Regeling vervallen per 06-03-2012

Richtlijnen voor het aanvragen van ontheffing ingevolge artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994

Geldend van 28-01-1998 t/m 05-03-2012

Intitulé

Richtlijnen voor het aanvragen van ontheffing ingevolge artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994

Algemene toelichting

Per 1 januari 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Als gevolg hiervan moeten beleidsregels in de zin van de Awb bekend worden gemaakt door publicatie in nieuwsbladen. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in het verleden (voor 1 januari 1998) reeds diverse beleidsregels vastgesteld, bekendgemaakt en gehanteerd. Om deze beleidsregels ook als beleidsregels in de zin van de Awb te kunnen hanteren hebben Gedeputeerde Staten deze beleidsregels, waaronder de hier opgenomen richtlijnen, opnieuw gepubliceerd. Tegelijkertijd hebben deze beleidregels ter inzage gelegen.

Inhoud

Wat wordt onder een wedstrijd verstaan?

Onder een wedstrijd wordt voor de toepassing van artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 verstaan elk rijden met voertuigen ter vaststelling of vergelijking van prestaties, hetzij van de deelnemers, hetzij van de voertuigen, hetzij van de onderdelen daarvan, hetzij van bedrijfsstoffen (artikel 10, lid 2 Wegenverkeerswet 1994). Blijkens vaste jurisprudentie vindt reeds een vergelijking van prestaties plaats als bij voltooiing van de wedstrijd een vaantje, medaille en dergelijke wordt uitgereikt.

Wie moet een ontheffing hebben?

Degene die een wedstrijd wil houden (de organisator) of daaraan wil deelnemen moet een ontheffing van het in artikel 10, lid 1 Wegenverkeerswet 1994 genoemde verbod hebben.

Als deelnemers worden beschouwd de bestuurder van een voertuig, waarmee aan een wedstrijd wordt deelgenomen en de eigenaar of de houder van een voertuig, die daarmee aan een wedstrijd doet of laat deelnemen (artikel 10, lid 3 Wegenverkeerswet 1994).

Een door Gedeputeerde Staten van Overijssel te verlenen ontheffing voor het houden van een wedstrijd houdt tevens een ontheffing voor het deelnemen aan de wedstrijd in.

Bij wie moet een ontheffing worden aangevraagd?

  • Een ontheffing van het in artikel 10, lid 1 Wegenverkeerswet 1994 genoemde verbod moet worden aangevraagd bij:

  • a. voor de in de route opgenomen rijkswegen, de minister van Verkeer en Waterstaat, Postbus 20906, 2500 EX ‘s-Gravenhage;

  • b. voor alle andere wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kommen gelegen, Gedeputeerde Staten;

  • c. als de route geheel binnen één gemeente ligt, Burgemeester en Wethouders van de desbetreffende gemeente;

  • d. als de route door meer dan één provincie loopt, Gedeputeerde Staten van elk van die provincies.

De politie.

De politie is bij vrijwel alle evenementen waarbij wedstrijden met voertuigen worden gehouden, betrokken. Zij adviseert onder meer over de te verrijden routes en de veiligheidsaspecten daarvan. De politie zet, waar nodig, personeel en materieel in voor de beveiliging en begeleiding van met name grote wielrenevenementen.

Ook de politie heeft natuurlijk zijn beperkingen voor wat betreft de inzet van personeel en materieel bij deze dienstverlening.

Het is daarom van belang bij het organiseren van (wieler)evenementen altijd zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de politie van de gemeente(n) waardoor de route van de wedstrijd leidt.

Richtlijnen van de provincie Overijssel voor aanvragen om ontheffing.

Voor het aanvragen van ontheffing ingevolge artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn door Gedeputeerde Staten van Overijssel richtlijnen vastgesteld.

De door Gedeputeerde Staten bij besluit van 22 maart 1965, nr. 16230, 3e afdeling vastgestelde richtlijnen komen daarmee te vervallen.

Bij aanvragen om ontheffing voor het houden van of deelnemen aan wedstrijden worden thans door Gedeputeerde Staten van Overijssel de volgende richtlijnen gehanteerd.

I. Het aanvragen van een ontheffing.

  • Bij aanvragen om ontheffing dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. De aanvraag moet ten minste zes weken voordat de wedstrijd wordt gehouden bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle, worden ingezonden;

  • b. de aanvraag moet duidelijk vermelden naam, adres en telefoonnummer van een contactpersoon;

  • c. bij de aanvraag moeten de volgende stukken worden meegezonden:

    • 1.

      een kaart met duidelijk ingetekende route, waarop tevens de controleposten zijn aangegeven;

    • 2.

      een routebeschrijving, waarin vermeld zijn de wegen en de desbetreffende gemeenten waarin de wegen zijn gelegen;

    • 3.

      een tijdschema; dit kan eventueel worden opgenomen in de routebeschrijving;

    • 4.

      het reglement, waaronder de wedstrijd wordt verreden  Indien wordt gereden onder het reglement van de Nederlandse Rittensport Federatie (NRF), KNMV of KNWU kan worden volstaan met de mededeling onder welk reglement wordt gereden;

    • 5.

      een verklaring van geen bezwaar van de Burgemeester(s) van de gemeente(n) waardoor de route van de wedstrijd loopt en eventueel van de beheerders van de in de route voorkomende wegen welke niet in beheer zijn bij het rijk, de provincie of een gemeente;

    • 6.

      indien het een wedstrijd met motorvoertuigen betreft, een polis of een fotocopie daarvan, waaruit blijkt, dat de in lid 2 van artikel 148 Wegenverkeerswet 1994 bedoelde burgerrechtelijke aansprakelijkheid is gedekt door een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen of een verklaring van of namens een verzekeringsmaatschappij, dat de organisator(en) haar heeft (hebben) verzocht om een verzekering af te sluiten tot het dekken van de schade, veroorzaakt met aan de wedstrijd deelnemende motorrijtuigen, waarvan de eigenaren niet zijn verzekerd en schade voortvloeiende uit het deelnemen van deze motorrijtuigen aan snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten en -wedstrijden, waarvoor de in artikel 10 Wegenverkeerswet 1994 bedoelde ontheffing is aangevraagd en zij bereid is het desbetreffende verzoek in te willigen.

II. Behoudens in zeer bijzondere gevallen zal onder meer geen ontheffing worden verleend indien:

  • 1. niet is voldaan aan het gestelde onder I.;

  • 2. de wedstrijd niet wordt georganiseerd door een vereniging die in de eerste plaats de wielersport/motorsport ten doel heeft, tenzij de wedstrijd zal worden gehouden onder auspiciën van een dergelijke vereniging;

  • 3. in de route wegen zijn opgenomen tegen het gebruik waarvan de beheerder(s) bezwaren heeft (hebben);

  • 4. gebruik wordt gemaakt van wegen, welke deel uitmaken van een zogenaamde toeristische route (onder andere van de A.N.W.B.);

  • 5. de route geheel of gedeeltelijk samenvalt met een tegelijkertijd te houden wedstrijd waarvoor al eerder ontheffing is aangevraagd of waarvoor reeds ontheffing is verleend;

  • 6. naar de mening van gedeputeerde staten niet voldoende waarborgen kunnen worden gegeven ten aanzien van de verkeersveiligheid;

  • 7. a. het in de bedoeling ligt wedstrijden met motorvoertuigen te houden in het tijdvak van 1 juli tot 1 september, tijdens de paasdagen, (viering) nationale feestdagen en de zaterdagen voor Pasen, Pinksteren en Kerstmis;

    b. het in de bedoeling ligt wielerwedstrijden en dergelijke te houden tijdens de paasdagen, de pinsterdagen, de kerstdagen, op hemelvaartsdag, (viering) nationale feestdagen en de zaterdagen voor Pasen en Pinksteren;

  • 8. wedstrijden met motorvoertuigen worden georganiseerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van onverharde wegen.

III. Fiets twee-, drie- en vierdaagsen, fietstoertochten en dergelijke.

Aan de bepalingen genoemd onder I. punt c 3 en 4 en II. Punt 2 en 4 behoeft niet te worden voldaan bij het aanvragen van een ontheffing voor fiets twee-, drie- en vierdaagsen, fietstoertochten en dergelijke.

IV. Wielerwedstrijden gehouden op een gesloten parcours.

  • Wielerwedstrijden op een gesloten parcours mogen in beginsel ook op feestdagen en dergelijke worden gehouden indien:

  • - het parcours in zijn geheel is afgesloten ten behoeve van de wielerwedstrijd;

  • - in principe geen doorgaande wegen in het parcours zijn opgenomen;

  • - indien nodig, een goede omleidingsroute aanwezig is.

  • Het gestelde onder II. Punt 7.b. is in dat geval hierop niet van toepassing.