Regeling vervallen per 21-12-2006

Samenwerkingsverband Interprovinciaal overleg

Geldend van 01-05-1992 t/m 20-12-2006

Intitulé

Samenwerkingsverband Interprovinciaal overleg

Hoofdstuk 1: BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel I

In deze Gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • de regeling: deze Gemeenschappelijke regeling;

  • samenwerkingsverband: het openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • de provincies: de provincies, waarvan provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koningin de regeling aangaan;

  • de organen van de provincies: de provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koningin van en in de provincies, ieder voor zover deze voor de

  • eigen provincie bevoegd zijn;

  • de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • IPO-commissie: een commissie van advies als bedoeld in de artikelen 41, lid 1, juncto 24 van de Wet.

Hoofdstuk 2: SAMENWERKINGSVERBAND

Artikel 2

  • 1. Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in de artikelen 41, lid 1, juncto 8, lid 1 van de Wet, ge

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd in 's Gravenhage.

  • 3. Het gebied van het Samenwerkingsverband omvat het grondgebied van de provincies Noord Brabant, Limburg, Gelderland, Zuid Holland, Noord Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen, Drenthe en Flevoland.

Artikel 3

  • De organen van het openbaar lichaam zijn:

  • a. het algemeen bestuur;

  • b. het dagelijks bestuur;

  • c. de voorzitter;

  • d. de door het algemeen bestuur in te stellen commissies als bedoeld in de artikelen 41, lid 1,

    juncto 24 en 25 van de Wet.

Hoofdstuk 3: BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4

  • 1. De belangen, ter behartiging waarvan deze regeling is aangegaan, alsmede de taken in dat kader,

    zijn:

    • a.

      verbreding en intensivering van de samenwerking en het overleg tussen de deelnemende provinciale besturen;

    • b.

      het uitwisselen van kennis en ervaring en het bundelen van deskundigheid;

    • c.

      bevordering van coördinatie van beleid, alsmede van gemeenschappelijke standpuntbepaling en besluitvorming over zaken welke direct of indirect van gemeenschappelijk provinciaal belang zijn;

    • d.

      het bevorderen van gemeenschappelijk optreden in de relatie met de rijksoverheid en met de Europese gemeenschappen;

    • e.

      het gemeenschappelijk uitoefenen van provinciale taken, alsmede het bieden van kaders voor decentralisatie van rijkstaken naar provincies;

    • f.

      het verlenen van onderlinge steun en het bevorderen van de uitwisseling van provinciaal personeel tussen de provincies;

    • g.

      het ontwikkelen en uitvoeren van een gezamenlijk arbeidsvoorwaardenbeleid;

    • h.

      het onderhandelen namens de provincies over door de provincies gezamenlijk te sluiten overeenkomsten.

Artikel 5

  • 1. Ter behartiging van het belang, als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder g, komt het samenwerkingsverband de volgende taken en bevoegdheden toe, met inbegrip van de bevoegdheid om namens de provincies bindende besluiten te nemen, voor zover van toepassing:

    • a.

      het onderhandelen met de centrales van overheidspersoneel over in ieder geval een aantal primaire arbeidsvoorwaarden;

    • b.

      het onderhandelen met de centrales van overheidspersoneel over een bandbreedte voor een aantal arbeidsvoorwaarden;

    • c.

      het verzorgen van informatie naar en het coördineren van de centraal gemaakte afspraken in de individuele provincies;

    • d.

      het namens de provincies onderhandelen met derden over de personele aspecten van reallocatie van overheidstaken;

    • e.

      het vertegenwoordigen van de provincies tegenover derden, waaronder in ieder geval het overleg met de mede overheidswerkgeversverbanden.

  • 2. Aan de bestuursorganen van het samenwerkingsverband komen, onverlet het bepaalde in het eerste

    lid, geen andere bevoegdheden toe dan die, welke het van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen, de bevoegdheid tot het aanstellen van personeel daaronder begrepen.

  • 3. Onverlet het bepaalde in artikel 21, lid 5, kunnen de organen van de provincies, ter behartiging van

    de belangen als bedoeld in artikel 4, besluiten bevoegdheden over te dragen aan onderscheidenlijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het samenwerkingsverband.

  • 4. Het samenwerkingsverband aan deelnemen aan andere gemeenschappelijke regelingen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 93 tot en met 98 van de Wet.

Hoofdstuk 4: ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6  Samenstelling

  • 1. Provinciale staten van de deelnemende provincies wijzen uit hun midden, de voorzitter daaronder begrepen, elk een lid van het algemeen bestuur aan. Tot de tot lid van het algemeen bestuur aangewezen leden behoren diegenen die, op grond van overleg tussen de provincies onderling, beoogd worden lid te zijn van het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 15, lid 1 en/of voorzitter van de IPO commissies als bedoeld in artikel 22.

  • 2. De voorzitter van het samenwerkingsverband wordt door en uit het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling in zijn eerste vergadering aangewezen. De provinciale staten, welke het tot voorzitter aangewezen lid van het algemeen bestuur hadden aangewezen, wijzen opnieuw een lid aan van het algemeen bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontheffen van zijn functie, als deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet langer bezit.

  • 4. Aan het algemeen bestuur wordt als adviseur een griffier der staten toegevoegd, door de griffiers der staten uit hun midden aangewezen. Zij wijzen tevens een plaatsvervanger aan. De adviseur en zijn plaatsvervanger kunnen niet afkomstig zijn uit dezelfde provincie als waaruit de voorzitter afkomstig is.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van de provinciale staten. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van de provinciale staten in de nieuwe samenstelling en treden, voor zover niet behorend tot het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 15, lid 1, tegelijk af op de dag waarop de leden van provinciale staten aftreden.

  • 6. Het aanwijzen ter vervulling van een plaats welke door ontslag, overlijden, aftreden als gedeputeerde of om een andere reden is opengevallen, vindt plaats binnen drie maanden na dat openvallen. De aanwijzing geschiedt voor het resterende deel van de zittingsperiode.

  • 7. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede provinciale staten van hun provincie in kennis. Het ontslag gaat onmiddellijk in en is onherroepelijk.

  • 8. Indien een lid van het algemeen bestuur, niet zijnde de voorzitter, verhinderd is een vergadering van het algemeen bestuur bij te wonen, kunnen de provinciale staten die hem hebben aangewezen, of gedeputeerde sta ten, indien daartoe gemachtigd, uitsluitend voor die vergadering een ander lid

    aanwijzen.

  • 9. Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door de, ingevolge artikel 15, lid 3, door het dagelijks bestuur uit zijn midden benoemde vice voorzitter.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur beraadslaagt en besluit over alle zaken die het samenwerkingsverband als zodanig aangaan, voor zover niet uitdrukkelijk en bij uitsluiting opgedragen aan andere organen van het samenwerkingsverband.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt ter nadere regeling van zijn werkzaamheden een Reglement van orde vast.

  • 3. Het algemeen bestuur kan verordeningen vaststellen.

  • 4. Het Reglement als bedoeld in lid 2, en verordeningen als bedoeld in lid 3, behoeven de goedkeuring van de staten van de provincies.

Artikel 8 Inlichtingen

  • 1. Een lid van provinciale staten kan een door zijn provincie aangewezen lid van het algemeen bestuur schriftelijk om inlichtingen vragen.

  • 2. Een verzoek tot het geven van inlichtingen wordt ingediend bij de voorzitter van provinciale staten, die daarmee handelt overeenkomstig het bepaalde in het Reglement van orde van die provincie.

Artikel 9 Inlichtingen

  • 1. Een lid van provinciale staten kan aan het algemeen bestuur schriftelijk inlichtingen vragen over alle zaken het samenwerkingsverband betreffende.

  • 2. Een verzoek tot het verstrekken van inlichtingen wordt gericht aan het algemeen bestuur en ingediend bij de voorzitter van dat bestuur.

  • 3. De gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk schriftelijk verstrekt. Een afschrift van de verstrekte inlichtingen wordt vanwege het algemeen bestuur gezonden aan de voorzitters van de staten van de provincies.

Artikel 10 verantwoording

  • 1. Provinciale staten kunnen de door hen als lid van het algemeen bestuur aangewezene ter verantwoording roepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, geeft het lid van het algemeen bestuur tijdens een vergadering van provinciale staten mondeling alle verlangde inlichtingen, voor zover dat niet in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 11 terugroeping

Een lid van het algemeen bestuur kan door provinciale staten van de provincie die het lid hebben aangewezen, worden vervangen indien dat lid het vertrouwen van die staten niet langer bezit.

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling, welke niet zijn toegekend aan een ander orgaan, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur kan hem toekomende taken en bevoegdheden geheel of gedeeltelijk overdragen aan het dagelijks bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 46 van de Wet, juncto artikel 88 van de Provinciewet.

Artikel 13

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur, met inbegrip van de voorzitter, heeft in de vergadering een stem.

  • 2. Het algemeen bestuur mag niet beraadslagen of besluiten, indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Een stemming is nietig indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aan de stemming heeft deelgenomen

  • 3. Besluiten worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 4. Het Reglement als bedoeld in artikel 7, lid 2, geeft de betekenis aan, welke aan verschillende meerderheden van besluitvorming kan worden toegekend.

  • 5. Het algemeen bestuur kan deskundigen uitnodigen de vergadering bij te wonen voor het geven van informatie en advies.

Artikel 14

  • 1. Het dagelijks bestuur ontwerpt een beleidsprogramma uiterlijk 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor het geldt.

  • 2. Voorafgaand aan de vaststelling door het algemeen bestuur zendt het dagelijks bestuur het beleidsprogramma, tezamen met de ontwerpbegroting en de Meerjarenbegroting als bedoeld in artikel 34, toe aan de staten van alle provincies, ten einde het gevoel en van die staten daarover in te winnen.

Hoofdstuk 5: DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 15 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 5 leden, te weten de voorzitter van het samenwerkingsverband en 4 andere leden. De voorzitter van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 6, lid 2, is voorzitter van het dagelijks bestuur. De overige leden van het dagelijks bestuur worden met inachtneming van artikel 6, lid 1, door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2. De griffier der staten, die ingevolge artikel 6, lid 2, als adviseur aan het algemeen bestuur is toegevoegd, fungeert tevens als adviseur van het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn midden benoemde vice voorzitter.

  • 4. Na afloop van de zittingsperiode als bedoeld in artikel 6, lid 5, blijft het dagelijks bestuur in functie totdat de leden van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling zijn aangewezen.

Artikel 16 Inlichtingen

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter daaronder begrepen, zijn zowel tezamen als ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur respectievelijk door ieder van hen gevoerde beleid.

  • 2. De verantwoording wordt afgelegd in een vergadering van het algemeen bestuur, waarbij de leden van het dagelijks bestuur alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen geven.

Artikel 17 Inlichtingen

  • 1. Een of meer leden van het algemeen bestuur kunnen het dagelijks bestuur, of een of meer leden daarvan, inlichtingen vragen.

  • 2. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en ingezonden aan de voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. Tenzij het in artikel 7, lid 2, bedoelde Reglement anders bepaalt, worden de inlichtingen zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek schriftelijk toegezonden aan de verzoeker. Een afschrift van de inlichtingen wordt gezonden aan de overige leden van het algemeen bestuur.

Artikel 18 Verantwoording en terugroeping

  • 1. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontheffen van zijn functie, indien dat lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet langer bezit.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van het ontslag, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6, lid 1 en 15, lid 1.

Artikel 19 Taken en bevoegdheden

De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn:

a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing wordt voorgelegd;

b. de uitwerking van de besluiten van het algemeen bestuur;

c. het voorstaan van de belangen van de samenwerkende provincies bij andere overheidsorganen, rechtspersonen en natuurlijke personen;

d. het voeren van overleg en het verzorgen van de coördinatie op alle beleidsterreinen;

e. de permanente bewaking van het doel, de eenheid en de kosten van het samenwerkingsverband;

f. het aanwijzen van de bestuurlijke vertegenwoordigingen, gehoord hebbend het algemeen bestuur en/of de IPO commissies.

Artikel 20

  • 1. Artikel 13, leden 1, 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing. Bij staking der stemmen beslist de stem van de voorzitter.

  • 2. Artikel 13, lid 5, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt ter nadere regeling van zijn werkzaamheden een reglement vast.

  • 4. De regeling als bedoeld in lid 3, behoeft goedkeuring van het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 6: VOORZITTER

Artikel 21

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dage­lijks bestuur.

  • 2. Hij bevordert een spoedige afhandeling van zaken.

  • 3. Hij tekent de stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegen­woordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 5. De voorzitter en de secretaris worden geacht te zijn gemachtigd door de organen der provincies, met inbegrip van de machtiging door de commissaris der Koningin uit hoofde van zijn bevoegdheid op grond van artikel 114 van de Provinciewet, voor de ondertekening van stukken die betrekking hebben op zaken buiten rechte. Indien deze stukken betrekking hebben op de niet-overgedragen bevoegdheden van de organen der provincies, of deze worden geacht te betreffen, dient de onderte­kening te zijn voorafgegaan door een besluit van het algemeen bestuur, gen omen met instemming van alle leden van het algemeen bestuur, onder voorwaarde dat de leden daartoe dienovereenkom­stig zijn gemachtigd (door de bevoegde organen der provincies).

Hoofdstuk 7: COMMISSIES

Artikel 22 Commissies van advies

  • 1. Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 41, lid 1, juncto 24 van de Wet, stelt het algemeen be­stuur een of meer commissies in, genaamd IPO-commissies, met het oog op de advisering over be­paalde beleidsterreinen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan zowel het aantal als de taakinhoud van de IPO-commissies wijzigen.

  • 3. Het algemeen bestuur gaat niet over tot instelling van een IPO-commissie als bedoeld in het eerste lid, of tot wijzigingen als bedoeld in het tweede lid, den nadat het dagelijks bestuur daarover het ge­voelen van de onderscheiden staten heeft ingewonnen.

  • 4. De IPO-commissies bestaan ieder uit maximaal een lid van gedeputeerde staten of de voorzitter daarvan per provincie, de voorzitter van de commissie daar niet onder begrepen. Als voorzitter van de commissie treedt op het lid van het algemeen bestuur dat, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, lid 1, als zodanig door het algemeen bestuur is aangewezen.

  • 5. Het Reglement als bedoeld in artikel 7, lid 2, bepaalt de werkwijze van de IPO-commissies.

  • 6. De IPO-commissies worden bijgestaan door een aan iedere IPO-commissie afzonderlijk toegewe­zen IPO-secretaris. De IPO-secretaris is in de vergaderingen van de IPO-commissie aanwezig.

  • 7. De artikelen 8, 10 en 11 zijn op de leden van de IPO-commissies van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 11 het zinsdeel betreffende de voorzitter niet van toepassing is.

Artikel 23 Bestuurscommissies

  • 1. Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 41, lid 1, juncto 25 van de Wet, stelt het algemeen be­stuur een commissie in, aan welke de in artikel 5, lid 1, bedoelde taken zijn overgedragen.

  • 2. Leden van de in het eerste lid bedoelde commissie zijn de leden van het algemeen bestuur. De voorzitter van het algemeen bestuur is voorzitter van de commissie.

  • 3. Ieder lid van de commissie heeft een stem. De commissie beslist bij meerderheid van drievierde ge­deelte van het aantal aanwezige stemmer.

  • 4. De commissie regelt haar eigen werkwijze. De commissie kan derden-deskundigen betrekken bij haar activiteiten. Op de commissie is artikel 22, derde, vierde en vijfde lid van de Wet van overeen­komstige toepassing.

  • 5. De commissie wordt bijgestaan door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen secretaris, welke ressorteert onder het IPO-secretariaat als bedoeld in artikel 26.

Artikel 24

  • 1. Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 41, lid 1, juncto 25 van de Wet kan het algemeen be­stuur andere bestuurscommissies instellen of opheffen met het oog op de behartiging van de belan­gen van alle provincies of van een aantal daarvan, op nader te specificeren beleidsterreinen.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot instelling of opheffing van een commissie als bedoeld in het eerste lid, den na verkregen verklaring van geen bezwaar van de respectieve provinciale staten.

  • 3. De commissies bestaan ieder uit een gelijk, bij de instelling te bepalen, aantal gedeputeerden per aan de bestuurscommissie deelnemende provincie, de voorzitter van de commissie daaronder be­grepen.

  • 4. Het Reglement, als bedoeld in artikel 7, lid 2, bepaalt de werkwijze van de commissies. Indien aan de commissies taken van het algemeen bestuur worden overgedragen is op de commissies artikel 22, derde, vierde en vijfde lid van de Wet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De bestuurscommissies worden bijgestaan door een door het algemeen bestuur aan te wijzen secre­taris. De secretaris is in de vergaderingen van de bestuurscommissie aanwezig.

  • 6. De artikelen 8, 10 en 11 zijn op de leden van de bestuurscommissies van overeenkomstige toepas­sing, met dien verstande dat in artikel 11 het zinsdeel betreffende de voorzitter niet van toepassing is.

Hoofdstuk 8: ORGANISATIE

Artikel 25 Secretaris

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter worden door de directeur van het IPO-secretariaat als bedoeld in artikel 26, als secretaris ter zijde gestaan.

  • 2. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 3. De stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan worden door hem mede-ondertekend.

Artikel 26 Personeel

  • 1. Er is een IPO-secretariaat, aan het hoofd waarvan de directeur staat.

  • 2. De organisatiestructuur en de personeelsformatie van het secretariaat worden, binnen het door het algemeen bestuur goedgekeurde budget, vastgesteld door het dagelijks bestuur.

Artikel 27

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een instructie voor de directeur vast en ken een instructie voor het overig personeel vaststellen.

  • 2. Op de directeur en het overig personeel zijn - voor zover het algemeen bestuur niet uitdrukkelijk anders heeft bepaald- de rechtspositieregelingen en daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, zoals die gelden voor de provincie Zuid-Holland, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarin voor provinciale staten respectievelijk gedeputeerde staten wordt gelezen: algemeen bestuur respectievelijk dagelijks bestuur.

Artikel 28

Met uitzondering van de directeur wordt het personeel benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

Artikel 29 Directeur

  • 1. De directeur wordt door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2. De directeur is secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur ken op voorstel van de directeur besluiten dat een andere ambtenaar dan de directeur als secretaris fungeert of hem bij zijn werkzaamheden als secretaris terzijde staat.

  • 3. De directeur wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het dagelijks bestuur te bepalen wijze.

  • 4. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter terzijde in alles wat de hun opgedragen taken aangaat.

Artikel 30 IPO secretarissen

  • 1. Een IPO-secretaris is secretaris van een bepaalde IPO-commissie. Hij wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op een door het dagelijks bestuur te bepalen wijze.

  • 2. Een IPO-secretaris staat de IPO-commissie die hem is toevertrouwd terzijde in alles wet de aan die commissie opgedragen taak aangaat.

Artikel 31 Coördinatie

  • 1. Het dagelijks bestuur en de directeur dragen zorg voor een tijdige toezending van stukken aan de provincies, alsmede voor periodieke algemene informatie aan de organen der provincies.

  • 2. De provincies dragen zorg voor de interne coördinatie van de advisering over zaken van interpro­vinciaal beraad, voor de tijdige en gecoördineerde behandeling in de betrokken organen der provincies, alsmede voor de informatie aan de staten.

Artikel 32 Financiële administratie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële admini­stratie en van het kasbeheer van het samenwerkingsverband.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een of meer deskundigen aan voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding. Het stelt regels vast met betrekking tot deze controle.

Artikel 33 Kostenverdeling

  • 1. De kosten van het samenwerkingsverband worden door de provincies gedragen volgens een ver­deelmaatstaf, waarbij de ene helft van de kosten gelijkelijk over de provincies wordt verdeeld en de andere helft over de provincies wordt verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel van het provincie­fonds welke geldt voor het desbetreffende jaar.

  • 2. De provincies betalen bij wijze van voorschot aan het begin van iedere maand een bedrag, overeen­komend met een twaalfde gedeelte van de in de Begroting geraamde bedragen voor het betreffende begrotingsjaar, zulks met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid.

  • 3. Eindafrekening vindt plaats binnen twee maanden nadat de Rekening is vastgesteld, maar uiterlijk 1 september volgende op het jaar waarop de Rekening betrekking heeft.

Hoofdstuk 9: BEGROTING EN REKENING

Artikel 34

  • 1. Het dagelijks bestuur ontwerpt een Begroting uiterlijk 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt, alsmede een Meerjarenbegroting voor het begrotingsjaar en de drie daaropvolgende ja­ren.

  • 2. De ontwerpbegroting en de Meerjarenbegroting zijn voorzien van een toelichting, welke onder meer aangeeft welke voorgestelde beleidsveranderingen op de beide begrotingen van invloed zijn.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de Meerjarenbegroting toe aan de staten van alle provincies, ten minste tien weken voordat deze stukken aan het algemeen bestuur ter vaststel­ling worden voorgelegd. Provinciale staten kunnen tot drie weken vóór vaststelling van de Begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken.

  • 4. De bepalingen van artikel 48, leden 1, 3 en 4 van de Wet zijn niet van toepassing op wijzigingen van de Begroting, indien deze wijzigingen niet leiden tot verhoging van de door de provincies ver­schuldigde kosten als bedoeld in artikel 33, lid 1.

Artikel 35

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de Begroting vast uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor de­ze geldt. De Begroting specificeert de door elke deelnemende provincie ingevolge artikel 33, lid 1, naar raming verschuldigde bijdrage.

  • 2. Terstond nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de Begroting toe aan de staten van de provincies.

Artikel 36

  • 1. De Rekening van het samenwerkingsverband wordt door het algemeen bestuur vastgesteld uiterlijk 1 juli volgend op het jaar waarvoor deze geldt.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de Rekening uiterlijk tien weken vóór het in het eerste lid genoemde tijdstip toe aan de staten van alle provincies. Tot drie weken vóór vaststelling van de Rekening kunnen zij het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken.

Hoofdstuk 10: TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 37

  • 1. Een niet aan deze regeling deelnemende provincie ken tot de regeling toetreden bij besluit van de organen van die provincie. Het besluit vermeldt de datum van toetreding.

  • 2. Een toetredende provincie is het in artikel 33, lid 1, bedoelde aandeel verschuldigd over het gehele jaar waarin de datum van toetreding valt.

Artikel 38

  • 1. Een provincie kan uit deze regeling treden bij besluit van de organen van die provincie.

  • 2. De uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen.

  • 3. De uitgetreden provincie is het in artikel 33, lid 1, bedoelde aandeel in de kosten nog verschuldigd gedurende vijf volle begrotingsjaren vanaf de datum van uittreding als bedoeld in het tweede lid, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

Artikel 39

  • 1. Deze regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkende unanieme besluiten van de organen van de provincies. De regeling wordt geacht te zijn opgeheven zodra minder den de helft van het aantal provincies in Nederland deelneemt aan de regeling, tenzij de nog deelnemende provincies unaniem tot het tegendeel besluiten.

  • 2. Bij de opheffing worden de gevolgen van de opheffing en de liquidatie geregeld. Bij de liquidatie wordt de verdeelmaatstaf van artikel 33, lid 1, in acht genomen. Het algemeen en het dagelijks bestuur blijven fungeren tot het tijdstip waarop de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 11: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 40

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden.

  • 2. De door provinciale staten van Zuid-Holland ingevolge het bepaalde in artikel 22 van de Archief­wet benoemde inspecteur oefent het toezicht uit op de archieven van het openbaar lichaam, zulks onder de bevelen van het dagelijks bestuur.

Artikel 41

Alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam, ingesteld ingevolge de Gemeenschappelijke regeling Interprovinciaal overleg, welke op 10 mei 1986 werd aangegaan, gaan op de datum van inwerkingtreding van deze regeling over naar het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling.

Artikel 42

  • 1. In alle reglementaire gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

  • 2. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 42 van de Wet, de beslissing van de Kroon wordt in­geroepen kunnen partijen het geschil voorleggen aan een daartoe door hen in te stellen en nader te regelen geschillencommissie.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit over de mogelijkheid partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 43

  • 1. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

  • 2. Gedeputeerde staten van de provincies dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van deze regeling.

  • 3. De regeling treedt in werking per 1 mei 1992.

Artikel 44

Deze regeling kan worden aangehaald als "Samenwerkingsverband Interprovinciaal overleg".