Regeling vervallen per 01-10-2005

Uitvoeringsbesluit Sociale Actie 2005

Geldend van 02-11-2004 t/m 30-09-2005

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Sociale Actie 2005

Algemene Toelichting

Inleiding en leeswijzer

De kaders voor het nieuwe sociale beleid zijn vastgelegd in de op 13 oktober 2004 door Provinciale Staten van Overijssel vastgestelde nota Sociale Actie 2005-2008.

Voor het jaar 2005 is dit beleid nader uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma 2005 Sociale Actie 2005 op de onderdelen:

- kunst en cultuur

- zorg

- maatschappelijke ontwikkeling en

- integratie

Het Uitvoeringsprogramma jeugdzorg volgt op grond van wettelijke regels een eigen traject. Dit programma is namelijk onderdeel van het Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 2005-2008, dat op 8

december 2004 in de vergadering van Provinciale Staten wordt behandeld.

Op 13 oktober 2004 hebben Provinciale Staten ook de “Kaderverordening Subsidies Sociale Actie Overijssel” (KaSSa) vastgesteld. Hierin is geregeld dat Gedeputeerde Staten bijzondere regels kunnen geven met betrekking tot de procedures rond en voorwaarden voor subsidiëring Sociale Actie, zoals:

• de aanvraag van de subsidie en de besluitvorming daarover;

• in welke volgorde de aanvragen worden behandeld;

• hoe de verdeling van het beschikbare bedrag over de aanvragen plaatsvindt;

• de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

• de verplichtingen van de subsidieontvanger;

• welke grondslagen worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie;

• de vaststelling van de subsidie;

• het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

• de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten.

Deze bijzondere regels zijn als bijlage bij het Uitvoeringsprogramma opgenomen in dit Uitvoeringsbesluit Sociale Actie 2005.

De algemeen geldende regels rond subsidiëring zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en (specifiek voor de provincie Overijssel) in de Algemene subsidieverordening Overijssel 1997. Voor de sector jeugdzorg geldt een afzonderlijke subsidieverordening.

Dit Uitvoeringsbesluit is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 1 staan allereerst allerlei algemene regels die voor 2005 voor elke subsidieaanvraag in het kader van Sociale Actie gelden, d.w.z. voor project-, budget- en normsubsidies, ongeacht op basis van welk onderdeel van het Uitvoeringsprogramma de subsidieaanvraag wordt ingediend.

Vervolgens is een aantal bijzondere regels uitgewerkt voor het aanvragen van budgetsubsidies en daarna een aantal voor het aanvragen van projectsubsidies.

In principe gelden deze algemene en bijzondere  regels voor alle onderdelen van het Uitvoeringsprogramma 2005. Hiervan mag alleen worden afgeweken wanneer dit expliciet in het betreffende hoofdstuk van dit uitvoeringsbesluit is opgenomen.

In de hoofdstukken 2 t/m 5 zijn voor de diverse Uitvoeringsprogramma’s de bijzondere subsidieregels opgenomen, voorzover aanvullend op (of in afwijking van) de in hoofdstuk 1 opgenomen algemene regels.

Hoofdstuk 6 betreft een toelichting op de diverse artikelen van dit Uitvoeringsbesluit.

Algemeen

Alle regels rond onze provinciale subsidieverstrekking zijn te vinden in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Overijssel 1997.

Aanvullend hierop hebben wij in KaSSa (de Kaderverordening Subsidies Sociale actie) en in dit uitvoeringsbesluit een aantal bijzondere regels vastgesteld voor de subsidiëring van de activiteiten in 2005 in het kader van het sociale beleid.

Wij streven ernaar om onze regels voor subsidieaanvragen steeds duidelijker en gemakkelijker te maken.

Door de verdere ontwikkeling van ons digitale subsidieloket zal het gebruiksgemak steeds groter worden. Ook dit Uitvoeringsbesluit is volgens ons weer een stap in de goede richting.

Wij proberen om de algemeen geldende regels uit Awb en Asv zo weinig mogelijk in de bijzondere regels te herhalen. Voorbeeld hiervan is het feit dat wij voor het verlenen van projectsubsidies in 2005 gebruik gaan maken van subsidieplafonds. In de Awb is geregeld dat dit mag en in KaSSa dat het gebeurt. In het uitvoeringsbesluit wordt dit niet nog eens genoemd. De subsidieplafonds worden overigens na de behandeling van de begroting 2005 door PS in november 2004 door GS in december 2004 vastgesteld en gepubliceerd.

Uit oogpunt van klantvriendelijkheid en leesbaarheid van dit uitvoeringsbesluit worden bepaalde regels uit Awb en Asv toch herhaald. Voorbeelden hiervan zijn de artikelen 1.1.4 en 1.1.8 van dit uitvoeringsbesluit. Deze bepalingen zijn voor een deel ook te vinden in de Asv.

In de inleiding en leeswijzer is de structuur van dit uitvoeringsbesluit toegelicht: eerst algemene bepalingen die gelden door alle subsidies 2005 die op basis van het uitvoeringsprogramma sociale actie 2005 kunnen worden aangevraagd.

Vervolgens worden algemene regels gegeven voor het aanvragen van budget- en projectsubsidies. Daarna worden per hoofdstuk van het uitvoeringsbesluit bijzondere regels opgesomd.

De nummering van de hoofdstukken komt overeen met die van het uitvoeringsprogramma.

In principe gelden de algemene regels voor alle hoofdstukken van het uitvoeringsbesluit, tenzij uitdrukkelijk is aangegeven dat hiervan mag worden afgeweken.

1 Algemene regels

1.1 Algemene regels voor alle subsidieaanvragen

Artikel 1.1.1 – Begripsbepalingen

  • 1

  • In dit Uitvoeringsbesluit Sociale Actie 2005 wordt verstaan onder:

  • a. Sociale Actie: de beleidsnota Sociale Actie 2005-2008.

  • b. Kaderverordening: de Kaderverordening Subsidies Sociale Actie Overijssel.

  • c. Uitvoeringsbesluit: het geheel van voor 2005 geldende regels als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Kaderverordening.

  • d. Uitvoeringsprogramma: het jaarlijkse uitvoeringsprogramma als bedoeld in hoofdstuk 5 van Sociale Actie.

  • e. Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • f. Asv: Algemene subsidieverordening Overijssel 1997.

  • g. GS: het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel.

  • h. PS: Provinciale Staten van Overijssel.

  • i. Project: een in tijd afgebakende activiteit met een duidelijk omschreven afgeronde doelstelling.

  • j. Projectsubsidie: de subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel a van de Asv.

  • k. Normsubsidie: de subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid onderdeel b van de Asv.

  • l. Budgetsubsidie: de subsidie als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Asv.

  • m. Bovenlokaal: tenminste drie Overijsselse gemeenten betreffend.

  • n. Cofinanciering: tenminste één andere partij draagt minimaal 25% bij in de kosten van de gesubsidieerde activiteit.

  • o. Start activiteit: het eerste moment waarop de subsidieontvanger daadwerkelijk financiële verplichtingen aangaat ten behoeve van de gesubsidieerde activiteit.

  • p. Vrijwilligerswerk: activiteiten die in georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald worden verricht ten behoeve van anderen of van de samenleving en die een maatschappelijke meerwaarde hebben.

Artikel 1.1.2 - Ontvankelijkheid van aanvragen

2

Aanvragen tot verlening van subsidie worden in behandeling genomen indien zij afkomstig zijn van rechtspersonen, tenzij elders in dit Uitvoeringsbesluit anders is geregeld.

Artikel 1.1.3 – Aanvraagformulier

3

Voor de aanvraag van subsidie wordt gebruik gemaakt van het door GS voorgeschreven aanvraagformulier.

Artikel 1.1.4 – Stukken bij de aanvraag

  • 4

  • De aanvraag van subsidie gaat vergezeld van de volgende stukken:

  • a. een beschrijving van de te subsidiëren activiteiten;

  • b. de beoogde resultaten of effecten, het moment waarop deze worden gerealiseerd en de manier waarop deze tussentijds en na afloop van de subsidieperiode kunnen worden getoetst;

  • c. een gedetailleerde begroting, inclusief gespecificeerde toelichting van de met de activiteiten gepaard gaande kosten en de geraamde dekking hiervan inclusief financiële bijdragen van derden;

  • d. indien voor de eerste keer een aanvraag wordt ingediend: een afschrift van de geldende statuten van de subsidieaanvrager en de vastgestelde jaarrekening over 2003;

  • e. indien de statuten in 2003 of 2004 zijn gewijzigd: een afschrift van de geldende statuten van de subsidieaanvrager.

Artikel 1.1.5 – Noodzaak provinciale subsidie

5

Uit de in artikel 1.1.4 genoemde begroting en toelichting moet tevens de noodzaak van de provinciale subsidie blijken voor de uitvoering van de activiteit.

Artikel 1.1.6 - Niet-subsidiabele kosten

  • 6

  • Niet-subsidiabel zijn de volgende kosten:

  • a. de kosten van dat deel van de activiteit dat al heeft plaatsgevonden op het moment van de subsidieaanvraag;

  • b. de kosten die niet noodzakelijk en/of redelijk zijn voor de realisatie van de activiteit;

  • c. verrekenbare heffingen, belastingen of lasten;

  • d. winstopslagen bij interne transacties.

Artikel 1.1.7 - Start subsidiabele activiteiten

7

Activiteiten moeten starten binnen drie maanden nadat de subsidie is verleend.

Artikel 1.1.8 – Tussenrapportage(s)

  • 8

  • a. GS kan bij de verlening van subsidies voorschriften stellen ten aanzien van (een) tussentijdse voortgangsrapportage(s) door de subsidieontvanger.

  • b. GS kan voor deze tussenrapportage(s) vormvoorschriften vaststellen.

Artikel 1.1.9 – Aanvraag tot vaststelling van de subsidie

  • 9

  • a. In afwijking van artikel 15 van de Asv verzoekt de subsidieontvanger binnen vier maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteit GS om vaststelling van de subsidie.

  • b. Dit verzoek gaat vergezeld van een inhoudelijke en financiële verantwoording. De inhoudelijke en financiële verantwoording mogen onderdeel zijn van de jaarrekening.

  • c. De inhoudelijke verantwoording betreft een beschrijving van de verrichte activiteiten en een opgave van de behaalde resultaten en effecten.

  • d. De financiële verantwoording betreft een opgave van de werkelijke kosten en opbrengsten van de activiteit en een vergelijking met de hiervoor begrote bedragen.

  • e. De inhoudelijke en financiële verantwoording moeten worden opgesteld overeenkomstig de ingediende subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.1.4.

  • f. Indien de provinciale subsidieverlening groter is dan € 25.000 dan moet de financiële verantwoording vergezeld gaan van een accountantsverklaring.

Artikel 1.1.10 – Vaststelling van de subsidie

10

Indien naar het oordeel van GS de resultaten van de gesubsidieerde activiteit niet of onvoldoende zijn behaald of de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten lager of de werkelijke bijdragen van derden of de overige aan de gesubsidieerde activiteit toe te rekenen inkomsten hoger zijn dan de begrote bedragen kan GS de subsidie lager vaststellen dan het verleende bedrag.

Artikel 1.1.11 - Hardheidsclausule

11

GS kan artikelen van dit Uitvoeringsbesluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat het betreffende artikel beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.

1.2 Algemene regels m.b.t. aanvragen van budgetsubsidie

12

Voorbeeld gebruik kostenplaatsenmethode

totaal

prestatie 1

prestatie 2

prestatie 3

overige activiteiten

Lasten

Personeelskosten

750.000

250.000

200.000

180.000

120.000

Huisvestingskosten

70.000

20.000

18.000

22.000

10.000

Organisatiekosten

80.000

30.000

25.000

20.000

5.000

Specifieke kosten

40.000

20.000

10.000

-

10.000

Kosten activiteiten

60.000

30.000

30.000

-

-

Totaal lasten

1.000.000

350.000

283.000

222.000

145.000

Baten

Subsidie provincie

650.000

250.000

200.000

200.000

-

Subsidie gemeenten

100.000

50.000

-

-

50.000

Overige subsidies

25.000

-

-

-

25.000

Diensten voor derden

175.000

35.000

68.000

12.000

60.000

Overige inkomsten

50.000

15.000

15.000

10.000

10.000

Totaal baten

1.000.000

350.000

283.000

222.000

145.000

Artikel 1.2.1 - Budgetsubsidies

  • a. GS kan de in het Uitvoeringsprogramma opgenomen organisatie een budgetsubsidie verlenen voor activiteiten die bijdragen aan het behalen van de in Sociale Actie en het Uitvoeringsprogramma geformuleerde provinciale doelen.

  • b. Onder voorbehoud dat PS in de Programmabegroting 2005 hiervoor een voldoende bedrag beschikbaar stellen kan deze subsidie voor meerdere jaren worden verleend.

Artikel 1.2.2 – Aanvullende stukken bij de aanvraag

De aanvraag van budgetsubsidie dient, naast de in artikel 1.1.4 genoemde stukken, ook vergezeld te gaan van een overzicht van de samenstelling van het bestuur.

Artikel 1.2.3 – Indieningstermijn

In afwijking van artikel 5, derde lid van de Asv worden de aanvragen voor budgetsubsidie voor het jaar 2005 uiterlijk 15 november 2004 ingediend.

Artikel 1.2.4 – Voorschotten op een verleende budgetsubsidie

GS kan verleende budgetsubsidies volledig als voorschot uitbetalen.

1.3 Algemene regels m.b.t. aanvragen van projectsubsidie

13

Artikel 1.3.1 Subsidiabele activiteiten

GS kan projectsubsidie verlenen voor de kosten van activiteiten die passen in het  Uitvoeringsprogramma.

Artikel 1.3.2 – Indieningstermijn subsidieaanvragen

  • a. Subsidieaanvragen voor het jaar 2005 kunnen worden ingediend vanaf 13 oktober 2004 en vervolgens gedurende het hele kalenderjaar 2005, tenzij elders in dit Uitvoeringsbesluit anders is bepaald.

  • b. De subsidieaanvraag moet uiterlijk drie maanden voor aanvang van het project zijn ingediend, tenzij elders in dit Uitvoeringsbesluit anders is bepaald.

Artikel 1.3.3 – Volgorde van behandeling van de aanvragen

  • a. Aanvragen van subsidies worden behandeld in volgorde van ontvangst.

  • b. Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, dan geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst.

Artikel 1.3.4 – Voorschotten op een verleende projectsubsidie

  • a. Op het moment van verlening van projectsubsidie betaalt GS 50% van het verleende bedrag als voorschot uit.

  • b. Indien de subsidieaanvrager heeft aangetoond dat de tot dan toe gedane uitgaven in relatie tot de totale uitgaven het in het vorige lid genoemde voorschot hebben overstegen, kan GS op schriftelijk verzoek een tweede voorschot verstrekken tot ten hoogste 40% van het verleende subsidiebedrag.

2 Kunst en cultuur

2.1 Algemeen

Artikel 2.1.1 – Begripsbepalingen

  • In dit Uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

  • a. Vuur en Vlam: programma cultuurbereik 2005-2008.

  • b. Jonge makers: dit zijn kunstenaars die niet langer dan 5 jaar geleden zijn afgestudeerd aan een hogeschool voor de kunsten. Degenen die niet zijn afgestudeerd aan een hogeschool voor de kunsten hebben een aantoonbaar vergelijkbare kwaliteit en zijn niet ouder dan 35 jaar.

Artikel 2.1.2 - Adviescommissie

  • 14

  • a. Over de artistiek-kwalitatieve aspecten van subsidieaanvragen cultuurbereik en culturele ontwikkeling kan GS het advies inwinnen van een commissie van deskundigen zoals omschreven in het Uitvoeringsprogramma.

  • b. De leden van deze commissie worden benoemd door GS.

  • c. Deze commissie brengt binnen 6 weken na ontvangst van het verzoek advies uit.

  • d. De vergaderingen van deze commissie zijn niet openbaar.

Artikel 2.1.3 – Activiteiten in Overijssel

In aanvulling op artikel 1.3.1 moeten de gesubsidieerde activiteiten plaatsvinden in de provincie Overijssel.

2.2 Bijzondere regels rond culturele ontwikkeling

Artikel 2.2.1 – Criteria voor subsidiëring.

  • 15

  • GS beoordeelt de aanvragen voor projectsubsidies op basis van de mate waarin voldaan wordt aan de volgende criteria:

  • a. Amateurkunst: samenwerking met professionele instellingen

    • 1.

      er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit en

    • 2.

      er is sprake van samenwerking tussen amateurkunstinstelling(en) en  professionele instelling(en).

  • b. Amateurkunst: vitaal platteland

    • 1.

      er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • 2.

      in het project of de activiteit werken verschillende disciplines samen;

    • 3.

      het project of de activiteit wordt op minimaal twee locaties voor publiek uitgevoerd gedurende meer dagen achtereen;

  • c. Jonge makers

    • 1.

      er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • 2.

      er is sprake van samenwerking met afnemers en/of met een bestaande culturele instelling (voor productie en afzet).

  • d. Beeldende kunst

    • 1.

      de aanvraag komt van een Overijsselse gemeente, m.u.v. de 5 grote steden (Almelo, Hengelo, Enschede. Deventer, Zwolle);

    • 2.

      de aanvraag richt zich op de integratie van de beeldende kunst in een ruimtelijk ontwikkelingsplan van gemeenten;

    • 3.

      de gemeente maakt hierbij gebruik van de deskundigheid die aanwezig is bij steuninstellingen in de provincie.

Artikel 2.2.2 – Ontvankelijkheid van de aanvragen

In aanvulling op artikel 1.1.2 worden voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.2.1 a, b en c ook aanvragen van natuurlijke personen in behandeling genomen.

2.3 Bijzondere regels rond cultuurbereik

Artikel 2.3.1 – Criteria voor subsidiëring

  • GS beoordelen de aanvragen voor projectsubsidies op basis van de mate waarin voldaan wordt aan de volgende criteria:

  • a. er is sprake van publieksbereik, waarin nieuwe inzichten worden verkregen over de relatie (potentieel) publiek en cultuur;

  • b. de methode van publieksbereik wordt beschreven;

  • c. het project levert een aantoonbare bijdrage aan de doelen in Vuur en Vlam;

  • d. er is sprake van voldoende artistiek-inhoudelijke kwaliteit.

Artikel 2.3.2 – Criteria voor subsidiëring meerjarige projecten cultuurbereik

Bij meerjarige subsidies voor bewezen projecten toetsen GS de betreffende subsidieaanvraag, naast de in het vorige artikel genoemde criteria, ook aan de mate waarin het project gedurende de looptijd geïntegreerd wordt in de werkwijze van de instelling.

2.4 Bijzondere regels rond projectsubsidies monumentenzorg

Artikel 2.4.1 - Subsidiabele kosten

  • GS kan projectsubsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:

  • a. onderhoudswerkzaamheden aan rieten daken van historische gebouwen, indien de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het behoud van objecten en indien de gebouwen meer dan 50 jaar oud zijn;

  • b. onderhoudswerkzaamheden aan kerken, voor zover het een monument betreft en voor zover deze staan in het landelijk gebied;

  • c. archeologisch vooronderzoek op locatie, indien dit wordt uitgevoerd door een erkende instantie.

Artikel 2.4.2 - Grondslag voor de projectsubsidie

  • De subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a. voor de in artikel 2.4.1.a bedoelde subsidie 15% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000 per aanvraag;

  • b. voor de in artikel 2.4.1.b bedoelde subsidie 20% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000;

  • c. voor de in artikel 2.4.1.c bedoelde subsidie 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.

Artikel 2.4.3 - Ontvankelijkheid van de aanvragen

In aanvulling op artikel 1.1.2 worden voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.4.1 ook aanvragen van natuurlijke personen in behandeling genomen.

Artikel 2.4.4 – Advisering door de Monumentencommissie van Het Oversticht

De aanvragen voor projectsubsidies worden ter advisering voorgelegd aan de Monumentencommissie van Het Oversticht, die haar advies binnen zes weken zal uitbrengen.

Artikel 2.4.5 - Start subsidiabele activiteiten

In afwijking van artikel 1.1.7 dienen projecten als bedoeld in artikel 2.4.1. binnen één jaar na indiening van de aanvraag van start te gaan.

2.5 Bijzondere regels rond normsubsidies molens

16

Artikel 2.5.1 - Subsidiabele kosten en grondslag normsubsidies molens

  • a. GS kan normsubsidie verlenen als bijdrage in de kosten van onderhoudswerkzaamheden aan molens;

  • b. de subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 100 en een maximum van € 1.000 per aanvraag;

  • c. de subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de aantoonbaar gemaakte kosten in het jaar 2004.

Artikel 2.5.2 - Niet van toepassing zijnde artikelen

Op aanvragen als bedoeld in het vorige artikel zijn de artikelen 1.1.4 tot en met 1.1.9 niet van toepassing.

Artikel 2.5.3 - Ontvankelijkheid van de aanvragen

In aanvulling op artikel 1.1.2 worden voor subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.5.1 ook aanvragen van natuurlijke personen in behandeling genomen.

Artikel 2.5.4 - Indieningstermijn

De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.5.1. wordt uiterlijk 1 april 2005 ingediend bij Het Oversticht.

Artikel 2.5.5 - Stukken bij de aanvraag

Bij de aanvraag worden betalingsbewijzen gevoegd van de gemaakte kosten als bedoeld in artikel 2.5.1.

Artikel 2.5.6 – Betaling van subsidie

De in artikel 2.5.1 lid c bedoelde subsidie wordt bij vaststelling volledig uitbetaald.

3 Zorg

3.1 Algemeen

Artikel 3.1.1 - Bijzondere begripsbepalingen

  • 17

  • In dit Uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

  • a. centrumgemeente: de gemeenten die op grond van artikel 10 van de Welzijnswet van het Rijk een specifieke uitkering ontvangen ten behoeve van activiteiten op het terrein van maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid. In Overijssel zijn dit: Zwolle, Deventer, Almelo en Enschede;

  • b. reguliere zorgaanbod: het aanbod waarvoor instellingen een AWBZ-toelating hebben op grond van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen;

  • c. zorgwoning: een woning in de sociale huursector die specifiek bedoeld is voor en individueel geïndiceerd/toegewezen wordt aan personen uit de volgende doelgroepen: ouderen (55+) met een zorgbehoefte, personen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, personen met geestelijke gezondheidsproblematiek. Een zorgwoning is minimaal rolstoeltoegankelijk;

  • d. domotica: een geïntegreerd systeem van elektronica in huis met als doel de verhoging van het comfort aan zorgaanbod, zodat men langer zelfstandig kan blijven wonen (bijvoorbeeld alarmering);

  • e. woonzorgcomplex: een complex van een aantal zelfstandige wooneenheden in de huursector voor personen met een zorgindicatie uit verschillende doelgroepen;

  • f. woonzorgzone:  een gebied waarin er een sluitend aanbod is van vraaggerichte zorg- en welzijnsvoorzieningen voor ouderen, gehandicapten en mensen met psychosociale problematiek;

  • g. woonplan: een plan waarin de gemeentelijke woonopgave is geformuleerd en de manier waarop dit wordt uitgewerkt;

  • h. ICT-voorzieningen: elektronische voorzieningen die informatie en communicatie bevorderen (bijvoorbeeld kringsysteem);

  • i. innovatief: nog op (zeer) beperkte schaal op deze manier in Overijssel toegepast;

  • j. toegelaten zorgaanbieder: een instelling met een AWBZ-toelating op grond van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen;

  • k. HOED: Huisartsen-onder-één-dak, minimaal bestaande uit een bundeling van twee of meer Overijsselse huisartsenpraktijken;

  • l. Zorgpost-plus: een of meer Overijsselse huisartsenpraktijken, gekoppeld aan een andere zorgvoorziening (tandarts, apotheek, verloskundige, thuiszorg, fysiotherapie, polikliniek, zorgloket etc.) of aan een andere welzijnsvoorziening (zoals bijv. een ontmoetingsruimte, peuteropvang etc).

Artikel 3.1.2 – Criteria voor subsidiëring

  • 18

  • Aanvullend op artikel 1.3.1 kan GS projectsubsidie verlenen voor de kosten van activiteiten:

  • a. die een aantoonbare bijdrage leveren aan het opheffen van knelpunten in de zorgsector in Overijssel en

  • b. die een bijdrage leveren aan de vergroting van de vraaggerichtheid van het zorgaanbod in Overijssel en

  • c. waarvan de resultaten overdraagbaar zijn en

  • d. waarbij sprake is van cofinanciering en

  • e. die aantoonbaar positief zijn beoordeeld door de betrokken Overijsselse (centrum)gemeente en

  • f. waarbij tenminste twee partijen uit de betreffende sector betrokken zijn.

Artikel 3.1.3 – Niet-subsidiabele activiteiten

  • Aanvullend op artikel 1.1.6 verleent GS ook geen subsidie voor activiteiten die behoren tot het reguliere zorgaanbod of takenpakket van:

  • a. premiegefinancierde instellingen en organisaties of

  • b. door het rijk, de provincie of de gemeente gesubsidieerde en organisaties

    en waarvoor reguliere financiering beschikbaar is.

3.2 Bijzondere regels rond wonen-zorg-welzijn (domoticaregeling)

Artikel 3.2.1 – Subsidiabele kosten

GS kan voor het jaar 2005 subsidie verlenen voor uitsluitend de (investerings)kosten van domotica-aanpassingen en/of het aanbrengen van ICT-voorzieningen in zorgwoningen, in woonzorgcomplexen of woonzorgzones ter bevordering van de innovatie in de zorg en ter bevordering dat mensen met een zorgbehoefte zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen.

Artikel 3.2.2 - Ontvankelijkheid van aanvragen

In afwijking van artikel 1.1.2 kunnen subsidieaanvragen worden ingediend door Overijsselse gemeenten, woningbouwcorporaties, zorgaanbieders of organisaties (met rechtspersoonlijkheid) van zorgvragers of hun belangenbehartigers (bijvoorbeeld ouders).

Artikel 3.2.3 - Criteria voor subsidiëring

  • GS toetst de ingediende aanvragen voor een bijdrage in de kosten aan de mate waarin zij voldoen aan de volgende criteria:

  • a. er dient sprake te zijn van samenwerking tussen de woningbouwcorporatie en minimaal één toegelaten zorgaanbieder;

  • b. het project is innovatief, al dan niet op onderdelen in opzet, organisatie dan wel inzet van domotica;

  • c. er is een garantie voor 24-uurs beschikbaarheid of achtervang van zorg- en dienstverlening;

  • d. er is sprake van afstemming met alle betrokken partijen (zorgvragers/aanbieders/woningbouwcorporatie en de gemeente);

  • e. er moet aansluiting zijn op het woonplan van de betreffende gemeente;

  • f. er moet sprake zijn van actieve en materiele steun aan het project van de betreffende gemeente;

  • g. er moet een evenwichtige spreiding plaatsvinden over de diverse regio’s in Overijssel.

Artikel 3.2.4 - Maximum subsidiebedrag

  • De maximale subsidie bedraagt:

  • a. per zorgwoning: 25% van de totale kosten tot een maximum van € 5.000,-- resp.;

  • b. per woonzorgcomplex: 25% van de totale kosten tot een maximum van € 50.000,--.

3.3 Bijzondere regels rond HOED en zorgpost-plus

Artikel 3.3.1 – Subsidiabele kosten

De in artikel 1.3.1 bedoelde subsidie is bestemd voor de financiering van de kosten van planontwikkeling, uitbreiden of opplussen van ruimtelijke voorzieningen of ICT-voorzieningen.

Artikel 3.3.2 – Maximale subsidie

De in artikel 1.3.1 bedoelde subsidie bedraagt maximaal € 25.000,-- per project.

4 Maatschappelijke ontwikkeling

4.1 Algemeen

Artikel 4.1.1 – Bijzondere begripsbepalingen

  • 19

  • In dit Uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

  • a. Kulturhus: een project gericht op het investeren in een voorziening die direct verbonden is met de leefbaarheid en de sociale cohesie van een kern, dorp of stadswijk.

    Een Kulturhus is een combinatie van non-profit en zakelijke dienstverlening op het terrein van cultuur, zorg, maatschappelijke ontwikkeling en educatie vanuit één gebouw en aangestuurd door een gezamenlijk beheersmanagement.

    Minimaal drie van de vier genoemde terreinen, gezamenlijke programmering en gemeenschappelijk beheersmanagement zijn in het project opgenomen.

  • b. Vitaliteit kleine kernen: projecten gericht op het handhaven en verbeteren van de leefbaarheid in kleine kernen, in de vorm van basisvoorzieningen, evenals van organisatorische capaciteit die direct gerelateerd is aan de basisvoorzieningen voor kernen.

  • c. Basisvoorziening (als bedoeld in het voorgaande lid): een voorziening op het gebied van de economische, de fysieke en sociale infrastructuur die de multifunctionaliteit van het voorzieningenniveau versterkt en/of meerdere doelgroepen bedient en die openbaar toegankelijk is.

  • d. Inwoneraantal: aantal inwoners in kernen en steden (peildatum 01-01-2005).

  • e. Vrijwilligersorganisatie: een instelling voor vrijwilligerswerk, niet zijnde een landelijke organisatie, die: 20

    • I.

      Op basis van de statuten een zetel heeft in Overijssel en

    • II.

      Over ten hoogste een halve betaalde formatieplaats beschikt en

    • III.

      Die hoofdzakelijk in Overijssel in op bovenlokaal niveau werkzaam is.

Artikel 4.1.2 - Criteria voor subsidiëring

  • 21

  • In aanvulling op artikel 1.3.1 kan GS subsidie verlenen voor de kosten van activiteiten:

  • a. die een voorbeeldfunctie vervullen op regionaal of bovenlokaal niveau en

  • b. waarvan de resultaten overdraagbaar zijn

    en waarbij sprake is van:

  • c. cofinanciering en

  • d. samenwerking tussen relevante organisaties en

  • e. participatie van de doelgroepen.

Artikel 4.1.3 - Minimum projectsubsidiebedrag

22

Aanvragen voor projectsubsidies beneden de € 10.000 worden niet in behandeling genomen.

Artikel 4.1.4 - Maximum subsidiebedrag

23

De projectsubsidie bedraagt maximaal € 75.000.

4.2 Bijzondere regels rond vitaliteit kleine kernen en kulturhusen

Artikel 4.2.1 - Subsidiabele activiteiten

  • a. Vitaliteit kleine kernen

    GS kan subsidie verlenen voor projecten in kernen met minder dan 4.000 inwoners gericht op het handhaven en verbeteren van de vitaliteit en leefbaarheid van kernen en dorpen door middel van een financiële impuls aan basisvoorzieningen, dat wil zeggen voor de zogenaamde ‘stenen’/harde infrastructuur, en voor organisatorische capaciteit die direct gerelateerd is aan deze basisvoorzieningen.

  • b. Kulturhusen

    GS kan subsidie verlenen voor projecten in kernen, dorpen en/of steden van 4.000 en meer inwoners gericht op het stimuleren tot bouw of verbouw van een kulturhus in het belang van de vitaliteit en leefbaarheid van die kernen, dorpen of steden.

Artikel 4.2.2 Criteria voor subsidiëring

  • In afwijking van artikel 4.1.2 moeten aanvragen van subsidie voldoen aan de volgende criteria:

  • 1. er is aantoonbaar voorzien in cofinanciering, in ieder geval door de betrokken gemeente;

  • 2. de aanvraag heeft geen betrekking op reguliere activiteiten van de aanvragende instelling;

  • 3. de exploitatie na realisatie van het project is veiliggesteld voor minimaal één jaar;

  • 4. bewoners zijn aantoonbaar betrokken bij de voorbereiding van het initiatief uit hun kern/buurtschap/stadsdeel;

  • 5. initiatiefnemers hebben hun aanvraag vooraf ter toetsing voorgelegd aan hun gemeente en hebben het oordeel van deze gemeente aantoonbaar bij hun aanvraag betrokken;

  • Vitaliteit kleine kernen

  • Voor aanvragen zoals bedoeld onder artikel 4.2.1.a gelden aanvullend de volgende criteria:

  • 6. subsidieaanvragers zijn betrokken bewoners of rechtspersonen uit de kern, het dorp of de gemeente waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

  • Kulturhusen

  • Voor aanvragen zoals bedoeld onder artikel 4.2.1.b gelden aanvullend de volgende criteria:

  • 7. uit de aanvraag blijkt dat bij het initiatief tot oprichting/vestiging en functioneren van het kulturhus ten minste drie van de terreinen van cultuur, zorg, maatschappelijke ontwikkeling en educatie betrokken zullen zijn en een aantoonbare plek krijgen in het op te richten kulturhus;

  • 8. er moet sprake zijn van gezamenlijke programmering tussen de betrokken instellingen die gesitueerd worden in het op te richten kulturhus. De organisatorische en inhoudelijke kwaliteit van de gemeenschappelijke programmering wordt verwoord in de aanvraag;

  • 9. er moet sprake zijn van een gezamenlijk beheersmanagement, dat in ieder geval verantwoordelijk is voor het beheer van de accommodatie. Uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van een gezamenlijk beheersmanagement door de betrokken instellingen die gesitueerd worden in het op te richten kulturhus.

Artikel 4.2.3. Subsidieaanvraag

  • In aanvulling op de artikelen 1.1.4 en 1.3.4 gaat de aanvraag eveneens vergezeld van:

  • a. een aantoonbaar bewijs van cofinanciering door de gemeente en

  • b. een exploitatieoverzicht van het eerste jaar na realisatie van het project.

Artikel 4.2.4 – Maximum subsidiebedrag

  • a. Vitaliteit kleine kernen

    de subsidie als bedoeld in 4.2.1.a bedraagt per project maximaal 50% tot ten hoogste € 100.000,-- voor investeringskosten in bouw, verbouw en samenhangende herinrichtingskosten. Van deze bijdrage mag per project maximaal 10% tot ten hoogste € 10.000,-- worden besteed aan organisatorische capaciteit.

  • b. Kulturhusen

    de subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1.b bedraagt per project maximaal 50% tot ten hoogste

    € 100.000,-- voor investerings-kosten in bouw, verbouw en samenhangende herinrichtingskosten. Van deze bijdrage mag per project maximaal 10% tot ten hoogste € 10.000,-- besteed worden voor planvorming en programmering.

Artikel 4.2.5 – Weigering van subsidie

  • GS weigert de verlening van subsidie wanneer naar haar oordeel:

  • Vitaliteit kleine kernen

  • a. in onvoldoende mate sprake is van integrale versterking van het voorzieningenniveau;

  • b. sprake is van een onevenwichtige spreiding van projecten binnen en over de gebieden. Alle projecten die zijn toegekend krachtens de Subsidieverordening Vitaliteit Kleine Kernen en Kulturhusen 2004 en dit Uitvoeringsbesluit spelen hierbij een rol.

  • Kulturhusen

  • c. sprake is van een onevenwichtige spreiding van projecten binnen en over de gebieden. Alle projecten voor Kulturhusen die zijn toegekend sinds 1 januari 2002 spelen hierbij een rol.

Artikel 4.2.6 – Start subsidiabele activiteiten

In afwijking van artikel 1.1.6 vindt de start van de uitvoering van de investeringsplannen uiterlijk binnen één jaar na subsidieverlening plaats.

4.3 Bijzondere regels rond vrijwilligersorganisaties (Normsubsidieregeling vrijwilligers)

Artikel 4.3.1 – Normsubsidie

24

GS kan een vrijwilligersorganisatie voor het jaar 2005 een normsubsidie verlenen van € 2.090,-- voor de financiering van de bestuurskosten en de kosten van activiteiten en kadertraining.

Artikel 4.3.2 – Niet van toepassing zijnde artikelen

Op de aanvragen als bedoeld in het vorige artikel zijn de artikelen 1.1.4 t/m 1.1.9 en 4.1.2 t/m 4.1.4 niet van toepassing.

Artikel 4.3.3 – Indieningstermijn

In afwijking van artikel 5, derde lid van de Asv moet een subsidieaanvraag voor het jaar 2005 uiterlijk op 15 november 2004 worden ingediend.

Artikel 4.3.4 – Stukken bij de aanvraag

  • 25

  • De aanvraag van normsubsidie gaat vergezeld van:

  • a. een afschrift van de rechtsgeldige statuten van de aanvrager en

  • b. de vastgestelde jaarrekening over het jaar 2003, vergezeld van een accountantsverklaring of een door de kascommissie ondertekend verslag.

Artikel 4.3.5 – Volgorde van behandeling van de aanvragen

  • 26

  • a. Aanvragen van normsubsidies worden behandeld in volgorde van ontvangst.

  • b. Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, dan geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst.

Artikel 4.3.6 – Weigering van subsidie

  • 27

  • a. GS verleent geen normsubsidie aan een instelling die in belangrijke mate vrijwilligerswerk verricht wanneer deze instelling van de provincie Overijssel een budgetsubsidie ontvangt.

  • b. De in artikel 4.3.1 bedoelde subsidie wordt niet verleend wanneer een vrijwilligersorganisatie naar het oordeel van GS in staat is de in artikel 4.3.1 genoemde kosten uit eigen middelen te betalen.

  • c. GS acht dit het geval wanneer de liquiditeitspositie van de vrijwilligersorganisatie (kortlopende vorderingen plus geldmiddelen minus kortlopende schulden), op het moment van het indienen van de subsidieaanvraag, per laatste balansdatum groter is dan € 4.180,--.

Artikel 4.3.7 - Betaling van subsidie

28

De in artikel 4.3.1 bedoelde normsubsidie wordt bij verlening volledig uitbetaald.

5 Integratie

Artikel 5.1 – Criteria voor subsidiëring

  • 29

  • GS toets de ingediende aanvragen van projectsubsidie aan de mate waarin zij voldoen aan de volgende criteria:

  • a. er is sprake van samenwerking tussen meerdere partijen;

  • b. bij het project is sprake van cofinanciering

  • c. het project heeft een bovenlokaal karakter, tenzij naar het oordeel van GS voldoende aannemelijk is gemaakt dat de subsidieaanvraag een overdraagbaar project betreft met een voorbeeldfunctie voor andere gemeenten.

Artikel 5.2 - Minimum subsidie

30

Aanvragen van projectsubsidie kleiner dan € 10.000 worden niet in behandeling genomen.


Noot
1

[Toelichting: In artikel 1.1.1 worden de in dit uitvoeringsbesluit gehanteerde begrippen gedefinieerd. ]

Noot
2

[Toelichting: In 1.1.2 wordt geregeld wie subsidie kan aanvragen. In principe is dit alleen mogelijk voor rechtspersonen, elders in het uitvoeringsbesluit is aangegeven dat in bijzondere gevallen ook een natuurlijk persoon een aanvraag kan indienen. ]

Noot
3

[Toelichting: In artikel 1.1.3 is geregeld dat voor het aanvragen van subsidie een voorgeschreven formulier moet worden gebruikt. Dit formulier is te vinden in het provinciale subsidieloket op de provinciale website.

Het adres van het loket is www.prv-overijssel.nl/dienstenloket.

Het is van groot belang dat dit voorgeschreven aanvraagformulier wordt gebruikt, anders wordt de subsidieaanvraag namelijk niet in behandeling genomen. ]

Noot
4

[Toelichting: Zoals in artikel 1.1.4. is opgesomd moet een aantal stukken met de subsidieaanvraag worden meegestuurd, zoals onder andere:

  • 1een opgave van de activiteiten die dankzij de provinciale subsidie uitgevoerd kunnen worden
  • 2wat de resultaten van deze activiteiten zullen zijn, wanneer deze gerealiseerd zijn en hoe de gemeten kunnen worden, niet alleen aan het eind van de rit, maar ook tussentijds
  • 3een gedetailleerde begroting van de kosten die met de gesubsidieerde activiteiten gepaard gaan.

Voor de aanvragen van budgetsubsidies gelden aanvullende richtlijnen. Deze hebben we opgenomen in de toelichting op artikel 1.2.2. ]

Noot
5

[Toelichting: In artikel 1.1.5 is geregeld dat de subsidieaanvrager moet aantonen dat het voor het uitvoeren van de activiteit noodzakelijk is dat de provincie hiervoor subsidie verleent. Dit betekent bijvoorbeeld dat activiteiten die door anderen al volledig worden betaald niet door ons worden gesubsidieerd. ]

Noot
6

[Toelichting: Artikel 1.1.6 gaat over welke kosten niet subsidieabel zijn en die dus ook niet in de begroting mogen zijn opgenomen. Wanneer dit wel het geval is worden ze bij de eventuele subsidieverlening geschrapt.]

Noot
7

[Toelichting: Om de gang erin te houden is in artikel 1.1.7 geregeld dat binnen 3 maanden na de datum van de beschikking tot verlening van de subsidie de gesubsidieerde activiteiten inderdaad moeten zijn gestart. In de Awb is geregeld dat de subsidieontvanger elke vertraging hierin onmiddellijk bij de provincie moet melden.]

Noot
8

[Toelichting: In een aantal gevallen zullen wij tussentijds willen weten hoe bepaalde activiteiten zich ontwikkelen, welke voortgang er is bereikt, welke tussentijdse resultaten zijn behaald, of de activiteit nog op schema ligt en dergelijke. Daarom is in artikel 1.1.8 geregeld dat wij hierover in de beschikking voorschriften kunnen opnemen, bijvoorbeeld in welke vorm, op welke momenten en met welke frequentie deze rapportage moet worden ingediend.]

Noot
9

[Toelichting: Nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn afgerond zal hierover verantwoording moeten worden afgelegd. Artikel 1.1.9 schrijft voor dat dit binnen vier maanden moet gebeuren in de vorm van een financiële en een inhoudelijke verantwoording. Deze mogen onderdeel zijn van de formele jaarrekening van de subsidieontvanger, mits wij  daarin voldoende informatie terugvindt om tot beoordeling van de geleverde prestaties te kunnen overgaan.

De gegevens moeten worden aangeleverd in dezelfde opzet als waarin ook de subsidieaanvraag is opgesteld. Dit vergemakkelijkt voor ons namelijk de beoordeling en verkort onze behandeltijd van de vaststelling van de subsidie. ]

Noot
10

[Toelichting: In artikel 1.1.10 zijn de aanleidingen opgesomd om de subsidie lager vast te stellen dan het verleende bedrag: ofwel de afgesproken resultaten zijn niet of onvoldoende gehaald, en/ of de werkelijke kosten vielen mee, en/of anderen hebben meer meebetaald dan begroot.]

Noot
11

[Toelichting: Artikel 1.1.11 bevat de hardheidsclausule. Wanneer de formele en onverkorte toepassing van de regels van het uitvoeringsbesluit onredelijk zou zijn kunnen wij besluiten bepaalde regels niet toe te passen. Overigens zullen wij zeer terughoudend zijn in het gebruik van deze clausule.]

Noot
12

[Toelichting: In de artikelen 1.2.1 t/m 1.2.4 zijn algemene regels opgenomen voor het aanvragen van een budgetsubsidie. De algemeen geldende regels voor budgetsubsidies zijn onder meer ook te vinden in hoofdstuk 6 van de Asv. In het digitaal subsidieloket op onze website is het formulier te vinden dat moet worden gebruikt voor het aanvragen van een budgetsubsidie.

Zoals in artikel 1.1.4 is bepaald willen wij inzicht hebben in de activiteiten/prestaties en de hiermee gepaard gaande kosten. Daarom moet in de begroting en jaarrekening van de instelling die een budgetsubsidie ontvangt ook een overzicht worden opgenomen van de lasten en baten per "prestatie". De baten en lasten zullen bij een direct verband rechtstreeks aan de betreffende prestatie worden toegerekend. Wanneer dit verband niet rechtstreeks is te leggen, zoals bij indirecte kosten of overige inkomsten (bijvoorbeeld huisvestingskosten, kosten van directie, rente-inkomsten, giften/donaties en dergelijke), zullen deze door middel van hulpkostenplaatsen en de daarbij te hanteren verdeelsleutels naar redelijkheid aan de betreffende prestaties moeten worden toegerekend. Deze verdeelsleutels dienen ook (consequent) te worden gehanteerd bij de jaarrekening. Tot de organisatiekosten kunnen worden gerekend telefoonkosten, portokosten, administratiekosten, vergaderkosten, reis- en verblijfkosten, enzovoorts. Dat zijn de kosten die het gevolg zijn van het functioneren van de organisatie. Onder de specifieke kosten worden de kosten opgenomen die specifiek zijn voor de instelling. De aard van deze kosten hangt af van de aard van de instelling.

Indien de kostenplaats extracomptabel wordt opgesteld dan dienen de lasten en baten in de totaalkolom  aan te sluiten bij de lasten en baten in de begroting respectievelijk jaarrekening. In de jaarrekening zullen de totalen van de (werkelijke) lasten en baten veelal niet aan elkaar gelijk zijn. Daardoor kan er een voor- of nadelig resultaat ontstaan. Dit tekort/overschot wordt, zoals in de Asv is bepaald, in het vermogen verwerkt via de subsidie-egalisatierekening.

Onderstaand een voorbeeld van het gebruik van de kostenplaatsenmethode: ]

Noot
13

[Toelichting: In de artikelen 1.3.1 tot en met 1.3.4 is een aantal algemene regels opgenomen die gelden voor het aanvragen van projectsubsidie. Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in volgorde van ontvangst. Wanneer een aanvraag niet volledig blijkt te zijn zal GS de aanvrager schriftelijk om de ontbrekende gegevens vragen. De datum waarop deze aanvullende gegevens zijn ontvangen geldt als de datum waarop de aanvraag in behandeling wordt genomen. ]

Noot
14

[Toelichting: In artikel 2.1.2. is de adviescommissie cultuur opgenomen. Deze is nog niet benoemd. Tot benoeming van deze commissie kunnen GS de adviezen over subsidieaanvragen cultuurbereik inwinnen bij de in 2004 functioneren de adviescommissie cultuurbereik “Breintrein”. Deze “Breintrein”wordt uiterlijk 1 februari 2005 ontbonden.]

Noot
15

[Toelichting: In artikel 2.1.1 zijn de voor dit hoofdstuk van het Uitvoeringsbesluit relevante definities van bepaalde begrippen opgenomen.]

Noot
16

[Toelichting: In paragraaf 2.5 zijn de regels opgenomen rond de normsubsidies molens. Deze subsidie wordt in één keer achteraf (op basis van aantoonbaar gemaakte kosten) verleend en vastgesteld.]

Noot
17

[Toelichting: In artikel 3.1.1 zijn de voor dit hoofdstuk van het Uitvoeringsbesluit relevante definities van bepaalde begrippen opgenomen.]

Noot
18

[Toelichting: De criteria voor subsidiëring van projecten zijn opgesomd in artikel 3.1.2. Aanvragen van projectsubsidies moeten aan alle hier genoemde criteria voldoen.]

Noot
19

[Toelichting: In artikel 4.1.1 zijn de voor dit hoofdstuk van het Uitvoeringsbesluit relevante definities van bepaalde begrippen opgenomen.]

Noot
20

[Toelichting: Vanaf 2003 subsidiëren wij uitsluitend in Overijssel gevestigde vrijwilligersorganisaties. In artikel 4.1.1 sub e hebben wij gedefinieerd wat wij hieronder verstaan. Als bewijs dat aan deze definitie wordt voldaan moet bij de aanvraag een aantal stukken worden meegestuurd.]

Noot
21

[Toelichting: De criteria, waar subsidieaanvragen aan moeten voldoen om voor honorering in aanmerking te komen (uiteraard voor zover het subsidieplafond niet overschreden is), zijn genoemd in artikel 4.1.2.]

Noot
22

[Toelichting: In de artikelen 4.1.3 en 4.1.4 zijn een minimum en maximum bedrag genoemd. Omdat wij streven naar wat grotere, robuuste projecten worden subsidieaanvragen beneden de € 10.000 niet meer in behandeling genomen. Onze projectsubsidie zal niet meer bedragen dan € 75.000 per project.]

Noot
23

[Toelichting: In de artikelen 4.1.3 en 4.1.4 zijn een minimum en maximum bedrag genoemd. Omdat wij streven naar wat grotere, robuuste projecten worden subsidieaanvragen beneden de € 10.000 niet meer in behandeling genomen. Onze projectsubsidie zal niet meer bedragen dan € 75.000 per project.]

Noot
24

[Toelichting: In artikel 4.3.1 is geregeld dat voor 2005 het maximale subsidiebedrag € 2.090 bedraagt. ]

Noot
25

[Toelichting: De aanvragen voor subsidie moeten uiterlijk 15 november 2004 bij ons zijn ingediend. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van het betreffende aanvraagformulier in ons digitaal subsidieloket. Daar vindt u ook de instructies voor invulling en verzending per post.

In artikel 4.3.4 is geregeld dat bij het indienen van een aanvraag voor subsidie vrijwilligersorganisaties hun statuten en hun jaarrekening over 2003 moeten meesturen. ]

Noot
26

[Toelichting: De subsidieaanvragen worden - zoals vermeld in artikel 4.3.5 - behandeld in volgorde van ontvangst.

Als blijkt dat de aanvraag onvolledig is, zullen wij schriftelijk om de ontbrekende gegevens vragen. Pas de datum van ontvangst van deze aanvullende gegevens geldt als dé datum waarop wij de subsidieaanvraag in behandeling nemen. Omdat ook voor deze normsubsidieregeling vrijwilligers een subsidieplafond geldt is het van belang zorgvuldig te controleren of uw aanvraag wel volledig is. ]

Noot
27

[Toelichting: In artikel 4.3.6 hebben wij bepaald in welke gevallen wij subsidie weigeren. In de eerste plaats wanneer de subsidieaanvrager van ons voor 2005 al een budgetsubsidie ontvangt. Wij zijn van mening dat dergelijke budgetsubsidies voldoende zijn om daaruit de bestuurs- en activiteitenkosten en de kosten van kadertraining te dekken.

In de tweede plaats zal de subsidie ook worden geweigerd wanneer blijkt dat de subsidieaanvrager voldoende zelf in staat is de zojuist genoemde kosten te betalen. Wij meten dit af aan de hoogte van de liquiditeitspositie. Hierin mogen reserveringen voor een specifiek eenmalig doel of een eenmalige gebeurtenis -over een periode van maximaal 2 jaar- toegerekend worden aan de kortlopende schulden. Bedoeling hiervan is de vrijwilligersorganisaties in staat te stellen reserveringen te treffen voor bijvoorbeeld de viering van een jubileum, het organiseren van een symposium e.d.

Wanneer de liquiditeitspositie volgens de meegestuurde jaarrekening tenminste € 5.180 bedraagt zal de subsidie worden geweigerd. ]

Noot
28

[Toelichting: De subsidie wordt in één keer verleend en vastgesteld. Er hoeft dus niet, zoals dat met andere subsidies wel het geval is, verantwoording te worden afgelegd over de besteding van de subsidie.]

Noot
29

[Toelichting: In artikel 5.1 is aangegeven aan welke criteria het project moet voldoen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Er moet aantoonbaar sprake zijn van samenwerking tussen meerdere partijen. Ook is cofinanciering verplicht gesteld, dat wil zeggen dat door anderen tenminste 25% van het project wordt gefinancierd (zie definitie in artikel 1.1.1 e). Dit moet blijken uit de bij de aanvraag ingediende begroting en toelichting (zie artikel 1.1.4). ]

Noot
30

[Toelichting: In artikel 5.2 is bepaald dat wij alleen subsidieaanvragen in behandeling nemen die groter zijn dan € 10.000. Aanvragen voor een lager bedrag worden per kerende post teruggezonden.]