Verordening waterkering Gelderland

Geldend van 01-09-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening waterkering Gelderland

Inhoud

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet: Wet op de waterkering;

  • b. primaire waterkering: een primaire waterkering als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • c. dijkringgebied: een dijkringgebied als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • d. regionale waterkering: een waterkering die als zodanig staat aangegeven op krachtens artikel 2, eerste lid, onder c, vastgestelde kaarten;

  • e. beheerder: de beheerder, bedoeld in artikel 1 van de wet, danwel het bestuursorgaan waarbij een regionale waterkering in beheer is;

  • f. profiel van vrije ruimte: de ruimte rond een primaire of regionale waterkering, die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor een toekomstige versterking van de waterkering;

  • g. invloedszone: de strook grond ter weerszijden van een primaire of regionale waterkering, die bijdraagt aan de stabiliteit van de waterkering;

  • h. verslag: het verslag, bedoeld in artikel 9 van de wet onderscheidenlijk artikel 8 van deze verordening;

  • i. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de onderscheidene provincies wier grondgebied het betreft.

Artikel 2. Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is van toepassing op:

    • a.

      de dijkringgebieden 37 (Nederhemert), 38 (Bommelerwaard), 39 (Alem), 40 (Heerewaarden), 41 (Land van Maas en Waal), 42 (Ooij en Millingen), 43 (Betuwe en Tieler- en Culemborgerwaarden), 47 (Arnhemse en Velpsebroek), 48 (Rijn en IJssel), 49 (IJsselland), 50 (Zutphen), 51 (Gorssel) en 52 (Oost-Veluwe);

    • b.

      de in Gelderland gelegen dijkringgebieden verbindende primaire waterkeringen de sluis bij Sint Andries en de Heerenwaardensche Afsluitdijk (beide tussen de dijkringgebieden 38 en 41) alsmede de in de provincie Gelderland gelegen gedeelten van de dijkringgebieden verbindende primaire waterkeringen de Nijkerkersluis (tussen de dijkringgebieden 8 en 45), de Wilhelminasluis (tussen dijkringgebieden 24 en 38);

    • c.

      de regionale waterkeringen die staan aangegeven op een of meer door Provinciale Staten an de betreffende provincies vastgestelde kaarten.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid, onder c, kunnen Provinciale Staten van de betreffende provincies besluiten dat één of meer voorschriften in de artikelen 4 tot en met 10 niet gelden voor de daarbij aangegeven (categorieën van) regionale waterkeringen.

Artikel 3. Beheersopdracht

  • 1. De beheerder van een primaire waterkering, behorend tot de dijkringgebieden als bedoeld onder artikel 2, eerste lid, onder a, heeft tot taak deze zodanig te beheren dat deze voldoet aan de veiligheidsnorm zoals vastgesteld bij of krachtens artikel 3 van de wet.

  • 2. De beheerder van een dijkringgebieden verbindende primaire waterkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, heeft tot taak deze zodanig te beheren dat deze voldoet aan de randvoorwaarden zoals vastgesteld krachtens artikel 4, eerste lid van de wet.

  • 3. De beheerder van een regionale waterkering heeft tot taak deze zodanig te beheren, dat deze voldoet aan de door Provinciale Staten van de betreffende provincies aangegeven veiligheidsnorm.

  • 4. De beheerder houdt bij het beheer rekening met alle betrokken belangen waaronder die van landschap, natuur en cultuurhistorie.

  • 5. De in artikel 2, eerste lid, onder c, bedoelde kaarten, het in artikel 2, tweede lid, bedoelde besluit en de in het derde lid van dit artikel bedoelde veiligheidsnorm, kunnen worden gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten, gehoord de betrokken beheerders.

Artikel 4. Beheersplan

  • 1. De beheerder stelt een beheersplan vast.

  • 2. Het beheersplan geeft aan hetgeen de beheerder ter vervulling van zijn taak verricht. Het beheersplan bevat in ieder geval het door de beheerder te voeren beleid bij de verlening van vergunningen en ontheffingen.

  • 3. Ten minste eenmaal in de vijf jaren besluit de beheerder of het beheersplan wordt herzien.

  • 4. De vaststelling van het beheersplan geschiedt met toepassing van de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure, waarbij de in artikel 3:11, eerste lid van die wet bedoelde termijn vier weken bedraagt.

Artikel 5. Overzichtskaart

  • 1. De overzichtskaart, bedoeld in artikel 13, onder a van de wet, heeft een schaal van ten minste 1:100.000. Op de overzichtskaart worden onderscheiden: primaire waterkeringen die door hoge gronden of door overige primaire waterkeringen worden gevormd.

  • 2. De beheerder van een regionale waterkering draagt zorg voor de vaststelling van een overzichtskaart waarop de ligging van die waterkering staat aangegeven. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Legger

  • 1. De legger, bedoeld in artikel 13, onder b van de wet bevat, naast het daaromtrent bepaalde in de wet:

    • a.

      een omschrijving van de kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de primaire waterkering;

    • b.

      een lengteprofiel en dwarsprofielen, waarin de afmetingen zijn aangegeven waaraan de primaire waterkering moet voldoen;

    • c.

      situatietekeningen met daarop aangegeven de ligging van een primaire waterkering en de onderscheiden grenzen waarbinnen de Keur van het waterschap dan wel het bij of krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de gemeentelijke Algemene plaatselijke verordening bepaalde, van toepassing is.

  • 2. De beheerder van een regionale waterkering draagt zorg voor de vaststelling van een legger waarin is omschreven waaraan de waterkering moet voldoen naar richting, vorm, afmeting en constructie. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De vaststelling van de legger door een beheerder, niet zijnde een waterschap, geschiedt met toepassing van de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure, waarbij de in artikel 3:11, eerste lid van die wet bedoelde termijn vier weken bedraagt.

Artikel 7. Technisch beheersregister

  • 1. Het technisch beheersregister als bedoeld in artikel 13, onder c van de wet bevat, naast het daaromtrent bepaalde in de wet:

    • a.

      een omschrijving van de feitelijke toestand van de kunstwerken en de bijzondere constructies die deel uitmaken van de primaire waterkering;

    • b.

      situatietekeningen, lengte- en dwarsprofielen;

    • c.

      een overzicht van de personen of instanties die zorgdragen voor de bediening van kunstwerken en de afsluiting van duikers, leidingen en coupures, alsmede van het bedienings- danwel sluitingsregime.

  • 2. Op de situatietekeningen en in de dwarsprofielen is het profiel van vrije ruimte weergegeven. Tevens zijn op situatietekeningen weergegeven:

    • a.

      de invloedszones;

    • b.

      de kunstwerken en constructies die geen deel uitmaken van de waterkering;

    • c.

      een aanduiding van de van toepassing zijnde beheersovereenkomsten.

  • 3. De beheerder van een regionale waterkering draagt zorg voor de vaststelling van een technisch beheersregister, waarin de voor het behoud van het waterkerend vermogen kenmerkende gegevens van de constructie en de feitelijke toestand nader zijn omschreven. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de beheerder van een waterkering hiervoor een beheersregister in digitale vorm heeft opgesteld, waarbij het mogelijk is op elke gewenste plaats in de lengterichting van de waterkering een dwarsprofiel en een profiel van vrije ruimte te genereren, vervalt de in het eerste en tweede lid van dit artikel aangegeven verplichting betreffende dwarsprofielen en profielen van vrije ruimte.

Artikel 8. Verslag regionale waterkering

Iedere vijf jaren brengt de beheerder van een regionale waterkering, in het bijzonder vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm in de zin van artikel 3, derde lid, verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de waterkering.

Artikel 9. Calamiteitenplan

  • 1. De beheerders van primaire en van dijkringgebieden verbindende primaire waterkeringen, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, onderscheidenlijk sub b, dragen zorg voor de vaststelling van een calamiteitenplan, dat de wijze aangeeft waarop wordt opgetreden bij doorbraak van een primaire waterkering of overstroming van een dijkringgebied en bij dringend of dreigend gevaar voor doorbraak en overstroming.

  • 2. De beheerders betrekken bij de voorbereiding van het calamiteitenplan in ieder geval Gedeputeerde Staten en burgemeester en wethouders van de gemeenten op wier grondgebied het calamiteitenplan betrekking heeft. Bij de voorbereiding van een calamiteitenplan voor een dijkringgebieden verbindende primaire waterkering, worden eveneens betrokken de beheerders van primaire waterkeringen, die tot die dijkringgebieden behoren.

  • 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing op beheerders van regionale waterkeringen.

  • 4. Jaarlijks nemen de beheerders een besluit inzake de herziening van de door hen vastgestelde calamiteitenplannen.

Artikel 10. Meldplicht vergunningen/ontheffingen

  • 1. De beheerder zendt de aanvraag van een vergunning of ontheffing voor werken en werkzaamheden in of nabij een primaire waterkering, een dijkringgebieden verbindende primaire waterkering of een regionale waterkering die:

    • a.

      het aanbrengen van bijzondere constructies of voorzieningen ten behoud van het waterkerend vermogen van de waterkering vereisen of

    • b.

      het leggen van vloeistof- of gasleidingen betreffen, waarvan het product van de inwendige druk uitgedrukt in meters vloeistofkolom en het kwadraat van de diameter in meters groter is dan vier, binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. De beheerder zendt het besluit tot het verlenen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in het eerste lid, binnen twee weken na het nemen van het besluit aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 11. Nadere regels inzake beheersplannen, overzichtskaarten, leggers, technische beheersregisters, verslagen en calamiteitenplannen

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen voor ieder dijkringgebied en voor dijkringgebieden verbindende primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, gehoord de beheerders, een tijdstip vast, waarop de door de beheerders op te stellen beheersplannen en calamiteitenplannen alsmede de te vervaardigen overzichtskaarten en leggers, moeten zijn vastgesteld.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen voor ieder dijkringgebied en voor dijkringgebieden verbindende primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, gehoord de beheerders, een tijdstip vast, waarop de door de beheerders te vervaardigen technische beheersregisters en verslagen gereed moeten zijn.

  • 3. De beheerder zendt een besluit tot vaststelling of tot wijziging van een beheersplan, een overzichtskaart, een legger of een calamiteitenplan binnen twee weken na het nemen van dat besluit aan Gedeputeerde Staten.

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen met betrekking tot de inhoud van beheersplannen, overzichtskaarten, leggers, technische beheersregisters, verslagen en calamiteitenplannen, gehoord de beheerders, nadere voorschriften geven.

Artikel 12. Planvoorbereiding

  • 1. De beheerder meldt een aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring ingezonden plan als bedoeld in artikel 7 van de wet gelijktijdig aan Gedeputeerde Staten van andere provincies op wier grondgebied het plan niet wordt uitgevoerd, maar wier grondgebied wel deel uitmaakt van het betreffende dijkringgebied of op wier grondgebied de betreffende dijkringgebieden verbindende primaire waterkering mede is gelegen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen nadere voorschriften geven met betrekking tot de voorbereiding van een plan als bedoeld in artikel 7 van de wet. Zij kunnen bepalen dat het plan of een besluit tot de aanleg of verbetering van een regionale waterkering, vergezeld gaat van een advies van een door de beheerder ingestelde adviesgroep waarin in elk geval zitting hebben:

    • a.

      een vertegenwoordiger van de beheerder;

    • b.

      een vertegenwoordiger van de gemeente binnen wiens grondgebied het plan wordt uitgevoerd;

    • c.

      een vertegenwoordiger van de betrokken waterbeheerder;

    • d.

      een vertegenwoordiger van de provincie binnen wiens grondgebied het plan wordt uitgevoerd;

    • e.

      een vertegenwoordiger van elk van naar het oordeel van de beheerder betrokken belangengroeperingen.

Artikel 13. Coördinatiecommissie

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen voor de advisering over de goedkeuring van dijkverbeteringsplannen een Coördinatiecommissie Dijkverbeteringsplannen instellen.

  • 2. Ingeval een commissie als bedoeld in het eerste lid wordt ingesteld, stellen Gedeputeerde Staten een reglement vast voor het functioneren van de commissie.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op door Gedeputeerde Staten van Gelderland in overleg met Gedeputeerde Staten van Limburg, van Overijssel en van Zuid-Holland vast te stellen tijdstip.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening waterkering Gelderland.