Regeling vervallen per 01-10-2005

Verdelingsverordening locatiegebonden subsidies provincie Overijssel

Geldend van 14-05-2003 t/m 30-09-2005

Intitulé

Verdelingsverordening locatiegebonden subsidies provincie Overijssel

inhoud

Begripsbepalingen

Artikel 1

1

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. BLS: het Besluit locatiegebonden subsidies, Stb. 1995, nr. 527, d.d. 14 november 1995;

2. VINEX-akkoord: het akkoord tussen de Staat der Nederlanden en de provincie Overijssel inzake uitvoering verstedelijking van de Vierde nota extra (VINEX) in de stadsgewesten, niet-BoN-gebied zijnde, zoals overeengekomen en ondertekend door partijen op 1 juli 1994;

3. bebouwde kom, ontwikkelen van bouwlocaties, bouwgemeente: de bebouwde kom, het ontwikkelen van bouwlocaties en de bouwgemeente als bedoeld in artikel 1 van het BLS;

4. subsidie: een financiële bijdrage aan de bouwgemeenten in de grondkosten voor het ontwikkelen van bouwlocaties uit de middelen die op grond van het BLS en het VINEX-akkoord door het rijk worden overgemaakt naar de provincie;

5. toekenning: de beschikking dat een subsidie met de daaraan verbonden voorwaarden wordt verleend;

6. vaststelling: de beschikking dat een subsidie, na realisering van de woningen in een bouwlocatie, definitief wordt vastgesteld.

Algemene bepaling

Artikel 2

2

De Algemene subsidieverordening van de provincie Overijssel is niet van toepassing op het toekennen van subsidie op grond van deze verordening.

Inkomsten

Artikel 3

  • 3

  • 1. Voor zover de op de provinciale begroting voor dit doel bestemde middelen dat toelaten, kunnen gedeputeerde staten met inachtneming van deze regeling subsidie toekennen aan bouwgemeenten ten behoeve van woningbouw op de zogeheten VINEX-locaties;

  • 2. Met betrekking tot de uitkering van het rijk is van toepassing:

    • a

      artikel A-1.10 van het VINEX-akkoord inzake uitwisseling van woningbouw in binnenstedelijk gebied tussen de provincies met inbegrip van de financiële verrekening;

    • b

      de overeenkomst van het Interprovinciaal overleg (IPO) met betrekking tot verrekening met provincie Zuid-Holland, als gevolg van de nadere uitwerking van het VINEX-akkoord inzake woningbouw in binnenstedelijk gebied, voor zover aan de voorwaarden opgenomen in de overeenkomst wordt voldaan.

Te subsidiëren activiteiten

Artikel 4

  • 4

  • 1. Subsidie wordt alleen toegekend aan de bouwgemeenten Zwolle en Deventer.

  • 2. Subsidie kan alleen worden verleend onder de voorwaarde dat:

    • a

      die financiële bijdrage uitsluitend wordt ingezet ter bestrijding van de grondkosten bij de ontwikkeling van bouwlocaties;

    • b

      van het totale aantal woningen waarmee de woningvoorraad conform BLS wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties buiten de bebouwde kom onder verlening van die financiële bijdrage, ten hoogste 30 procent behoort tot de woningen in de sociale bouwsector, en

    • c

      aan gedeputeerde staten jaarlijks een verslag wordt uitgebracht over de voortgang van de ontwikkeling van de bouwlocaties waarvoor die financiële bijdrage wordt verleend.

  • 3. Indien het aantal woningen in de marktsector waarmee de woningvoorraad wordt uitgebreid door het ontwikkelen van bouwlocaties binnen de bebouwde kom onder verlening van financiële bijdrage als bedoeld in het eerste lid hoger is dan 50 procent van het totale aantal woningen waarmee de woningvoorraad op die wijze wordt uitgebreid, kan, in afwijking van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, het aandeel van de woningen in de sociale-bouwsector in het in genoemd onderdeel bedoelde aantal woningen dienovereenkomstig hoger zijn dan 30 procent.

Artikel 5

  • 5

  • 1. Subsidie kan uitsluitend worden toegekend ten behoeve van:

    • a

      het ontwikkelen van bouwlocaties buiten de bebouwde kom, welke zijn overeengekomen in het VINEX-akkoord en opgenomen in bijlage II.A. van deze verordening;

    • b

      het ontwikkelen van bouwlocaties binnen de bebouwde kom.

  • 2. Een subsidie voor bouwlocaties als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de woningbouwproduktie per locatie voor zover het een locatie betreft met een financieringstekort in de grondkosten, welk tekort niet op andere wijze is te financieren.

  • 3. Een subsidie voor bouwlocaties als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bedraagt € 1.360,00 (prijspeil 1994) per aan de woningvoorraad binnen de bebouwde kom toe te voegen woning.

De aanvraag

Artikel 6

  • 6

  • 1. Gedeputeerde staten kennen jaarlijks alleen subsidie toe aan bouwgemeenten, die daartoe een aanvraag hebben ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag om subsidie overlegt de bouwgemeente het woningbouwprogramma voor het lopende jaar en de drie daaropvolgende jaren, per locatie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, gespecificeerd naar sociale bouwsector respectievelijk marktsector en opgenomen in de planningslijsten volgens de IPO Basislijst programma-informatie nieuwbouw en woningverbetering.

  • 3. De aanvraag om subsidie wordt afgewezen, indien de gemeente niet voldoet aan de vereisten van artikel 4, eerste en tweede lid.

Artikel 7

  • 7

  • 1. In afwijking van artikel zes, tweede lid, kunnen gedeputeerde staten met de bouwgemeenten meerjarenafspraken maken over de hoogte en de wijze van subsidiëring van bedoelde bouwlocaties op basis van een uitvoeringsconvenant voor de verstedelijking in de stadsgewesten overeenkomstig het VINEX-akkoord. Het uitvoeringsconvenant, waarin de meerjarenafspraken zijn vastgelegd, dient tenminste te voldoen aan artikel 4.

  • 2. Het uitvoeringsconvenant als bedoeld in het eerste lid kan in de plaats treden van het woningbouwprogramma als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Vaststelling en uitbetaling subsidie

Artikel 8

  • 8

  • 1. De subsidie wordt na toekenning jaarlijks als voorschot op rekening van de bouwgemeenten bijgeschreven binnen vier weken na ontvangst van de middelen van het rijk.

Artikel 9

  • 9

  • 1. Burgemeester en wethouders dienen jaarlijks, binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar, bij gedeputeerde staten een verslag in, overeenkomstig de wijze als in het BLS is bepaald in bijlage II.B., welke onder meer inhoudt de in dat kalenderjaar gerealiseerde taakstelling.

  • 2. Na ontvangst van de verslaglegging als bedoeld in het eerste lid stellen gedeputeerde staten de subsidie definitief vast jaarlijks naar rato van de daadwerkelijk gerealiseerde woningen op een bouwlocatie.

  • 3. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vindt een verrekening van het verstrekte voorschot plaats.

  • 4. Een te hoog uitgekeerd voorschot dient binnen vier weken na datum van de beschikking tot vaststelling van de subsidie van gedeputeerde staten met tevens verzoek tot terugbetaling, op de rekening van de provincie te zijn bijgeschreven, tenzij gedeputeerde staten tot een verrekening op andere wijze besluiten.

Sanctiebepaling

Artikel 10

Bij niet- of niet-behoorlijke nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en aanwijzingen, alsmede bij het opzettelijk verstrekken of doen verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens kunnen gedeputeerde staten besluiten tot opschorting van het verstrekken van voorschotten, wijziging of intrekking van de subsidie of terugvordering van reeds uitbetaalde voorschotten of subsidies.

Slot- en overgangsbepalingen

10

Artikel 11

In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten:

  • a

    afwijken of ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze verordening;

  • b

    naast de voorschriften van deze verordening bijzondere voorschriften stellen.

Artikel 12

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen aan de verlening van subsidie aanvullende voorwaarden verbinden.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere voorschriften stellen.

Artikel 13

In afwijking van artikel 3 en artikel 6, eerste lid, zullen de voor 1995 door het rijk beschikbaar gestelde financiële middelen als voorschot direct worden verdeeld en uitgekeerd.

Artikel 14

Gedeputeerde staten zenden hun jaarlijkse bestedingsverslag aan de minister tevens ter informatie toe aan de commissie van advies voor ruimtelijke ordening en bestuurlijke organisatie.

Artikel 15

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als Verdelingsverordening locatiegebonden subsidies provincie Overijssel.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop zij is bekendgemaakt in het provinciaal blad.

Bijlage 2a Woningbouwprogramma 1995-2005

Bijlage II.A Woningbouwprogramma 1995-2005

De in het VINEX-akkoord genoemde middelen zullen aan de gemeenten worden toegekend op basis van het volgende minimaal uit te voeren woningbouwprogramma.

Woningbouwprogramma 1995-2005

gemeente

1995-2000

2001-2005

Totaal

w.v. BSG

Stadsgewest Stedendriehoek

Apeldoorn

3.700

2.200

5.900

2.910

Deventer

2.500 

1.550

4.050 

1.250

Zutphen

1.590 

1.220

2.810   

590

Voorst 

620

173

793

590

--------- 

--------- 

-------- 

--------- 

totaal

8.410 

5.143

13.553

5.340

---------

---------

---------

--------- 

(Diepenveen/Gorssel)

290

157

447

--------- 

--------- 

--------- 

totaal gewest

8.700

5.300

14.000

---------

---------

--------- 

--------- 

Stadsgewest Zwolle

Zwolle   

4.700   

3.350 

8.050 

1.050

De aantallen zijn exclusief vervangende woningbehoefte.

Uitleglocaties

Conform het VINEX-akkoord is Stadshagen de nieuwe uitleglocatie van Zwolle. Colmschate-noord is de uitleglocatie van Deventer.

Indicatieve locaties in binnenstedelijk gebied (BSG)

Deventer

De woningbouw op BSG-locaties vindt plaats op één grote locatie en een groot aantal verspreide locaties welke sterk variëren in omvang. Het beeld ziet er over de totale periode 1995-2005 als volgt uit:

De woningbouw op BSG-locaties periode 1995-2005

locatie

aantal woningen

Rubensstraat/Rembrandtkade

150

Pothoofd

200

Houtmarkt

150

Raambuurt  

150

T.G. Gibsonstraat e.o.

100

Zandweerdsweg

50 - 100

Fesevurstraat 

175

Karel de Grotelaan

110

overige locaties 

ca. 1.200

------------

totaal

ca. 2.350  

(w.v. 1995-2005 minimaal 1.250)

Zwolle

Ook hier vindt woningbouw verspreid over een groot aantal locaties plaats.

woningbouw verspreid in Zwolle

locatie

aantal woningen

Lübeckplein e.o.

500

Schellerhoek

80

Maatgravenweg 

125

Centrum div.

240

Assendorperdijk

50

Abel Tasmanstraat  

125

Div. buiten centrum

80

Holtenbroek 

200

Westenholte

30

-----------

totaal  

ca. 1.350

(w.v. 1995-2005 minimaal 1.050)

Bijlage 2b Benodigde gegevens ten behoeve van jaarlijkse verslaglegging

Bijlage II.B Benodigde gegevens ten behoeve van jaarlijkse verslaglegging

Gegevens omtrent de voortgang van de ontwikkeling van de bouwlocaties:

– het totale aantal woningen dat in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd;

– het aantal woningen dat in het verslagjaar aan de woningvoorraad is toegevoegd op bouwlocaties binnen de bebouwde kom en, uitgesplitst per bouwlocatie, op bouwlocaties buiten de bebouwde kom;

– het aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de sociale-bouwsector waarmee in het verslagjaar de woningvoorraad buiten de bebouwde kom is uitgebreid, uitgesplitst per bouwlocatie;

– het aantal woningen waarmee en het aantal woningen in de marktsector waarmee in het verslagjaar de woningvoorraad binnen de bebouwde kom is uitgebreid;

– de bouwlocaties waarvan de ontwikkeling in het vervolg van de contractperiode een aanvang neemt of doorloopt (hier uitsluitend bouwlocatie-capaciteit aangeven die gereed is voor woningbouw), en het aantal per jaar aan de woningvoorraad toe te voegen woningen op die bouwlocaties;

– het totale aantal aan de woningvoorraad toe te voegen woningen in de drie jaren die volgen op het verslagjaar.


Noot
1

[Toelichting: Voor de begripsomschrijvingen is geheel aangesloten bij de terminologie van het Besluit locatiegebonden subsidies, verder te noemen BLS. Omdat de toepassing van de verordening is beperkt tot een nauw omschreven groep gemeenten, is het voor de toepassing van de verordening gewenst de definitie van bouwgemeente in het BLS hier te herhalen:

Bouwgemeente: voor de toepassing van de verordening zijn slechts van belang gemeenten die door tussenkomst van ons college een subsidie voor de VINEX-taakstelling ontvangen. Voor deze verordening gaat het om de gemeenten Zwolle en Deventer. ]

Noot
2

[Toelichting: Dit artikel verwijst naar de vigerende Algemene subsidieverordening van de provincie Overijssel, die de toekenning van subsidies aan instellingen regelt.

Deze regelt ook de subsidiëring van publiekrechtelijke lichamen als gemeenten. In artikel 2, tweede lid van genoemde verordening is neergelegd dat tenzij provinciale staten anders bepalen, de Algemene subsidieverordening van toepassing is op alle door het provinciebestuur aan instellingen toe te kennen of toegekende subsidies. Daarmee is tot uitdrukking gebracht dat aan haar algemene karakter zo min mogelijk afbreuk dient te worden gedaan. Nochtans kunnen bijzondere omstandigheden een specifieke regeling noodzakelijk maken. Juist op het terrein van de VINEX is sprake van bijzondere omstandigheden. Voor de financiering van de VINEX-taakstelling gaat het BLS uit van een exclusieve verhouding tussen rijk, provincie en gemeente.

De bepalingen uit de Algemene subsidieverordening zijn niet op de wijze als bedoeld in de wet en het BLS toegesneden op de toekenning van subsidie aan gemeenten.

Een en ander wettigt het standpunt dat in de voorliggende verordening de Algemene subsidieverordening van de provincie Overijssel niet van toepassing is. ]

Noot
3

[Toelichting: De locatiegebonden subsidiegelden worden in beginsel uitsluitend door het rijk ter beschikking gesteld. Met betrekking tot de hoogte van de rijksbijdrage is van toepassing hetgeen in het VINEX-akkoord is overeengekomen inzake interprovinciale schuifmogelijkheden om het rijksbod maximaal te benutten.

Voorts is in het IPO bij de verdeling van het rijksbod over de provincies een aparte verdeling met de provincie Zuid-Holland overeengekomen. Er is voor gekozen de uitwerking van het BLS voor de provincie Zuid-Holland gescheiden te houden van de onderhavige verordening, omdat de beslissing over de verdeling door het Interprovinciaal overleg (IPO) dient te worden genomen. Wel zal de verordening een titel moeten bevatten om betalingen in het kader van die afspraak en beslissing mogelijk te maken. In verband hiermee is dit artikel in alle provinciale verordeningen gelijkluidend. ]

Noot
4

[Toelichting: Dit artikel bevat de wettelijke vereisten waaraan de verordening moet voldoen.

Het eerste lid correspondeert met artikel 2, tweede lid van het BLS, dat de subsidie kan worden verleend aan bouwgemeenten.

Het tweede en derde lid correspondeert met artikel 18b, eerste en tweede lid van het BLS.

Het derde lid is tevens een uitwerking van de schuifmogelijkheid, die in het VINEX-akkoord tussen rijk en provincies is overeengekomen. Deze mogelijkheid, die toepassing zal vinden indien een stadsgewest er niet in slaagt haar taakstelling waar te maken, voorkomt dat de middelen, die bestemd zijn voor de landelijke verstedelijkingstaakstelling, zouden terugvloeien naar het rijk. ]

Noot
5

[Toelichting: Dit artikel geeft aan welke bouwlocaties voor subsidie in aanmerking komen en de wijze waarop die subsidie wordt vastgesteld. Bij de verdelingsverordening zijn twee bijlagen gevoegd die daarvan onderdeel uitmaken, te weten bijlage II.A. met het overzicht van de taakstelling en locaties, waarbij de nieuwe uitleglocatie van Zwolle "Stadshagen" als een hard gegeven dient te worden beschouwd en de binnenstedelijke locaties indicatief zijn aangeduid. Voor de VINEX-periode is Colmschate-noord de uitleglocatie van Deventer.

Voor deze locatie zijn echter geen BLS-middelen beschikbaar gesteld. Bijlage II.B. bevat de eisen voor de verslaglegging. Deze bijlage is ontleend aan bijlage B van het Besluit locatiegebonden subsidies.

Op grond van het BLS kan de financiële bijdrage uitsluitend worden verleend als subsidie in de grondkosten voor de VINEX-locaties.

Voor de subsidie aan binnenstedelijke locaties gaat het BLS uit van een vast bedrag van f 3.000,-- (prijspeil 1994) per (netto) opgeleverde woning. ]

Noot
6

[Toelichting: Dit artikel regelt de aanvraag van subsidie. Het artikel correspondeert met artikel 18a, onderdeel a tot en met f van het BLS. Onderdeel g is in artikel 5 van deze verordening opgenomen; de onderdelen h, i en j in artikel 8 van deze verordening en onderdeel k in artikel 10 van deze verordening.

Wat betreft de over te leggen bescheiden is om pragmatische redenen gekozen voor de IPO Basislijst, welke door 8 provincies wordt gehanteerd. Deze bevat de gewenste informatie en sluit aan bij de huidige praktijk. ]

Noot
7

[Toelichting: Dit artikel gaat uit van een lump-sumbenadering, waarbij via meerjarenafspraken de ene partij (de provincie) een tevoren bepaald betalingsritme op zich neemt en de andere partij (de bouwgemeente) als contraprestatie de taakstelling volgens een tevoren bepaalde fasering uitvoert.

Uitgangspunt bij dit principe is dat de locaties reeds bij de vaststelling van het rijksbod zijn beoordeeld en dat de financiële middelen zijn bestemd als bijdrage in het tekort op de grondexploitatie.

Er wordt naar gestreefd dat in de twee betreffende stadsgewesten deze aanpak gevolgd zal worden. ]

Noot
8

[Toelichting: Bevoorschotting van de toegekende subsidie past bij de benadering dat de subsidie een bijdrage is in een tekort op de grondexploitatie, waarbij de kosten - dus ook het tekort - juist in de beginfase van het bouwproces het zwaarst op de gemeente drukken. Tijdens het proces zijn er voldoende ijk- en controlemomenten dat tijdige besturing mogelijk is.

Wat betreft de verslaglegging zijn er in het BLS reeds zodanige eisen en vormvoorschriften opgenomen, dat het niet nodig is hier nog iets aan toe te voegen. De formulieren waarop de verslaglegging dient plaats te vinden zijn als bijlage bij het BLS gevoegd en zijn ook als bijlage II.B. bij de verordening gevoegd. ]

Noot
9

[Toelichting: De strekking van dit artikel is dat de vaststelling van de subsidie achteraf geschiedt, wanneer de controle op bestedingsdoel en realisering van de taakstelling heeft plaatsgevonden.

In het geval er tot het sluiten van uitvoeringsovereenkomsten wordt overgegaan (conform artikel 7, lid 1) behoeft er bij te hoog uitgekeerde voorschotten niet tot terugbetaling te worden overgegaan. Hierbij wordt toepassing gegeven aan de bepaling "tenzij gedeputeerde staten tot verrekening op andere wijze besluiten".

Definitieve verrekening zal in een later jaar kunnen plaatsvinden. Bij de evaluatie in 2000 wordt bezien of er aanleiding is tot een andere wijze van verrekening.

Overigens kan bij onvoldoende benutting van de middelen zich wel de situatie voordoen dat de in artikel 3, lid 2, onder b, genoemde afspraak met betrekking tot uitwisseling van onbenutte middelen met Zuid-Holland in werking treedt. ]

Noot
10

[Toelichting: Het betreft hier algemene slotbepalingen en voorschriften. Het verlenen van ontheffing en het stellen van bijzondere voorschriften zal in voorkomende gevallen plaatsvinden met inachtneming van de strekking van de verordening.

De bevoegdheid tot intrekking of terugvordering van toegekende subsidie is met het oog op de rechtszekerheid gebonden aan strikte criteria.

Indien toepassing wordt gegeven aan de in de artikelen 11 en 12 aangegeven bevoegdheden zullen gedeputeerde staten de commissie van advies voor ruimtelijke ordening en bestuurlijke organisatie hieromtrent informeren. ]