Regeling vervallen per 15-03-2007

Verordening rechtspositie statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003

Geldend van 11-09-2004 t/m 14-03-2007

Intitulé

Verordening rechtspositie statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003

Algemene toelichting

Wettelijk Kader

De regeling van de rechtspositie van gedeputeerden, Statenleden en leden van provinciale commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en provinciale verordening. Wettelijk is voor gedeputeerden in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Provinciewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van gedeputeerden, Staten- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit gedeputeerden en het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten geregeld in dwingende bepalingen. De secundaire voorzieningen van Statenleden, zoals een uitkering bij aftreden, een uitkering bij overlijden, een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en de beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, zijn bij provinciale verordening geregeld.

Uitgangspunten/hoofdlijnen provinciale verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van gedeputeerden, Statenleden en leden van provinciale commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Provinciewet en eerdergenoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de gedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de provincie (artikel 43 van de Provinciewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 96 opgenomen voor Staten- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij provinciale verordening aan Staten- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vereist.

Het IPO (Inter Provinciaal Overleg) heeft een modelverordening gemaakt en toegestuurd aan alle provincies. In principe is de keus gemaakt om de oude Regeling geldelijke, secundaire en facilitaire voorzieningen van het provinciaal bestuur 2001 als uitgangspunt te houden, echter indien bepalingen van het IPO duidelijker of beter waren, hebben wij deze overgenomen in deze verordening.

De arbeidsverhouding van de gedeputeerde en het Statenlid

Gedeputeerden en Statenleden zijn niet in dienstbetrekking bij de provincie. De provincie is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in de wet (Appa), in de genoemde rechtspositiebesluiten en in de onderhavige verordening.

Omdat er geen dienstbetrekking met de provincie is vallen gedeputeerden en Statenleden in beginsel niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001 (resultaat uit werkzaamheden).

Gedeputeerden en Statenleden kunnen er echter voor kiezen om wel onder de Wet op de loonbelasting te vallen en dat wordt ‘fictief werknemerschap’ genoemd. Om hieraan te voldoen dienen de provincie, de gedeputeerde cq. het Statenlid in een gezamenlijke verklaring te vermelden dat wordt gekozen voor de loonbelasting (is bijgevoegd in de uitgereikte informatiemap nieuwe Statenleden en gedeputeerden). Zie verder de toelichting op de artikelen 6 en 7 van deze verordening.

Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen/algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;

  • b. Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241;

  • c. Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242;

  • d. Rechtspositiebesluit Commissaris van de Koning: Algemene Maatregel van Bestuur van 14 juni 1994 (Stb. 451);

  • e. Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • f. Reisregeling binnenland: het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • g. Statenlid: lid van Provinciale Staten;

  • h. gedeputeerde: lid van het College van Gedeputeerde Staten;

  • i. fractie: fractie zoals bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde van Provinciale Staten van Overijssel 2003;

Artikel 2

  • 1. Daar waar de bedragen die in deze regeling worden genoemd niet jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken of de Belastingdienst zijn of worden vastgesteld, passen Gedeputeerde Staten jaarlijks de bedragen aan aan het prijsindexcijfer dat jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld.

  • 2. Daar waar in deze regeling het begrip functioneel of functionaliteit wordt gebruikt, betekent dat: in het belang van de provincie.

  • 3. Daar waar in deze regeling het begrip redelijk of redelijkheid wordt gebruikt, betekent dat: dat de betreffende uitgaven, gelet op de aard van de activiteit of het daarmee gediende provinciaal belang waarvoor zij zijn gedaan, als gebruikelijk, algemeen aanvaardbaar en passend bij de aanwending van publieke middelen kunnen worden beschouwd.

Artikel 3

  • 1

  • 1. Daar waar deze regeling regels bevat over leden van Gedeputeerde Staten gelden deze mede voor de Commissaris van de Koning, voorzover dat niet strijdig is met het Rechtspositiebesluit van de Commissaris van de Koning en de daarop gebaseerde (ministeriële) uitvoeringsregelingen.

  • 2. De Commissaris van de Koning kan onder de in lid 3 genoemde voorwaarden een vergoeding krijgen voor verhuiskosten in verband met ontslag of niet-herbenoeming zoals bepaald in artikel 8, lid 4, Rechtspositie Commissarissen van de Koning.

  • 3. Een tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in lid 2 kan slechts worden verleend bij een vrijwillige verandering van de woonplaats binnen Nederland, verband houdende met:

    • • ontslag, terzake waarvan de Commissaris van de Koning recht heeft op een uitkering op grond van een VUT-overeenkomst als bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de Wet kaderregeling VUT overheidspersoneel of wanneer aan hem ontslag wordt verleend wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar;

    • • ontslag, dat de Commissaris van de Koning anders dan op eigen verzoek is verleend en niet het gevolg is van aan hem te wijten feiten en omstandigheden;

    • • het overlijden van de Commissaris van de Koning.

  • 4. Een tegemoetkoming als bedoeld in het derde lid wordt slechts verleend, indien de Commissaris van de Koning in een periode van minder dan tien jaar voorafgaande aan het beëindigen van het dienstverband is verhuisd tengevolge van een verplaatsing en Provinciale Staten een verhuizing van het gezien naar de oude woonomgeving noodzakelijk acht. Provinciale Staten wint daarbij een bedrijfsmaatschappelijk advies in.

  • 5. Geen tegemoetkoming in de verhuiskosten als bedoeld in lid 2 wordt verleend indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaren na de datum van het ontslag danwel het overlijden.

  • 6. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld in de Regeling rechtspositie Commissaris van de Koning.

Artikel 4

  • 1. De Statenleden, gedeputeerden en de Commissaris van de Koning maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van Provinciale Staten, respectievelijk het lidmaatschap van Gedeputeerde Staten, zij vervullen.

  • 2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het provinciehuis.

Artikel 5

  • 1. Met betrekking tot het aannemen van geschenken, attenties, uitnodigingen, enz. en het melden van misstanden worden Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten en de Commissaris van de Koning geacht te handelen overeenkomstig het integriteitbeleid van de provincie Overijssel.

  • 2. Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten kunnen voor zichzelf een nadere uitwerking geven aan dit integriteitbeleid.

Hoofdstuk II. Voorzieningen voor Statenleden

Artikel 6. Vergoeding voor de werkzaamheden

2

Aan het Statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 7. Onkostenvergoeding

  • 3

  • 1. Aan het Statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het Statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2. Ten aanzien van een Statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 8. Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid is geweest van Provinciale Staten ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 6 en 7, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar Statenlid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 6 en 7, geschiedt in maandelijkse termijnen, met inachtneming van de fiscale regelgeving.

Artikel 9. Reis- en verblijfkosten

  • 4

  • 1. De Statenleden ontvangen op declaratiebasis een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van de vergaderingen van commissies van Provinciale Staten, alsmede de reiskosten terzake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets; een vergoeding van in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling Binnenland.

  • 3. Indien een Statenlid voor een behoorlijke uitoefening van de functie noodzakelijke kosten van verblijf maakt, worden de werkelijke kosten vergoed, als op het declaratieformulier de reden wordt aangegeven en de rekening op naam van de provincie als bewijsstuk is overgelegd.

  • 4. Indien voor een reis reeds in enigerlei vorm in de reis- en/of verblijfkosten is voorzien, heeft het Statenlid slechts aanspraak op een vergoeding tot het bedrag waarmee de vergoeding ingevolge deze regeling de eerstbedoelde vergoeding te boven gaat.

  • 5. Statenleden die gebruikmaken van auto, motorrijwiel of bromfiets dienen verzekerd te zijn krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Artikel 10. Overige kosten

  • 5

  • 1. Indien en voorzover door Statenleden, in provinciaal belang, andere uitgaven dan bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9 worden gedaan, komen deze kosten voor declaratie in aanmerking als de functionaliteit kan worden onderbouwd en wanneer deze kosten zijn gemaakt bij de uitvoering van een besluit van Provinciale Staten of een statencommissie.

  • 2. In deze gevallen vindt de vergoeding van reis- en verblijfkosten plaats overeenkomstig de bepalingen in artikel 9.

  • Bedrijfsvoering

Artikel 11. Computer

6

Op aanvraag kunnen ten behoeve van de vervulling van het Statenlidmaatschap voor de duur van het lidmaatschap een computer- en communicatieapparatuur aan Statenleden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 12. ISDN-ADSL-kabel

7

Op aanvraag kan door de provincie het ISDN, ADSL of kabelabonnement aan Statenleden een tegemoetkoming worden verstrekt conform fiscale regelgeving.

Artikel 13. Cursussen, seminars en congressen

  • 8

  • 1. De kosten van cursussen, seminars en congressen welke dienen ter behoorlijke vervulling van de functie, komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde kosten worden voor Statenleden vergoed tot een maximumvergoeding per fractie. Het fractiebudget wordt gebaseerd op het aantal fractieleden.

  • 3. Declaraties van een Statenlid voor kosten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden uitbetaald op basis van een fractiebesluit.

  • 4. De reis- en verblijfkosten, voortvloeiend uit activiteiten uit het eerste lid van dit artikel, komen voor vergoeding in aanmerking en worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in artikel 9.

Artikel 14. Overige kosten bedrijfsvoering

  • 9

  • 1. Indien door een fractie gebruik wordt gemaakt van provinciale faciliteiten ten behoeve van een aangelegenheid waarbij niet namens het provinciebestuur wordt opgetreden en er geen provinciaal belang aan de orde is, dan wordt hiervoor een kostendekkende vergoeding door de provincie aan de betrokken fractie in rekening gebracht.

  • 2. Wanneer gebruik wordt gemaakt van andere dan de in de artikelen 11, 12 en 13 genoemde provinciale faciliteiten, dient vooraf bij de griffier een opgave met doel te worden gedaan.

  • Uitkering Statenleden bij aftreden10

Artikel 15

  • 1. Degene die Statenlid is geweest, kan met ingang van de datum van aftreden aanspraak maken op een uitkering ten laste van de provincie.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde aanspraak wordt uitsluitend geëffectueerd indien belanghebbende daartoe binnen 3 maanden na de datum van aftreden een schriftelijk verzoek indient bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 16

  • 1. Het aantal maanden waarin een uitkering wordt verstrekt komt overeen met het onafgebroken aantal volledige jaren Statenlidmaatschap.

  • 2. De maximale duur van de uitkering is twee jaar.

  • 3. De uitkering eindigt met ingang van de dag:

    • -

      volgende op die waarin het gewezen Statenlid is overleden;

    • -

      waarop het gewezen Statenlid wederom als Statenlid is beëdigd.

    • -

      waarop het gewezen Statenlid als lid van Gedeputeerde Staten is beëdigd.

  • 4. De uitkering wordt toegekend voor zolang belanghebbende de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

Artikel 17

De maandelijkse uitkering bedraagt de eerste 12 maanden 80% en de daarop volgende 12 maanden 70% van de vaste vergoeding van artikel 6 voor werkzaamheden op het moment van aftreden.

Artikel 18

11

De artikelen 15, 16 en 17 zijn niet van toepassing indien een Statenlid van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard op grond van artikel X.7 van de Kieswet.

Uitkering Statenleden bij overlijden

Artikel 19

  • 12

  • 1. Onder nabestaande wordt in dit artikel verstaan: de weduwe, weduwnaar of nabestaande levenspartner(s) met wie het overleden Statenlid samenwoonde op basis van een samenlevingscontract.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een Statenlid wordt aan de nabestaande als bedoeld in het eerste lid, ten laste van de provincie een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de vaste vergoeding voor werkzaamheden als Statenlid over een tijdvak van drie maanden, zoals bepaald in artikel 6 van deze regeling zoals die gold ten tijde van het overlijden.

  • 3. Laat de overledene geen nabestaande na als bedoeld in het eerste lid, dan wordt even bedoeld bedrag uitgekeerd ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekking.

  • 4. Laat de overledene geen betrekking als bedoeld in het tweede en derde lid na, dan kan het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging voorzover de nalatenschap voor de betaling van die kosten niet toereikend wordt geacht.

  • Overige voorzieningen

Artikel 20. Kinderopvang

Aan een Statenlid wordt op aanvraag een tegemoetkoming verleend in de kinderopvang overeenkomstig de voor het provinciaal personeel geldende regeling.

Artikel 21. Spaarloonregeling

13

Het Statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 22. Verzekeringen

  • 14

  • 1. De provincie sluit ten behoeve van de Statenleden een algemene collectieve ongevallenverzekering (functionele dekking) en een collectieve ongevalleninzittendenverzekering (functionele dekking) af waarbij wordt voorzien in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

  • 2. De provincie sluit een algemene aansprakelijkheidsverzekering af waaronder de Statenleden, als zodanig handelend, vallen.

Hoofdstuk III. De procedure van declaratie voor leden van Provinciale Staten

Artikel 23. Betaling van kosten

  • 1. Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit eigen middelen; of

    • b.

      rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.

  • 2. Binnen de griffie wordt de administratie van de kostenvergoeding gevoerd en vindt de controle door de griffier plaats op de bewijsstukken, op het naleven van de voorgeschreven procedures en op de toelichting op functionaliteit en doelmatigheid. 15

Artikel 24. Declaratie van vooruit betaalde kosten 

  • 1. Voor de vergoeding van de vooruit betaalde kosten uit eigen middelen wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier. 16

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen drie maanden bij de griffier ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. 17

  • 3. Rekeningen dienen op naam van de provincie gesteld te worden.

Artikel 25. Rechtstreekse facturering bij de provincie

  • 1. De vergoeding van de kosten waarvan is afgesproken dat deze rechtstreeks door de provincie betaald kunnen worden, kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de factuur, welke op naam van de provincie is gesteld, door het Statenlid aan de griffier.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het gebruikelijke begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het begeleidingsformulier en de factuur worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, ingediend bij de griffier. 18

Hoofdstuk IV. Voorzieningen voor gedeputeerden

Artikel 26. Bezoldiging

19

De gedeputeerde geniet een bezoldiging per maand conform het in het Rechtspositiebesluit gedeputeerden vermeldde Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 26.A. Onkostenvergoeding

  • 20

  • 1. Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2. Ten aanzien van een gedeputeerde van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, tweede lid van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten 7% van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 39 een mobiele telefoon ter beschikking wordt gesteld. 21

  • 4. De onkostenvergoeding wordt alleen toegekend over de tijd, dat het ambt daadwerkelijk wordt uitgeoefend, waarbij ziekte korter dan een maand buiten beschouwing blijft.

  • 5. De in het eerste lid van dit artikel genoemde onkostenvergoedingen worden maandelijks, met inachtneming van de fiscale regelgeving, uitbetaald.

Artikel 27. Vergoeding functionele kosten

  • 1. Aan de gedeputeerde vindt vergoeding plaats van de functionele kosten die een lid van Gedeputeerde Staten maakt in de uitoefening van zijn functie ten aanzien van de contacten en bijeenkomsten met relaties, voorzover die nog niet worden vergoed volgens een der andere bepalingen van deze regeling.

  • 2. De vergoeding van functionele kosten als bedoeld in het eerste lid bedraagt 100% van de gemaakte kosten indien en voorzover die met inachtneming van de aard van de contacten of de bijeenkomsten redelijk en verantwoord kunnen worden geacht.

  • 3. Deelname van de partner aan dergelijke contacten en bijeenkomsten worden niet vergoed, tenzij de aanwezigheid van de partner functioneel gewenst of noodzakelijk is, zoals moet blijken uit de toelichting op het declaratieformulier.

Artikel 28. Attenties

Attenties voor derden welke niet namens het provinciebestuur gedaan worden kunnen niet ten laste van het representatiebudget worden gebracht, doch komen ten laste van de eigen vaste onkostenvergoeding van de gedeputeerde.

Artikel 29. Reis- en verblijfkosten

  • 22

  • 1. De gedeputeerde heeft aanspraak op:

    • a.

      een vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer;

    • b.

      een jaarkaart voor het openbaar vervoer of een daartoe strekkende vergoeding;

    • c.

      een vergoeding van reis- en verblijfskosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt.

  • 2. Onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij ministeriële regeling nadere regels over hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak (Regeling rechtspositie Gedeputeerden).

Artikel 30 Verhuiskosten en pensionkosten

  • 23

  • 1. De gedeputeerde die bij de benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, heeft ten laste van de provincie aanspraak op:

    • a.

      een vergoeding van de reis- en pensionkosten;

    • b.

      een vergoeding van verhuiskosten in verband met de benoeming in de provincie.

  • 2. De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij ministeriële regeling nadere regels over de hoogte van de vergoeding en de voorwaarden voor de aanspraak.

Artikel 31. Dienstauto

  • 24

  • 1. De Commissaris van de Koning en de gedeputeerde kunnen voor reizen ten behoeve van de provincie gebruikmaken van een dienstauto met chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto.

  • 2. De dienstauto met chauffeur wordt door de Commissaris van de Koning ook gebruikt voor reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de Commissaris van de Koning vervult uit hoofde van zijn ambt.

  • 3. De dienstauto met chauffeur wordt door de gedeputeerde in principe niet gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, tenzij de gedeputeerde aansluitend een functioneel bezoek dient af te leggen. Voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt kan de gedeputeerde gebruikmaken van de dienstauto met chauffeur.

  • 4. Indien de Commissaris van de Koning of gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede of derde lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaken van de dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provincie kas gestort.

  • 5. De Commissaris van de Koning ontvangt voor het ter beschikking stellen van een dienstauto een vergoeding ter compensatie van de belastingheffing voor het gebruik van de dienstauto voor woon- werkverkeer op grond van de artikelen 3.20 en 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001 conform het bepaalde in het Rechtspositiebesluit Commissarissen van de Koning. 25

  • 6. De vergoeding, bedoeld in het vijfde lid, wordt berekend aan de hand van de formule:

    C x V x T x 100/(100 – T) = vergoeding.

    In deze formule is:

    C = de catalogusprijs van de dienstauto, met inbegrip van omzetbelasting en belasting van  personenauto’s en motorrijwielen;

    V = het percentage van de cataloguswaarde van de dienstauto dat, op grond van artikel 3.20 van  de Wet inkomstenbelasting 2001, bij het belastbaar inkomen geteld moet worden wegens als  privé aangemerkte kilometers woon-werkverkeer;

    T = het voor de gedeputeerde of Commissaris van de Koning geldende inkomstenbelasting- percentage volgens artikel 2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 7. Voor de vaststelling van de vergoeding worden de met de dienstauto gemaakte reizen en de daarbij afgelegde kilometers geregistreerd.

  • 8. Op 1 januari van elk jaar wordt aan de hand van de kilometerregistratie de vergoeding als bedoeld in het vijfde lid voor het voorgaande jaar vastgesteld.

  • 9. Indien de Commissaris van de Koning voor het woon-werkverkeer gebruik maakt van meer dan één dienstauto wordt bij de berekening van de vergoeding uitgegaan van een gewogen gemiddelde van de catalogusprijzen van de gebruikte dienstauto’s.

Artikel 32. Buitenlandse dienstreis

  • 1. Voor iedere buitenlandse dienstreis van een lid van Gedeputeerde Staten wordt vooraf aan Gedeputeerde Staten melding gedaan van de wijze van financiering, het doel, de duur en het belang hiervan.

  • 2. Ten aanzien van ad hoc-reizen en korte reizen (in tijd en afstand) van Gedeputeerde Staten kan melding achteraf geschieden. Doch niet later dan twee weken na de datum van vertrek.

  • 3. Dienstreizen die in Nederland zijn aangevangen, waarbij het reisgedeelte zeer beperkt is, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als een dienstreis binnen Nederland. 26

  • 4. De kosten in verband met dienstreizen naar, in en uit het buitenland worden vergoed overeenkomstig de bepalingen in het Rechtspositiebesluit Gedeputeerden en de Regeling rechtspositie Gedeputeerden.

Artikel 33. Dinerkosten

Indien een lid van Gedeputeerde Staten samen met anderen een maaltijd gebruikt en de totale kosten hiervan bij de provincie declareert, wordt dit onder vermelding van reden op het declaratieformulier vermeld.

Nevenfuncties gedeputeerden27

Artikel 34. Benoeming commissariaten

  • 1. Indien Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten een lid van Gedeputeerde Staten tot commissaris in een vennootschap benoemen c.q. voordragen tot benoeming, komt de benoemde met de desbetreffende vennootschap overeen dat de vennootschap de inkomsten uit het commissariaat rechtstreeks aan de provincie Overijssel zal betalen en dat de provincie met betrekking tot de bedoelde inkomsten een eigen vordering op de vennootschap zal hebben.

  • 2. Onder inkomsten uit commissariaten zoals bedoeld in het eerste lid worden verstaan: presentiegelden, tantièmes en vaste onkostenvergoedingen.

Artikel 35. Reis- en verblijfkosten nevenfuncties

  • 1. Reis- en verblijfkosten van reizen die leden van Gedeputeerde Staten maken in het kader van nevenfuncties, die zij vervullen uit hoofde van het ambt, worden bij de desbetreffende organisatie gedeclareerd. Wanneer de externe organisatie de kosten niet kan dragen, kunnen de kosten na instemming van Gedeputeerde Staten voor rekening van de provincie worden gebracht.

  • 2. Reis- en verblijfkosten van buitenlandse reizen die leden van Gedeputeerde Staten maken in het kader van nevenfuncties, die zij vervullen uit hoofde van het ambt, worden bij de desbetreffende organisatie gedeclareerd. Wanneer de reis tevens een provinciaal belang heeft en er sprake is van een non-profit-organisatie die deze kosten niet kan dragen, kunnen deze kosten na instemming van Gedeputeerde Staten worden vergoed.

  • Bedrijfsvoeringsfaciliteiten

Artikel 36. Cursussen, seminars en congressen

  • 28

  • 1. De kosten van cursussen, seminars en congressen welke dienen ter behoorlijke vervulling van de functie, komen voor een vergoeding in aanmerking.

  • 2. Het scholingsbudget van Gedeputeerde Staten is gebaseerd op het aantal leden van Gedeputeerde Staten.

  • 3. De reis- en verblijfkosten, voortvloeiend uit activiteiten uit het eerste lid van dit artikel, komen voor vergoeding in aanmerking en worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in artikel 29, eerste lid, onder c.

Artikel 37. Computer

29

Op aanvraag wordt aan de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt, voor de duur van het lidmaatschap van Gedeputeerde Staten, computer- en communicatieapparatuur ter beschikking gesteld.

Artikel 38. ISDN-ADSL-kabel

30

Op aanvraag kan door de provincie het ISDN-, ADSL- of kabelabonnement aan gedeputeerden een tegemoetkoming worden verstrekt conform fiscale regelgeving.

Artikel 39. Mobiele telefoon

  • 31

  • 1. Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 3. Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat voor de loonbelasting tot het loon wordt of zou worden gerekend ingeval alle kosten van de mobiele telefoon voor rekening van de provincie komen.

Artikel 40. Overige kosten bedrijfsvoering

  • 1. Wanneer gebruik wordt gemaakt van andere dan in de artikelen 36 tot en met 39 genoemde provinciale faciliteiten, dient vooraf bij de desbetreffende budgetbeheerder een opgave met doel te worden gedaan.

  • 2. Indien door een lid van Gedeputeerde Staten gebruik wordt gemaakt van provinciale faciliteiten ten behoeve van een aangelegenheid waarbij niet namens het provincie bestuur wordt opgetreden en geen provinciaal belang aan de orde is, dan wordt hiervoor een kostendekkende vergoeding door de provincie aan de betrokken bestuurder in rekening gebracht.

Artikel 41. Spaarloonregeling

32

De gedeputeerde van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 42. Kinderopvang

33

Aan de gedeputeerden wordt op aanvraag een tegemoetkoming verleend in de kinderopvang overeenkomstig de voor het provinciaal personeel geldende regeling.

Artikel 43. Verzekeringen

  • 34

  • 1. De provincie sluit ten behoeve van Gedeputeerde Staten een collectieve ongevalleninzittendenverzekering (functionele dekking) af waarbij wordt voorzien in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

  • 2. De provincie sluit een algemene aansprakelijkheidsverzekering af waaronder de Commissaris van de Koning en Gedeputeerde Staten, als zodanig handelend, vallen.

Hoofdstuk V. De procedure van declaratie voor leden van Gedeputeerde Staten

Artikel 44. Betaling van kosten

  • 35

  • 1. Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit eigen middelen; of

    • b.

      rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.

  • 2. Binnen de ambtelijke organisatie wordt de administratie van de kostenvergoeding gevoerd en vindt de controle door de budgetbeheerder en de portefeuillehouder financiën/algemeen bestuur plaats op de bewijsstukken, op het naleven van de voorgeschreven procedures en op de toelichting op functionaliteit en doelmatigheid.

Artikel 45. Declaratie van vooruit betaalde kosten 

  • 1. Voor de vergoeding van de vooruit betaalde kosten uit eigen middelen wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen drie maanden bij de budgetbeheerder ingediend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. 36

  • 3. Rekeningen dienen op naam van de provincie gesteld te worden.

Artikel 46. Rechtstreekse facturering bij de provincie

  • 1. De vergoeding van de kosten waarvan is afgesproken dat deze rechtstreeks door de provincie betaald kunnen worden, kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur, welke op naam van de provincie is gesteld, aan de provincie.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het gebruikelijke begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het begeleidingsformulier en de factuur worden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen één maand ingediend bij de budgetbeheerder. 37

Hoofdstuk VI. Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 47. Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 38

  • 1. Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:

    • a.

      als Statenlid of gedeputeerde;

    • b.

      uit hoofde van danwel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid danwel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 48. Reis- en verblijfkosten

  • 39

  • 1. Aan het lid van een commissie dat geen Statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 2 van de Reisregeling binnenland.

  • 2. Aan het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 49. Buitenlandse excursie of reis

  • 1. Indien een commissie in verband met de taak van de commissie een excursie of reis naar het buitenland maakt, meldt zij dit vooraf aan het Presidium respectievelijk de portefeuillehouder financiën – afhankelijk of het een door Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten ingestelde commissie betreft – onder vermelding van doel, redenen en begroting. Het Presidium respectievelijk de portefeuillehouder financiën kan aan de excursie of reis voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.

  • De procedure van declaratie voor leden van de commissie

Artikel 50. Betaling, declaratie en facturatie van kosten

  • 1. Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit eigen middelen; of

    • b.

      rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie.

  • 2. Indien de commissie is ingesteld door Provinciale Staten, geldt hetgeen vermeld staat in de artikelen 23, 24 en 25 van deze verordening.

  • 3. Indien de commissie is ingesteld door Gedeputeerde Staten, geldt hetgeen vermeld staat in de artikelen 44, 45 en 46.

Hoofdstuk VII. Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 51. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie Statenleden, gedeputeerden en commissieleden 2003.

Artikel 52. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 11 maart 2003, tenzij uit de aard van de bepaling voortvloeit dat pas na (de 22e dag na) uitgifte van het provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst, die betreffende bepaling in werking mag treden.


Noot
1

[Toelichting: Tot 1 januari 2004 verwees het Rechtspositiebesluit Commissarissen van de Koning voor de uitvoering o.a. naar het Verplaatsingskostenbesluit 1989. In het Verplaatsingskostenbesluit 1989 was ook een bepaling opgenomen inzake de vergoeding van verhuiskosten in geval van ontslag of niet-herbenoeming. In het gewijzigde Rechtspositiebesluit Commissarissen van de Koning wordt in artikel 8, lid 4, deze vergoedingsmogelijkheid opnieuw opgenomen. In de Verordening worden thans de voorwaarden genoemd die voorheen waren opgenomen in het Verplaatsingskostenbesluit 1989. ]

Noot
2

[Toelichting: In de belastingherziening 2001 zijn de mogelijkheden voor het opteren voor het fictief werknemerschap verruimd, waardoor dit nu tot de mogelijkheden van Statenleden behoort. Bij de fiscale behandeling van de vaste onkostenvergoeding bedoeld in artikel 7, wordt onderscheid gemaakt tussen Statenleden die van rechtswege of door daarvoor te opteren fiscaal als (fictief) werknemer worden aangemerkt en onder de Wet op de loonbelasting vallen en Statenleden die niet kiezen voor het (fictief) werknemerschap:

a. voor Statenleden die hebben geopteerd voor het (fictief) werknemerschap, wordt de vaste onkostenvergoeding gebruteerd en onder inhouding van loonbelasting uitbetaald;

b. voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor het (fictief) werknemerschap kan een vaste onkostenvergoeding niet meer onbelast worden verstrekt. De vaste onkostenvergoeding wordt niet gebruteerd en wordt aangemerkt als belastbaar resultaat uit een werkzaamheid.

Naar aanleiding van de wettelijke wijzigingen als gevolg van de uitkomsten van het onderzoek van het SGBO en de belastingherziening 2001 is er vanaf 2001 een nieuw systeem voor de onkostenvergoedingen van provinciebestuurders ingevoerd. De vaste onkostenvergoeding heeft betrekking op persoonlijke beroepskosten. De tegemoetkoming in de kosten die Statenleden ontvangen, wordt blijkens de circulaire van 2 januari 2001, kenmerk BW2000/U103039, van het Ministerie van Binnenlandse Zaken geacht te strekken ter bestrijding van de volgende kostencomponenten:

a. excursies;

b. vakliteratuur;

c. contributies en lidmaatschappen;

d. zakelijke giften;

e. zakelijke telefoonkosten;

f. bureaukosten, porti;

g. bijdrage aan fractiekosten;

h. ontvangsten;

i. representatiekosten. ]

Noot
3

[Toelichting: In de belastingherziening 2001 zijn de mogelijkheden voor het opteren voor het fictief werknemerschap verruimd, waardoor dit nu tot de mogelijkheden van Statenleden behoort. Bij de fiscale behandeling van de vaste onkostenvergoeding bedoeld in artikel 7, wordt onderscheid gemaakt tussen Statenleden die van rechtswege of door daarvoor te opteren fiscaal als (fictief) werknemer worden aangemerkt en onder de Wet op de loonbelasting vallen en Statenleden die niet kiezen voor het (fictief) werknemerschap:

a. voor Statenleden die hebben geopteerd voor het (fictief) werknemerschap, wordt de vaste onkostenvergoeding gebruteerd en onder inhouding van loonbelasting uitbetaald;

b. voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor het (fictief) werknemerschap kan een vaste onkostenvergoeding niet meer onbelast worden verstrekt. De vaste onkostenvergoeding wordt niet gebruteerd en wordt aangemerkt als belastbaar resultaat uit een werkzaamheid.

Naar aanleiding van de wettelijke wijzigingen als gevolg van de uitkomsten van het onderzoek van het SGBO en de belastingherziening 2001 is er vanaf 2001 een nieuw systeem voor de onkostenvergoedingen van provinciebestuurders ingevoerd. De vaste onkostenvergoeding heeft betrekking op persoonlijke beroepskosten. De tegemoetkoming in de kosten die Statenleden ontvangen, wordt blijkens de circulaire van 2 januari 2001, kenmerk BW2000/U103039, van het Ministerie van Binnenlandse Zaken geacht te strekken ter bestrijding van de volgende kostencomponenten:

a. excursies;

b. vakliteratuur;

c. contributies en lidmaatschappen;

d. zakelijke giften;

e. zakelijke telefoonkosten;

f. bureaukosten, porti;

g. bijdrage aan fractiekosten;

h. ontvangsten;

i. representatiekosten. ]

Noot
4

[Toelichting: Ten aanzien van alle reis- en verblijfkosten wordt getoetst op noodzakelijkheids-, doelmatigheids- en functionaliteitsgronden.

Wanneer Statenleden gebruikmaken van hun eigen motorvoertuig, ontvangen zij een reiskostenvergoeding voor de heen- en terugreis tussen de plaats van de vergadering en de woonplaats op voet van artikel 2 van het Reisregeling binnenland.

Dit is een onbelaste vergoeding conform de huidige fiscale regelgeving indien en voorzover door een Statenlid binnen het kalenderjaar minder dan 60 dagen wordt gereisd naar de werkplek. Zodra er 60 dagen of meer wordt gereisd, is het fiscale reiskostenforfait van toepassing. Komt een Statenlid boven de 60 dagen woon-werkverkeer uit en heeft hij/zij de volledige vergoeding conform de Reisregeling ontvangen, dan zal hij dit moeten opgeven aan de fiscus omdat het dan een belastbare vergoeding wordt, ook voor reis 1 tot 60.

Op basis van het huidige vergaderschema, is het niet aannemelijk dat Statenleden meer dan 60 dagen reizen tussen het woonadres en het provinciehuis.

Wanneer Statenleden gebruikmaken van het openbaar vervoer ontvangen zij een reiskostenvergoeding ter grootte van de werkelijk gemaakte kosten. Zij kunnen tevens de treintaxi declareren.

Op reizen naar het buitenland is conform de regelingen zoals die gelden voor ambtenaren in rijksdienst de Reisbeschikking buitenland van toepassing.

Voor Statenleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. ]

Noot
5

[Toelichting: Dit artikel voorziet in het vergoeden van kosten welke zijn gemaakt in provinciaal belang. Met dien verstande dat vooraf toestemming door Provinciale Staten of een statencommissie dient te zijn verleend. Onder de uitvoering van deze bepaling vallen in ieder geval ook de start van het statenjaar, de nieuwjaarsreceptie, de IPO-jaarconferentie en de deelname aan hoorbijeenkomsten of statenspelen. Eveneens kunnen individuele Statenleden op grond van dit artikel afgevaardigd worden naar een congres/seminar in het buitenland. ]

Noot
6

[Toelichting: Op aanvraag wordt een computer met programmatuur voor zakelijk gebruik ter beschikking gesteld.

Bij besluit van 11 maart 2003 (FD/2003/116) hebben Gedeputeerde Staten op advies van de Adviescommissie SBM besloten de regeling inzake ICT ondersteuning voor nieuwe Statenleden (periode 2003 2007) aan te passen. Op grond van deze nieuwe regeling is het Statenlid vrij in de keuze van de werkplekconfiguratie (laptop of desktop, printer, software, enz.) en de leverancier. De werkplek blijft eigendom van de provincie. De werkplek wordt aangeschaft door de Statenleden namens de provincie of op naam van de provincie. Van de aanschaf dient het Statenlid een gespecificeerde rekening te overleggen, die op naam van de provincie Overijssel is gesteld. Het Statenlid ondertekent vervolgens de pc overeenkomst en de verklaring zakelijk gebruik computer en communicatieapparatuur. In de pc overeenkomst staan de rechten en plichten van het gebruik van de computer en programmatuur beschreven. In de brief van 6 maart 2003 (FD/2003/116) zijn alle nieuwe Statenleden geïnformeerd over de nieuwe regeling. Een belangrijke wijziging in vergelijking met de oude regeling is dat de ondersteuning (helpdesk) door de Statenleden zelf georganiseerd dient te worden. Het aan de Statenleden beschikbaar gestelde normbedrag van € 2.800,-- is o.a. inclusief kosten van de werkplek én ondersteuning. ]

Noot
7

[Toelichting: Op aanvraag kan door de provincie het ISDN-abonnement van Statenleden worden vergoed. Declaratie van het ISDN-abonnement kan plaatsvinden door eenmaal per jaar een declaratie in te dienen voorzien van één telefoonrekening. Op verzoek dienen alle facturen overgelegd te kunnen worden.

Terzake van privé-gebruik van het ISDN-abonnement vindt conform de fiscale wetgeving een fiscale bijtelling plaats op de vergoeding van degenen die onder de Wet op de loonbelasting vallen (fictief werknemerschap). Degenen die hiervoor niet hebben gekozen dienen de nettovergoeding bij de inkomstenbelasting te verantwoorden.

Tevens worden een ADSL en kabelabonnement vergoed, echter met de restrictie dat de vergoeding gemaximeerd wordt tot het bedrag dat vergoed wordt voor een ISDN-abonnement. ]

Noot
8

[Toelichting: Cursussen, seminars en congressen welke dienen ter behoorlijke vervulling van de functie komen inclusief de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten tot een bepaald maximum voor vergoeding in aanmerking.

Budgetten worden vastgesteld per fractie. Hiervoor wordt een budget van 5% op de vaste vergoeding voor werkzaamheden per fractielid ter beschikking gesteld. De uitkering geschiedt op basis van een fractiebesluit.

Degenen die niet voor het fictief werknemerschap hebben gekozen dienen de nettovergoeding bij de inkomstenbelasting te verantwoorden. ]

Noot
9

[Toelichting: Het gaat hierbij met name om kosten van huisvestiging en catering.

In geval van twijfel bij de griffier terzake van lid 2, dient de griffier te overleggen met het Presidium. ]

Noot
10

[Toelichting: Onafhankelijk van de reden van aftreden bestaat een recht op uitkering. Dit artikel is bedoeld om eventuele inkomensachteruitgang bij aftreden te compenseren. Het betrokken Statenlid beoordeelt zelf of daarvan sprake is. ]

Noot
11

[Toelichting: De mogelijkheid bestaat tot het niet toekennen van uitkeringsrechten (na aftreden) aan Statenleden die op grond van artikel X.7 van de Kieswet van hun lidmaatschap vervallen zijn verklaard. Provinciale Staten kunnen een Statenlid van zijn lidmaatschap vervallen verklaren als deze in strijd handelt met artikel 15 van de Provinciewet. In dit laatste artikel staat o.a. dat een Statenlid bepaalde nevenfuncties of -activiteiten niet mag uitoefenen c.q. vervullen. Het artikel beoogt de integriteit te waarborgen. ]

Noot
12

[Toelichting: Dit artikel voorziet in een uitkering bij overlijden van een Statenlid tijdens het Statenlidmaatschap, onafhankelijk waar dit gebeurd zou zijn. ]

Noot
13

[Toelichting: Dit geldt alleen voor Statenleden die gekozen hebben voor fictief werknemerschap. ]

Noot
14

[Toelichting: Er is door de provincie Overijssel een collectieve ongevallenverzekering, een collectieve inzittendenverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering voor Statenleden afgesloten. Tevens valt het functionele handelen van bestuurders onder de provinciale aansprakelijkheidsverzekering. 

- de ongevallenverzekering voorziet alleen in geldelijke voorziening bij invaliditeit en overlijden voor Statenleden. De verzekering is uitsluitend van kracht tijdens vergaderingen, excursies en reizen uit provinciaal belang alsmede gedurende het gaan van huis naar de plaats waar de vergadering zal worden gehouden of waar de excursie begint en gedurende de terugreis naar huis:

a. uitkering bij overlijden bedraagt € 22.689,--;

b. uitkering bij algehele blijvende invaliditeit € 45.378,--. Bij gedeeltelijke invaliditeit geldt het gliedertaxe-systeem; 

- de ongevalleninzittendenverzekering met functionele dekking voorziet in een geldelijke voorziening van alle bestuurders; 

- onder de provinciale aansprakelijkheidsverzekering valt ook het optreden van bestuurders namens de provincie:

a. schade aan personen: letsel of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood ten gevolge hebbend en de daarmee rechtstreeks verband houdende gevolgen. Dekking € 2.500.000,-- per gebeurtenis, gemaximeerd tot € 5.000.000,-- per verzekeringsjaar;

b. schade aan zaken: beschadiging, vernietiging, vermissing of verontreiniging van zaken van derden en de daarmee rechtstreeks verband houdende gevolgen. Dekking € 2.268.901,-- per gebeurtenis, gemaximeerd tot € 4.537.802,-- per kalenderjaar;

c. vermogenschade: financiële schade, anders dan schade aan personen en schade aan zaken. Dekking € 1.250.000,-- per gebeurtenis, gemaximeerd tot € 2.500.000,-- per verzekeringsjaar. ]

Noot
15

[Toelichting: In geval van twijfel bij de griffier terzake van artikel 23, lid 2, overlegt de griffier met het Presidium. In het kader van de Wet dualisering provinciebestuur is de griffier de aangewezen functionaris voor het indienen van declaraties door Statenleden.]

Noot
16

[Toelichting: Het declaratieformulier als vermeld in artikel 24, lid 1, kan de griffier in overleg met de eenheid Middelen vaststellen.]

Noot
17

[Toelichting: De termijnen als bedoeld in de artikelen 24, lid 2 en 25, lid 3, beginnen te lopen nadat de kosten zijn gemaakt of vanaf de op de factuur vermeldde datum.]

Noot
18

[Toelichting: De termijnen als bedoeld in de artikelen 24, lid 2 en 25, lid 3, beginnen te lopen nadat de kosten zijn gemaakt of vanaf de op de factuur vermeldde datum.]

Noot
19

[Toelichting: Zie de toelichting op de artikelen 6 en 7 van deze verordening. ]

Noot
20

[Toelichting: Zie de toelichting op de artikelen 6 en 7 van deze verordening. ]

Noot
21

[Toelichting: In de vaste kostenvergoeding (artikel 26.A, lid 1) zit ook een component telefoonkosten. Indien de provincie voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een gedeputeerde beschikbaar stelt, moet er een korting wordt toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkomsten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de provincie is getroffen. ]

Noot
22

[Toelichting: In artikel 29 wordt de reiskosten- en verblijfskostenvergoeding geregeld voor dienstreizen en woon-werkverkeer. Voor de uitvoering (hoogte en voorwaarden voor vergoeding) werd tot 1 januari 2004 verwezen naar o.a. het Verplaatsingskostenbesluit en de regeling zoals deze geldt voor Rijksambtenaren (Reisregeling Binnenland). Vanaf 1 januari 2004 wordt voor de uitwerking verwezen naar de Regeling rechtspositie Gedeputeerden. Artikel 29 wordt daarom in deze lijn inhoudelijk aangepast. Voor de nadere uitwerking van de hoogte en de voorwaarden van de vergoeding verwijzen wij in de Verordening ook naar de Regeling rechtspositie Gedeputeerden. ]

Noot
23

[Toelichting: Een nieuw element in het Rechtspositiebesluit van Gedeputeerden is de verhuiskostenvergoeding. De verhuiskostenvergoeding werkt terug tot en met 12 maart 2003 i.v.m. de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur. Het eerste lid, onder a, regelt de vergoeding van de reis- en pensionkosten die de gedeputeerde maakt indien deze na benoeming nog niet over - al dan niet tijdelijke- woonruimte in de provincie beschikt. Naast kosten voor logies komen voor vergoeding in aanmerking onder meer de kosten voor het reizen tussen de woonplaats en de verblijfplaats; bijvoorbeeld voor gezinsbezoek. Het tweede lid bepaalt dat de gedeputeerde recht heeft op een verhuiskostenvergoeding i.v.m. de benoeming. De verhuiskostenvergoeding bevat de volgende elementen:

  • 1het bedrag van transportkosten voor het vervoer van de inboedel naar de nieuwe woning, en andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van € 5.445,--;
  • 2de vergoeding van kosten in verband met dubbele woonlasten tot en met een maximum van € 272,27 per maand en gedurende een periode van ten hoogste vier maanden/.

De hoogte en de voorwaarden van de vergoeding wordt uitgewerkt in de Regeling rechtspositie Gedeputeerden. De genoemde bedragen zijn gelijk aan de bedragen in de Verplaatsingskostenregeling 1989. ]

Noot
24

[Toelichting: Artikel 31 is overgenomen uit de Modelverordening zoals voorgesteld door het IPO en komt in grote lijnen overeen met de oude regeling. Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de provincie een dienstauto met chauffeur voor functioneel gebruik beschikbaar stellen aan de Commissaris van de Koning en leden van Gedeputeerde Staten. Bij besluit van 14 juni 1994, houdende regels inzake de rechtspositie van de Commissarissen van de Koning is bepaald dat het reizen met openbaar vervoer tussen de woning en het provinciehuis niet doelmatig is. De Commissaris van de Koning kan de dienstauto ook gebruiken voor reizen woon-werkverkeer.

De dienstauto wordt door leden van Gedeputeerde Staten in principe alleen gebruikt voor functionele reizen ten behoeve van de provincie en voor qq-functies vanuit het provinciehuis, uitgezonderd indien de reis op grond van doelmatigheid vanuit het huisadres wordt gestart. Dit geldt zowel voor de heen- als voor de terugreis.

In het mogelijk uitzonderlijke geval dat de dienstauto door een gedeputeerde wel gebruikt wordt voor woon-werkverkeer (lid 3) dan vindt er wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon-werk ingevolge artikel 29 van de verordening. Die korting vindt ook plaats als een OV-kaart is verstrekt.

De korting op die tegemoetkoming wordt toegepast als volgt:

a. 1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;

b. 1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto.

De dienstauto kan ook worden gebruik voor de vervulling van qq nevenfuncties. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten terzake wordt in dat geval in de provinciale kas gestort. Ritten ten behoeve van partijbijeenkomsten worden in principe niet aangevraagd. Vervoer kan wel worden aangevraagd wanneer men in de functie als gedeputeerde aanwezig moet zijn. Gekoppeld aan de huidige dienstregeling van de NS worden 's ochtends om 8.43 uur en om 8.54 uur 2 ritten van het station naar het provinciehuis verzorgd. Tot 16.15 uur regelt de Facilitaire Dienstverlening het vervoer richting station. Na genoemd tijdstip regelt het GS-secretariaat dit zelf met een extern bedrijf.

De dienstauto is niet beschikbaar voor privé-gebruik.  ]

Noot
25

[Toelichting: Lid 5 regelt de compensatievergoeding voor de belastingheffing wegens gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer. Deze regeling geldt voor de Commissaris van de Koning en is afgeleid uit het Rechtspositiebesluit van de Commissarissen van de Koning. Gevolgd in deze wordt de fiscale regelgeving.]

Noot
26

[Toelichting: Als richtlijn ten aanzien van de in lid drie genoemde reizen met ‘zeer beperkte’ afstand wordt gehanteerd: een reisafstand minder dan 600 km vanaf Zwolle (zoals Brussel, Hannover en Straatsburg).]

Noot
27

[Toelichting: De artikelen 34 en 35 handelen over de nevenfuncties van gedeputeerden. In de Statenvergadering van 11 december 2002 (CS/2002/102) is besloten (beoordeling en toetsing deelneming en qq-functies) dat de algemene gedragslijn is dat afgezien wordt van bestuurlijke (PS en GS) en ambtelijke participatie in de vorm van een commissariaat of bestuurszetel. Alleen in geval van uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld publiek belang, kan hiervan worden afgeweken. T.a.v. de overige qq-functies (anders dan de provinciale deelneming) zal aan de hand van een vragenlijst bepaald moeten worden of vertegenwoordiging gewenst is. En bij een negatief oordeel is de provinciale vertegenwoordiging niet gewenst. Naast de qq-functies die bestuurder (of ambtenaar) uit hoofde van zijn functie vervult, zijn er ook nevenfuncties die op persoonlijke titel worden uitgeoefend. M.b.t. deze categorie nevenfuncties geldt als uitgangspunt dat dit tot de eigen verantwoordelijkheid van de bestuurder (of ambtenaar ) behoort.]

Noot
28

[Toelichting: Cursussen, seminars en congressen welke dienen ter behoorlijke vervulling van de functie komen inclusief de daaraan verbonden reis- en verblijfkosten tot een bepaald maximum voor vergoeding in aanmerking.

Voor gedeputeerden geldt een budget voor het college, vergoeding geschiedt op basis van een collegebesluit. Hiervoor wordt een budget van 1,5% van de bezoldiging per gedeputeerde ter beschikking gesteld. De uitkering geschiedt op basis van een fractiebesluit.

Degenen die niet voor het fictief werknemerschap hebben gekozen dienen de nettovergoeding bij de inkomstenbelasting te verantwoorden. ]

Noot
29

[Toelichting: Voor de aanvang van de nieuwe statenperiode 2003 2007 is besloten om een nieuwe regeling vast te stellen voor het ter beschikking stellen van pc voor gedeputeerden. Hierbij wordt niet geheel aangesloten bij de regeling zoals die thans geldt voor Statenleden (zie artikel 11), gezien de intensieve samenwerking met de ambtelijke organisatie. Bij nadere besluitvorming door Gedeputeerde Staten zal de regeling nader vorm worden gegeven (FD/2003/155). ]

Noot
30

[Toelichting: Zie toelichting bij artikel 12. ]

Noot
31

[Toelichting: De aanvrager dient voor ingebruikname van een mobiele telefoon een bruikleenovereenkomst te tekenen overeenkomstig het hiertoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde formulier. Terzake van privé-gebruik van de mobiele telefoon wordt een percentage per jaar op het salaris van de betrokkene ingehouden conform artikel 26.A, lid 3 van deze Verordening. ]

Noot
32

[Toelichting: Deze bepaling geldt alleen indien gekozen is voor fictief werknemerschap. ]

Noot
33

[Toelichting: Aansluiting is gezocht bij de regeling die geldt voor het provinciepersoneel.]

Noot
34

[Toelichting: Zie de toelichting bij artikel 22. ]

Noot
35

[Toelichting: De budgetbeheerder is samen met de portefeuillehouder financiën/algemeen bestuur verantwoordelijk voor de controle op de bewijsstukken, op de naleving van de voorgeschreven procedures en op de toelichting op functionaliteit en doelmatigheid van de ingediende declaratie en/of onkostenvergoedingen.  ]

Noot
36

[Toelichting: De termijnen als bedoeld in de artikelen 45, lid 2 en 46, lid 3, beginnen te lopen nadat de kosten zijn gemaakt of vanaf de op de factuur vermeldde datum.]

Noot
37

[Toelichting: De termijnen als bedoeld in de artikelen 45, lid 2 en 46, lid 3, beginnen te lopen nadat de kosten zijn gemaakt of vanaf de op de factuur vermeldde datum.]

Noot
38

[Toelichting: Onderstaande artikelen gelden alleen voor commissies ingesteld Gedeputeerde en Provinciale Staten. In dit artikel is het presentiegeld voor leden van provinciale commissies geregeld. Wettelijk is bepaald dat dit artikel niet van toepassing is voor Statenleden en gedeputeerden die lid zijn van een commissie. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissies zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij provinciale verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 47, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks in januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de provincie geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van het presentiegeld is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt. Het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in provinciale verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. ]

Noot
39

[Toelichting: Onderstaande artikelen gelden alleen voor commissies ingesteld Gedeputeerde en Provinciale Staten. Voor commissieleden geldt met betrekking tot de reiskosten hetzelfde als voor Statenleden. Zie de toelichting bij artikel 9 van deze verordening.

Met betrekking tot de verblijfkosten geldt de beperking dat het noodzakelijke kosten moeten zijn in verband met het bijwonen van vergadering van de commissie. ]