GJ/€ van; GJ/€ tot;

10; 2; >4;

8; 0,6; 2;

6; 0,1; 0,6;

4; 0,05; 0,1;

2; 0,01; 0,05;

0; 0; 0,01;

Mate van slaagkans

Rapportcijfer slaagkans; Omschrijving ;

10; Aanvraag scoort goed op slaagkans;

6; Aanvraag scoort voldoende op slaagkans;

1; Aanvraag scoort matig op slaagkans;

Praktische navolging

Rapportcijfer praktische navolging; Omschrijving ;

10; Aanvraag scoort goed op praktische navolging;

6; Aanvraag scoort voldoende op praktische navolging;

1; Aanvraag scoort matig op praktische navolging;

Combinatie subsidiabele activiteiten

Rapportcijfer; Aantal activiteiten;

10; 5;

8; 4;

6; 3;

4; 2;

0; 1;

Bij de berekening van de hoeveelheid vermeden primaire energie wordt uitgegaan van een technische levensduur van 15 jaar.

Formule investeringen= toegekende rapportcijfer vermeden primaire energie*15 (30%) + toegekende rapportcijfer kosteneffectiviteit*15 (30%) + toegekende rapportcijfer de mate van slaagkans*10 (20%) + toegekende rapportcijfer praktische navolging *5 (10%) + toegekende cijfer de mate van combinatie subsidiabele activiteiten*5 (10%). De totale som wordt gedeeld door 50, zodat een cijfer tussen de 0 en 10 wordt verkregen.]

Noot
215

[Toelichting: Hier geldt ook de toelichting die bij sub a staat. ]

Noot
216

[Toelichting: Bij slaagkans valt te denken aan de helderheid van de doelstellingen en de gekozen aanpak van het projectvoorstel, aan de kwaliteit van de aanvrager(s) en aan de kwaliteit van de organisatie, die zich uit in beschikbare kennis, middelen en expertise. De score op de mate van slaagkans kan mede op grond van expertise en ervaring worden gegeven.]

Noot
217

[Toelichting: Bij praktische navolging gaat het om de mate waarin de organisatie inzicht geeft in de manieren waarop het aan ontwikkeling van de technologie na afronding van het project werkt en aan anderen kan worden overgedragen waarbij ook niet-technologische aspecten een belangrijke rol spelen. Voorbeelden van praktische navolging zijn de mogelijkheden voor vergelijkbare organisaties om vergelijkbare projecten uit te voeren en het doorontwikkelen van techniek. ]

Noot
218

[Toelichting: Hier geldt ook de toelichting die bij sub a staat. ]

Noot
219

[Toelichting: Het factsheet is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie. ]

Noot
220

[Toelichting: De doorlooptijd van de projecten is gesteld op maximaal 3 jaar. Een verzoek tot uitstel zal worden beoordeeld waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met voorzienbaarheid, en of de vertraging aan de aanvrager redelijkerwijs te verwijten is, dan wel voor zijn rekening dient te komen. ]

Noot
221

[Toelichting: Informatie over de energiescan is te vinden op http://www.energiescanoverijssel.nl/. ]

Noot
222

[Toelichting: Voorbeelden van bewezen en rendabele technieken zijn warmte- en koude-opslag, warmteterugwinning, houtpelletkachels, lagetemperatuurverwarming, warmtepompen en zonnepanelen. ]

Noot
223

[Toelichting: Indien de haalbaarheidsstudie bedrijfsgevoelige informatie bevat, wordt deze ook beschikbaar gesteld, waarbij de bedrijfsgevoelige informatie geanonimiseerd mag worden.]

Noot
224

[Toelichting: Het programma Nieuwe Energie is gericht op duurzame energie en energiebesparing met als doel het fossiele energiegebruik te verminderen. Met deze subsidieregeling wordt uitvoering gegeven aan het deelprogramma ‘Energiebesparing bij bedrijven en -terreinen'. Ondernemingen die een energieonderzoek hebben laten uitvoeren, kunnen een subsidieaanvraag indienen voor het uitvoeren van de maatregelen die voorgesteld worden in het energieonderzoek. ]

Noot
225

[Toelichting: Een eenvoudige energiescan, zoals de digitale NZOscan, geeft niet alle mogelijke maatregelen weer. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar een energieonderzoek door een energieadviseur. Zonnepanelen worden aangemerkt als energieopwekking en komen daarom niet in aanmerking voor subsidie.]

Noot
226

[Toelichting: Voorbeeld van een certificerende instantie is FeDec. ]

Noot
227

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen het mogelijk maken dat partijen een gezamenlijke aanvraag kunnen indienen. De totale investering per aanvraag moet dan € 4.000 of meer bedragen.]

Noot
228

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen gevolgen voor de gezondheid en het klimaat die door voertuigen worden veroorzaakt beperken en stellen subsidie beschikbaar voor de aanschaf van een elektrisch, aardgas of dual fuel voertuig. Het doel van deze subsidieregeling is om ondernemingen en particulieren te stimuleren deze voertuigen aan te schaffen. ]

Noot
229

[Toelichting: De hoogte van de subsidie is met uitzondering van het elektrisch voertuig afhankelijk van de voertuigcategorie. De voertuigcategorie is te vinden op het kentekenbewijs:

1. Categorie M: Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde motorvoertuigen met ten minste vier wielen.

2. Categorie M1: Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde voertuigen met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend.

3. Categorie M2: Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en met een maximummassa van ten hoogste 5 ton.

4. Categorie M3: Voor het vervoer van personen ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en met een maximummassa van meer dan 5 ton.

5. Categorie N: Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met ten minste vier wielen.

6. Categorie N1: Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van ten hoogste 3,5 ton.

7. Categorie N2: Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, doch niet meer dan 12 ton.

8. Categorie N3: Voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van meer dan 12 ton. ]

Noot
230

[Toelichting: Van oudsher zijn er twee omvangrijke afzetmarkten voor biomassa: de voedselmarkt en de bestaande markt voor onder meer hout, olie, vezels, veevoer en compost. Hier komt een groeiende waardeketen bij, namelijk voor het gebruik van biomassa als groene materialen, als groene grondstof voor specifieke toepassingen in de chemie, als transportbrandstof en voor opwekking van duurzame energie. Biomassa inzetten voor duurzame energie is economisch gezien de meest laagwaardige toepassing, maar vanuit het oogpunt van benutting van de energie-inhoud is energieopwekking thans de meest toegepaste verwerking van biomassa. Voor energieopwekking zijn de meeste productiehoeveelheden biomassa beschikbaar.

De biomassaketen is een productketen en bestaat uit een aantal schakels die optimaal op elkaar afgestemd moeten worden.

Biomassa kan tot waarde worden gebracht door het opzetten van een biomassaketen. Daarom spreek je ook van een biomassawaardeketen.

De economische waarde binnen de keten neemt met elke schakel toe. Bijvoorbeeld gestapelde en gedroogde biomassa, en op maat verkleinde biomassa, heeft toenemend meer waarde voor de handel of de verwerker, dan verspreid liggende biomassa die nog ingezameld en voorbewerkt moet worden.

Projecten worden opgezet met het doel om samenwerking in de biomassaketen te bevorderen. Er is nu nog weinig of geen samenwerking in de waardeketen en biomassa wordt daarom niet geoogst, verhandeld en ingezet. Er is dringend behoefte aan het verbindingen maken tussen de schakels van de biomassaketen, opdat er een volwaardige markt voor biomassa tot stand komt. Het sluiten van ketens vergt een nauwe samenwerking tussen partijen, een sterke logistieke organisatie, en een rendabele manier van (her)gebruik van reststromen.]

Noot
231

[Toelichting: Deze regeling is bedoeld om ketenprocessen bij nieuwe biomassaprojecten te sluiten en te optimaliseren. Onderdelen van een biomassaproject zijn stappen als inzameling, voorbewerking, tussenopslag, transport en bewerking van biomassa (transitie) en distributie van warmte, elektriciteit of brandstoffen naar een eindafnemer. Daar hoort ook bij het oogsten, eventueel voorbewerken (om kwaliteit te leveren) en tussenopslag (massa, continuïteit). ]

Noot
232

[Toelichting: Op grond van deze regeling kan een onderneming, waaronder verenigingen en stichtingen, een energielening aanvragen. ]

Noot
233

[Toelichting: De geldende Energielijst is te vinden op rvo.nl. De energielijst is een overzicht van RVO van energie-investeringen die voor de fiscale Energie Investeringsaftrek regeling (EIA)in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar opnieuw opgesteld. De aangepaste lijst wordt elk jaar in april opgenomen in de regeling van de provincie Overijssel. Het overzicht van de energie-investeringen is opgedeeld in 5 categorieën. Deze subsidieparagraaf richt zich op categorie A bedrijfsgebouwen, B processen en D duurzame energie. Dit betekent dat een onderneming een energielening kan aanvragen bij de provincie voor investeringen die genoemd worden onder categorie A, B en D van de energielijst, met uitzondering van windturbines.]

Noot
234

[Toelichting: Een overzicht van investeringen die onder categorie A, B en D vallen is te vinden in de energielijst. ]

Noot
235

[Toelichting: Voor de kredietbeoordeling van SVn dienen de laatste 3 jaarverslagen te worden overlegd.]

Noot
236

[Toelichting: In dit artikel wordt in het eerste lid een aantal begrippen verduidelijkt die in deze paragraaf van het Uitvoeringsbesluit worden gehanteerd.

Ad f

Onder andere biomassa wordt in het kader van deze subsidie-paragraaf als hernieuwbare energiebron aangemerkt.

De AGV stelt geen eisen aan energie-installaties die biomassa gebruiken als brandstof om energie op te wekken. Om die reden is er in deze subsidie-paragraaf voor gekozen om alleen steun te verlenen aan het gebruik van energie-installaties die biomassa gebruiken als brandstof om energie op te wekken. Steun voor de productie van biobrandstoffen valt niet onder de onderhavige subsidie-paragraaf.

Biobrandstoffen zijn vloeibare of gasvormige producten die gewonnen worden uit plantaardig of dierlijk materiaal (biomassa) en worden gebruikt om energie op te wekken of als brandstof te dienen. Er bestaan al drie generaties biomassa. Tot biomassa van de eerste generatie worden voedselgewassen gerekend, zoals maïs, koolzaad, oliepalm, soja, suikerbiet, suikerriet en ook graan. Biomassa die niet aan voedsel zijn gerelateerd worden meestal de tweede generatie genoemd. Voorbeelden hiervan zijn houtsnippers, stro, de oneetbare gedeelten van voedselgewassen, dierlijk vet, gebruikt frituurvet en afval. Onder de derde generatie biomassa wordt in Nederland vooral algen verstaan. Algen worden overigens als bron voor biomassa niet op de markt verwacht voor het jaar 2020.

Ad r:

Naar verwachting levert de realisatie van een energieproject een aantal nieuwe arbeidsplaatsen op of kunnen als gevolg van het energieproject nieuwe arbeidsplaatsen worden behouden. De provincie wil daarin inzicht hebben.

Ad sub kk:

De subsidie-aanvrager moet in het projectplan aangeven wat de effecten zijn ten aanzien van energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie. Indien de subsidie-aanvrager een grote onderneming is, moet zij, naast het voorgaande, aantonen dat dat de subsidie een stimulerend effect op het energieproject heeft. Hierbij moet aan één of meer van de volgende criteria worden/zijn voldaan:

- een wezenlijke toename van de omvang van het energieproject of de activiteit als gevolg van de subsidie;

- een wezenlijke toename van de reikwijdte van het energieproject of de activiteit als gevolg van de subsidie;

- een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidie-ontvanger voor het energieproject of de activiteit als gevolg van de subsidie;

- een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken energieproject of de activiteit wordt voltooid

Een eenvoudige verklaring van grote ondernemingen dat de subsidie de reikwijdte en omvang van het project vergroot volstaat niet om een stimulerend effect aan te tonen. Grote ondernemingen moeten de levensvatbaarheid van het project aan de hand van een vergelijking tussen scenario's met en zonder subsidie aantonen en daaruit moet blijken dat aan één of meer van de voorgaande criteria is voldaan. Gedeputeerde Staten zullen de analyse van de grote onderneming en de door haar verstrekte bewijsstukken op hun geloofwaardigheid toetsen.]

Noot
237

[Toelichting: In het tweede lid is aangegeven dat het verstrekken van subsidie voor bepaalde vormen van activiteiten dan wel bepaalde sectoren niet toegestaan is. Deze uitsluitingsgronden, met uitzondering van sub c (kolenindustrie) en e (wind- en kernenergie), vloeien voort uit artikel 1, lid 2, sub c, lid 3, sub a, en lid 4, sub c, van de AGV. Om te bepalen of er sprake is van één van deze vormen van steun, dient dan ook acht te worden geslagen op het bepaalde in de AGV, waarbij ook de definities van bepaalde begrippen in dat artikel in de AGV zijn opgenomen. Subsidiëring voor wind-en kernenergie acht de provincie Overijssel niet wenselijk in het kader van de uitvoering van het Ubs. ]

Noot
238

[Toelichting: In het derde lid is bepaald dat Gedeputeerde Staten de uitvoering van deze paragraaf hebben gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V. Provinciale Staten van de Provincie Overijssel hebben op 21 september 2011 (PS 2011/461) besloten tot uitwerking van een fonds genaamd "Energiefonds Overijssel". Het Energiefonds Overijssel biedt ondernemers en woningcorporaties de mogelijkheid om hun projecten op het gebied van energie-efficiëntie en het produceren van nieuwe energie te financieren. Niet op de traditionele manier met subsidies maar door participaties, leningen en garanties. Het Energiefonds Overijssel kent een totale omvang van maximaal door de Provincie Overijssel ter beschikking gestelde financiële middelen van 250 miljoen EURO; Voor de uitvoering van de activiteiten van het Energiefonds Overijssel heeft de provincie Overijssel de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel I B.V. opgericht, welke vennootschap op haar beurt Energiefonds Overijssel II B.V. heeft opgericht. De besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V. is namens het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel op basis van het GS-mandaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze paragraaf. Energiefonds Overijssel I B.V. houdt zich bezig met risicokapitaal. ]

Noot
239

[Toelichting: 25 Overijsselse woningcorporaties en de provincie Overijssel hebben op 28 juni 2012 het Convenant Energiebesparing Woningcorporaties Overijssel ondertekend. Deze corporaties vertegenwoordigen 90% van de sociale huurwoningvoorraad in Overijssel. In Overijssel zijn 35 woningcorporaties actief die in totaal 135.000 sociale huurwoningen bezitten. Dat is 1/3 deel van de woningvoorraad in Overijssel. 110.000 sociale huurwoningen hebben energielabel C of lager. Woningcorporaties die het Convenant Energiebesparing Woningcorporaties Overijssel hebben ondertekend kunnen een beroep doen op de onderhavige subsidieparagraaf. In het kader van de uitvoering van deze subsidieparagraaf gaat het daarbij om woningcorporaties die het Convenant op 28 juni 2012 hebben getekend, alsmede om woningcorporaties die op een later moment het Convenant alsnog hebben getekend. In deze subsidieparagraaf is aangesloten bij de afspraken voortvloeiend uit voormeld Convenant.

Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de AGV. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten' moet worden verstaan. De opsomming van lid 2 sub a is limitatief. Onder hoger energielabel dan energielabel C in de zin van lid 2 sub b van dit artikel wordt bijvoorbeeld label A of B verstaan. Onder andere maatregelen in de zin van lid 2 sub b wordt bijvoorbeeld verstaan: zonnepanelen of centrale verwarming. ]

Noot
240

[Toelichting: Onder bestaande woningen in het kader van deze paragraaf worden woningen verstaan die op peildatum 1 januari 2012 waren opgericht. ]

Noot
241

[Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd. ]

Noot
242

[Toelichting: Artikel 4:36 van de Awb maakt het sluiten van een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst mogelijk met name met het oog op subsidies die worden verleend in de vorm van een garantie of een lening. In sub d van dit artikel is in overeenstemming met artikel 4:33 sub a van de Awb het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst als voorwaarde voor subsidieverlening opgenomen. In artikel 8.20.1.12, eerste lid, is opgenomen dat de uitvoeringsovereenkomst uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie wordt aangegaan. In artikel 8.20.1.11 zijn de belangrijkste uitgangspunten van de uitvoeringsovereenkomst opgenomen. ]

Noot
243

[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de woningcorporaties. De steun die de woningcorporaties per project genieten mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 7,5 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal, Europees) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages ten aanzien van hernieuwbare energie zijn gebaseerd op artikel 23, lid 2, van de AGV. De steunpercentages ten aanzien van energiebesparingsmaatregelen zijn gebaseerd op artikel 21, lid 4, van de AGV. Het steunplafond van € 7,5 miljoen vloeit voort uit artikel 6, lid 1, sub b, van de AGV.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een woningcorporatie dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definties in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de woningcorporatie, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening

(zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de woningcorporatie en de door de woningcorporatie verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGV. Wanneer de rente, die op grond van de Mededelinging-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 7,5 miljoen.

Voor zover voor dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten steun is verleend die afkomstig is van andere bronnen (zie hiervoor), dient deze te worden meegeteld om te bepalen of het maximum steunpercentage en steunplafond niet wordt overschreden.]

Noot
244

[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de woningcorporaties. De steun die de woningcorporaties per project genieten mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 7,5 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal, Europees) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages ten aanzien van hernieuwbare energie zijn gebaseerd op artikel 23, lid 2, van de AGV. De steunpercentages ten aanzien van energiebesparingsmaatregelen zijn gebaseerd op artikel 21, lid 4, van de AGV. Het steunplafond van € 7,5 miljoen vloeit voort uit artikel 6, lid 1, sub b, van de AGV.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een woningcorporatie dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definties in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de woningcorporatie, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening

(zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de woningcorporatie en de door de woningcorporatie verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGV. Wanneer de rente, die op grond van de Mededelinging-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 7,5 miljoen.

Voor zover voor dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten steun is verleend die afkomstig is van andere bronnen (zie hiervoor), dient deze te worden meegeteld om te bepalen of het maximum steunpercentage en steunplafond niet wordt overschreden.]

Noot
245

[Toelichting: Woningbouwcorporaties kunnen bij de uitvoering van de subsidieregeling in deze paragraaf maximaal een bedrag van € 7.000.000 verleend krijgen. Daarbij is er tevens een limiet gekoppeld aan het maximale bedrag aan subsidie per woning voor zover vast staat dat na het uitvoeren van het energieproject de betreffende woning clasificeert als een woning met energielabel C. Voor woningen die na de uitvoering van het energieproject classificeren als een woning met minimaal energielabel B is er geen maximum verbonden aan de subsidie per woning, behoudenshet maximale bedrag dat als totaal per woningcorporatie geldt. Daarnaast is de toekenning van de subsidie afhankelijk van de overige bepalingen in deze paragraaf waaronder, maar niet uitsluitend artikel 8.20.1.10.]

Noot
246

[Toelichting: Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen.

Op grond van de artikelen 21 en 23 jo. artikel 18, leden 6 en 7, van de AGV, zijn alleen de investeringen in immateriële en/of materiële activa subsidiabel. Dat betekent dat de administratieve kosten die gemaakt worden ten behoeve van het energieproject en de kosten die gemaakt worden ten behoeve van het aanvragen van subsidie voor het energieproject niet subsidiabel zijn.]

Noot
247

[Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 eerste lid kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Artikel 1.2.2 tweede lid ziet op jaarlijkse subsidies. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt en er slechts een beperkt bedrag beschikbaar is. Aanvragen dienen derhalve binnen de periode van 3 juli 2014 tot en met 3 oktober 2014 te zijn ingediend om voor subsidie in aanmerking te komen. Na 3 oktober 2014 sluit de aanvraagperiode en zullen eventuele aanvragen niet meer in behandeling worden genomen.]

Noot
248

[Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. De voor subsidie in aanmerking komende kosten moeten worden gemotiveerd en gespecificeerd.]

Noot
249

[Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 8.20.1.7 geeft deze wettelijke grondslag.

De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Voor het subsidietijdvak 3 juli 2014 tot 3 oktober 2014 is één subsidieplafond vastgesteld. Het subsdiieplafond geeft de totaal beschikbare subsidie voor de uitvoering van deze paragraaf. Gedurende het subsidietijdvak kunnen alle daarvoor in aanmerking komende woningcorporaties een aanvraag indienen. Gedeputeerde Staten zullen vervolgens na het sluiten van het subsidietijdvak overgaan tot beoordeling van de aanvragen. Indien er in het betreffende subsidietijdvak meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is dan zullen de aanvragen onderling worden gerangschikt op basis van artikel 8.20.1.10.]

Noot
250

[Toelichting: GS hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf. ]

Noot
251

[Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.3.1. De weigeringsgronden in artikel 1.3.1 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 8.20.1.9 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen.

De afwijzingsgronden in sub d tot en met i vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGV: sub d is gebaseerd op de artikelen 21 en 23 van de AGV, sub e is gebaseerd op artikel 1, zesde lid sub c van de AGV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen; sub f is gebaseerd op artikel 1, zesde lid sub a van de AGV; sub g is gebaseerd op artikel 1, zesde lid sub c van de AGV, sub h is gebaseerd op artikel 8, tweede lid van de AGV; sub i is gebaseerd op artikel 8, derde lid van de AGV.

In de overige gevallen heeft een subsidie van Gedeputeerde Staten naar hun mening geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a-c en sub j opgesomd. Voor deze gevallen is van belang dat Gedeputeerde Staten de aanvragen per energieproject beoordelen, deze weigeringsgronden worden ook per energieproject (gedeelte van de aanvraag) toegepast. Voor de onder lid 2 sub b genoemde weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval onder wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.]

Noot
252

[Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen. ]

Noot
253

[Toelichting: Zie toelichting 8.20.1.2 sub d over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.

Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.]

Noot
254

[Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 8.20.1.12 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd. ]

Noot
255

[Toelichting: Ter zake van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten beleid opstellen. ]

Noot
256

[Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze subsidieparagraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen. Onder meer mogen op grond van deze regelgeving geen achtergestelde leningen worden verstrekt. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 8.20.1.2 sub c, tweede zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 8.20.1.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie c.q. energiebesparingsmaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 8.20.1.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels. ]

Noot
257

[Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.3. tweede of derde lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag. ]

Noot
258

[Toelichting: Deze subsidieparagraaf ziet op subsidies in de vorm van een geldlening of garantie voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie aan ondernemingen. De Provincie Overijssel beoogt daarmee ondernemingen te stimuleren om een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie te ontwikkelen.

Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten' moet worden verstaan. ]

Noot
259

[Toelichting: De provincie Overijssel vindt het ongewenst dat meer dan één aanvraag per energieproject wordt ingediend. Daarom bevat het derde lid van dit artikel daartoe een uitzonderingsgrond. ]

Noot
260

[Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd. ]

Noot
261

[Toelichting: Artikel 4:36 van de Awb maakt het sluiten van een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst mogelijk met name met het oog op subsidies die worden verleend in de vorm van een garantie of een lening. In sub d van dit artikel is in overeenstemming met artikel 4:33 sub a van de Awb het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst als voorwaarde voor subsidieverlening opgenomen. In artikel 8.20.2.15, eerste lid, is opgenomen dat de uitvoeringsovereenkomst uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie wordt aangegaan. In artikel 8.20.2.11 zijn de belangrijkste uitgangspunten van de uitvoeringsovereenkomst opgenomen. ]

Noot
262

[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 41, lid 7, van de AGV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGV.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.

In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie")en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.]

Noot
263

[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 41, lid 7, van de AGV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGV.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.

In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie") en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.]

Noot
264

[Toelichting: De provincie Overijssel heeft ervoor gekozen om niet de volledige in aanmerking komende kosten te subsidiëren. De provincie Overijssel wil dat de aanvrager ook zelf bijdraagt aan de financiering van het energieproject. De 80% genoemd in lid 2 is gebaseerd op de Mededeling-garanties. ]

Noot
265

[Toelichting: Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen. ]

Noot
266

[Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 eerste lid kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Artikel 1.2.2 tweede lid ziet op jaarlijkse subsidies. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt voor een bepaald subsidietijdvak. De verwachting is dat het er in de praktijk behoefte zal zijn om gedurende het gehele subsidietijdvak aanvragen om subsidie in te kunnen dienen. Om aanvragen toch zoveel mogelijk binnen het subsidietijdvak af te kunnen handelen, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de subsidieaanvraag tot dertien weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft kan worden ingediend. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag vier weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft volledig moet zijn. ]

Noot
267

[Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. Dit artikel dient in samenhang te worden gelezen met artikel 1.2.1. In aanvulling op de gegevens die een aanvrager op grond van artikel 1.2.1 bij de aanvraag moet indienen, dient de aanvrager aanvullende gegevens te overleggen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag. ]

Noot
268

[Toelichting: De voor subsidie in aanmerking komende kosten moeten worden gemotiveerd en gespecificeerd. ]

Noot
269

[Toelichting: Het bedrijfsplan moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

- de doelstelling van de aanvrager en hoe hij deze wil bereiken; de ideeën over het soort onderneming dat hij wil oprichten;

- de geplande rechtsvorm;

- vergunningen die nodig zijn om van start te gaan met het project;

- meerjarige investeringsbegroting;

- meerjarige exploitatiebegroting: op basis van de meerjarige omzetprognose moet de aanvrager aangeven hoeveel nettowinst hij verwacht te overhouden na aftrek van de investeringen (exploitatie) van de omzet;

Ten slotte wordt in het bedrijfsplan verwacht dat de subsidieaanvrager zal aangeven welke werkgelegenheidseffecten door realisering van het energieproject te realiseren dan wel te verwachten zijn. Om die reden wordt van de subsidieaanvrager verwacht dat hij inzicht geeft in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. Dit begrip is toegelicht in de definities. Daarbij moet tevens inzicht worden gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan. ]

Noot
270

[Toelichting: Bij documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence moet, afhankelijk van de aard van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden gedacht aan een zonurenanalyse, een technische analyse van de gebruikte technologie, taxatierapporten, identificatiebewijzen van bestuurders en aandeelhouders, een organisatieschema, projectcontracten, zoals afnamecontracten, inkoopcontracten en onderhoudscontracten. ]

Noot
271

[Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 8.20.2.7 geeft deze wettelijke grondslag.

De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.]

Noot
272

[Toelichting: In artikel 4:26 van de Awb is voorgeschreven dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Artikel 8.20.2.8 geeft deze wettelijke grondslag. ]

Noot
273

[Toelichting: GS hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf.

Indien door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt op grond van artikel 8.20.2.8, derde lid, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie. Ook over deze prioritering brengt de adviescommissie advies uit.]

Noot
274

[Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.3.1. De weigeringsgronden in artikel 1.3.1 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 8.20.2.10 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen. De afwijzingsgronden in sub c-h, k-l, vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGV: sub c is gebaseerd op artikel 41 van de AGV; sub d is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub b, van de AGV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van leningen; sub e is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub c, onder i), van de AGV jo. de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub f is gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub g is gebaseerd op artikel 1, vierde lid, sub a, van de AGV; sub h is gebaseerd op 1, tweede lid, sub c, van de AGV; sub k is gebaseerd op artikel 6, tweede lid, van de AGV; sub l is gebaseerd op artikel 6, tweede en derde lid, van de AGV. In de overige gevallen heeft een subsidie van de provincie Overijssel naar de mening van de provincie Overijssel geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a-b en i-j opgesomd. Voor deze gevallen wordt ook geen subsidie verleend door de provincie Overijssel. ]

Noot
275

[Toelichting: Voor deze weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is. ]

Noot
276

[Toelichting: De aanvrager beschikt niet over voldoende financiële middelen om het energieproject uit te voeren als er geen bankfinanciering voor de dekking van de kosten van het energieproject die niet voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking komen. ]

Noot
277

[Toelichting: Zie toelichting artikel 8.20.2.2 over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.

Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.]

Noot
278

[Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen. ]

Noot
279

[Toelichting: Onderdeel a van dit artikel geeft aan dat de garantie wordt vastgesteld op het moment dat de lening is afgelost. Dit geldt ook als de lening voortijdig is afgelost. Verder geeft dit artikel aan dat de garantie tevens zal worden vastgesteld als de bank de garantie heeft ingeroepen. Verder is opgenomen dat de garantie wordt vastgesteld als er geen vorderingen meer zijn ten aanzien van de aanvrager. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden als de provincie Overijssel de restschuld van de bank overneemt nadat de bank de garantie heeft ingeroepen. In de beschikking tot verlening van de garantie kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden vastleggen over de vaststelling. ]

Noot
280

[Toelichting: In dit artikel is opgenomen dat de provincie Overijssel een premie zal terugvorderen als blijkt dat de ontvanger van de subsidie zijn energieproject niet of op een ander manier gaat uitvoeren. Deze subsidieparagraaf is uiteindelijk bedoeld ter stimulering van hernieuwbare energie. Als gedurende de looptijd van het energieproject de activiteiten dusdanig wijzigen dat er geen sprake meer is van de opwekking van hernieuwbare energie, dan bereikt de provincie haar beleidsdoel niet. De provincie Overijssel had dan ook geen garantie af willen geven voor het project. De provincie Overijssel kan de garantie niet intrekken, omdat dan de bank met een risico wordt opgezadeld. Om deze reden wil de provincie Overijssel een deel van het premievoordeel dat een ontvanger van de garantie heeft terugvorderen.]

Noot
281

[Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 8.20.2.15 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd.]

Noot
282

[Toelichting: Ter zake van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten beleid opstellen.]

Noot
283

[Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze subsidieparagraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen en garanties. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 8.20.2.2, sub a, tweede zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 8.20.2.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 8.20.2.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels.]

Noot
284

[Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.3. tweede of derde lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag.]

Noot
285

[Toelichting: Deze subparagraaf ziet op subsidies in de vorm van een geldlening of garantie aan ondernemingen voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen. De provincie Overijssel beoogt daarmee ondernemingen te stimuleren om energie-efficiëntiemaatregelen te nemen.

Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten' moet worden verstaan.]

Noot
286

[Toelichting: Onder bedrijfsruimten als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kunnen ook maatschappelijk vastgoed, winkels en kantoren worden verstaan, zoals scholen, ziekenhuizen, zwembaden.]

Noot
287

[Toelichting: De provincie Overijssel vindt het ongewenst dat meer dan één aanvraag per energieproject wordt ingediend. Daarom bevat het derde lid van dit artikel daartoe een uitzonderingsgrond.]

Noot
288

[Toelichting: Lid 4 houdt verband met de trend dat zogenoemde ESCO's (Energy Service Companies) de aanleg, het beheer en onderhoud van energie-installaties of zelfs van hele gebouwen overnemen. De provincie Overijssel wil bij deze trend aansluiten door de mogelijkheid te bieden dat onder deze subsidieparagraaf subsidie kan worden verstrekt aan ESCO's. Met het bepaalde in lid 4 wil de provincie Overijssel stapeling van subsidies door woningcorporaties voorkomen.]

Noot
289

[Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd. ]

Noot
290

[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 38, lid 4 en 5, van de AGV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGV.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.

In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie")en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.]

Noot
291

[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 38, lid 4 en 5, van de AGV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGV.

Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.

In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.

In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie")en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.

Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.

Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 7,5 miljoen.]

Noot
292

[Toelichting: De provincie Overijssel heeft ervoor gekozen om niet de volledige in aanmerking komende kosten te subsidiëren. De provincie Overijssel wil dat de aanvrager ook zelf bijdraagt aan de financiering van het energieproject. De 80% genoemd in lid 2 is gebaseerd op de Mededeling-garanties.]

Noot
293

[Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 eerste lid kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Artikel 1.2.2 tweede lid ziet op jaarlijkse subsidies. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt voor een bepaald subsidietijdvak. De verwachting is dat het er in de praktijk behoefte zal zijn om gedurende het gehele subsidietijdvak aanvragen om subsidie in te kunnen dienen. Om aanvragen toch zoveel mogelijk binnen het subsidietijdvak af te kunnen handelen, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de subsidieaanvraag tot dertien weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft kan worden ingediend. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag vier weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft volledig moet zijn.]

Noot
294

[Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. Dit artikel dient in samenhang te worden gelezen met artikel 1.2.1. In aanvulling op de gegevens die een aanvrager op grond van artikel 1.2.1 bij de aanvraag moet indienen, dient de aanvrager aanvullende gegevens te overleggen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag.]

Noot
295

[Toelichting: De voor subsidie in aanmerking komende kosten moeten worden gemotiveerd en gespecificeerd.]

Noot
296

[Toelichting: Het bedrijfsplan moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:

- de doelstelling van de aanvrager en hoe hij deze wil bereiken; de ideeën over het soort onderneming dat hij wil oprichten;

- de geplande rechtsvorm;

- vergunningen die nodig zijn om van start te gaan met het project;

- meerjarige investeringsbegroting;

- meerjarige exploitatiebegroting: op basis van de meerjarige omzetprognose moet de aanvrager aangeven hoeveel nettowinst hij verwacht te overhouden na aftrek van de investeringen (exploitatie) van de omzet;

- Ten slotte wordt in het bedrijfsplan verwacht dat de subsidieaanvrager zal aangeven welke werkgelegenheidseffecten door realisering van het energieproject te realiseren dan wel te verwachten zijn. Om die reden wordt van de subsidieaanvrager verwacht dat hij inzicht geeft in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. Dit begrip is toegelicht in de definities. Daarbij moet tevens inzicht worden gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan.]

Noot
297

[Toelichting: Bij documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence moet, afhankelijk van de aard van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden gedacht aan een zonurenanalyse, een technische analyse van de gebruikte technologie, taxatierapporten, identificatiebewijzen van bestuurders en aandeelhouders, een organisatieschema, projectcontracten, zoals afnamecontracten, inkoopcontracten en onderhoudscontracten.]

Noot
298

[Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 8.20.3.7 geeft deze wettelijke grondslag.

De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.]

Noot
299

[Toelichting: In artikel 4:26 van de Awb is voorgeschreven dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wort verdeeld. Artikel 8.20.3.8 geeft deze wettelijke grondslag.]

Noot
300

[Toelichting: GS hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf.

Indien door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt op grond van artikel 8.20.3.8, derde lid, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie. Ook over deze prioritering brengt de adviescommissie advies uit.]

Noot
301

[Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.3.1. De weigeringsgronden in artikel 1.3.1 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 8.20.3.10 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen. De afwijzingsgronden in sub c-h, k-m, vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGV: sub c is gebaseerd op artikel 38 van de AGV; sub d is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub b, van de AGV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van leningen; sub e is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub c, onder i), van de AGV jo. de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub f is gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub g is gebaseerd op artikel 1, vierde lid, sub a, van de AGV; sub h is gebaseerd op 1, vierde lid, sub c, van de AGV; sub k is gebaseerd op artikel 6, tweede lid, van de AGV; sub l is gebaseerd op artikel 6, tweede en derde lid, van de AGV; sub m is gebaseerd op artikel 38, lid 2, van de AGV. In de overige gevallen heeft een subsidie van de provincie Overijssel naar de mening van de provincie Overijssel geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a,b,i en j opgesomd. Voor deze gevallen wordt ook geen subsidie verleend door de provincie Overijssel.]

Noot
302

[Toelichting: Voor deze weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.]

Noot
303

[Toelichting: De aanvrager beschikt niet over voldoende financiële middelen om het energieproject uit te voeren als er geen bankfinanciering voor de dekking van de kosten van het energieproject die niet voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking komen.]

Noot
304

[Toelichting: Zie toelichting artikel 8.20.3.2 over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.

Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.]

Noot
305

[Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen.]

Noot
306

[Toelichting: Onderdeel a van dit artikel geeft aan dat de garantie wordt vastgesteld op het moment dat de lening is afgelost. Dit geldt ook als de lening voortijdig is afgelost. Verder geeft dit artikel aan dat de garantie tevens zal worden vastgesteld als de bank de garantie heeft ingeroepen. Verder is opgenomen dat de garantie wordt vastgesteld als er geen vorderingen meer zijn ten aanzien van de aanvrager. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden als de provincie Overijssel de restschuld van de bank overneemt nadat de bank de garantie heeft ingeroepen. In de beschikking tot verlening van de garantie kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden vastleggen over de vaststelling.]

Noot
307

[Toelichting: In dit artikel is opgenomen dat de provincie Overijssel een premie zal terugvorderen als blijkt dat de ontvanger van de subsidie zijn energieproject niet of op een ander manier gaat uitvoeren. Deze subsidieparagraaf is uiteindelijk bedoeld ter stimulering van energie-efficiëntie. Als gedurende de looptijd van het energieproject de activiteiten dusdanig wijzigen dat er geen sprake meer is van energie-efficiëntie, dan bereikt de provincie Overijssel haar beleidsdoel niet. De provincie Overijssel had dan ook geen garantie af willen geven voor het project. De provincie Overijssel kan de garantie niet intrekken, omdat dan de bank met een risico wordt opgezadeld. Om deze reden wil de provincie Overijssel een deel van het premievoordeel dat een ontvanger van de garantie heeft terugvorderen.]

Noot
308

[Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 8.20.3.15 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd.]

Noot
309

[Toelichting: Ter zake van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten beleid opstellen. ]

Noot
310

[Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze paragraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen en garanties. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 8.20.3.2, sub a, twee zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 8.20.3.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van energie-efficiëntiemaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 8.20.3.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels.]

Noot
311

[Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.3, tweede of derde lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag.]

Noot
312

[Toelichting: In oktober 2012 is een convenant gesloten tussen de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de gezamenlijke provincies waarin is overeengekomen dat in de periode 2012-2016 door provincies, met rijksmiddelen, een regeling wordt opgesteld en uitgevoerd om het verwijderen van asbestdaken en afvoeren van asbest bij agrarische ondernemers, voormalige agrarische ondernemers en eigenaren van een voormalig agrarisch bouwblok, te subsidiëren in die gevallen waar ook zonnepanelen op de nieuwe daken worden geplaatst. Dit convenant is in juni 2014 aangepast.

De provincies hebben op grond van dit convenant een inspanningsverplichting om te streven naar een extra sanering van 4 miljoen vierkante meter asbestdak voor 31 december 2016. Hiervoor stelt het ministerie van Infrastructuur en Milieu totaal 20 miljoen euro beschikbaar via het provinciefonds. Deze 20 miljoen euro is als volgt verdeeld over de provincies:

Drenthe € 1.044.000,-

Flevoland € 523.000,-

Friesland € 1.590.000,-

Gelderland € 3.418.000,-

Groningen € 928.000,-

Limburg € 1.365.000,-

Noord-Brabant € 3.568.000,-

Noord-Holland € 1.387.000,-

Overijssel € 2.464.000,-

Utrecht € 813.000,-

Zeeland € 896.000,-

Zuid-Holland € 2.004.000,-

Iedere provincie stelt in de subsidieregeling of een apart besluit een subsidieplafond vast afgeleid van bovenstaande verdeling.]

Noot
313

[Toelichting: het begrip agrarisch bouwblok ziet op alle bouwblokken met agrarische bestemming ongeacht of deze zijn gelegen in een bestemmingsplan buitengebied of een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een kern. ]

Noot
314

[Toelichting: Het Asbestverwijderingsbesluit bevat specifieke voorschriften voor inventarisatie en verwijdering van asbest, waaronder het vereiste van certificering voor asbestverwijdering en asbestinventarisatie. Het Asbestverwijderingsbesluit valt onder de reikwijdte van de Dienstenwet en is genotificeerd.]

Noot
315

[Toelichting: Dit artikel geeft de toetsingscriteria om voor de subsidie in aanmerking te komen, mits ook aan overige wettelijke vereisten (Algemene wet bestuursrecht, europese regelgeving) is voldaan.

In dit artikel, noch elders in deze paragraaf, zijn vereisten opgenomen ten aanzien van de-minimissteun. Deze vereisten uit de betreffende verordening gelden rechtstreeks en vormen rechtstreeks onderdeel van het toetsingskader. In het aanvraagformulier worden derhalve wel gegevens gevraagd om aan deze vereisten te kunnen toetsen:

De belangrijkste criteria daarvan zijn de volgende:

1 het maximum voor de-minimissteun aan een onderneming bedraagt € 15.000 gerekend over de twee voorafgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar;

2 het maximum geldt voor alle overheidssteun die als de-minimissteun kan worden aangemerkt. Het doet echter niet af aan de mogelijkheid voor de begunstigde om andere overheidssteun te ontvangen uit hoofde van door de Europese Commissie goedgekeurde regelingen;

3 het maximum geldt voor alle categorieën steun, in welke vorm en met welk doel dan ook verleend.

Bij de beoordeling van de de-minimissteun wordt in principe van het maximaal verleende steunbedrag uitgegaan. Het moment van de feitelijke uitbetaling is daarbij niet van belang.]

Noot
316

[Toelichting: een voormalig agrarisch ondernemer is een agrarisch ondernemer die zijn bedrijf is gestopt of andere activiteiten verricht waardoor de agrarische activiteit is geminimaliseerd. ]

Noot
317

[Toelichting: een eigenaar van een voormalig agrarisch bouwblok dient aan te tonen dat het bouwblok een agrarische bestemming heeft gehad. Vanwege alle verplichtingen uit het ruimtelijk ordeningsrecht ten aanzien van het periodiek aanpassen van het bestemmingsplan, is gekozen voor het jaar 1993 als momenyt waarop het bouwblok tenminste een agrarische bestemming moet hebben gehad. Het bouwblok moet tussen 1 januari en het moment van aanvraag, op enig moment een agrarische bestemming hebben gehad. ]

Noot
318

[Toelichting: Het kan voorkomen dat de aanvragende agrarische onderneming zelf geen eigenaar is van een bedrijfsgebouw maar deze gebruikt via een pachtconstructie. In deze situatie kan er subsidie worden aangevraagd door de agrarische onderneming met een instemmingsverklaring van de eigenaar van het bedrijfsgebouw, mits de agrarische onderneming de kosten voor het project draagt.]

Noot
319

[Toelichting: Voorafgaand aan de aanvraag dient de aanvrager een asbestinventarisatie te laten verrichten. Het rapport van deze asbestinventarisatie overlegt de aanvrager bij zijn aanvraag.]

Noot
320

[Toelichting: De eis van certificering past binnen de dienstenrichtlijn. Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 waarop de certificering is gebaseerd, is genotificeerd.]

Noot
321

[Toelichting: Het plaatsen van zonnepanelen is onderdeel van de toetsing. Dit betekent dat de aanvrager moet kunnen aantonen waar, wanneer en hoe deze worden geplaatst. Hiertoe dient de aanvrager een getekende offerte bij de aanvraag te overleggen.

Deze regeling voorziet niet in het subsidiëren van de aanschaf en plaatsing van zonnepanelen.]

Noot
322

[Toelichting: Net als bij alle elektrische apparaten staat ook het vermogen van zonnepanelen uitgedrukt in Watt. De productie van elektriciteit is niet gelijkmatig doordat de hoeveelheid zonlicht steeds verandert. Daarom is bij zonnepanelen het maximale vermogen onder ideale omstandigheden aangegeven: Watt-piek (Wp). De te plaatsen zonnepanelen dienen ten minste een productiecapaciteit van 5.000Watt-piek te hebben (5 kWp).]

Noot
323

1 [Toelichting: Voor het verwijderen en afvoeren van asbest gelden op grond van het Bouwbesluit 2012 en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 diverse procedurevoorschriften waaraan de aanvrager dient te voldoen. Ook voor het plaatsen van zonnepanelen gelden procedurevoorschriften zoals een vergunning voor het plaatsen van zonnepanelen indien het gebouw een monument is.

1 Om aan te tonen dat de activiteit uitgevoerd gaat worden en aan de vereisten kan worden voldaan, dienen dergelijke vergunningen reeds te zijn aangevraagd en verkregen danwel meldingen te zijn gedaan voordat een aanvraag om een subsidie wordt ingediend.]

Noot
324

[Toelichting: Zodra het Landelijk Asbestvolgsysteem in werking is wordt via het Landelijk Asbestvolgsysteem gemonitord of het verwijderen van asbest op de juiste manier is uitgevoerd. Hiervoor dient Gedeputeerde Staten vooraf toestemming te krijgen tot inzicht.]

Noot
325

[Toelichting: De subsidie wordt berekend over het aantal vierkante meters dak dat asbest bevat. Het betreft nadrukkelijk niet het aantal vierkante meters asbest dat gestort wordt. Bij de bepaling van de hoeveelheid vierkante meters asbest van het dak wordt als leidraad genomen het aantal vierkante meters asbestdak zoals genoemd in het asbestinventarisatierapport.]

Noot
326

1 [Toelichting: Een aanvrager kan slechts een keer subsidie aanvragen in een provincie op grond van deze regeling. Wel kan een aanvrager tegelijk voor meerdere bouwlocaties of bouwblokken subsidie vragen mits hij voor iedere verwijdering van een asbestdak aan de vereisten voldoet.

Niet wordt uitgesloten dat de aanvrager op grond van andere regelingen subsidie ontvangt voor dezelfde subsidiabele activiteit danwel voor het plaatsen van zonnepanelen. Deze regeling beperkt derhalve niet de toegang tot bijvoorbeeld de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) of de fiscale mogelijkheden middels de MIA (Milieu Investeringsaftrek) en Vamil (willekeurige afschrijving milieu-investeringen).]

Niet wordt uitgesloten dat de aanvrager op grond van andere regelingen subsidie ontvangt voor dezelfde subsidiabele activiteit danwel voor het plaatsen van zonnepanelen. Deze regeling beperkt derhalve niet de toegang tot bijvoorbeeld de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) of de fiscale mogelijkheden middels de MIA (Milieu Investeringsaftrek) en Vamil (willekeurige afschrijving milieu-investeringen).]

Noot
327

[Toelichting: De asbest mag niet reeds verwijderd en afgevoerd zijn voordat de aanvraag om subsidie wordt ingediend. De voorfase waarin offertes worden gevraagd en overeenkomsten ten behoeve van de uitvoering tot stand komen, dient wel doorlopen te zijn voordat subsidie kan worden aangevraagd. Anders kan immers niet worden aangetoond dat aan de subsidievereisten wordt voldaan.]

Noot
328

[Toelichting: Ten behoeve van de eenvoud van de regeling is gekozen voor een behandeling op volgorde van binnenkomst. Hierdoor kan direct bij ontvangst van volledige aanvragen worden gestart met de behandeling en subsidieverstrekking.]

Noot
329

[Toelichting: Van deze subsidieregeling kunnen alle ondernemingen gebruik maken, die zijn samengevat onder de noemer ‘bedrijf'. Voor agrarische ondernemingen is paragraaf 8.21 van dit Uitvoeringsbesluit subsidies van toepassing. ]

Noot
330

[Toelichting: Van deze subsidieregeling kunnen alle ondernemingen gebruik maken, die zijn samengevat onder de noemer ‘bedrijf'. Voor agrarische ondernemingen is paragraaf 8.21 van dit Uitvoeringsbesluit subsidies van toepassing. ]

Noot
331

[Toelichting: Uit dit artikel volgt dat een aanvrager een bedrijf moet zijn met een bedrijfslocatie in de provincie Overijssel en dat zich op deze bedrijfslocatie een of meer gebouwen bevinden die een of meer asbestdaken bevatten. Het is niet mogelijk het asbestdak of de asbestdaken gedeeltelijk te saneren. Daarom is als criterium opgenomen dat alle op de bedrijfslocatie aanwezige asbestdaken worden verwijderd en afgevoerd. Verder kan de inventarisering en sanering van de asbestdaken alleen plaatsvinden door daartoe gecertificeerde bedrijven. In artikel 8.22.1 onder g is vermeld over welke certificeringen deze bedrijven moeten beschikken. Hieruit blijkt o.a. dat het bedrijf dat de asbest verwijdert en afvoert een ander bedrijf moet zijn dan het bedrijf dat de asbestinventarisatie uitvoert.

Voorts is vereist dat de aanvrager beschikt over de noodzakelijke vergunningen c.q. de benodigde meldingen heeft gedaan. Hiervan dienen bewijsstukken bij de aanvraag te worden overlegd (zie artikel 8.22.7, lid 2, sub c). Voor het saneren van asbestdaken kunnen verschillende toestemmingen vereist zijn. In zijn algemeenheid moet op basis van artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 een sloopmelding gedaan te worden bij het bevoegd gezag voor de verwijdering van asbest. Ook kan op basis van de monumentenregelgeving of het bestemmingsplan een sloop- of omgevingsvergunning nodig zijn. De gemeente kan daarover nadere informatie verstrekken. Verder gelden op basis van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 diverse procedurevoorschriften waaraan de aanvrager moet voldoen.

In artikel 1.3.1 van hoofdstuk 1 van dit Uitvoeringsbesluit zijn weigeringgronden opgenomen. Bijvoorbeeld: er wordt geen subsidie verstrekt voor reeds gesaneerde asbestdaken; dit vloeit voort uit artikel 1.1.6 sub c en artikel 1.1.1 sub k. Verder wordt subsidie geweigerd als minder dan € 1.000 subsidie wordt verstrekt. Dit betekent dat saneringen van asbestdaken met een oppervlakte van 333 m2 of kleiner niet in aanmerking komen voor subsidie. Om te voorkomen dat dergelijke saneringen in het geheel niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen, biedt de regeling, vanwege het belang van het verwijderen van asbestdaken, de mogelijkheid dat meerdere aanvragers gezamenlijk een aanvraag indienen. In dat geval is één aanvrager penvoerder en deze aanvrager is door de andere aanvragers gemachtigd de aanvraag in te dienen. Iedere aanvrager die is opgenomen in de gezamenlijke aanvraag zal moeten voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden om voor subsidie in aanmerking te komen. ]

Noot
332

[Toelichting: De subsidie wordt berekend over het aantal vierkante meters dak dat asbest bevat. Het betreft nadrukkelijk niet het aantal vierkante meters asbest dat gestort wordt. Bij de bepaling van de hoeveelheid vierkante meters asbestdak wordt als leidraad genomen het aantal vierkante meters asbestdak zoals genoemd in het asbestinventarisatierapport. Per vierkante meter asbestdak dat gesaneerd wordt kan maximaal € 3,- subsidie verkregen worden. Indien uit de getekende offerte of overeenkomst tot sanering van het asbestdak blijkt dat de kosten minder zijn dan € 3,- per m2, dan heeft dit mindere bedrag te gelden als de maximale subsidie per m2.]

Noot
333

[Toelichting: In de artikelen 1.4.1 en 1.4.2 van dit Uitvoeringsbesluit zijn een aantal algemeen geldende verplichtingen voor de subsidieontvanger geformuleerd. In aanvulling op deze verplichtingen is in dit artikel de verplichting geformuleerd dat de gesubsidieerde activiteit dient te zijn gerealiseerd binnen 12 maanden na datum van de subsidieverlening.]

Noot
334

[Toelichting: Zoutelektrolyse vervangt de traditionele chloorinstallatie. De nieuwprijs is ongeveer € 70.000. Indien de chloorinstallatie aan vervanging toe is dan bedraagt de meerinvestering slechts een paar duizend euro, op deze meerinvestering is deze subsidie van toepassing. De exploitatielasten gaan bij elektrolyse wel omhoog vanwege hogere onderhoudskosten en overige arbeidskosten. Voor zwembaden die het gehele jaar geopend zijn kan zoutelektrolyse een beperkt voordeel opleveren. Deze investering heeft daarmee voornamelijk een duurzaam karakter!]

Noot
335

[Toelichting: Door het filteren van het water afhankelijk te maken van de behoefte (gebruik) is een regelsysteem noodzakelijk en dient het leidingwerk te worden aangepast.]

Noot
336

[Toelichting: Door de toevoeging van suppletiewater (om het water niveau aan te vullen) afhankelijk te maken van de bezettingsgraad vermindert het waterverbruik bij lagere bezetting.]

Noot
337

[Toelichting: Door minder te ventileren wordt minder warme lucht afgezogen. Het regelsysteem zorgt ervoor dat de luchtkwaliteit binnen de normen blijft.]

Noot
338

[Toelichting: Door het aanbrengen van een afdekmat wordt de afkoeling van het water, bij een gesloten zwembad, verminderd. ]

Noot
339

[Toelichting: Bij gebruik van bivalente installaties (meerdere warmtebronnen) geft een juiste regeltechniek een optimaal energiegebruik.]

Noot
340

[Toelichting: Indien installaties steeds zijn uitgebreid en er plannen zijn voor de toepassing van bijvoorbeeld een biomassa installatie of andere warmtebron, kan het zinvol zijn overcapaciteit van de leidingen, loze leidingen te ontmantelen of af te koppelen.]

Noot
341

[Toelichting: Door bemetering per gebruiker (verhuur eenheid) mogelijk te maken is afzonderlijke afrekening van de energiekosten tijdens het verblijf mogelijk. Dit geeft energiebewustzijn bij de gebruiker met een potentiele reductie van het energiegebruik zowel van gas als elektra.]

Noot
342

[Toelichting: Bij renovatie van de doucheruimte is de plaatsing van warmteterugwinning op het douchewater, via de afvoer, mogelijk.]

Noot
343

[Toelichting: De inhoudsopgave Bedrijfsplan Lokale energie-initiatieven is te downloaden via www.overijssel.nl/subsidie.]

Noot
344

[Toelichting: Een lokaal energie-initiatief start vaak, maar niet uitsluitend, met vrijwilligers, het initiatief kan verschillende rechtsvormen hebben. Sommige lokale energie-initiatieven groeien uit tot een lokale duurzame energie onderneming. ]

Noot
345

[Toelichting: Het gaat hierbij om activiteiten als het organiseren van bijeenkomsten, ideeën uitwerken, juridisch en financieel advies vragen, onderzoek naar haalbaarheid, aanvragen van vergunningen en de voorbereiding en het opstellen van een businesscase voor het energieproject. ]

Noot
346

[Toelichting: Hieronder vallen activiteiten die nodig zijn om een onderneming te starten en alle activiteiten die nodig zijn om het lokale energie-initiatief te verbreden naar meerdere activiteiten, meerdere bronnen, meerdere doelgroepen en/of meerdere wijken.]

Noot
347

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen vanaf het begin van een lokaal energie-initiatief betrokken zijn, om indien nodig deskundigheid in te brengen en te helpen om het lokaal energie-initiatief van de grond te kunnen krijgen. Gedeputeerde Staten zijn ondersteunend en niet sturend. De initiatiefnemers moeten uiteindelijk zelf de keuzes maken die nodig zijn om het initiatief van de grond te krijgen.]

Noot
348

[Toelichting: Gedeputeerde Staten verlenen geen subsidie aan uitsluitend ideevorming en onderzoek naar de haalbaarheid van een Lokaal duurzaam energie-initiatief. Een idee en onderzoek naar haalbaarheid moet uiteindelijk leiden tot een businesscase. ]

Noot
349

[Toelichting: Gedeputeerde Staten verlenen een subsidie van maximaal € 100.000. Op basis van artikel 1.3.3 kunnen Gedeputeerde Staten een voorschot van maximaal 90% uitbetalen. Echter gezien de aard van de subsidie, is dit niet wenselijk. Het kan immers ook zijn dat na fase 1, de idee en ontwerpfase, blijkt dat het energieproject niet uitgevoerd kan worden. In de verleningsbeschikking worden go-or nogo momenten opgenomen en op basis van een tussengesprek met de provincie of een tussenrapportage besluiten Gedeputeerde Staten of een voorschot wordt verleend. Om een voorschot te kunnen ontvangen voor de subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub b (uitvoeren van een energieproject), moet de subsidieontvanger een businesscase overleggen. Om een voorschot te kunnen ontvangen voor de subsidie als bedoeld in artikel 8.26.2 sub c (professionalisering van het lokale energie-initiatief tot een toekomstbestendige onderneming) moet de subsidieontvanger een bedrijfsplan overleggen.]

Noot
350

[Toelichting: Gedeputeerde Staten stellen de subsidie beschikbaar voor de activiteiten van de energie/woonloketten , maar willen dat de gemeenten samen met markpartijen toewerken naar een verzelfstandigde markt in 2020. Dit betekent dat de gemeente de subsidie gebruikt voor het in stand houden van het energie/woonloket in 2016 t/m 2019 maar ook voor activiteiten die nodig zijn om toe te werken naar een verzelfstandigd energie/woonloket in 2020. Er is sprake van een verzelfstandigd energie/woonloket als binnen de gemeente (of in samenwerking op regionaal niveau) de inwoners van de gemeente voldoende en effectief kennis kunnen verwerven over energiebesparing en welke marktpartijen zij voor uitvoering kunnen benaderen, zonder hiervoor afhankelijk te zijn van een financiële bijdrage van de provincie. ]

Noot
351

[Toelichting: Een forfaitair tarief betekent dat de subsidie een vast tarief is. Een onderbouwing van de subsidiabele kosten op grond van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 is daarom niet nodig. Rekening houdend met artikel 8.27.3 sub b en c moet de gemeente wel een begroting overleggen met de totale kosten van de subsidiabele activiteiten. De totale kosten moeten ten minste €120.000 bedragen. Uit de dekkingsplan moet blijken dat de gemeente ten minste €60.000 van de kosten zelf dekt. Bij de berekening van de totale kosten kan de gemeente ook loonkosten meenemen voor maximaal € 50 per uur.]

Noot
352

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen subsidie in de vorm van een voucher verstrekken aan MKB ondernemingen (individueel of in clusters), lokale energieorganisaties of intermediairs of adviseurs. De subsidie is bedoeld voor procesbegeleiding voorafgaand aan het ontwikkelen van een energiepropositie in de vorm van een straat-, wijk- of doelgroepbenadering voor verduurzaming van particuliere woningen.]

Noot
353

[Toelichting: MKB-ondernemingen zijn bijvoorbeeld ondernemingen met minder dan 250 personeelsleden en een jaaromzet of jaarlijks balanstotaal van maximaal € 10 miljoen.]

Noot
354

[Toelichting: Om dit te beoordelen kunnen Gedeputeerde Staten één van de samenwerkingspartners van de Overijsselse Aanpak, te weten: Uneto VNI, Bouwend Nederland, Kamer van Koophandel, Kennispoort regio Zwolle of Stichting Pioneering consulteren. ]

Noot
355

[Toelichting: Het activeren van woningeigenaren kan door bijvoorbeeld in contact te komen met woningeigenaren, ze actief op te zoeken dan wel via een andere benadering, en ze te stimuleren om energiemaatregelen te treffen. De subsidie is niet bedoeld voor de investeringen in de energiemaatregelen.]

Noot
356

[Toelichting: De subsidie bedraagt maximaal € 150.000 per aanvraag. Dit betekent dat een aanvrager (bv. een gemeente) meerdere aanvragen kan indienen, voor zover het subsidieplafond het toelaat.]

Noot
357

[Toelichting: Indien sprake is van een innovatieve aanpak dan dient de aanvrager in het aanvraagformulier te onderbouwen waarom sprake is van een innovatieve aanpak. ]

Noot
358

[Toelichting: Dit artikel bevat heel eenvoudig de basis voor de beoordeling van alle subsidieaanvragen, namelijk het pMJP en het gebiedsprogramma. Dat een bepaalde activiteit niet is opgenomen in een gebiedsprogramma betekent niet dat deze niet voor subsidie in aanmerking komt. Alleen als sprake is van strijdigheid met het gebieds-programma of verdringing van prioriteiten levert het gebiedsprogramma een weigeringsgrond op. ]

Noot
359

[Toelichting: Het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (afgekort POP2) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op:

1 de versterking van de concurrentiekracht van de land- en bosbouwsector;

2 het verhogen van de kwaliteit van natuur en landschap;

3 de verbetering van de leefbaarheid op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.

Het gaat hierbij om middelen uit het bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 opgerichte Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), de opvolger van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor Landbouw (EOGFL). Het doel dat Nederland met het POP-2 wil bereiken, is: een goed evenwicht tussen de kwaliteit van natuur en landschap en het gebruik daarvan voor wonen, recreatie, gezondheid en persoonlijk welbevinden. Ook wordt geld ingezet voor de versterking van de concurrentiekracht van de land- en bosbouwsector. De Europese Commissie heeft het programmadocument POP 2007-2013 op 20 juni 2007 officieel goedgekeurd. Gedeputeerde Staten zijn aangewezen als beheersautoriteit voor de POP subsidies in Overijssel. Betaalautoriteit zijn Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen. Het POP2-programma is het vervolg op het POP 2000 t/m 2006.

POP2 is opgebouwd uit vier assen. Deze assen vormen samen de doelstellingen van het programma. Onder de assen zijn verschillende maatregelen mogelijk. De POP-maatregelen worden ingezet om de doestellingen van het provinciaal Meerjarenprogramma voor het platteland (pMJP) te realiseren. Vanuit dat programma wordt ook de nationale financiering geregeld die nodig is om aanspraak op POP-subsidie te kunnen maken. Een aanvraag moet dus ook inhoudelijk en financieel binnen het pMJP passen.

As 1: versterking van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector.

De maatregelen onder deze as zijn bijna allemaal gericht op het ondersteunen van agrarisch ondernemers bij het aanpassen en innoveren van hun bedrijf. Het gaat dan om de kwaliteit van grond en kavelstructuur, gebouwen en machines, maar ook om nieuwe productiemethoden en het kunnen inspelen op ontwikkelingen vanuit de markt.

As 2: verbetering van het milieu en het platteland.

Het doel van de maatregelen onder as 2 is het verhogen van duurzaam gebruik van landbouwgrond. Agrarische ondernemers kunnen bijvoorbeeld gesubsidieerd worden als zij investeren in maatregelen tegen verdroging van hun grond.

As 3: verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.

Het doel van de maatregelen onder as 3 is het bevorderen van een toegankelijk, vitaal en dynamisch platteland waar de landbouw niet meer de enige economische drager is. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden met investeringen in kleinschalige ondernemingen die zich richten op toerisme en recreatie, in leefbaarheids-voorzieningen, in dorpsvernieuwing en in het landelijk erfgoed.

As 4: uitvoering van de LEADER-aanpak.

De aanpak van huidige LEADER+-programma vindt een vervolg in POP2. De LEADER-aanpak werkt met zogenaamde plaatselijke groepen (PG's). Deze PG's zijn gerelateerd aan het Bestuurlijk Gebiedsoverleg (BGO): afstemming vindt plaats in taken en verantwoordelijkheden en een aantal personen is in beide gremia vertegenwoordigd. De PG richt zich met name op de verbetering van de sociale en economische vitaliteit van het platteland. De PG's hebben plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gemaakt voor hun gebied. Hierin geven ze voor de komende programmaperiode aan: doelen, strategie, inzet van de beschikbare middelen en de wijze van uitvoering. Samenwerking en innovatie staan daarbij centraal. Het gaat dan om samenwerking binnen het LEADER-gebied, tussen de leden van de Plaatselijke Groep en projectuitvoerders, maar ook om samenwerking tussen LEADER-gebieden in binnen- en buitenland.

LEADER biedt kansen voor innovatieve vormen van beleidsvorming en -uitvoering: een aanpak ‘van onderop', met een belangrijke rol voor de plaatselijke groep. In Overijssel zijn zes LEADER-gebieden aangewezen, te weten Noordwest-Overijssel, Noordoost-Overijssel, Salland, Noordoost-Twente, West-Twente en Zuid-Twente

Doelstellingen onder as 1 t/m 3 kunnen binnen LEADER uitgevoerd worden.|

In hoofdstuk 8 en 9 zijn de volgende POP-maatregelen gekoppeld aan pMJP-prestaties:

Overzicht koppeling POP-maatregelen uit Hoofdstuk 8 en 9 Ubs aan pMJP-prestaties

De nummering betreft de maatregelen zoals opgenomen in de bijlage van het programmadocument POP 2007-2013*; pMJP-prestatie ; De correlerende artikelen uit dit hoofdstuk ;

Maatregelen as 1 ; ; ;

121: Modernisering landbouwbedrijven; 1.3.2; Artikel 9.9.3 lid 8;

125: Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw; 1.1.5; Artikel 9.5.2 onder d;

Maatregelen as 2 ; ; ;

216: Niet productieve investeringen; 5.1.1-5.2.9; Artikel 8.5.2 onder d;

Maatregelen as 3 ; ; ;

311: Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten; 1.2.2; Ingetrokken;

311b: Diversificatie naar niet productieve investeringen- Hernieuwbare energie; 1.2.1; Artikel 9.7.2 lid 6;

321b: Basisvoorzieningen voor de economie en plattelandsbevolking- Hernieuwbare energie; 3.1.2; Artikel 9.1.4a lid 2;

323: Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed; 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6; Artikel 9.22.2 onder i;

Maatregelen as 4 ; ; ;

411: Verbetering van het concurrentievermogen in de land- en bosbouwsector; 1.2.1; Artikel 9.1.4a, lid 2;

413: De leefbaarheid op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie; 3.1.2, 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4, 3.2.6, 4.1.1, 4.1.2, 4.3.2 ; Artikel 9.1.4a, lid 2;

421: Uitvoering van samenwerkingsprojecten; ; Artikel 9.1.4a, lid 2;

431: Beheer van de Plaatselijke Groep; ; Artikel 9.1.4a, lid 2];

Noot
360

[Toelichting: Lid 1 koppelt de POP-bijdrage aan de inhoudelijke prestaties in het pMJP. Per prestatie wordt aangegeven wanneer artikel 9.1.3 van toepassing is. Daarbij is ook aangegeven welke maatregel van toepassing is zodat duidelijk is welke voorschriften uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma gelden.]

Noot
361

[Toelichting: Lid 2 is een precisering van artikel 6, lid 1 van de Algemene Subsidieverordening Overijssel (ASV). Daarin is bepaald dat Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van de ASV en het uitvoeringsbesluit als er sprake is van medesubsidiënten. Bij samenloop met middelen uit het ELFPO zal het POP-regime van toepassing zijn voor de totale subsidie, dus ook voor de provinciale cofinanciering voor die activiteit. Dit geldt ook onverkort voor zogenaamde top-ups. Dit zijn nationale middelen (Rijk/provincie) die niet gekoppeld zijn aan een EU bijdrage, maar wel onder POP-regime vallen.]

Noot
362

[Toelichting: Lid 3 regelt welke algemene kosten niet subsidiabel zijn. In een projectbegroting mogen deze kosten niet als subsidiabele kosten worden opgevoerd.]

Noot
363

[Toelichting: Lid 5 regelt de uitvoeringstermijn van projecten. Op het moment van de subsidieverlening dient het project obstakelvrij te zijn. Obstakelvrij betekent dat er geen belemmeringen meer zijn om het project uit te voeren; de benodigde toestemmingen zijn verleend en eventuele planwijzigingen zijn voltooid. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij hiervan afgeweken moet worden. Dit wordt dan geregeld in de beschikking tot subsidieverlening.]

Noot
364

[Toelichting: Lid 1 geeft de wettelijke basis voor subsidieverlening voor de zogenaamde LEADER-aanpak. Naast het feit dat de LEADER-aanpak gekoppeld wordt aan de inhoudelijke prestaties van het pMJP moeten projecten ook inhoudelijk passen binnen de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en de betreffende maatregelen uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013.]

Noot
365

[Toelichting: Lid 2 regelt de koppeling van de Leader maatregelen. Er kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten gericht op de verbetering van het concurrentievermogen in de land- en bosbouwsector en activiteiten gericht op de leefbaarheid op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie. Tevens kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten gericht op de uitvoering van samenwerkingsprojecten. Tot slot kan subsidie worden verstrekt activiteiten gericht op het beheer van de Plaatselijke Groepen.]

Noot
366

[Toelichting: Lid 3 regelt de termijnen voor indiening van de aanvragen in het kader van de LEADER-aanpak.]

Noot
367

[Toelichting: Lid 4 geeft de rol van de Plaatselijke Groepen aan in het besluitvormingsproces.]

Noot
368

[Toelichting: Op grond van artikel 107 VWEU is het in beginsel verboden subsidie te verstrekken aan ondernemingen als daardoor de concurrentieverhoudingen op een internationale markt worden verstoord.

Lid 1 bevat het verbod op staatssteun: "Behoudens afwijkingen waarin dit Verdrag voorziet, zijn steunmaatregelen van de Staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt."

Het begrip onderneming wordt door het Europese Hof van Justitie ruim uitgelegd: "elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd". Dit betekent dat ook stichtingen en verenigingen als onderneming kunnen worden gezien als hun activiteiten ook op een markt (kunnen) worden aangeboden.

Bij subsidies op grond van het onderhavige hoofdstuk is dikwijls sprake van staatssteun. Dit wil nog niet zeggen dat geen subsidie kan worden verleend. Als de aanvraag past binnen één van de zogenaamde vrijstellingsverordeningen van Europese Commissie kunnen Gedeputeerde Staten positief beschikken op een aanvraag. Er gelden dan wel aanvullende criteria, beperkingen ten aanzien van de hoogte van de subsidie en aanvullende voorschriften. In de zogenaamde factsheets in de bijlagen wordt steeds verwezen naar de voor dat onderdeel relevante regelingen en bepalingen.

Het voert te ver om op deze plaats alle verordeningen uitvoerig te belichten. Voor de precieze inhoud wordt u verwezen naar de website van Europa Decentraal: www.europadecentraal.nl. Hier kunt u onder andere de brochure ‘Europese regelgeving over staatssteun' downloaden. ]

Noot
369

[Toelichting: Naast de vrijstellingsverordeningen kan de Europese Commissie goedkeuring verlenen voor steunmaatregelen die ‘verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt' (artikel 97, lid 3, EG-verdrag). Door de provincies is samen met LNV gezamenlijk goedkeuring gevraagd voor subsidiemogelijkheden in een zogeheten Catalogus Groene Diensten. Eenmaal goedgekeurd heeft die catalogus dezelfde werking als een vrijstellingsverordening: de steun is toelaatbaar mits de aanvullende criteria en voorschriften in acht worden genomen. Mogelijk worden in de toekomst nog andere steunmodules gezamenlijk ontwikkeld.]

Noot
370

[Toelichting: Om de administratieve lasten voor gemeenten en waterschappen te beperken hoeft naast de ondertekening van het convenant niet nog eens een aparte aanvraag te worden ingediend. Voorwaarde is wel dat het gebiedsprogramma + het convenant voldoen aan de normale eisen die gelden voor een aanvraag voor subsidie. Dat betekent in ieder geval dat de aanvraag wordt ondertekend door het dagelijks bestuur van de gemeente of het waterschap namens de publiekrechtelijke rechtspersoon. Ondertekening door de portefeuillehouder of de burgemeester alleen is onvoldoende (tenzij een ondertekeningsmandaat is verleend).

Voor het overige gelden de eisen uit het Awb (artikelen 4.61-4.65) en eventueel aanvullende eisen op grond van artikel 9.1.3 voor de onderdelen waarvoor ook Europese middelen worden verstrekt. ]

Noot
371

[Toelichting: De inzet van de provincie is dat met de partners in de gebieden in één keer voor de hele periode afspraken worden gemaakt over de te leveren prestatie en de provinciale subsidie die daar tegenover staat. In jaar 1 wordt op basis van die afspraak in één keer subsidie verleend voor alle prestaties. Het is dan in beginsel aan de subsidieontvanger om te bepalen in welk jaar de prestatie wordt gerealiseerd. Wel wordt daarvan vooraf een inschatting gevraagd. Daarmee wordt het subsidiebedrag bij verlening verdeeld in jaarschijven. Op basis van de indeling in jaarschijven én de feitelijke voortgang worden voorschotten verleend op het subsidiebedrag.

Ieder jaar wordt er een verantwoording verwacht over de prestaties die in dat jaar zijn gerealiseerd, mede in verband met de verantwoordingsplicht van de provincie naar het Rijk. Deze informatie kan aanleiding zijn om de subsidieverlening te wijzigen. ]

Noot
372

[Toelichting: Om de doelstellingen van het natuurbeleid voor de Natura2000 gebieden te realiseren, dient de stikstofdepositie op deze gebieden verminderd te worden. Een belangrijk deel van de stikstofdepositie is afkomstig van veehouderijbedrijven.. Door het toepassen van emissiebeperkende technieken en maatregelen op veehouderijen kan de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden in belangrijke mate teruggebracht worden. In het provinciaal beleidskader stikstof en Natura2000 voor veehouderijen is het provinciale beleid voor de vermindering van de stikstofdepositie vanuit veehouderijbedrijven beschreven. Een van de maatregelen hiervoor is het bevorderen van de toepassing van emissiebeperkende maatregelen en technieken waarmee veehouderijbedrijven lagere emissies per dierplaats realiseren dan de emissies die op grond van de normen van de landelijke regelgeving vereist zijn. Hiertoe zet de provincie stimuleringsbeleid in op grond waarvan ondernemers een bijdrage voor hun ivesteringen in emissiearme technieken en maatregelen kunnen aanvragen. Met betrekking tot de toepassing van emissiearme technieken en maatregelen doen zich de volgende knelpunten voor:

1. Ondernemers hebben onvoldoende kennis van en ervaring met de mogelijkhedenm om met aanpassingen in de bedrijfsvoering en andere management maatregelen de emissiereductie te realiseren;

2. onvoldoende beschikbaarheid van praktijkgerede technieken. In sommige sectoren en met name in de rund- en melkveehouderij zijn er nog relatief weinig goede, gecertificeerde emissiebeperkende technieken- stalaanpassingen, vloersystemen, etc.- beschikbaar.

Om deze twee redenen is het stimuleringsbeleid ook gericht op bevorderen van kennisontwikkeling, innovatie en kennisspreiding met betrekking toty emissiebeperkende technieken en maatregelen. ]

Noot
373

[Toelichting: Het gaat hierbij om (samenwerkings-)projecten van landbouworganisatie(s), ondernemers en kennisinstellingen gericht op de ontwikkeling en verspreiding van kennis over aanpassingen in de bedrijfsvoering en nieuwe technieken op te nemen. Hierbij zal onder meer aandacht besteed worden aan

(i) de opstelling van bedrijfsplannen "stikstofemissiereductie"

(ii) het in de praktijk testen en monitoren van kansrijke maatregelen/maatregelpakketten op "voorloperbedrijven" en

(iii) de begeleiding van "studieclubs" voor de uitwisseling van de op de voorloperbedrijven en andere bedrijven opgedane kennis en ervaringen.

Deelname aan de onderdelen bedrijfsadvisering (i) en praktijknetwerken (iii) is openbaar toegankelijk. De test- en toetsresultaten uit het onderdeel (ii) worden via "studieclubs" uitgewisseld tussen landbouwondernemers. De genoemde activiteiten zijn derhalve voor alle landbouwondernemers beschikbaar.]

Noot
374

[Toelichting: De investeringen voor stikstofemissiebeperkende maatregelen zullen in de intensieve veehouderij hoofdzakelijk betrekking hebben op luchtwassers. In de melkveehouderij zal het met name gaan om het aanbrengen van emissiearme vloeren.]

Noot
375

[Toelichting: Deze subsidieparagraaf is gebaseerd op het geactualiseerde Beleidskader Groene en Blauwe diensten 2006-2015. Gedeputeerde Staten willen een financiering van Groene en Blauwe diensten stimuleren en waarborgen. Via de gemeenten dragen zij bij aan fondsen die geldstromen bundelen om Groene en Blauwe diensten langdurig te financieren. Deze paragraaf integreert de op 4 juli 2014 geldende paragrafen 9.16, 9.17 en 9.18. ]

Noot
376

[Toelichting: De catalogus is een soort gereedschapskist waarmee overheden een regeling met maatregelen/pakketten kunnen opstellen op het gebied van aanleg en beheer van natuur, landschap, water, recreatie en cultuurhistorie. De Nederlandse Catalogus Groenblauwe diensten 2011 is opgesteld in nauwe samenwerking met Dienst Landelijk Gebied en de 12 provincies en in 2010/2011 geactualiseerd en opnieuw goedgekeurd door de Europese Commissie. De actuele Catalogus is te vinden op www.portaalnatuurenlandschap.nl/.]

Noot
377

[Toelichting: Om keuzes te maken welke Groene en Blauwe diensten gecontracteerd moeten worden, is een landschapsplan of -visie nodig. Dit kan in een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) zijn vastgelegd. Vergelijkbare, bestaande planvormen zijn ook mogelijk. Voor de beoordeling van de kwaliteit wordt de handreiking voor het LOP als referentie gehanteerd.]

Noot
378

[Toelichting: Het aanvraagformulier is te downloaden op www.overijssel.nl/subsidie, onder alle subsidies bij elkaar, subsidieregeling Groene en Blauwe Diensten 2014-2015.]

Noot
379

[Toelichting: Het Excel document is onderdeel van het aanvraagformulier.]

Noot
380

[Toelichting: Stimulering van het landschapsbeheer gebeurt (ook) via het Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer(SNL). Hieronder vallen de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Overijssel en de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Overijssel. Cumulatie van deze regelingen met subsidie op grond van onderhavige subsidieregeling, is uitgesloten. Het betreft een zogenaamde financiële anticumulatiebepaling: waar het SNL/SKNL geen financiële mogelijkheden biedt, kan Groen Blauwe diensten wel toepassing krijgen, mits aan de overige bepalingen is voldaan.]

Noot
381

[Toelichting: Omdat sprake is van langlopende beheercontracten van bij voorkeur 30 en minimaal 10 jaar, zal een substantieel deel van de ontvangen subsidie later worden uitbetaald en vindt fondsvorming plaats. Hierdoor is het mogelijk om via verantwoord en transparant fondsbeheer door middel van renteontvangsten op subsidie en andere (co)financiering een rendement te realiseren.]

Noot
382

[Toelichting: Dit betekent dat alleen de contracten die voor of op 31 december 2015 zijn gesloten voor subsidie in aanmerking komen. De gemeente moet de aanvraag tot vaststelling, conform artikel 1.5.2 dan wel artikel 1.5.3 indienen binnen 13 weken nadat de contracten zijn gesloten.]

Noot
383

[Toelichting: Dit format is te downloaden op www.overijssel.nl/subsidie, onder subsidieregeling Groene en Blauwe Diensten.]

Noot
384

[Toelichting: De uitvoering van de faunabeheerplannen is in handen van de Stichting Fauna Beheer Eenheid Overijssel (FBE) te Deventer. ]

Noot
385

[Toelichting: Deze subsidieparagraaf betreft de uitvoering van de EHS en de realisatie van de maatregelen ten behoeve van de Natura 2000-gebieden. De partners, zoals genoemd in artikel 9.24.3 maken gezamenlijk met de provincie afspraken over de uitvoering van gebiedsprocessen die hierbinnen uitgevoerd gaan worden. Tevens is en wordt afgesproken wie welk gebiedsproces trekt.

De subsidieverlening vindt plaats in het kader van de uitvoering van de ontwikkelopgave EHS/Natura 2000. PS hebben de kaders hiervoor op 3 juli 2013 en 23 april 2014 vastgesteld (PS/2013/412, "Samen verder aan de slag met de EHS", en PS/2014/62, "Uitvoeringsreserve EHS"). De fases in de gebiedsprocessen en -projecten die door partners worden uitgevoerd, vinden binnen deze ontwikkelopgave en de door PS aangegeven kaders plaats. De Natuurbeschermingswet biedt in artikel 17 tweede lid expliciet de mogelijkheid dat Gedeputeerde Staten subsidies kunnen verstrekken voor activiteiten die verband houden met de uitvoering van beheerplannen.]

Noot
386

[Toelichting: Op 3 juli 2013 hebben Provinciale Staten de actualisatie van de Omgevingsvisie vastgesteld met daarbij de nieuwe begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (PS/2013/413). In deze begrenzing is onder meer het uitwerkingsgebied ontwikkelopgave EHS/Natura2000 opgenomen. Binnen de begrenzing van dit uitwerkingsgebied dienen maatregelen te worden genomen die de realisering van de EHS en de instandhouding van de Natura2000-gebieden bewerkstelligen.

Doel van deze maatregelen is het toekomstbestendig maken van de Natura 2000 gebieden. De neerslag van stikstof (stikstofdepositie) is één van de belangrijkste belemmeringen om de Europese natuurdoelen te halen. De huidige neerslag in een groot aantal Natura 2000-gebieden is veel hoger dan leefgebieden van planten en dieren kunnen verdragen. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet het probleem van teveel stikstof in Nederland, door bijvoorbeeld uitlaatgassen en mest, oplossen. PAS-maatregelen moeten ervoor zorgen dat er een goede balans wordt gevonden tussen behoud en herstel van natuurlijke kwaliteiten en de economische ontwikkeling in Overijssel. Op die manier ontstaat weer ontwikkelingsruimte voor de economie (onder andere de landbouw) in Overijssel.

De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van effectgerichte maatregelen in en rond de Natura 2000-gebieden.De gronden binnen het uitwerkingsgebied dienen tijdig beschikbaar te komen zodat de maatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd binnen de gestelde termijnen. In geval van aankoop van een agrarisch bedrijf geldt als regel dat alleen de gronden binnen de begrenzing van de ontwikkelopgave verworven kunnen worden op basis van volledige schadeloosstelling. Gronden daarbuiten kunnen slechts tegen marktwaarde worden aangekocht. Soms heeft een agrarisch bedrijf een sleutelpositie in de realisering van de ontwikkelopgave, doch is aankoop tegen volledige schadeloosstelling conform onteigeningssystematiek niet mogelijk. Met onderhavige subsidieregeling bestaat de mogelijkheid voor een afgebakende groep van eigenaren om bovenop de marktwaarde een aanvullende vergoeding te krijgen. Aangesloten is bij de mogelijkheden tot staatssteun die de Vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EU) Nr. 702/2014 biedt. Op grond van artikel 16 van deze verordening bestaat de mogelijkheid steun te verlenen voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen. Daar waar sprake is van terminologie waarvoor al een definitie is opgenomen in de verordening wordt voor de betreffende definitie verwezen naar artikel 2 van de verordening.

Voorschotverlening

De voorschotverlening geschiedt conform artikel 1.3.3. Bewust is gekozen om de voorschotverlening in de regeling niet op voorhand te verankeren aan harde momenten. De uitvoering van een verplaatsing (en daarmee gepaard gaande kosten) zal per situatie immers verschillend zijn. De conform artikel 9.26.7 overgelegde investeringsbegroting en plan van uitvoering van werkzaamheden met daaraan gekoppelde tijdsplanning zullen als input dienen voor de door Gedeputeerde Staten te bepalen voorschottermijnen. Aanvrager zal verzocht worden om bepaalde bewijsstukken te overleggen dat voldaan zal worden aan de in artikel 9.26.10. genoemde verplichtingen alvorens tot uitbetaling van voorschotten wordt overgegaan. Welke bewijsstukken dit zijn, zal uit de beschikking subsidieverlening en voorschotverlening blijken. ]

Noot
387

[Toelichting: Dit artikel benoemt enerzijds de activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, te weten verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw en specificeert anderzijds het algemeen belang dat de steunverlening rechtvaardigt: de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000 zoals hierboven uiteengezet in " Toelichting algemeen". Aankoop van vervangende gronden is niet subsidiabel.]

Noot
388

[Toelichting: Sub a: Onder pachtrecht wordt geen geliberaliseerde pacht of teeltpacht verstaan.

Sub b: Met de vereiste minimum omvang wordt tot uitdrukking gebracht dat de regeling slechts van toepassing is op levensvatbare bedrijven.

Sub c: Door als criterium te stellen dat de gronden deels gelegen dienen te zijn binnen de begrenzing van het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt het doel gewaarborgd waarvoor de regeling bedoeld is: voortgang in de uitvoering van de Ontwikkelopgave EHS/Natura 2000. Hieruit vloeit ook de eis voort dat het cultuurgrond, oftewel grond in gebruik voor akkerbouw en/of veeteelt, dient te betreffen.

Sub d: In het kader van de grondverwerving voert de provincie een analyse van de sleutelposities binnen de deelgebieden uit. Interesse van agrarische bedrijven in de regeling zal worden gepeild waarbij de nadruk zal liggen op de resultaten van de sleutelpositie analyse. Nut, noodzaak en financiële haalbaarheid van de aankoop door de provincie zal dienen te blijken uit een provinciaal opgestelde business case alvorens onderhandelingen over een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing gevoerd zullen kunnen worden. Over de cultuurgrond binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 dient overeenstemming tot zelfrealisatie ofwel tot levering aan de provincie te bestaan. Indien de agrariër slechts een regulier pacht- of erfpachtrecht heeft tot de grond zal tussen provincie Overijssel, eigenaar en aanvrager overeenstemming dienen te bestaan betreffende de zelfrealisatie en/of levering van de grond almede een regeling betreffende de beëindiging van het gebruikrecht. Dit kan blijken uit een driepartijenovereenkomst dan wel meerdere separate verklaringen.

De overeenstemming tot levering van de tot het bedrijf behorende gronden en opstallen zal meestal zijn beslag krijgen door koop of ruil. Andere voorbeelden van overeenstemming tot levering zijn een Wilg-kavelruilovereenkomst of een overeenkomst inzake inbreng en toedeling van gronden vooruitlopend op een plan van toedeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet inrichting landelijk gebied. In de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing zal, indien gewenst, een ontbindingsgrond voor het deel gelegen buiten het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 worden opgenomen voor het geval de subsidie niet verstrekt wordt. ]

Noot
389

[Toelichting: Lid 1 sub a: Onder kosten van demonteren worden nadrukkelijk alleen de kosten voor het demonteren van bestaande voorzieningen op de oude locatie verstaan. Deze kosten zijn conform artikel 9.26.3 eerste lid sub e alleen subsidiabel als uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht.

Lid 1 sub b: Onder kosten van verhuizing wordt onder andere verstaan:

- feitelijke verhuizingkosten, zoals kosten voor verhuizen van bedrijfsmiddelen en dieren naar de hervestiginglocatie;

- notaris- en kadasterkosten;

- eventuele overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging is verschuldigd;

Lid 1 sub c: Een koopovereenkomst van bestaand onroerend goed geeft regelmatig niet de waarde in het economisch verkeer van de bedrijfsgebouwen weer. Voor een juiste onderbouwing van het subsidiebedrag zal, voor zowel de te verlaten locatie als de hervestigingslocatie, de provincie opdracht geven tot het uitvoeren van een taxatie. Bij taxatie van de installaties geldt dat geen rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde.

Lid 1 sub d: Onder advieskosten die zien op verplaatsing wordt onder andere verstaan:

- Voorbereidingskosten, zoals kosten van haalbaarheidsstudies;

- Advieskosten in verband met de demonteren, verhuizen en opbouwen.

Verplaatsing kent de navolgende deelactiviteiten: demontage, verhuizing en opbouw. Voor deze deelactiviteiten kan -indien voldaan wordt aan de criteria- subsidie worden aangevraagd. Voor zover een aanvrager zich laat adviseren door een derde over deze deelactiviteiten, zijn deze advieskosten subsidiabel overeenkomstig de grondslag in dit artikel.

Lid 1 en 2: Gezien de maximale bedragen in lid 1 sub c (€ 400.000,-) en lid 2 (€ 100.000,-), zal het bedrag aan subsidie voor verhuizing, opbouw en advieskosten per landbouwbedrijf totaal maximaal € 500.000,- bedragen. In het geval dat tevens demontage op de oude locatie door de provincie wenselijk wordt geacht en dit blijkt uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, zal het totaal subsidiebedrag maximaal € 600.000 kunnen bedragen. Bij de laatste mogelijkheid dient de navolgende kanttekening geplaatst te worden: overeenkomstig art. 9.26.3 lid 2 zal het totale subsidiebedrag binnen de steunmogelijkheden die de Vrijstellingsverordening Landbouw biedt dienen te blijven. Hierin is bepaald dat wanneer een verplaatsing naast demonteren, verhuizen en weer opbouw leidt tot een modernisering van voorzieningen of een verhoging van productiecapaciteit, de kosten van modernisering van de voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit slechts voor 40% subsidiabel zijn en de maximale steun in dat geval €500.000 per onderneming per investeringsproject mag bedragen. Er is geen sprake van "gepaard gaan met modernisering" indien het loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen betreft waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd.

Lid 3: Deze regeling voorziet in de gevallen dat verwerving van het landbouwbedrijf tegen volledige schadeloosstelling conform de uitgangspunten van de onteigeningswet niet aan de orde is, omdat niet aan de (wettelijke) vereisten daarvoor wordt voldaan. Het totaalbedrag van de aankoopsom van de gronden en de bedrijfsverplaatsingsubsidie kan nimmer meer bedragen dan het volledige schadeloosstellingbedrag waarop aanvrager recht zou hebben gehad als zijn gronden wel in een onteigeningsprocedure betrokken hadden kunnen worden; dit was immers dan het maximaal wettelijke toegestane bedrag geweest.]

Noot
390

[Toelichting: Lid 1: In artikel 1.1.5. is de kapstok opgenomen waaraan de subsidiabele kosten worden opgehangen. Voor de demontagekosten, verhuiskosten en opbouwkosten, respectievelijk bedoeld onder artikel 9.26.4. eerste lid onder sub a, b, en c, geldt dat deze overeenkomstig 1.1.5. subsidiabel zijn. Voor een uitleg van het gemaakte onderscheid naar " interne loonkosten", "kosten voor gebruik van apparatuur", "kosten voor gebruik van materiaal" en "kosten van derden" wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.1.5. Interne loonkosten zijn subsidiabel tegen € 35,- per uur conform artikel 1.1.5. lid 1 sub c. ]

Noot
391

[Toelichting: In de praktijk is het gangbaar bij aanvang in een bouwinvesteringsraming een "post onvoorzien" ter grootte van 15% op te nemen. Om recht te doen aan deze praktijk kan bij de aanvraag deze post tot een maximum van 15% van de totale investeringskosten worden opgevoerd.]

Noot
392

[Toelichting: Sub c: In Overijssel zijn meerdere Rood-voor Rood-regelingen van kracht. Een dergelijke regeling beoogt een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Een aanvrager dient een minimaal voorgeschreven aantal m2 landschapontsierende bedrijfsbebouwing te slopen en te investeren in landschapsverbetering. Ter compensatie wordt hiervoor een bouwkavel toegekend. De financiering van de sloopkosten en investering in de ruimtelijke kwaliteit wordt uit de waarde van deze bouwkavel gefinancierd. De provincie Overijssel kende in het verleden ook een eigen Rood voor Rood regeling. Naast toekenning van een bouwkavel voor sloop en investeringskosten in ruimtelijke kwaliteit was het mogelijk een bouwkavel toegekend te krijgen indien een landbouwbedrijf werd verplaatst. Ofschoon deze regeling inmiddels niet meer van kracht is, dient uitgesloten te zijn dat een aanvrager voor de diverse subsidieonderdelen reeds gebruik heeft gemaakt van nog vigerende gemeentelijke regelingen die eveneens een overlap vertonen met onderhavige regeling.]

Noot
393

[Toelichting: Lid 2: De onder sub b, c en d overgelegde stukken zijn noodzakelijk voor het kunnen bepalen van de voorschottermijnen alsmede de hoogtes daarvan. Zie hiervoor ook de "Toelichting algemeen". Voor een toelichting bij sub e wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 9.26.6. sub c.]

Noot
394

[Toelichting: Sub a: Ter voorkoming van het verstrekken van ongeoorloofde staatssteun dient aanvrager te verklaren dat de onderneming niet in één de in dit sub a genoemde financiële moeilijkheden verkeert.]

Noot
395

[Toelichting: Sub b: Van volwaardige hervestiging is sprake indien het verplaatste bedrijf een omvang heeft van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit. De locatie wordt als duurzaam voor landbouwdoeleinden aangemerkt indien hervestiging plaats kan vinden zonder juridische en feitelijke obstakels. Achtergrond van deze verplichtingen is dat het onwenselijk wordt geacht dat er een verplaatsingssubsidie wordt toegekend om realisatie van de Ontwikkelopgave EHS/N2000 mogelijk te maken en de opvolgende locatie vervolgens onvoldoende geschikt blijkt om de bedrijvigheid voort te zetten, dan wel op voorhand de levensvatbaarheid van het bedrijf twijfelachtig is omdat het bedrijfsmatig gebruik niet kan worden gecontinueerd.]

Noot
396

[Toelichting: Op 7 september 2015 is de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 regio Oost getekend door de minister van I&M. De regionale partijen hebben de bestuursovereenkomst individueel ondertekend in de periode juni - november 2015. Het doel van deze bestuursovereenkomst is om over voldoende zoetwater te beschikken en nadelige effecten van droogte tegen te gaan in de regio Oost-Nederland. Gedeputeerde Staten van Overijssel is één van de vele ondertekenaars.

Ter uitwerking van de bestuursovereenkomst is het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 met als titel "Wel goed water geven!" op 27 mei 2015 vastgesteld door het Regionaal bestuurlijk Overleg Rijn-Oost (RBO). De regionale partijen hebben daarna individueel met het werkprogramma ingestemd. De maatregelen en projecten, waarvan verwacht wordt dat ze bijdragen aan het doel van de bestuursovereenkomst, zijn vooraf aangedragen door de regionale partners en opgenomen in het werkprogramma. In dit werkprogramma is op hoofdlijnen beschreven welke maatregelen een initiatiefnemer of groep van initiatiefnemers gaat uitvoeren, waar de uitvoering (globaal) plaatsvindt en welke investeringen het betreft.

Het Rijk heeft via deelname aan de bestuursovereenkomst aangegeven 27,1 miljoen te zullen bijdragen aan de uitvoering van het werkprogramma. Voor het gebied van de provincie Overijssel gaat het om een bedrag € 12.889.240. Deze Rijksbijdrage wordt als decentralisatie uitkering via het provinciefonds over de jaren 2016 - 2021 uitgekeerd. De provincie geeft een deel van deze gelden via een subsidieregeling door aan initiatiefnemers, die maatregelen en projecten uitvoeren.

Op basis van onderhavige subsidieregeling verstrekken Gedeputeerde Staten subsidie aan waterschappen of gemeenten voor activiteiten of projecten die bijdragen aan het behouden van voldoende zoetwater en die zijn gericht op het tegengaan van effecten van droogte in de provincie Overijssel.]

Noot
397

[Toelichting: De reeds gestarte en door de provincie gesubsidieerde pilots voor Natuur en Samenleving zijn onder andere de volgende projecten Groene Lopers, Cool Nature en Zorgend Landschap. Meer informatie over deze pilots is te vinden op http://www.overijssel.nl/. ]

Noot
398

[Toelichting: Dit betekent dat de subsidie niet gebruikt kan worden om vrijwilligersuren te betalen.]

Noot
399

[Toelichting: Een aanvraag wordt vooraf afgestemd met de beleidsmedewerker van de provincie, zodat de beleidsmedewerker kan adviseren of sprake is van een pilot. Daarnaast zal de mate van de benodigde extra professionele deskundigheid getoetst worden. ]

Noot
400

[Toelichting: Bij een concept van Cool Nature wordt een natuurspeelplaats gerealiseerd die kinderen de mogelijkheid biedt in een natuurlijke omgeving te spelen. De natuurspeelplaats moet dichtbij woonwijken liggen en is tenminste twee hectare groot. De natuurspeelplaats draagt bij aan de belevingswaarde en bewustwording van de natuur en versterkt daarnaast ook de natuurkwaliteit, biodiversiteit en mogelijk ook de waterberging. ]

Noot
401

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
402

[Toelichting: Voorbeelden hierin zijn de aantallen kinderen die gebruik kunnen maken in verhouding tot de leefomgeving ende diversiteit in doelgroepen die toegang krijgen tot de natuur.]

Noot
403

[Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (zie http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, versterking toerisme en recreatief medegebruik.]

Noot
404

[Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (zie http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, biodiversiteit, versterking toerisme en recreatief medegebruik;]

Noot
405

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
406

[Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (zie http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, versterking toerisme en recreatief medegebruik. ]

Noot
407

[Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (zie http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, versterking toerisme en recreatief medegebruik. ]

Noot
408

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
409

[Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (zie http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, biodiversiteit, versterking toerisme en recreatief medegebruik. ]

Noot
410

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
411

[Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (zie http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, biodiversiteit, versterking toerisme en recreatief medegebruik. ]

Noot
412

[Toelichting: In het Uitvoeringsprogramma Human Capital 2012-2015 stelt de provincie zich ten doel een stevige structuur voor starters- en ondernemersondersteuning te realiseren. Het programma IkStartSmart is met een jaar verlengd. Inmiddels is de 1000e deelnemer ingestroomd in het programma dat startende ondernemers begeleidt. Op basis van een tweetal bijeenkomsten met Overijsselse gemeenten zijn afspraken gemaakt over de eerstelijns ondersteuningsstructuur door gemeenten via al bestaande infrastructuur van 6 regionale Ondernemershubs/huizen in Overijssel. Hubs zijn gedefinieerd als punten/locaties waar goede fysieke en netwerkfaciliteiten voor startende ondernemers aanwezig zijn zoals in de gemeenten Hardenberg, Steenwijkerland, Deventer, Zwolle, Enschede en Rijssen-Holten.

Deze aanpak sluit aan op de in de brief van Gedeputeerde Staten beschreven versterkte regionale samenwerking voor startersondersteuning waarin wordt aangegeven dat regionale samenwerking beter en sterker kan. De verdere inbedding van de ondersteuningsstructuur via de Ondernemershubs/huizen in Overijssel zal worden meegenomen in de toekomstige MKB- en ondernemerschapsagenda 2016-2019. ]

Noot
413

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen de professionalisering van ZP-ers ondersteunen door subsidie te verstrekken voor het faciliteren van ‘Leren van elkaar kringen'. Een Leren van elkaar kring bestaat uit minimaal vijf en maximaal tien ZP-ers, die hun ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden willen versterken door van elkaar te leren, onder professionele begeleiding. Het kan gaan om bijvoorbeeld het verbeteren van vakkennis, vermogen om samen te werken, commercieel inzicht, kennis van de markt en financieel inzicht. Maar ook om vaardigheden zoals verkoopvaardigheden, marketingvaardigheden en sociale vaardigheden om nieuwe netwerken aan te boren.]

Noot
414

[Toelichting: Ook een freelancer of een eenmanszaak valt onder de definitie van een ZP-er. ]

Noot
415

[Toelichting: De aanvrager is tevens de subsidieontvanger en verantwoordelijk voor de subsidie.]

Noot
416

[Toelichting: Een van de deelnemende ZP-ers kan, ondanks dat die misschien wel de professionele deskundigheid heeft, niet de begeleiding van de betreffende Leren van elkaar kring op zich nemen, omdat deze als deelnemer niet wordt aangemerkt als ‘onafhankelijke' als bedoeld in artikel 1.1.5 vierde lid . ]

Noot
417

[Toelichting: Kosten van deelnemende ondernemers zijn niet subsidiabel. Dit betekent dat inzet van eigen uren en middelen voor eigen rekening zijn. ]

Noot
418

[Toelichting: Uit het dekkingsplan moet blijken dat 25% van de kosten van de begeleiding is gedekt, door bijvoorbeeld de deelnemers of andere financiers. Per Leren van elkaar kring bedraagt de subsidie maximaal € 5.000. Een Leren van elkaar kring kan maximaal een keer per jaar subsidie aanvragen. ]

Noot
419

[Toelichting: Gedeputeerde Staten willen ondernemersverenigingen en samenwerkende brancheverenigingen in Overijssel stimuleren om plannen te maken en uit te voeren om businessontwikkeling van hun leden in Overijssel te versterken. Op basis van deze subsidieregeling kunnen ondernemersverenigingen en samenwerkende brancheverenigingen in Overijssel subsidie ontvangen voor samenwerkings- en kennisuitwisselingsactiviteiten die bijdragen aan de businessontwikkeling van aaneengesloten ondernemingen. ]

Noot
420

[Toelichting: Activiteiten die brancheverenigingen uitvoeren zijn onder andere: lobbyactiviteiten, cao-onderhandelingen voeren, innovatieprojecten opzetten, juridisch advies geven, bijeenkomsten organiseren of collectieve inkoop regelen. ]

Noot
421

[Toelichting: Een ondernemersvereniging kan bestaan uit ondernemers uit verschillende sectoren. Zij worden ook wel bedrijfskringen, ondernemerskringen, netwerkverenigingen, bedrijfsverenigingen, businessclubs, commerciële clubs of winkeliersverenigingen genoemd. ]

Noot
422

[Toelichting: Voorbeelden van activiteiten zijn werksessies, studiekringen, excursies of uitwisselingsprogramma's.]

Noot
423

[Toelichting: De subsidie wordt verstrekt aan een ondernemers- of een branchevereniging. Het is ook mogelijk dat verenigingen samenwerken en gezamenlijk een aanvraag indienen. In dat geval wordt een aanvraag door één van de verenigingen ingediend. De aanvragende vereniging is dan verantwoordelijk voor de uitvoering van de activiteiten en de verantwoording van de subsidie. ]

Noot
424

[Toelichting: Om kruisbestuiving tussen verschillende sectoren te bevorderen moet sprake zijn van samenwerking.]

Noot
425

[Toelichting: De activiteit moet bijdragen aan de ontwikkeling en implementatie van groeimogelijkheden en het creëren van langetermijnwaarde voor ondernemingen.]

Noot
426

[Toelichting: De ondernemersvereniging of branchevereniging maakt kosten om de activiteiten uit te kunnen voeren. Het kan dan gaan om het inhuren van een adviseur of kosten zoals zaalhuur. Alleen de kosten van derden zijn subsidiabel. Uit artikel 1.1.5 vierde lid blijkt onder andere dat het dan gaat om kosten van onafhankelijke derden, die op factuur aantoonbaar worden gemaakt en betaald.]

Noot
427

[Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. ]

Noot
428

[Toelichting: Gedeputeerde Staten van Overijssel kunnen Arcon, Stimuland, Sportservice Overijssel en de Overijsselse vereniging van kleine kernen (Ovkk), subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan:

- de ontwikkeling en uitbreiding van een Overijsselse kennisinfrastructuur sociale kwaliteit.

- activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van de prestatielijnen Delen en Leren, Zelfstandig Leven, Gezond Bewegen en Overijssels Noaberschap, zoals opgenomen in het Statenvoorstel sociale kwaliteit.

Gedeputeerde staten verlenen subsidie aan de hiervoor genoemde organisaties. Deze organisaties hebben expertise opgebouwd, ervaring en een uitgebreid net werk van gemeenten, lokale initiatieven, sociale ondernemingen, ondernemers, maatschappelijke organisaties en professionals. ]

Noot
429

[Toelichting: Het statenvoorstel is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.]

Noot
430

[Toelichting: Jaarlijks wordt in samenwerking met de maatschappelijke partners onderzocht wat de behoefte van de Overijsselse samenleving is op het gebied van de kennisinfrastructuur. ]

Noot
431

[Toelichting: De provincie Overijssel ziet het als haar taak om de Overijsselse burgers bewust te maken van hun verkregen democratische verworvenheden. Daarom vindt de provincie het belangrijk om de nadruk te leggen op de link tussen de dodenherdenking en het bevrijdingfestival.]

Noot
432

[Toelichting: Onmiddellijke of exclusieve werking is de hoofdregel van overgangsrecht. Dit betekent dat een nieuwe regeling niet alleen van toepassing is op wat na haar inwerkingtreding voorvalt, maar ook op bestaande rechtsposities en verhoudingen. Onder omstandigheden kunnen bezwaren kleven aan onmiddellijke werking. In dat geval kan gekozen worden voor een vorm van terugwerkende kracht of van eerbiedigende of uitgestelde werking. Volgens de aanwijzingen voor de decentrale regelgeving moeten afwijkingen van de hoofdregel van onmiddellijke werking in de regeling zelf worden neergelegd. Dit artikel geeft hier uitvoering aan.

In verband met het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel is voor de specifieke situatie dat de subsidie vóór het moment van inwerkingtreding van dit besluit op grond van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2007 is verleend, maar nog niet is vastgesteld, gekozen voor uitgestelde werking van dit besluit. Dit betekent dat in de genoemde situatie de subsidievaststelling plaatsvindt op grond van de regels zoals die golden ten tijde van de subsidieverlening.]