Regeling vervallen per 03-01-2024

Reglement Provinciale Commissie Landelijk Gebied in Overijssel

Geldend van 01-03-1996 t/m 02-01-2024

Intitulé

Reglement Provinciale Commissie Landelijk Gebied in Overijssel

Algemene toelichting

Met de decentralisatie van taken landinrichting, recreatie en natuur van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij naar de provincies ontstaat een ingrijpende wijziging in de verantwoordelijkheden voor deze beleidsvelden. Provincies zullen een belangrijke zeggenschap krijgen bij onder meer landinrichting, grondverwerving en beheer en de inhoudelijke en financiële aansturing gaan verzorgen.

Onderdeel van de decentralisatie is het voorstel om taken en verantwoordelijkheden van de Centrale Landinrichtingscommissie (CLC) en de Commissie Beheer Landbouwgronden (CBL) van het landelijk niveau naar de provincies te brengen. Daarmee en met de toenemende verantwoordelijkheid ontstaat er de behoefte en noodzaak aan een overleg van de provincie met betrokkenen. De Provinciale Commissie Landelijk Gebied in Overijssel (PCLG) kan hierin voorzien.

Inhoud

Artikel 1

  • 1

  • In dit reglement wordt verstaan onder

  • a. commissie: de Provinciale Commissie Landelijk Gebied in Overijssel (PCLG);

  • b. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Overijssel.

Artikel 2

2

De commissie heeft tot taak het gevraagd en ongevraagd uitbrengen van advies aan het college van gedeputeerde staten over grondverwerving, inrichting en beheer en het provinciaal beleid inzake het landelijk gebied daarop betrekking hebbend. Daarnaast voert zij overleg over maatregelen en plannen die hierbij van betekenis zijn.

Artikel 3

  • 3

  • 1. In de commissie hebben zitting:

    • a.

      vier vertegenwoordigers van de Overijsselse landbouworganisaties;

    • b.

      vier vertegenwoordigers van de Overijsselse natuur- en landschapsorganisaties;

    • c.

      twee vertegenwoordigers van de Overijsselse particuliere terreineigenaren (landgoederen, bossen);

    • d.

      twee vertegenwoordigers van de Overijsselse toeristisch-recreatieve organisaties;

    • e.

      één vertegenwoordiger van de Overijsselse gemeenten;

    • f.

      twee vertegenwoordigers van de Overijsselse waterschappen en het zuiveringschap;

    • g.

      één vertegenwoordiger van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

    • h.

      één vertegenwoordiger van de provincie Overijssel.

  • 2. Op voorstel van de commissie kunnen gedeputeerde staten andere organisaties uitnodigen een lid voor te dragen.

  • 3. Voor elk van de in lid 1 genoemde vertegenwoordigers kan een plaatsvervanger worden voorgedragen.

  • 4. De leden, alsmede hun plaatsvervangers, bedoeld in het eerste lid, onder a t/m f, worden benoemd door gedeputeerde staten. De benoeming geldt voor de periode dat zij hun functies bij de betreffende organisaties vervullen. De leden, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, zijn ambtshalve lid van de commissie. Zij kunnen zich doen vertegenwoordigen.

  • 5. De leden van de commissie, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met f, en hun plaatsvervangers worden, behoudens tussentijds door gedeputeerde staten verleend ontslag, benoemd voor een periode van vier jaren, na afloop waarvan zij kunnen worden herbenoemd.

    Tussentijdse benoemingen geschieden voor het nog resterende deel van de zittingsperiode.

  • 6. De leden van de commissie, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met f, en hun plaatsvervangers, kunnen te allen tijde ontslag nemen door een schriftelijke kennisgeving aan gedeputeerde staten.

Artikel 4

4

Aan de commissie wordt als adviseur toegevoegd de Inspecteur Landinrichting en Beheer Landbouwgronden in de provincie Overijssel. Deze is ambtshalve adviseur en kan zich doen vertegenwoordigen.

Artikel 5

5

Het voorzitterschap van de commissie wordt vervuld door het lid van gedeputeerde staten dat belast is met de portefeuille Landbouw en Landinrichting en Natuur en Landschap. De voorzitter is geen lid van de commissie. De commissie wijst uit de leden een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 6

6

Gedeputeerde staten voorzien in het secretariaat van de commissie.

Artikel 7

7

De commissie vergadert zo vaak de voorzitter dat nodig oordeelt of indien ten minste drie leden van de commissie hem daartoe schriftelijk en met opgave van redenen hebben verzocht.

Artikel 8

8

De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

Artikel 9

  • 9

  • 1. De adviezen van de commissie worden uitgebracht overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid van de vergadering.

  • 2. Op verzoek van de leden, alsmede hun plaatsvervangers, die ter vergadering een standpunt hebben ingebracht dat afwijkt van het gevoelen van de meerderheid, wordt dat standpunt in het advies vermeld.

Artikel 10

10

Gedeputeerde staten zijn bevoegd nadere regels te stellen betreffende de werkwijze van de commissie.

Artikel 11

  • 11

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen voor de behandeling van bepaalde onderwerpen, al dan niet op voorstel van de commissie, subcommissies instellen die, indien bij de instelling zo bepaald, zelfstandig kunnen adviseren.

  • 2. Gedeputeerde staten voorzien in de aanwijzing van de voorzitter en de secretaris van de subcommissie.

  • 3. Het bepaalde in artikel 3, leden 2 tot en met 6 en de artikelen 7 tot en met 10 is voor de subcommissies van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

12

Leden van de commissie, alsmede hun plaatsvervangers, – geen ambtshalve leden – komen in aanmerking voor een reiskostenvergoeding.

Artikel 13

13

Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met dat van provinciale staten van Overijssel.

Artikel 14

14

Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement Provinciale Commissie Landelijk Gebied en treedt in werking met ingang van 1 maart 1996.


Noot
1

[Toelichting: Na decentralisatie van taken op het gebied van grondverwerving, inrichting en beheer ontstaat er op het centrale niveau een Landelijk Overlegplatform, met als taak het verkrijgen van draagvlak voor het beleid voor het landelijk gebied, met name inrichting, grondverwerving en beheer.

Ook op provinciaal niveau is er behoefte aan een Provinciaal Overlegplatform (POP). De benaming Provinciale Commissie Landelijk Gebied in Overijssel sluit beter aan bij de aard en de omvang van het overleg.

In Overijssel bestaan een aantal overlegstructuren met betrekking tot landbouw, landinrichting, natuur en landschap.

Tevens bestaat de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving.

Vanuit de behoefte aan effectiviteit is het gewenst het aantal advies- en overlegorganen te beperken. Gekozen is dan ook voor één overlegorgaan waarin gedeputeerde staten overleggen met de van belang zijnde instanties en organisaties over maatregelen en plannen die van betekenis zijn voor de uitvoering van het provinciale beleid inzake grondverwerving, inrichting en beheer.

Leidraad bij de onderwerpen in de PCLG is dat het gaat om de inzet van instrumenten in het landelijk gebied. Daarmee is er een scheiding met de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving waar het ruimtelijk beleid en het water- en milieubeleid aan de orde is. Pas als de "PCLG-onderwerpen" buiten de ruimtelijke en/of water/milieu-kaders treden dienen "PCLG-onderwerpen" besproken te worden in deze commissies. Er kan eventueel aanleiding zijn tot een gezamenlijke bijeenkomst van de commissies.

Het ligt in het voornemen om onderwerpen die thans in de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving worden behandeld zoals (voorontwerp-)landinrichtingsplannen, zienswijzen, projectnota's/startnotities, provinciaal meerjarenprogramma na instelling van deze commissie niet meer in de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving te behandelen. ]

Noot
2

[Toelichting: De commissie adviseert gedeputeerde staten over zienswijzen en projectnota's voor landinrichtingsprojecten, (voorontwerp-)landinrichtingsplannen, wijzigingen en aanpassingen van landinrichtingsplannen, de richtlijnen plan van toedeling bij landinrichtingsprojecten, de begrenzing en beheersplannen van relatienota- en natuurontwikkelingsgebieden en het Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied.

Naast de advisering wordt overlegd over de maatregelen en plannen die van belang zijn voor het provinciaal beleid voor het landelijk gebied, in het bijzonder ten aanzien van grondverwerving, inrichting en beheer. Het karakter van het overleg kan worden beschreven als het trachten te komen tot gezamenlijke conclusies. Het overleg is niet vrijblijvend maar gericht op wederzijdse overeenstemming.

Zorg wordt ervoor gedragen dat geen (dubbele) advisering plaatsvindt met betrekking tot specifieke zaken waar andere advies- en overlegcommissies bestaan, in het bijzonder de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving.

Tot de onderwerpen waarover in de commissie overlegd kan worden behoren onder meer beleidsvoornemens met betrekking tot landbouw, landinrichting, natuur en landschap en recreatie. Dit geldt ook voor de onderwerpen Boswet, Natuurbeschermingswet, Flora- en Faunawet, Natuurschoonwet en dergelijke. Voor de beleidsmatige aspecten ervan is een advisering door de PCLG te verwachten.

Indien niet is voorzien in de behandeling van bepaalde onderwerpen in de commissie, dan kan de commissie uit eigen beweging een advies formuleren. ]

Noot
3

[Toelichting: Gelet op de voornaamste doelstelling van het overleg in casu het verkrijgen van draagvlak voor het provinciale beleid voor het landelijk gebied, worden de sectoren landbouw en natuur en landschap ruim vertegenwoordigd in de commissie. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) wordt vertegenwoordigd door de directeur van de directie Oost van dit ministerie. Deze vertegenwoordigt tevens de Inspecteur Ruimtelijke Ordening, de Inspecteur Volksgezondheid en Milieuhygiëne en de Consulent Economische Zaken, allen in de provincie Overijssel.

De vertegenwoordiger van de provincie Overijssel kan zich laten bijstaan door medewerkers van de provincie Overijssel.

De leden van de commissie worden voorgedragen door organisaties. Zij zijn lid van de commissie voor zo lang ze door deze organisaties als vertegenwoordiger worden gezien.

Twee jaar nadat de commissie is geïnstalleerd wordt zij door gedeputeerde staten van Overijssel geëvalueerd. Daarbij wordt onder meer de samenstelling bezien. ]

Noot
4

[Toelichting: Vanwege deskundigheid op het werkterrein van de commissie wordt de Inspecteur Landinrichting en Beheer Landbouwgronden in Overijssel als adviseur toegevoegd aan de commissie.]

Noot
5

[Toelichting: Bij het voorzitterschap is gekozen voor de gedeputeerde voor landbouw, natuur en landschap en landinrichting. Verschillende organisaties hebben een voorkeur voor het rechtstreeks overleggen met de verantwoordelijk gedeputeerde.

De voorzitter is geen lid van de commissie. Hiermee wordt de zelfstandige positie van de commissie benadrukt en wordt bij de adviserende taak van de commissie recht gedaan aan een zuivere taakopvatting. Bij de overlegtaak van de commissie is de voorzitter volwaardig vertegenwoordiger van de provincie Overijssel. ]

Noot
6

[Toelichting: De secretaris stelt de agenda op. De voorzitter, de leden en de adviseurs kunnen agendapunten aandragen.]

Noot
7

[Toelichting: De vergaderfrequentie zal afhankelijk van de behoefte nog nader kunnen worden bepaald. De gedachten gaan uit van 8 à 10 maal per jaar. Indien een aantal leden een onderwerp aan de orde willen stellen kunnen zij op grond van dit artikel een vergadering van de commissie bijeenroepen.]

Noot
8

[Toelichting: De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

De openbaarheid van de commissie zal bij de evaluatie nader worden bezien. ]

Noot
9

[Toelichting: Het is mogelijk dat een of meer leden van de commissie een minderheidsstandpunt willen innemen. Van belang is wel dat zij dat standpunt bij het opstellen van het advies in de commissie hebben gebracht en dat dit ter discussie heeft gestaan. Daarom is bepaald dat alleen leden die ter vergadering een standpunt hebben ingebracht, een minderheidsstandpunt bij het advies kunnen laten voegen.]

Noot
10

[Toelichting: In een reglement voor de werkwijze van de commissie en de subcommissie zullen tenminste de volgende onderwerpen kunnen worden geregeld:

- de wijze van aankondigen van vergaderingen;

- een regeling ten aanzien van het spreekrecht voor derden; hierbij valt te denken aan de spreekrechtregeling bij de vaste commissie van advies uit provinciale staten;

-  de vergaderorde en desgewenst de plaats waar vergaderingen worden gehouden. ]

Noot
11

[Toelichting: Blijkens de artikelen 2, 3 en 4 is gekozen voor een breed samengestelde commissie. Voornaamste doelstelling is overleg tussen het provinciebestuur en maatschappelijke organisaties en medeoverheden over beleidsvoornemens voor het landelijk gebied en over maatregelen en plannen voor het landelijk gebied teneinde hiervoor draagvlak te krijgen.

Een subdoelstelling is het huidige aantal advies- en overlegorganen te beperken. Gelet op de samenstelling van de commissie kan het wenselijk zijn bepaalde onderwerpen te behandelen in subcommissies.

Gedacht kan worden om voor duidelijk sectorale onderwerpen en sterk op uitvoering gerichte onderwerpen een subcommissie in te stellen.

Voorgesteld wordt de vraag of en zo ja welke subcommissies worden ingesteld in de plenaire commissie te beantwoorden. Ten aanzien van bepaalde onderwerpen kan in de vergadering van de plenaire commissie worden voorgesteld een subcommissie in te stellen.

Voor onderwerpen waarvan de grens tussen wat in de plenaire commissie en wat in de subcommissie zal worden behandeld nu nog niet duidelijk is te trekken kan het wenselijk zijn het instellen van een subcommissie nog even uit te stellen. Op grond van ervaringen met de behandeling van deze onderwerpen in de plenaire commissie, kan na een aantal vergaderingen een voorstel tot het instellen van een subcommissie worden behandeld.

Gedeputeerde staten stellen de subcommissie in, al dan niet op voorstel van de plenaire commissie. ]

Noot
12

[Toelichting: Artikel 12 bevat regelen met betrekking tot de vergoedingen waarvoor leden van de commissie in aanmerking komen. De vergoeding is gebaseerd op de Reisregeling Overijssel 1983, laatstelijk gewijzigd op 22 januari 1996. De vergoeding voor het gebruik van een auto is f 0,60 per kilometer. De noodzakelijke kosten voor het openbaar vervoer worden vergoed tot ten hoogste hetgeen verschuldigd is voor een plaats in de hoogste klasse. Deze vergoeding geldt niet voor de leden die ambtshalve lid zijn van de commissie, te weten ambtenaren van provincie, ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Dienst Landinrichting en Beheer Landbouwgronden. ]

Noot
13

[Toelichting: In dit artikel wordt een gelijktijdig lidmaatschap van provinciale staten en de commissie uitgesloten.]

Noot
14

[Toelichting: Hier wordt de naam van het reglement weergegeven, alsmede de datum van inwerkingtreding.]