Waterleidingverordening voor Overijssel

Geldend van 01-01-1994 t/m heden

Intitulé

Waterleidingverordening voor Overijssel

Inhoud

Artikel 1

  • 1. Voor de oprichting of uitoefening van een waterleidingbedrijf is nodig een vergun­ning van gedeputeerde staten.

  • 2. Op een aanvrage om vergunning wordt door gedeputeerde staten niet beschikt, dan nadat daaromtrent de zienswijze is gevraagd van de besturen van de gemeenten voor welker gebied die vergunning is gevraagd en, indien binnen dat gebied anderen reeds een waterleidingbedrijf uitoefenen, worden ook zij in de gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent de aanvrage aan gedeputeerde staten kenbaar te maken.

  • 3. De plannen met toelichting worden, na voorafgaande kennisgeving in een of meer door gedeputeerde staten aan te wijzen bladen, gedurende twee weken op door genoemd college te bepalen plaatsen ter inzage gelegd. Gedurende die tijd en twee weken daarna kunnen belanghebbenden hun zienswijze over de plannen schriftelijk bij gedeputeerde staten naar voren brengen. Gedeputeerde staten zenden daarvan een afschrift aan de aanvrager.

  • 3a. Het bepaalde in de 2e en 3e alinea is niet van toepassing op de door de Waterleiding maatschappij Overijssel N.V. ingediende aanvragen om vergunning tot uitbreiding van haar buizennet, in de binnen haar voorzieningsgebied gelegen gemeenten.

  • 4. Een vergunning kan slechts geweigerd worden op grond van redenen, ontleend aan het belang van een doelmatige drinkwatervoorziening van de provincie of van een gedeelte van de provincie.

  • 5. Van elke door hen genomen beschikking op een aanvrage om vergunning geven gedeputeerde staten in de eerstvolgende zitting kennis aan de provinciale staten, onder mededeling van de redenen, die tot het nemen van de beschikking hebben geleid.

Artikel 2

  • 1. De vergunning wordt verleend voor een tijdvak van ten hoogste zestig jaren.

  • 2. Gedeputeerde staten zullen aan de door hen te verlenen vergunning zodanige voorwaarden en bepalingen kunnen verbinden, als hun ter verzekering van een doelma­tige drinkwatervoorziening van de provincie nodig zullen voorkomen.

  • 3. Onder die voorwaarden kan worden opgenomen de verplichting tot het storten en aanvullen van een waarborgsom tot verzekering van de nakoming van de opgelegde voorwaarden.

  • 4. Bij de voorwaarden zal de bevoegdheid tot naasting van het bedrijf kunnen worden voorbehouden.

  • 5. Naasting heeft niet plaats, dan ingevolge een besluit van de staten.

  • 6. Bij naasting zullen de werken door de provincie of door een door gedeputeerde staten aan te wijzen waterleidingbedrijf worden overgenomen tegen betaling van de bedrijfswaarde, welke zal worden geschat volgens regelen in de vergunningsvoor­waarden vast te stellen.

Artikel 3

  • 1. Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten, tijdens de duur van de vergun­ning, in het algemeen belang verandering behoort te worden gebracht in de voorwaarden onder welke de vergunning is verleend, gaan zij daartoe niet over dan na daarvan mededeling te hebben gedaan aan de houder van de vergunning en deze in de gelegen­heid te hebben gesteld daaromtrent zijn zienswijze bij hen naar voren te brengen.

  • 2. Het bepaalde in het vijfde lid van artikel 1 van deze verordening is op een besluit tot wijziging van de voorwaarden van toepassing.

Artikel 4

  • 1. De vergunning vervalt - tenzij zij wordt vernieuwd - door het verstrijken van de termijn waarvoor zij is verleend en kan door gedeputeerde staten vervallen worden verklaard bij niet-nakoming van de voorwaarden onder welke de vergunning is verleend.

  • 2. Indien de vergunning vervalt of verklaard wordt vervallen te zijn, is de houder van de vergunning verplicht de werken op aanzegging van gedeputeerde staten binnen een door hen te bepalen termijn op te ruimen, voorbehouden het recht van de provincie deze te naasten of te doen naasten.

  • 3. Bij het niet voldoen aan de aanzegging tot opruiming kunnen gedeputeerde staten deze op kosten van de ondernemer doen opruimen.

Artikel 5

  • 1. Gedeputeerde staten zijn bevoegd op kosten van de overtreder te doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen, van hetgeen in strijd met deze verordening is tot stand gekomen, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen.

  • 2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet dan nadat de belangheb­bende schriftelijk is gewaarschuwd.

Artikel 6

  • Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

  • a. hij, die zonder de vereiste vergunning een bedrijf als in artikel 1 bedoeld, opricht of uitoefent;

  • b. overtreding van de artikelen 4 en 5 van deze verordening of van enige voorwaarde waaronder, krachtens deze verordening, vergunning is verleend.

Artikel 7

Behalve zij, die bij het Wetboek van Strafvordering belast zijn met de opsporing van strafbare feiten, zijn met de opsporing van de strafbare feiten, bedoeld in artikel 6 van deze verordening, belast de daartoe door gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren.

Artikel 8

Deze verordening is niet van toepassing op bedrijven als bedoeld in artikel 1 van deze verordening, welke op 1 juli 1927 reeds uitgeoefend werden of waarvoor op die datum reeds concessie was verleend.

Uitbreiding van waterlevering door een waterleidingbedrijf buiten de gemeenten, in welke op dat tijdstip het bedrijf werd uitgeoefend of buiten de gebieden, waarvoor op dat tijdstip concessie was verleend, mag niet dan met inachtneming van de voorschriften van deze verordening geschieden.

Artikel 9

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel van "Waterleidingver­ordening voor Overijssel".