Regeling vervallen per 01-01-2010

Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzing Provincie Overijssel

Geldend van 11-10-1994 t/m 31-12-2009

Intitulé

Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzing Provincie Overijssel

inhoud

Inleiding

In februari 1993 heeft de minister van verkeer en waterstaat:

A. de Richtlijnen bewegwijzering deel II Niet-autosnelwegen en

B. de Richtlijnen bewegwijzering deel Aanduidingsbeleid vastgesteld.

De richtlijnen sub A hebben onder meer betrekking op de uitvoering en de plaatsing van de ANWB-bewegwijzering. Op deze bewegwijzering komen de namen voor van bebouwde kommen (plaatsnamen). Ook worden hierop de van algemeen belang zijnde grote(re) objecten aangegeven, zoals industrieterreinen, ziekenhuizen, stadions en grote complexen.

In het "Aanduidingsbeleid" zijn de criteria nader uitgewerkt die gehanteerd worden bij de bepaling van de te verwijzen geografische en specifieke doelen.

Omdat een uniform bewegwijzeringssysteem en een goede continuïteit in de geleiding van alle weggebruikers in belangrijke mate bijdragen aan een vlotte en veilige verkeersafwikkeling, hebben vermelde richtlijnen een dwingend karakter ten aanzien van de wegen in beheer bij het rijk.

Ten behoeve van de landelijke uniformiteit doet de minister van verkeer en waterstaat in het voorwoord op de rijksrichtlijnen een dringend beroep op alle wegbeheerders om de bewegwijzering uit te voeren en te plaatsen conform die richtlijnen.

In dat kader is voor de provinciale wegen in Overijssel onderzocht:

  • voor welke situaties de provincie zich aan het rijksbeleid kan conformeren en

  • in hoeverre aanvullende provinciale richtlijnen noodzakelijk zijn.

Bewegwijzering

Voor de provinciale wegen in Overijssel vinden de uitvoering en de plaatsing van ANWB-bewegwijzering reeds plaats overeenkomstig de Richtlijnen bewegwijzering deel II Niet-autosnelwegen. Verwijzingen op de ANWB-bewegwijzering naar onder meer industrieterreinen en ziekenhuizen, alsmede naar specifieke doelen (in Overijssel bijvoorbeeld Ponypark Slagharen en Avonturenpark Hellendoorn), vinden eveneens overeenkomstig de rijksrichtlijnen plaats. Mede uit een oogpunt van deregulering kan, voor wat de ANWB-bewegwijzering inclusief de verwijzing naar specifieke grote(re) objecten betreft, worden volstaan met het voor de provinciale wegen van toepassing verklaren van de rijksrichtlijnen.

Objecten

De provincie Overijssel wordt als wegbeheerder veelvuldig geconfronteerd met verzoeken van lokale overheden, van diverse instellingen en instanties, alsmede van particulieren om – in de vorm van ontheffingverlening van de Provinciale wegenverordening Overijssel 1978 – medewerking te verlenen aan het plaatsen van borden voor diverse objecten.

Deze objecten zijn te onderscheiden in:

I.  lokale objecten;

II. toeristische of recreatieve objecten en

III. objecten die dienen ter verzorging van weggebruikers of voertuigen.

Aan deze driedeling naar object kunnen nog de volgende 2 bordencategorieën worden toegevoegd:

IV. aanduidingsborden en

V. borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens.

Per categorie volgt een korte nadere aanduiding.

I. Verwijzingen naar lokale objecten

Hieronder worden verstaan de verwijzingen naar – meestal in een lokale bewegwijzering opgenomen – van algemeen belang zijnde lokale objecten, zoals politie, VVV, postkantoor, sportvelden, zwembad, enz.

Daarnaast gaat het hier om verwijzingen naar individuele bedrijven of instellingen met veelal een meer commercieel karakter, zoals snackbar, café, bowlen/kegelen, partycentrum, fietsverhuur, enz.

II. Verwijzingen naar toeristische of recreatieve objecten

Bij toeristisch-recreatieve objecten dient te worden gedacht aan verwijzingen naar bungalowparken, kampeer- en caravanterreinen, museum, theater, kastelen, pottenbakkerij, rondvaart, speeltuin, enz.

III. Verwijzingen naar objecten die dienen ter verzorging van weggebruikers of voertuigen

Tot deze objecten behoren horecabedrijven en benzinestations.

IV. Aanduidingsborden

Onder aanduidingsborden worden verstaan borden welke worden geplaatst om iets bekend te maken aan het wegverkeer, maar geen directe verkeersgeleidende functie hebben, zoals gemeentegrensaanduidingen, borden waterwingebied, mottoborden, borden Europese gemeente, borden partnergemeente (jumelageborden).

V. Borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens

Het plaatsen van borden, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens kan bij verordening aan beperkingen worden onderworpen. Deze beperkingen mogen echter nimmer zo ver gaan, dat het aanbrengen van borden als bedoeld in het algemeen wordt verboden of van een voorafgaand verlof van de overheid afhankelijk wordt gesteld. Dit grondrecht, betreffende de vrijheid van meningsuiting, is niet van toepassing op het maken van handelsreclame.

Het in dit onderdeel gestelde met betrekking tot borden geldt eveneens voor het plaatsen c.q. het aanbrengen van zuilen en spandoeken.

Tijdelijke borden

Naast het hiervoren weergegeven onderscheid naar object is ook een onderscheid te maken naar tijdsduur waarvoor de plaatsing is bedoeld.

Voor tijdelijk te plaatsen borden in het kader van activiteiten als motorraces, festiviteiten, evenementen en dergelijke, is een aan de omstandigheden aangepast beleid mogelijk.

Beleid provincie met betrekking tot verwijzings- en aanduidingsborden

Het provinciale ontheffingenbeleid met betrekking tot de plaatsing van verwijzings- en aanduidingsborden is gebaseerd op interne uitgangspunten en externe richtlijnen. Voor verwijzings- en aanduidingsborden1, alsmede voor de aanduiding van horecabedrijven2 en van benzinepompen3 langs de provinciale wegen in Overijssel gelden al dan niet geformaliseerde richtlijnen. De op de lokale objecten en de toeristisch-recreatieve objecten betrekking hebbende provinciale richtlijnen uit 1979 zijn formeel niet vervangen. Bij de beoordeling van aanvragen ter zake worden de uit 1984 daterende niet geformaliseerde beleidsuitgangspunten gehanteerd. Het vervangen van de provinciale richtlijnen 1979 is in afwachting van steeds nieuwe ontwikkelingen telkens aangehouden.

De rijksrichtlijnen van 1993 zijn specifiek toegesneden voor het verkeer op de rijkswegen. Het gaat daarbij om verwijzingen naar geografische en specifieke doelen. Bij de toetsing spelen criteria als de categorie-indeling van de wegen en het aantal bezoekers een rol.

Bij de beoordeling van aanvragen om ontheffing van de Provinciale wegenverordening 1978 voor verwijzingen naar vaak kleinere en minder dominante doelen, alsmede voor aanduidingsborden, dienen op de provinciale wegsituaties afgestemde criteria te worden gehanteerd.

Mede voor een in het kader van de Algemene wet bestuursrecht verlangde eenduidige besluitvorming is het daarom noodzakelijk om voor de verwijzingen en aanduidingen langs de provinciale wegen in Overijssel een op de rijksrichtlijnen van 1993 aanvullend beleid vast te stellen.

Aanvullende provinciale richtlijnen betreffende verwijzings- en aanduidingsborden

In het aanvullend beleid geldt als algemeen principe, dat een consequente toepassing van onderschei-dene kleuren per soort informatie in belangrijke mate kan bijdragen tot een grotere bekendheid van de weggebruiker met de aard en wijze van de verwijzingen. Om het maken van onderscheid tussen de soorten informatie te vergemakkelijken, worden verschillende kleuren gebruikt. Naast het in artikel 4, lid 3 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer bepaalde met betrekking tot verkeersborden (letters, cijfers of symbolen in blauw veld), is een overzicht van alle toegepaste kleuren te vinden op – de als bijlage hierbijgevoegde – bladzijde 21 van de Richtlijnen bewegwijzering deel II Niet-autosnelwegen.

In bestaande lokale verwijzingssystemen zijn qua uitvoering verschillen te constateren. Gelet op het ter zake in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en de rijksrichtlijnen bepaalde zal bij het ontheffingenbeleid voor op provinciale wegen toe te stane verwijzingen, en waar nodig en mogelijk ook voor aanduidingen, een op genoemde regelingen gebaseerde uniforme kleurstelling worden voorgeschreven.

Bij de beoordeling van aanvragen om ontheffing dient ervan uit te worden gegaan, dat voor een bord alleen ontheffing kan worden verleend indien het bord:

  • de veiligheid van het verkeer op de weg niet in gevaar brengt;

  • de bruikbaarheid of instandhouding van de weg niet belemmert;

  • geen reclame inhoudt voor zuiver commerciële zaken.

Voor de onderscheidene categorieën borden gelden de volgende aanvullende toetsingscriteria.

I/II. Lokale en toeristische of recreatieve objecten

  • Verwijzing uitsluitend om commerciële motieven is niet toegestaan.

  • Het te verwijzen doel voldoet niet aan de criteria om op de ANWB-bewegwijzering te worden verwezen.

  • Afzonderlijke verwijzing vindt niet plaats indien de mogelijkheid aanwezig is voor verwijzing door middel van een I-bord (informatiekast).

  • De verwijzing mag de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden.

  • De verwijzing mag de bruikbaarheid of de instandhouding van de weg niet onaanvaardbaar belemmeren.

  • Verwijzing vindt alleen plaats ter plaatse van aansluitingen met wegen die niet in een routenummerplan zijn opgenomen en ter plaatse van de bestemming.

  • Verwijzing naar niet-direct aan de provinciale weg gelegen doelen vindt uitsluitend plaats indien plaatselijke omstandigheden daartoe aanleiding geven en van de aansluitende wegbeheerder eveneens medewerking voor verwijzing is verkregen.

  • Verwijzing buiten de bebouwde kom naar objecten binnen de bebouwde kom vindt niet plaats, tenzij de verkeersveiligheid of de verkeersafwikkeling dit wel vereist.

  • Een vooraanduiding wordt alleen geplaatst indien de wegsituatie daartoe aanleiding geeft.

  • Een verwijzing dient qua verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling te passen in een eventueel aanwezig gemeentelijk verwijzingssysteem.

  • Het aantal verwijzingen mag maximaal 8 op een punt en 6 per richting bedragen, met dien verstande dat zoveel mogelijk van verzamelaanduidingen (bijvoorbeeld horeca) gebruik wordt gemaakt.

  • De verwijzing moet qua vorm, uitvoering en plaats voldoen aan het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, alsmede aan het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Richtlijnen bewegwijzering.

III. Objecten die dienen ter verzorging van weggebruikers of voertuigen

Benzinestations

  • 1. De borden kunnen worden geplaatst bij verkooppunten langs parallelwegen, alsmede bij verkooppunten langs wegen van de volgende categorieën:

    • categorie 1: autoweg (RONA-categorie III);

    • categorie 2: weg met geslotenverklaring langzaam verkeer (RONA-categorie V);

    • categorie 3: weg met fietspad(en) (RONA-categorie VI).

  • 2. Daarbij gelden de volgende voorschriften:

    • de borden worden uitsluitend aan de rechterzijde van de weg geplaatst ter hoogte van de aansluiting van de inrit/uitrijstrook aan de hoofdrijbaan;

    • voor de categorie-3-wegen geldt dat alleen borden kunnen worden geplaatst waar het verkooppunt pas zichtbaar is voor het verkeer op een afstand die minder is dan 300 m;

    • een linksgelegen verkooppunt aan een weg in de categorie 1 wordt niet aangeduid;

    • een linksgelegen verkooppunt aan een weg in de categorieën 2 of 3 kan worden aangeduid indien de verkeersintensiteit op de hoofdrijbaan niet meer bedraagt dan 5.000 pae/etmaal in beide richtingen te zamen; bij een hogere verkeersintensiteit dan aangegeven kan aanduiding plaatshebben ingeval zowel de situatie van de weg als die van het verkooppunt zich naar het oordeel van de provincie daarvoor leent dan wel wordt aangepast aan de ter zake door de provincie te stellen eisen;

    • voorwaarschuwingsborden kunnen op een afstand van 300 m voor het begin van de inrit/uitrijstrook worden geplaatst;

    • binnen een bebouwde kom wordt een verkooppunt in principe niet aangeduid.

Horecabedrijven

  • In de rijksrichtlijnen wordt voor wat betreft horecabedrijven onderscheid gemaakt tussen:

  • a. weggebonden en niet-weggebonden restaurants langs auto(snel)wegen en

  • b. weggebonden en niet-weggebonden restaurants langs niet-auto(snel)wegen.

  • Voor de aanduiding van horecabedrijven langs provinciale wegen kunnen de criteria gelden als vervat in onderdeel 6.5.4., bladzijde 41 en verder, van de Richtlijnen bewegwijzering deel Aanduidingsbeleid.

IV. Aanduidingsborden

Voor aanduidingsborden kan alleen ontheffing worden verleend indien:

  • het bord de veiligheid van het verkeer op de weg niet in gevaar brengt, alsmede de bruikbaarheid of instandhouding van de weg niet belemmert;

  • het bord geen reclame inhoudt voor zuiver commerciële zaken.

V. Borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens

Borden, zuilen, spandoeken en dergelijke die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens mogen de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen, noch de bruikbaarheid of instandhouding van de weg belemmeren.

Tijdelijke borden

Voor tijdelijke borden gelden de volgende toetsingscriteria:

  • het bord mag de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden en evenmin de bruikbaarheid of instandhouding van de weg belemmeren;

  • het bord mag geen reclame inhouden voor zuiver commerciële zaken;

  • de geografische afstand tussen het bord en de aan te geven activiteit mag de lokale of regionale grenzen niet te boven gaan, tenzij dit uit een oogpunt van verkeersveiligheid (verkeersgeleiding) wel noodzakelijk wordt geoordeeld.

Kosten

Behoudens ingeval de provincie borden uitsluitend in het verkeersbelang noodzakelijk oordeelt, zijn de kosten verbonden aan het vervaardigen, plaatsen, vervangen, aanpassen, onderhouden en herstellen van borden waarvoor op aanvraag ontheffing ingevolge de desbetreffende provinciale wegenverordening is verleend voor rekening van de houder der ontheffing.

Rijksrichtlijnen van toepassing

Ook indien daar niet nadrukkelijk naar wordt verwezen, is het rijksbewegwijzerings- en aanduidingsbeleid – met inachtneming van vorenstaande aanvullende richtlijnen – van toepassing op provinciale wegsituaties in Overijssel.

Afwijking van de richtlijnen

Om redenen van onredelijkheid of onbillijkheid kunnen gedeputeerde staten van de richtlijnen afwijken, mits het belang van de verkeersveiligheid daardoor niet onevenredig of onaanvaardbaar wordt geschaad.

Slotbepaling

Dit besluit wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in het provinciaal blad en treedt in werking met ingang van de dag van publikatie. Tegelijkertijd vervallen alle eerdere provinciale richtlijnen ter zake.