Regeling vervallen per 23-12-2009

Verordening waterbeheer Waterschap Rijn en IJssel

Geldend van 31-05-2006 t/m 22-12-2009

Intitulé

Verordening waterbeheer Waterschap Rijn en IJssel

Inhoud

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1. Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de waterhuishouding;

  • b. waterschap: het bevoegde bestuursorgaan van het Waterschap Rijn en IJssel;

  • c. beheersplan: het plan van het waterschap, bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • d. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland en van Overijssel, tenzij anders is bepaald;

  • e. peilbesluit: het peilbesluit, bedoeld in artikel 16 van de wet;

  • f. waterhuishoudingsplan: het provinciaal plan, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • g. watersysteem: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende ondersteunende kunstwerken.

Paragraaf 2. Het beheersplan

Artikel 2:1. Inhoud beheersplan

  • 1. Een beheersplan omvat met inachtname van artikel 9 van de wet ten minste:

    • a.

      een beschrijving van de toestand van de watersystemen of stelsels van watersystemen waarover het beheer zich uitstrekt;

    • b.

      een nadere vastlegging van de functies van de watersystemen of onderdelen daarvan en, voorzover van toepassing, van de bijzondere gebruiksdoeleinden;

    • c.

      de doelstellingen van het beleid inzake het beheer van de watersystemen, gericht op de aan het watersysteem en het freatisch grondwater toegekende functies;

    • d.

      de maatregelen en condities die nodig zijn om de doelstellingen, bedoeld in onderdeel c, te verwezenlijken en de termijnen die voor de uitvoering van de maatregelen worden nagestreefd;

    • e.

      het gewenste grondwater- en oppervlaktewaterregime;

    • f.

      een meetplan;

    • g.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van streefpeilen;

    • h.

      een raming van de kosten van de maatregelen, voorzover deze gedurende de planperiode tot stand worden gebracht en een raming van het verloop van de op te leggen heffingen en omslagen.

  • 2. Het beheersplan gaat vergezeld van een toelichting waarin ten minste zijn opgenomen:

    • a.

      de aan het plan ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van verrichte onderzoeken;

    • b.

      een overzicht van de strategische doelstellingen in het waterhuishoudingsplan ter uitvoering waarvan de maatregelen en condities, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, strekken.

Artikel 2:2. Interne voorbereiding van het beheersplan

Het waterschap voert bij de opstelling van het beheersplan ten minste overleg met de aangrenzende waterschappen, de betrokken beheerder van rijkswateren, de betrokken provinciebesturen, de betrokken gemeentebesturen en indien het plan betrekking heeft op grensvormende of grensoverschrijdende wateren de ten aanzien van die wateren bevoegde Duitse autoriteiten.

Artikel 2:3. Openbare voorbereiding

  • 1. Op de voorbereiding van het beheersplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De stukken worden ter inzage gelegd in ten minste het kantoor van het waterschap en in de gemeentehuizen van de gemeenten die zijn gelegen binnen het gebied waarop het beheersplan betrekking heeft.

  • 2. Een ieder heeft de gelegenheid zijn zienswijze over het beheersplan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen.

Artikel 2:4. Rapportage over de voorbereiding

Bij de toezending van het beheersplan aan Gedeputeerde Staten, ter verkrijging van de vereiste goedkeuring, voegt het waterschap een rapportage over het bij de voorbereiding van het plan gevoerde overleg, de ingediende zienswijzen en de beschouwingen van het waterschap daarover.

Artikel 2:5. Rapportage over de uitvoering

Het waterschap rapporteert ten minste eenmaal per jaar aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van de uitvoering van het geldende beheersplan, de mate waarin de gestelde doelen worden bereikt, de redenen van eventuele afwijkingen en de voorgestelde maatregelen.

Paragraaf 3. Het peilbesluit

Artikel 3:1. Aanwijzing verplichte peilbesluiten

  • 1. Het algemeen bestuur van het waterschap stelt peilbesluiten vast voor de oppervlaktewateren en de oppervlaktewateren in de gebieden die zijn aangegeven op de als bijlage 1 bij deze verordening behorende kaart.

  • 2. Gedeputeerde Staten van de provincie, die ingevolge artikel 3:4, eerste lid, bevoegd zijn ten aanzien van de goedkeuring van een peilbesluit, kunnen op aanvraag van het algemeen bestuur van het waterschap van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 3:2. Inhoud van het peilbesluit

  • 1. Het peilbesluit bevat ten minste:

    • a.

      een kaart met de nauwkeurige begrenzing van de gebieden waarbinnen oppervlaktewateren gelegen zijn waarop het peilbesluit betrekking heeft, en

    • b.

      de te handhaven waterstanden, aangegeven in hoogte ten opzichte van NAP, met daarbij aangegeven de perioden en de peilvakken waarvoor de waterstanden gelden.

  • 2. Het peilbesluit gaat vergezeld van een toelichting waarin ten minste zijn opgenomen de aan het besluit ten grondslag liggende afwegingen en uitkomsten van verrichte onderzoeken.

Artikel 3:3. Voorbereiding peilbesluit

Op de voorbereiding van het peilbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 3:4. Goedkeuring peilbesluit

  • 1. De peilbesluiten, bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, behoeven goedkeuring van Gedeputeerde Staten van de provincie waar het gebied waarvoor het peilbesluit zal gaan gelden, is gelegen. Indien het peilbesluit betrekking heeft op het grondgebied van beide provincies, behoeft het besluit goedkeuring van de provincie, waarbinnen het grootste deel van het gebied waarvoor het peilbesluit zal gaan gelden, is gelegen.

  • 2. Bij de toezending van het peilbesluit aan Gedeputeerde Staten, ter verkrijging van de vereiste goedkeuring, voegt het waterschap een rapportage over het bij de voorbereiding van het besluit gevoerde overleg, de ingediende zienswijzen en de beschouwingen van het waterschap daarover.

Artikel 3:5. Herziening peilbesluit

  • 1. Een peilbesluit wordt ten minste eenmaal in de tien jaren herzien.

  • 2. Gedeputeerde Staten die ingevolge artikel 3:4, eerste lid, bevoegd zijn ten aanzien van de goedkeuring van het peilbesluit, kunnen op verzoek van het algemeen bestuur van het waterschap eenmalig, voor ten hoogste vier jaren, vrijstelling verlenen van de verplichting, genoemd in het eerste lid.

Paragraaf 4. Waterkwaliteit

Artikel 4:1

Het waterschap werkt, waar dat doelmatig is, op chemisch en technisch gebied samen met andere daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen en instellingen.

Paragraaf 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5:1

Besluiten die bij of krachtens de Verordening waterhuishouding Rijn en IJssel en de Verordening waterkwaliteitsbeheer Rijn en IJssel zijn genomen, blijven van kracht zolang het waterschap niet anders beslist.

Artikel 5:2

Op procedures aangevangen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft het op dat tijdstip geldende recht van toepassing.

Artikel 5:3

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag van uitgifte van het laatste Provinciaal blad waarin deze verordening wordt geplaatst en wordt aangehaald als: Verordening waterbeheer Waterschap Rijn en IJssel.