Regeling vervallen per 28-04-2011

Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van Provinciale Staten van Overijssel 2007

Geldend van 07-11-2007 t/m 27-04-2011

Intitulé

Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van Provinciale Staten van Overijssel 2007

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

1. het leiden van de vergadering;

2. het handhaven van de orde in de vergadering;

3. het doen naleven van dit reglement van orde;

4. hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 2. De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van Provinciale Staten aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de loco-griffier.

  • 3. De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, in de vergadering aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 3. De Agendacommissie

  • 1. Provinciale Staten hebben een Agendacommissie.

  • 2. De Agendacommissie bestaat uit de plaatsvervangende voorzitter en de voorzitters van de Statencommissies.

  • 3. De griffier is in elke vergadering van de Agendacommissie aanwezig. De vergaderingen van de Agendacommissie zijn niet openbaar.

  • 4. de Agendacommissie stelt een reglement voor zijn werkzaamheden vast en zendt dit ter kennisname aan Provinciale Staten.

Artikel 4a. Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij benoeming van nieuwe Statenleden stelt de voorzitter een commissie in, bestaande uit drie Statenleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde Statenleden en de processen-verbaal van het centraal stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven mondeling verslag uit aan Provinciale Staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een Statenverkiezing roept de voorzitter de toegelaten Statenleden op om in de eerste vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Provinciewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd Statenlid op voor de vergadering van Provinciale Staten, waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 4b. Onderzoek benoembaarheid gedeputeerden

  • 1. De voorzitter van Provinciale Staten stelt een commissie ‘benoembaarheid gedeputeerden’ in, die onderzoek verricht naar de benoembaarheid van een of meer gedeputeerden en Provinciale Staten hierover schriftelijk adviseert.

  • 2. De commissie bestaat uit de fractievoorzitters van Provinciale Staten. Bij tussentijdse benoemingen van (een) gedeputeerde(n) zal in deze commissie geen fractievoorzitter zitting hebben, behorende tot de fractie van waaruit de kandidaat wordt voorgedragen. Bij een compleet nieuwe collegebenoeming wordt deze voorwaarde losgelaten. De commissie wordt ondersteund door de griffier.

  • 3. De commissie kiest uit zijn midden een voorzitter die als woordvoerder in de Staten optreedt.

  • 4. De kandidaat-gedeputeerde legt de documenten en informatie die nodig zijn voor de in het hiernavolgende lid door de commissie te verrichten toetsing. De kandidaat-gedeputeerde maakt bovendien alle overige door hem/haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 5. De commissie toetst de van de kandidaat-gedeputeerde ontvangen documenten en informatie aan de hand van in elk geval een zestal voorschriften:

    • a.

      een verklaring van goed gedrag;

    • b.

      artikelen 35, 35b, 10 en 40a Provinciewet (benoembaarheidsvereisten);

    • c.

      artikelen 40b en 11 Provinciewet (onverenigbare nevenfuncties);

    • d.

      artikel 35c Provinciewet (onverenigbare functies);

    • e.

      artikelen 40c, 15 en 46 Provinciewet (onverenigbare of verboden handelingen);

    • f.

      de gedragscode voor bestuurders van de provincie Overijssel 2004.

  • 6. De commissie verricht zijn werkzaamheden in een niet-openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gemaakt.

  • 7. De kandidaat-gedeputeerde wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedragen informatie mondeling toe te lichten.

  • 8. Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk beargumenteerd advies aan Provinciale Staten ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen kandidaat gedeputeerde(n). Indien de commissie niet unaniem is in zijn oordeel wordt hiervan melding gemaakt in het advies.

  • 9. De commissie wordt ingesteld zo snel mogelijk na het bekend worden van de kandidaat-gedeputeerden. De commissie rapporteert zo spoedig mogelijk in één van de eerstvolgende Statenvergaderingen.

Artikel 5. Fractie

  • 1. De Statenleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één Statenlid verkozen, dan wordt dit Statenlid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven een kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren.

  • 3. Van veranderingen die nadien in de samenstelling van een fractie optreden, doet de fractie mededeling aan de voorzitter. Elke fractie doet van de samenstelling van haar bestuur mededeling aan de voorzitter.

Hoofdstuk 2. De vergadering

Artikel 6. Vergaderfrequentie

  • 1. De Agendacommissie stelt jaarlijks een schema op, waarin de dagen en uren zijn aangegeven waarop gedurende de eerstvolgende periode van twaalf maanden de vergaderingen van Provinciale Staten naar verwachting zullen worden gehouden.

  • 2. De griffier maakt dit schema tijdig via de website van de provincie Overijssel bekend.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de Agendacommissie.

Artikel 7. Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste twee weekenden vóór een vergadering de Statenleden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter onder opgave van redenen op een later tijdstip een oproep verzenden.

  • 2. Tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de Statenleden worden de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken verzonden.

  • 3. Indien op grond van artikel 17 van de Provinciewet een in dat artikel aangegeven aantal leden om een vergadering van Provinciale Staten verzoekt, wordt deze gehouden binnen drie weken nadat dit verzoek is ontvangen.

Artikel 8. De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de Agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast. Daarbij wordt tevens aangegeven of het agendapunt een hamer- of een bespreekstuk is.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stellen Provinciale Staten de agenda vast. Op voorstel van een Statenlid of de voorzitter kunnen Provinciale Staten de agenda wijzigen.

  • 3. Wanneer de Agendacommissie een onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor de openbare beraadslaging kunnen zij Provinciale Staten gemotiveerd voorstellen het onderwerp te verwijzen naar een commissie of aan het College van Gedeputeerde Staten nadere inlichtingen of advies te vragen.

Artikel 9. Spreektijdregeling

  • 1. De Agendacommissie bepaalt per agenda de geplande duur van de vergadering van Provinciale Staten en maakt deze – bij het verzenden van de agenda – bekend aan Provinciale Staten.

  • 2. De spreektijd per fractie is afhankelijk van de fractiegrootte. De verdeling over de fracties bestaat uit een vast deel van 10 minuten aangevuld met 1 minuut per fractielid teruggerekend naar het aantal beschikbare minuten totale spreektijd per vergadering.

  • 3. De spreektijd van Gedeputeerde Staten wordt bepaald op een derde van de spreektijd die voor Provinciale Staten beschikbaar is.

Artikel 10. Ter inzage leggen van stukken

Achterliggende stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 11. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de Statenleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

Artikel 11. Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de website van de provincie Overijssel ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Hoofdstuk 3. Vergaderorde

Artikel 12. Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder Statenlid onmiddellijk de presentielijst.

  • 2. Indien een Statenlid de vergadering vóór het einde daarvan verlaat, meldt hij dit aan de griffier.

  • 3. Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 13. Zitplaatsen

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de Statenleden, de leden van Gedeputeerde Staten en de griffier hebben een vaste zitplaats, welke bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode door Provinciale Staten wordt aangewezen.

Artikel 14. Besluitenlijst

  • 1. De griffier draagt er zorg voor dat van de openbare vergadering een besluitenlijst wordt opgemaakt alsmede digitale opnames.

  • 2. De besluitenlijst alsmede de digitale opnames worden algemeen beschikbaar gesteld via de website van de provincie Overijssel.

Artikel 15. Ingekomen stukken

  • 1. Bij Provinciale Staten ingekomen stukken, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt tegelijkertijd met de oproep als bedoeld in artikel 7 aan de Statenleden toegezonden. De stukken worden door plaatsing op de website van de provincie Overijssel ter openbare kennis gebracht.

  • 2. Provinciale Staten stellen op voorstel van de Agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 16. Spreekregels

Bij interruptie maken de leden gebruik van de beschikbare interruptiemicrofoons.

Artikel 17. Volgorde sprekers

  • 1. Een Statenlid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter verleent het woord zoveel mogelijk in de volgorde waarin het gevraagd is via de sprekerslijst, met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement.

  • 3. Hij kan van deze volgorde in ieder geval afwijken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit of over de orde van de vergadering, of indien in overleg met de Agendacommissie bij loting of anderszins een sprekersvolgorde is vastgesteld.

Artikel 18. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een Statenlid mag in een termijn niet meer dan één keer het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de gedeputeerde, die in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • b.

      de rapporteur van een commissie;

    • c.

      het Statenlid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

Artikel 19. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van Provinciale Staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten terstond.

Artikel 20. Handhaving orde

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een Statenlid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, danwel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

Artikel 21. Schorsing en verdaging

  • 1. De voorzitter schorst of verdaagt de vergadering wanneer hij danwel Provinciale Staten dit nodig vindt/vinden.

  • 2. Na schorsing wordt de vergadering dezelfde dag op het door de voorzitter te bepalen uur voortgezet.

  • 3. Na verdaging wordt de vergadering hervat op de dag en het uur door de voorzitter bij de verdaging mede te delen; hij brengt dag en plaats der vergadering en het uur van de opening in dit geval onverwijld ter kennis van de niet aanwezige leden, tenzij deze hiervan reeds op de hoogte zijn gesteld.

Artikel 22. Overdragen voorzitterschap

Indien de voorzitter bij de behandeling van een voorstel of onderdeel daarvan, met de verdediging waarvan hij zich belast, het woord voert, verlaat hij de voorzittersstoel en draagt hij de leiding van de vergadering over aan het lid van Provinciale Staten dat daarvoor krachtens artikel 75, eerste lid van de Provinciewet in aanmerking komt.

Artikel 23. Beraadslaging

Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of van een Statenlid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

Artikel 24. Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. Provinciale Staten kunnen beslissen dat anderen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een Statenlid genomen voordat met de beraadslaging over het desbetreffende onderwerp of voorstel wordt begonnen.

Artikel 25. Collegevoorstel

Een voorstel van het College van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten, dat aan Provinciale Staten is toegezonden, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van Provinciale Staten.

Artikel 26. Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten voortzetting wensen.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 27. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan, heeft ieder Statenlid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige Statenleden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer Statenleden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Stemmingen vinden als regel digitaal plaats, tenzij ten minste één lid zich daartegen verzet; als dan vindt de stemming plaats bij hoofdelijke oproeping.

Artikel 29. Stemming bij hoofdelijke oproeping

  • 1. De leden brengen hun stem uit na hoofdelijke oproeping door de voorzitter in volgorde van de presentielijst, te beginnen met het lid van wie de naam door de voorzitter bij loting wordt aangewezen.

  • 2. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig Statenlid, dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 3. De Statenleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 4. Heeft een Statenlid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende Statenlid gestemd heeft. Bemerkt het Statenlid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist.

  • 5. Van de uitgebrachte stemmen houdt de griffier aantekening op een stemlijst.

  • 6. De uitslag der stemming wordt aan de hand van deze lijst bepaald.

  • 7. Indien blijkt, dat één of meer stemmen niet juist op de stemlijst zijn aangegeven, danwel indien de uitslag niet juist is vastgesteld of aangekondigd, alsmede bij twijfel over een en ander, kan de vergadering op voorstel van de voorzitter terstond besluiten tot het houden van een nieuwe stemming.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 30. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Wanneer over een aanhangig voorstel zowel een amendement als een motie zijn ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd. Vervolgens wordt het voorstel in stemming gebracht. Afsluitend wordt de motie in stemming gebracht.

  • 5. Indien over een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 31. Schriftelijk stemmen over personen

  • 1. Wanneer een stemming moet plaatshebben over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, geschiedt deze schriftelijk door invulling en inlevering van stembriefjes door de ter vergadering aanwezige leden, voor zover deze zich niet van stemming moeten onthouden.

  • 2. Alvorens een schriftelijke stemming wordt gehouden, benoemt de voorzitter vier leden tot stemopnemers.

  • 3. Ieder ter vergadering aanwezig Statenlid dat zich niet op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 4. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 5. De stemopnemers onderzoeken of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal Statenleden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid, bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet, worden Statenleden geacht geen stem te hebben uitgebracht die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. De stemopnemers stellen de uitkomst van de stemming vast en maken deze bij monde van de eerst benoemde stemopnemer bekend.

  • 9. De griffier draagt er zorg voor dat de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd worden.

Artikel 32. Herstemming over personen

  • 1. Wanneer niemand bij de eerste schriftelijke stemming de volstrekte meerderheid verkrijgt, wordt een tweede vrije stemming gehouden.

  • 2. Is ook bij de tweede vrije stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt een herstemming gehouden.

  • 3. De herstemming heeft plaats over de twee personen, die hetzij een gelijk grootste aantal hebben verkregen, hetzij het grootste aantal en het op één na grootste aantal stemmen hebben verkregen.

  • 4. Indien na de tweede vrije stemming niet vaststaat over welke twee personen de herstemming moet plaatshebben, wordt bij een tussenstemming beslist wie van hen, die een gelijk grootste aantal stemmen verkregen, in herstemming komt of komen; wordt bij deze tussenstemming die beslissing niet verkregen, dan wordt hieromtrent bij het lot beslist.

  • 5. Staken bij herstemming de stemmen, dan beslist terstond het lot.

Artikel 33. Beslissing door het lot

  • 1. Indien het lot moet beslissen worden de namen van hen, tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de eerst benoemde stemopnemer op afzonderlijke, geheel gelijke, naambriefjes geschreven.

  • 2. De naambriefjes worden, nadat zij door de andere stemopnemers zijn gecontroleerd en in orde bevonden, op gelijke wijze behoorlijk toegevouwen, in een bus gedaan en omgeschud.

  • 3. De naambriefjes worden door de voorzitter vervolgens één voor één uit de bus genomen en voorgelezen.

  • 4. Indien het lot moet beslissen over de vraag, welke personen in herstemming komen, zijn de personen op de twee eerst uitgetrokken naambriefjes vermeld, voor die herstemming aangewezen.

  • 5. Indien het lot moet beslissen over de vraag, welke persoon mede in herstemming komt, is de persoon op het eerst uitgetrokken naambriefje vermeld, voor die herstemming aangewezen.

  • 6. In het geval, als bedoeld in artikel 32, vijfde lid, is de persoon, op het eerst getrokken naambriefje vermeld, benoemd, voorgedragen of aanbevolen.

Hoofdstuk 4. Rechten van Statenleden

Artikel 34. Vragenuur

  • 1. Een Statenlid kan tijdens het vragenuur mondeling vragen stellen aan de Commissaris van de Koningin, Gedeputeerde Staten of andere Statenleden.

  • 2. Het Statenlid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter.

  • 3. Het vragenuur vindt plaats direct aansluitend aan de vaststelling van de agenda, als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement, tenzij er bij de voorzitter geen vragen ingediend zijn.

Artikel 35. Schriftelijke vragen

  • 1. Een Statenlid kan aan de Commissaris van de Koningin of aan Gedeputeerde Staten schriftelijk vragen stellen.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter ingediend. De voorzitter draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van Provinciale Staten worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt plaats binnen vier weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen de termijn kan plaatsvinden, stellen de Commissaris van de Koningin of Gedeputeerde Staten de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De Commissaris van de Koningin of Gedeputeerde Staten zenden de antwoorden tegelijkertijd toe Provinciale Staten.

Artikel 36. Interpellatie

  • 1. Een Statenlid kan Provinciale Staten toestemming vragen om over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda, bedoeld in artikel 8, eerste lid, inlichtingen aan de Commissaris van de Koningin of Gedeputeerde Staten te vragen.

  • 2. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd.

  • 3. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van Provinciale Staten, de Commissaris van de Koningin en Gedeputeerde Staten. Provinciale Staten beslissen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 4. Nadat het lid zijn interpellatie heeft gehouden, worden de overige leden in de gelegenheid gesteld over het in de interpellatie behandelde onderwerp het woord te voeren.

  • 5. De gevraagde inlichtingen worden onmiddellijk daarna gegeven, tenzij bijzondere omstandigheden naar het oordeel van Provinciale Staten uitstel tot een volgende vergadering rechtvaardigen.

Artikel 37. Amendement

  • 1. Een amendement is een voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen.

  • 2. Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft tegengesteld aan die van het voorstel of indien er tussen de materie van het amendement en die van het voorstel geen rechtstreeks verband bestaat. Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang Provinciale Staten het amendement niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking, worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door een van de leden.

  • 3. Een subamendement is een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft.

  • 4. Ieder Statenlid kan tot het einde van de tweede termijn (sub)amendementen indienen. Een (sub)amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 5. Alleen beraadslaagd kan worden over (sub)amendementen die ingediend zijn door Statenleden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 6. Elk (sub)amendement en elk voorstel worden schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 7. De eerste ondertekenaar is bevoegd in het amendement veranderingen aan te brengen danwel het amendement in te trekken. Indien de beraadslaging is gesloten, uitsluitend met toestemming van Provinciale Staten.

Artikel 38. Motie

  • 1. Een motie is een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken.

  • 2. Ieder Statenlid kan ter vergadering schriftelijk een motie bij de voorzitter indienen.

  • 3. Een motie wordt uiterlijk in de tweede termijn ingediend.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Indien een motie is ingediend, kunnen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter of één van de leden besluiten de stemming over de motie aan te houden en het College van Gedeputeerde Staten in de gelegenheid stellen om Provinciale Staten ter zake een preadvies voor te leggen ten behoeve van de eerstvolgende vergadering.

Artikel 39. Initiatiefvoorstel

  • 1. Ieder Statenlid heeft het recht voorstellen aan Provinciale Staten te doen, die buiten de agenda vallen.

  • 2. Een initiatiefvoorstel wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 3. De Agendacommissie plaatst het voorstel op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de voorlopige agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 4. De behandeling van het voorstel vindt plaats voordat alle op de agenda voorkomende onderwerpen of voorstellen worden behandeld, doch vóór het vragenuur, tenzij Provinciale Staten oordelen dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel wordt behandeld of eerst wordt behandeld in een commissie of voor advies naar Gedeputeerde Staten wordt gezonden. In het laatste geval bepalen Provinciale Staten voor welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40. Recht van onderzoek

Provinciale Staten kunnen op voorstel van een Statenlid een onderzoek instellen naar het door de Commissaris van de Koningin of Gedeputeerde Staten gevoerde bestuur.

Hoofdstuk 5. Besloten vergadering

Artikel 41. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 42. Verslag besloten vergadering

  • 1. De griffier draagt zorg, dat van de besloten vergadering een verslag wordt opgemaakt.

  • 2. Het verslag ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

Artikel 43. Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslissen Provinciale Staten overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Provinciale Staten kunnen de geheimhouding opheffen.

Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers

Artikel 44. Publieke tribune

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen van Provinciale Staten bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 45. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter, danwel, in spoedeisende gevallen, de voorzitter. 

Artikel 46. Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van Provinciale Staten is geplaatst en werkt terug tot 24 oktober 2007.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van Provinciale Staten van Overijssel 2003, vastgesteld bij Statenbesluit van 16 april 2003.