Regeling vervallen per 01-10-2005

Subsidieverordening effectuering ruimtelijk beleid Overijssel 1997

Geldend van 21-05-2003 t/m 30-09-2005

Intitulé

Subsidieverordening effectuering ruimtelijk beleid Overijssel 1997

Algemene Toelichting

De provincie Overijssel kent een bijzondere subsidiemogelijkheid voor de realisering van het ruimtelijk beleid. Initiatieven die dienen ter uitvoering van het provinciaal ruimtelijk beleid worden gestimuleerd, voor zover het geen exploitatie- of investeringsbijdragen betreft.

Met het budget effectuering ruimtelijk beleid hoopt de provincie met korte gerichte acties, ingezet door of in samenhang met andere overheden het provinciaal ruimtelijk beleid een praktisch toepasbare uitwerking te geven. Daarnaast kan een stimuleringsbijdrage uit effectuering ruimtelijk beleid net dat zetje zijn dat nodig is om een project in uitvoering te nemen.

In principe lopen projecten niet langer dan een jaar en moet de relatie met en de verwachte invloed van het project op de concrete uitvoering van ruimtelijke beleidsdoelstellingen helder omschreven kunnen worden.

Centraal staat het realiseren van beleidsdoelstellingen, of de provincie nu zelf initiatief neemt of dat dit van derden uitgaat is minder relevant. In het jaarlijks verslag over het ruimtelijk beleid wordt gerapporteerd over de resultaten van de inzet van het budget effectuering ruimtelijk beleid.

inhoud

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. externe kosten: de kosten van het uitbesteden van een project; 1

  • b. investeringsbijdrage: bijdrage in de kosten van het oprichten of slopen van een weg, spoorweg of bouwwerk; 2

  • c. projecten: subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • d. de wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 - Subsidiabele activiteiten

  • Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor projecten die bijdragen aan de volgende hoofdpunten van het ruimtelijk beleid:

  • a. verhoging van de kwaliteit van steden en van het functioneren van stedelijke netwerken; 3

  • b. veiligstellen en verbeteren van de leefbaarheid op het platteland; 4

  • c. veiligstellen en verbeteren van de kwaliteit van het natuurlijk milieu en het leveren van een ruimtelijke bijdrage aan het milieubeleid. 5

Artikel 3 - Criteria

  • Aanvragen voor subsidie worden door Gedeputeerde Staten beoordeeld naar de mate waarin het project bijdraagt aan de realisering van de hoofdpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals dit is vastgelegd in het streekplan en het beleidsprogramma, aan de hand van de volgende criteria:

  • a. uitvoeringsgerichtheid; 6

  • b. regionale betekenis; 7

  • c. voorbeeldwerking; 8

  • d. katalysatorwerking; 9

  • e. integraliteit; 10

  • f. structureel effect; 11

  • g. geografische en thematische spreiding. 12

Artikel 4 - Grondslag voor de subsidie

13

De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de begrote externe kosten van het project. De hoogte van de subsidie hangt af van het aantal financierende partners en van de mate waarin het beoogde resultaat voldoet aan de in artikel 3 genoemde criteria.

Artikel 5 - Ontvankelijkheid van aanvragen

  • 14

  • 1. Aanvragen tot verlening van subsidie worden in behandeling genomen indien zij afkomstig zijn van gemeenten of andere publiekrechtelijke organisaties of rechtspersonen die zich uitsluitend of mede de behartiging van door het provinciebestuur erkende belangen ten doel stellen.

  • 2. Aanvragen voor een investerings- of exploitatiebijdrage worden niet in behandeling genomen.

Artikel 6 - Indieningstermijn

15

Een subsidie-aanvraag waarop in de eerste respectievelijk tweede helft van een kalenderjaar wordt beslist, wordt ingediend voor 1 april respectievelijk 1 oktober van dat kalenderjaar.

Artikel 7 - Aanvullende stukken bij een aanvraag

  • 16

  • De aanvrager overlegt in aanvulling op de in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening genoemde bescheiden:

  • a. een overzicht van de medefinanciers van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b. een beschrijving van de relatie met en de verwachte invloed op de concrete uitvoering van een of meer hoofdpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals genoemd in artikel 3.

Artikel 8 - Subsidieplafond

  • 17

  • 1. Jaarlijks wordt op de begroting aangegeven welk subsidieplafond voor dat jaar vastgesteld is voor de uitvoering van deze verordening. Daarbij kan voor de verschillende hoofdpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid als bedoeld in artikel 2 een plafond vastgesteld worden.

  • 2. Gedeputeerde Staten maken uiterlijk in december van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor het plafond is vastgesteld de hoogte van het subsidieplafond bekend.

Artikel 9 - Wijze van behandeling van de aanvragen

  • 18

  • 1. Gedeputeerde Staten plaatsen de subsidie-aanvragen in een prioriteitsvolgorde aan de hand van de mate waarin wordt voldaan aan de criteria zoals weergegeven in artikel 3.

  • 2. a. Gedeputeerde Staten kunnen projecten als bedoeld in artikel 2 en die door of namens hen zullen worden uitgevoerd in de prioriteitsstelling te betrekken.

     b. Indien Gedeputeerde Staten projecten als bedoeld onder a. honoreren, kunnen zij het subsidieplafond dienovereenkomstig verlagen.

  • 3. a. Besluitvorming in de eerste helft van het kalenderjaar vindt plaats na 1 april over maximaal 85 % van het subsidieplafond.

     b. Indien het belang van het uitvoeren van het project daar aanleiding toe geeft, kunnen Gedeputeerde Staten hiervan afwijken.

Artikel 10 - Het verstrekken van een voorschot

19

Gedeputeerde Staten verstrekken de aanvrager op verzoek en nadat de werkzaamheden zijn aangevangen een voorschot van 50% van de verleende subsidie. Wanneer de verleende subsidie lager is dan € 4.540,00 wordt geen voorschot verstrekt.

Artikel 11 - Subsidievaststelling

  • 20

  • 1. De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na realisering van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. De subsidie-ontvanger overlegt daarbij de in de artikelen 4:45 en 4:75 van de wet bedoelde schriftelijke gegevens;

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het in de subsidieverlening bepaalde bedrag.

Artikel 12 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 1997.

Artikel 13 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening effectuering ruimtelijk beleid Overijssel 1997.


Noot
1

[Toelichting: externe kosten: hieronder vallen niet de kosten van begeleiding, personeelskosten van de aanvrager en kosten van andere instellingen die op andere wijze door de provincie (mede) worden gefinancierd, tenzij de aanvrager of de bedoelde andere instellingen kunnen aantonen dat extra capaciteit voor de eigen organisatie wordt ingehuurd voor het uitvoeren van een project als bedoeld in artikel 2.]

Noot
2

[Toelichting: investeringsbijdrage: kosten van aanleg, bouw of sloop van fysieke objecten, zoals een weg, brug of een gebouw;]

Noot
3

[Toelichting: Onder projecten die gericht zijn op "verhoging van de kwaliteit van steden en van het functioneren van stedelijke netwerken" kan onder meer worden verstaan projecten die bijdragen aan:

- verhoging van de kwaliteit en verbetering van de positie van de Overijsselse grote steden;

- verbetering van de positionering van Overijssel en de Overijsselse steden in nationale en internationale netwerken;

- bereikbaarheid van stedelijke centra (mobiliteitsbeïnvloeding);

- versterking economische structuur (gedifferentieerd aanbod bedrijfs-terreinen, lokatiebeleid);

- versterking stedelijke topvoorzieningen (cultuur, gezondheidszorg, detailhandel, recreatiemilieu);

- verbetering stedelijk woon- en leefmilieu (omringend natuur en landschap, woonomgeving, bevolkingsconcentratie);

- kwaliteitsverbetering grijs milieu (zonering, verbetering milieuhinderlijke bedrijvigheid).]

Noot
4

[Toelichting: Onder projecten die gericht zijn op "veiligstellen en verbeteren van de leefbaarheid op het platteland" kan onder meer worden verstaan projecten die bijdragen aan:

- versterking van de leefbaarheid in gebieden waarvoor een zogeheten Regionaal Ontwikkelingsplan wordt of is gemaakt, of andere gebieden waar de leefbaarheid in het geding is;

- versterking van de recreatieve functie;

- versterking van de centrumfunctie van subregionale kernen;

- versterking van de detailhandel, economische structuur, land- en tuinbouw, nabijheid/bereikbaarheid van voorzieningen in kleine kernen of in andere gebieden waar de leefbarheid in het geding is.]

Noot
5

[Toelichting: Onder projecten die gericht zijn op "veiligstellen en verbeteren van de kwaliteit van het natuurlijk milieu en het leveren van een ruimtelijke bijdrage aan het milieubeleid" kan onder meer worden verstaan projecten die bijdragen aan:

- het realiseren van (strategische elementen van de) ecologische hoofdstructuur;

- het signaleren en oplossen van grensoverschrijdende milieuvraagstukken met een ruimtelijk aspect;

- het bevorderen van elkaar wederzijds versterkende (stabiele dan wel dynamische) functies (o.a. grondwaterbescherming en natuur);

- mobiliteitsbeïnvloeding (bevorderen gebruik openbaar vervoer en fiets);

- ecologisch bouwen.]

Noot
6

[Toelichting: Met de besteding van het budget moet de vertaalslag gemaakt worden tussen het geformuleerde beleid uit de streekplannen en het beleidsprogramma enerzijds en "de spa in de grond" anderzijds. In vervolg op het streekplan of beleidsprogramma worden vervolgstappen gezet om tot uitvoering te komen. Deze vervolgstappen kunnen betrekking hebben op voorbeeldprojecten, stimuleringsbijdragen, programmakosten, besteksgereedmaken, haalbaarheidsonderzoek, e.d.).

 Het budget is niet bedoeld als exploitatiebijdrage of om de aanleg van een weg of een gebouw te financieren (artikel 5). Het budget is voorts ook niet bedoeld voor algemeen onderzoek. Bijdragen aan onderzoek worden alleen gegeven als dit gekoppeld is aan een afgebakend beleidsonderwerp of -probleem en het (haalbaarheids)onderzoek een substantiële bijdrage levert aan het verder brengen en/of oplossen hiervan.]

Noot
7

[Toelichting: Projecten met een strategische waarde voor de ruimtelijke hoofdstructuur hebben al gauw een regionaal schaalniveau. Hieronder vallen ook majeure stedelijke projecten, die vanwege de economische en verzorgende functie van de steden een regionale impact hebben. Het gaat hierbij in veel gevallen om complexe projecten, die vanwege de beheersbaarheid nogal eens in deelprojecten uiteen worden gelegd. Bijdragen kunnen daarom ook betrekking hebben op deelprojecten, die van cruciale betekenis zijn voor het welslagen van het totaalproject.]

Noot
8

[Toelichting: Projecten met een beoogde voorbeeldwerking kunnen er toe leiden dat er een stimulans en uitstraling voor derden van uit gaat. Daarmee wordt bijgedragen aan verhoging van het draagvlak van het ruimtelijk beleid.]

Noot
9

[Toelichting: Realisering van het ruimtelijk beleid is een zaak van meerdere partners, de provincie is er "slechts" één van. Projecten winnen aan waarde als ze een bindende factor vormen voor de betrokken partners (uitvoerende instanties). Ze dragen bij aan bestuurlijke samenwerking en coalitievorming om samen bepaalde beleidslijnen te concretiseren en kunnen een impuls geven aan eventuele vervolgprojecten. Het gezamenlijk optrekken van partners bij projecten moet bij voorkeur ook tot uitdrukking komen in de financiële betrokkenheid. Gaat het bij de voorbeeldwerking vooral om de aard van het project, bij de katalysatorwerking ligt de nadruk op de bindende kracht van het project voor de partners.]

Noot
10

[Toelichting: Projecten, die niet alleen aan de uitvoering van het ruimtelijk beleid maar ook bijdragen aan de realisering/uitvoering van beleidsdoelstellingen vanuit meerdere sectoren hebben een meerwaarde en dragen positief bij aan de integraliteit van het provinciale beleid. De integraliteit moet ook tot uitdrukking komen in financiële bijdragen uit de betrokken sectoren aan projecten.]

Noot
11

[Toelichting: Bij beoordeling van projecten is de werking op langere termijn van belang en hoe deze zich verhoudt tot de lange termijn doelen van het ruimtelijk beleid. Het gaat hierbij dus om de "duurzaamheid" van het project.]

Noot
12

[Toelichting: Bij de beoordeling van projecten wordt een evenwichtige verdeling nagestreefd over de thema's (artikel 2) en een evenwichtige spreiding tussen West-Overijssel en Twente, behoudens prioriteiten die voortkomen uit het provinciaal beleidsprogramma of de beleidsbegroting.]

Noot
13

[Toelichting: Een bijdrage van 50% in de externe kosten is een maximum. Vaak zijn meerdere partijen bij een project betrokken en juist vanwege een financiële betrokkenheid zal de inzet om het project te laten slagen groter zijn. Daarnaast zijn er projecten denkbaar die heel innovatief en vernieuwend zijn, maar niet op alle criteria (artikel 3) even goed scoren. De hoogte van de bijdrage zal daarom ook gerelateerd zijn aan de mate waarin aan de criteria wordt voldaan.]

Noot
14

[Toelichting: Van de subsidie kan alleen gebruik gemaakt worden door gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties of rechtspersonen met door de provincie erkende doelen. De doelstelling van het budget laat geen ruimte voor particuliere initiatieven, omdat alleen projecten met een algemeen en publiek belang kunnen worden nagestreefd, zoals genoemd in artikel 2.

Voor investerings- en exploitatiebijdragen is het budget niet bedoeld. In de toelichting op artikel 3 (met name uitvoeringsgerichtheid) is nader beschreven welke projecten wel subsidiabel zijn. ]

Noot
15

[Toelichting: Indien tijdig vooroverleg over de aanvraag heeft plaatsgevonden en de aanvraag voor 1 april of 1 oktober is ingediend, zal in de regel binnen een maand besluitvorming kunnen plaatsvinden.]

Noot
16

[Toelichting: Indien tijdig vooroverleg over de aanvraag heeft plaatsgevonden en de aanvraag voor 1 april of 1 oktober is ingediend, zal in de regel binnen een maand besluitvorming kunnen plaatsvinden.]

Noot
17

[Toelichting: Vaststelling van het subsidieplafond vindt plaats bij de jaarlijkse vaststelling van de begroting in de november-vergadering van Provinciale Staten. Provinciale Staten kunnen hierbij per hoofdpunt van het provinciaal ruimtelijk beleid accenten leggen die kunnen afwijken van de gebruikelijke evenwichtige geografische en thematische spreiding van projecten, zoals genoemd in artikel 3, onderdeel g.]

Noot
18

[Toelichting: Zoals in de inleiding van deze toelichting is verwoord staat het realiseren van de beleidsdoelstellingen van het provinciaal ruimtelijk beleid centraal. Deze subsidieverordening is een middel om deze doelstellingen te realiseren. De aanvragen zullen in een prioriteitsvolgorde worden geplaatst en worden beoordeeld aan de hand van de mate waarin bijgedragen wordt aan de realisering van de hoofdpunten van het provinciaal ruimtelijk beleid, te beoordelen aan de hand van de criteria zoals verwoord in artikel 3. Tevens zullen projecten waartoe Gedeputeerde Staten zelf initiatief willen nemen in de prioriteitsstelling worden betrokken. Het is immers niet zo relevant wie het project uitvoert, maar veel belangrijker dat het project wordt uitgevoerd. In formele zin vallen projecten die door of namens Gedeputeerde Staten zullen worden uitgevoerd niet onder het begrip subsidie, vandaar dat besluitvorming over deze projecten gepaard zal gaan met een begrotingswijziging om de kosten van dergelijke projecten te verrekenen met het subsidieplafond.]

Noot
19

[Toelichting: Volgens de Algemene subsidieverordening kunnen voorschotten tot maximaal 90% worden verleend. In deze subsidieverordening effectuering ruimtelijk beleid wordt hiervan afgeweken, omdat de subsidiebedragen voor de afzonderlijke projecten in de regel beperkt zullen blijven tot enkele tienduizenden guldens. De administratieve inspanning van het verlenen van het voorschot en het afrekenen van de resterende 10% dreigt daardoor niet meer in verhouding te staan tot het realiseren van het beoogde beleidsdoel. Vandaar dat gekozen is voor een voorschot van maximaal 50%, tenzij het subsidiebedrag lager is dan € 4.540,00. In dat geval wordt geen voorschot verstrekt, om dezelfde redenen als bovengenoemd.]

Noot
20

[Toelichting: Bij het verzoek tot subsidievaststelling (afrekening) moet de subsidie-ontvanger aantonen dat het project heeft plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen (artikel 4:45, eerste lid Awb). De subsidie-ontvanger legt daarnaast rekening en verantwoording af omtrent de aan het project verbonden uitgaven en inkomsten (artikel 4:45, tweede lid Awb) en overlegt een financieel verslag en activiteitenverslag (artikel 4:74 Awb).]