Regeling vervallen per 01-10-2005

Kaderverordening Subsidies Veiligheid Overijssel

Geldend van 01-01-2005 t/m 30-09-2005

Intitulé

Kaderverordening Subsidies Veiligheid Overijssel

Inhoud

Artikel 1

1

Gedeputeerde Staten kunnen subsidies verstrekken voor activiteiten die passen binnen één van de thema’s uit de nota Overijssel op Veilig 2004-2007.

Artikel 2

2

Gedeputeerde Staten kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepalen alsmede de criteria voor die verstrekking vaststellen. 

Artikel 3

  • 3

  • Gedeputeerde Staten kunnen regels geven met betrekking tot:

  • a. de aanvraag van de subsidie en de besluitvorming daarover;

  • b. in welke volgorde de aanvragen worden behandeld;

  • c. hoe de verdeling van het beschikbare bedrag over de aanvragen plaatsvindt;

  • d. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

  • e. de verplichtingen van de subsidieontvanger;

  • f. welke grondslagen worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie;

  • g. de vaststelling van de subsidie;

  • h. het bedrag van de subsidie danwel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • i. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

  • j. de vergoeding die verschuldigd is bij vermogensvorming, bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • k. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;

  • l. de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten;

  • m. het geven van informatie aan derden over de gesubsidieerde activiteiten door de subsidieontvanger.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 4

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 2. Het subsidieplafond als bedoeld in lid 1 kan worden onderverdeeld in deelplafonds per thema als bedoeld in artikel 1 of een onderdeel daarvan.

  • 3. Aanvragen die moeten worden geweigerd op grond van het bereiken van enig deelplafond worden aangehouden tot 15 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4. Na 15 oktober van elk jaar vervallen de deelplafonds en worden de overgebleven middelen samengevoegd, met uitzondering van:

    • a.

      de deelplafonds waarvoor dit door Gedeputeerde Staten bij de bekendmaking is aangegeven;

    • b.

      de subsidies waarvoor de aanvraag tot verlening nog in behandeling is.

  • 5. De op grond van lid 4 samengevoegde middelen worden op volgorde van binnenkomst verdeeld over de aanvragen die zijn aangehouden op grond van lid 3.

Artikel 5. Europese regelgeving

  • 5

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het bepaalde bij of krachtens deze verordening indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag en voor het verlenen van subsidie goedkeuring is vereist van de Europese Commissie, uitsluitend voorzover afwijking noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van goedkeuring van de Europese Commissie.

  • 2. De aanvrager maakt melding van subsidies of andere vormen van staatssteun die de subsidieontvanger, alsmede het eventuele moederconcern en/of dochters van de onderneming of het eventuele moederconcern hebben ontvangen in de drie jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag. Tevens wordt melding gemaakt van eventuele andere aanvragen die in behandeling zijn op het moment van de aanvraag voor subsidie op grond van deze verordening.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

Artikel 7. Overgangsrecht

  • 1. Alle aanvragen die voor inwerkingtreding van deze verordening worden ontvangen en betrekking hebben op het jaar 2005 worden geacht te zijn ingediend op grond van deze verordening.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen, in verband met het eerste lid, de subsidieaanvrager verzoeken binnen vier weken de aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens.

  • 3. Subsidies, die op basis van de in artikel 8 genoemde subsidieverordening zijn verleend worden nog op basis van deze zelfde verordeningen vastgesteld.

Artikel 8. Intrekking

De Subsidieverordening bijdrageregeling Veiligheid provincie Overijssel 2002, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 22 mei 2002, nr. 14-I wordt ingetrokken.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Kaderverordening Subsidies Veiligheid Overijssel’.


Noot
1

[Toelichting: Op grond van artikel 4:23 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) mag in beginsel alleen subsidie worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie mag worden verstrekt. Daaraan wordt in dit artikel 1 invulling gegeven. Het artikel specificeert de thema’s die voor subsidie in aanmerking komen door te verwijzen naar de vigerende veiligheidsnota.]

Noot
2

[Toelichting: Gedeputeerde Staten kunnen binnen de grenzen van artikel 1 en het veiligheidsbeleid van de provincie Overijssel nader bepalen welke activiteiten wel en welke niet voor subsidie in aanmerking komen, alsmede de criteria voor subsidiëring. Hiermee maken Provinciale Staten gebruik van artikel 152 Provinciewet, dat het mogelijk maakt bevoegdheden te delegeren aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten zijn verantwoording schuldig aan Provinciale Staten over de wijze waarop het college omgaat met de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels. Hierdoor (samen met artikel 3) is een sterke scheiding mogelijk tussen kaderstelling, uitvoering en controle, die gewenst is uit oogpunt van dualisering.]

Noot
3

[Toelichting: Provinciale Staten dragen ook de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels voor de aanvragen, de beoordeling daarvan, bevoorschotting, de vaststelling en een aantal andere uitvoeringskwesties. Dit in aanvulling op de Algemene subsidieverordening Overijssel (ASV), waarin ten aanzien van deze onderwerpen allerlei basisregels zijn gegeven. Het is de bedoeling dat de ASV in het voorjaar van 2005 zal worden aangepast en dat in 2006 de gewijzigde ASV in werking treedt. Deze bepaling zal dan verdwijnen en opgaan in de ASV.]

Noot
4

[Toelichting: De Awb bepaalt in artikel 4:25 dat alleen bij of krachtens wettelijk voorschrift een subsidieplafond kan worden vastgesteld. Daarin voorziet artikel 4 van de verordening. Bijzonder aan de bepaling is dat die erin voorziet dat eventueel niet besteedde middelen die bestemd waren voor een van de thema’s of een onderdeel daarvan, niet direct terugvloeien naar de Algemene middelen maar dat eerst kan worden bezien of die middelen kunnen worden ingezet binnen de andere thema’s in het provinciaal veiligheidsbeleid. ]

Noot
5

[Toelichting: Staatssteun

Bij subsidies op grond van deze verordening zal alleen in uitzonderlijke gevallen sprake zijn van staatssteun in de zin van het EG-verdrag. Niettemin kunnen subsidies op grond van deze verordening gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van ondernemingen en dus worden gekwalificeerd als staatssteun. Kort gezegd bepaalt het verdrag dat steunmaatregelen zonder goedkeuring van de Commissie niet mogen worden uitgevoerd. De Commissie beoordeelt of de maatregel een effect heeft op de tussenstatelijke handel. Zo ja, dan is de maatregel in beginsel verboden.

Niet alle steunmaatregelen hoeven vooraf in Brussel te worden gemeld. Een belangrijke uitzondering is de zogenaamde ‘de minimis'-steun: steun aan een onderneming die een waarde van € 100.000,-- in drie jaar niet overstijgt hoeft niet te worden gemeld bij de Europese Commissie. De Commissie neemt dan op voorhand aan dat er geen effect is op de tussenstatelijke handel. Subsidieverleningen op grond van deze verordening vallen vrijwel altijd onder die drempel. De verordening is (zal) daarom niet ter goedkeuring (worden) voorgelegd in Brussel.

Indien de vrijstelling voor ‘de minimis'-steun (of een andere vrijstellingsmogelijkheid op grond van een EG-verordening) echter niet van toepassing is, zal het concrete subsidiebesluit aan de Commissie moeten worden voorgelegd. Hoe de Commissie een concrete steunmaatregel beoordeelt - wanneer is de subsidie wel toegestaan en wanneer niet - is door de Commissie aangegeven in tal van kaderregelingen en richtsnoeren. De belangrijkste zijn de communautaire kaderregelingen inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, voor onderzoek en ontwikkeling, voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden en de richtsnoeren voor landbouw en regionale steun in gebieden met een economische achterstand. Om subsidieverlening mogelijk te maken kan het nodig zijn dat de subsidieverlening wordt aangepast aan de inhoud van de kaderregelingen of richtsnoeren van de Commissie. Artikel 5 bepaalt dat onze provinciale regels daarvoor wijken. Deze ‘hardheidsclausule' moet voorkomen dat een situatie ontstaat waarin de samenloop van EG-regels en onze eigen verordening ertoe leidt dat helemaal geen subsidie kan worden verleend. Dat kan betekenen dat onze regels ruimer worden uitgelegd ten gunste van de aanvrager, maar ook dat bijvoorbeeld minder subsidie wordt verleend of zwaardere rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Aangezien het ‘de minimis'-bedrag per onderneming geldt kan zonder medewerking van de aanvrager niet worden vastgesteld of sprake is van ‘de minimis'-steun. In lid 3 is daarom bepaald dat op de aanvrager de verplichting rust melding te maken van eerdere subsidies of andere steunmaatregelen.

Gedeputeerde Staten zullen de aanvragers hierbij hulp bieden in de vorm van een modelverklaring bij het aanvraagformulier.

Met deze verklaring wordt ook zeker gesteld dat de subsidie achteraf kan worden gewijzigd indien na de subsidieverlening blijkt dat de vrijstelling voor ‘de minimis'-steun (toch) niet van toepassing was. Zie de Awb-artikelen 4:48, lid 1, onder c en 4:49, lid 1, onder b. ]