Gedragscode Integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden, provincie Overijssel 2019

Geldend van 21-02-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 16-10-2019

Intitulé

Gedragscode Integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden, provincie Overijssel 2019

Provinciale Staten van Overijssel,

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 2 februari 2019, kenmerk 2019/0309052,

gelet op artikel 40c, lid 2 en artikel 68, lid 2 van de Provinciewet,

besluiten:

vast te stellen de Gedragscode integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden 2019 met de Appendix;

onder gelijktijdige intrekking van de Gedragscode politiek ambtsdragers Overijssel 2015.

Inleiding

Provinciale Staten stellen als volksvertegenwoordiging zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (de Commissaris van de Koning en gedeputeerden) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders) is er nu een afzonderlijke gedragscode.

Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: de Commissaris van de Koning en gedeputeerdens. Veel bepalingen zijn voor dagelijkse bestuurders en volksvertegenwoordigers gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. Provinciale Staten is een politiek orgaan. In de volksvertegenwoording worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de provincie. Volksvertegenwoordigers krijgen het mandaat van hun kiezers. De gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode. Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van verwijst naar de zorgvuldigheid die men moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger.

In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor hen die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt is dan ook de eed of gelofte die bij de ambtsaanvaarding moet worden afgelegd.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen bestuurders onderling en tussen bestuurder en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de provincie. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Deze gedragscode geldt voor de Commissaris van de Koning, voor de individuele gedeputeerden en voor het college van Gedeputeerde Staten.

Artikel 1.2

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader:

Afleggen eed of belofte

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de bestuurder de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.” (artikelen 40a en 64 Provinciewet)

Persoonlijke belangen

Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over

  • een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 58 jo artikel 28 Provinciewet).

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de provincie partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de provincie bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend. (artikelen 40c, eerste lid, en 68, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Provinciewet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 35c en 67 Provinciewet).

  • Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 45, tweede lid, en 46 Provinciewet).

  • Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor commissarissen van de Koning is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging. Voor de Commissaris van de Koning geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor commissarissen van de Koning zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het provinciehuis (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

  • Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het provinciehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

  • Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de provinciekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer

Artikel 2.1.1

  • 1. De Commissaris van de Koning levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gaande het lidmaatschap een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt dan wel de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2. De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3. De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.2

  • 1. De gedeputeerde levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2. De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien bezoldigd -voor zover deze openbaar gemaakt moeten worden- wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3. De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.2

  • 1. De Commissaris van de Koning en de gedeputeerde handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2. De gedeputeerde bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de Commissaris van de Koning.

Artikel 2.3

  • 1. Gedeputeerde Staten sluiten de Commissaris van de Koning en de gedeputeerde gedurende een jaar na aftreden uit, van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie Overijssel.

  • 2. De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de provincie waar men Commissaris van de Koning, onderscheidenlijk gedeputeerde was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.4

  • 1. Gedeputeerde Staten dragen de Commissaris van de Koning en een gedeputeerde niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2. Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Toelichting

Artikelen 2.1.1 en 2.1.2

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de commissaris van de Koning enerzijds en gedeputeerden anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk.

Artikelen 2.3 en 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. In 2.3 gedurende 1 jaar na aftreden de uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de provincie en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de provincie een bestuurlijk en financieel belang heeft. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien die organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de voormalige provincie, is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de provincie. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de provincie gaat solliciteren.

Paragraaf 3 Informatie

Wettelijk kader:

Informatieplicht

Gedeputeerde Staten en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 167 en 179 Provinciewet).

Het Reglement van Orde voor Provinciale Staten kan bepalingen bevatten die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • Gedeputeerde Staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de Commissaris van de Koning heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook Provinciale Staten onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 91 Provinciewet).

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Artikel 3.1

De Commissaris van de Koning respectievelijk gedeputeerde zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

Toelichting

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen.

Wettelijk kader:

Grondslag in afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 40a en 64 van de Provinciewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Artikel 4.1

  • 1. De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan de Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3. Geschenken die de Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen, worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de provincie.

  • 4. De provinciesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de provincie hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5. Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2

  • 1. De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2. Bij twijfel legt de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde de uitnodiging ter bespreking voor aan gedeputeerde staten.

Toelichting

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties.

Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de provincie die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken de provincie heeft aanvaard en bij een waarde van meer dan 50 euro, en welke bestemming daaraan is gegeven. In de Gedragscode 2015 is nog opgenomen dat geschenken ongeacht hun waarde worden geregistreerd. De nieuwe lijn voor het registreren van geschenken betreft dus geschenken met een waarde van 50 euro als ondergrens.

Artikel 4.2 Dit geldt ook voor werkbezoeken, excursies en evenementen.

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de provincie

Wettelijk kader:

Geen andere inkomsten

Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de provincie dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn (artikelen 43 en 66 Provinciewet).

Procedure van declaratie

In de provinciale verordening rechtspositie zijn voorschriften opgenomen over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de provincie.

Buitenlandse dienstreis voor gedeputeerden

Als de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland is vooraf toestemming van Gedeputeerde Staten vereist. Provinciale Staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 5.1

  • 1. Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de provincie.

  • 2. De Commissaris van de Koning en de gedeputeerde verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2

  • 1. De Commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan Gedeputeerde Staten. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2. De Commissaris van de Koning onderscheidenlijk de gedeputeerde meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3. Gedeputeerde Staten betrekken alle aspecten in de besluitvorming en informeren Provinciale Staten zo spoedig mogelijk over het genomen besluit

Artikel 5.3

  • 1. De Commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie.

  • 2. De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register.

    Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4

Voor de toepassing van artikel 5.2 wordt onder buitenlandse reis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling, een reis in het kader van een (voornemen tot een) Europees samenwerkingsprogramma of naar een gelieerde overheidsinstelling in België of Duitsland.

Artikel 5.5

De Commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier afspraken over gemaakt zijn.

Toelichting

Artikel 5.1

Aan bestuurders worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden per kwartaal openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk. De bestuurder zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

Artikelen 5.2 en 5.3

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt uiteindelijk bij het college van Gedeputeerde Staten.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder artikel 5.2 en komen niet ten laste van de provincie.

Artikel 5.6

Privé gebruik van de mobiele telefoon en de ipad is toegestaan.

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

Provinciale Staten bevorderen de eenduidige interpretatie van de gedragscode.

Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2

  • 1. Op voorstel van de Commissaris van de Koning maken Provinciale Staten in ieder geval afspraken over:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending van een bestuurder van de provincie.

  • 2. De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

Toelichting

Artikel 6.1

Provinciale Staten zijn het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2

De Provinciewet verplicht Provinciale Staten om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen. (artikelen 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Provinciewet)

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor de bestuurders, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de bestuurders zich committeren.

De Commissaris van de Koning heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van de provincie te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd.

De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het bestuur.

Goed denkbaar is ook dat de Commissaris met Provinciale Staten nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden.

Al deze processuele en procedurele afspraken kunnen onderdeel uitmaken van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, eerste lid, zijn niet uitputtend.

Ondertekening

Zwolle, 16 oktober 2019

Provinciale Staten voornoemd,

voorzitter,

ir. A.P. HEIDEMA

griffier,

R. WIGGERS

Appendix Gedragscode Commissaris van de Koning en Gedeputeerden 2019

Afspraken als bedoeld in artikel 6,2 lid 1, van de Gedragscode Integriteit Commissaris van de Koning en gedeputeerden, provincie Overijssel 2019.

  • i.

    Uitwerking art 6.2 lid 1, sub a

    (periodieke bespreking van integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder)

    De Commissaris van de Koning agendeert het onderwerp integriteit regelmatig ter bespreking in de vergadering van het College van Gedeputeerde Staten. Het te agenderen onderwerp sluit aan bij een van de onderwerpen die in de gedragscode worden geregeld, zoals de strekking van de ambtseed, nevenfuncties, financiële belangen, aannemen van geschenken, declaraties, ingaan op uitnodigingen voor lunches, diners, excursies, uitstapjes.

  • ii.

    Uitwerking art 6.2, lid 1, sub b

    (aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit)

    De Commissaris van de Koning is contactpersoon en aanspreekpunt integriteit voor gedeputeerden.

  • iii.

    Uitwerking art 6.2, lid 1, sub c

    (processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een bestuurder).

  • iiia)

    Processtappen bij vermoeden schending door gedeputeerde.

    Ingeval van een vermoeden van een integriteitsschending door een gedeputeerde worden de volgende stappen doorlopen:

  • iiib)

    Processtappen bij vermoeden schending door Commissaris van de Koning.

    • 1.

      Iemand heeft een vermoeden van integriteitsschending.

    • 2.

      Indien het vermoeden de Commissaris van de Koning betreft neemt betrokkene contact op (mondeling of schriftelijk) met

      • 2.1.1

        de loco-commissaris, indien de schending in de rol als voorzitter van Gedeputeerde Staten is begaan;

      • 2.1.2

        de waarnemend voorzitter van Provinciale Staten, indien de schending in de rol als voorzitter van Provinciale Staten is begaan;

      • 2.1.3

        de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien de schending in de rol als Rijksheer is begaan;

    • en bespreekt de aard van het vermoeden.

    • 3.

      Bij de behandeling van de melding wordt de Handreiking ‘Onderzoek integriteitsschendingen politieke ambtsdragers’ gevolgd van v/h Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector Handreiking Bios (zie:

      http://www.integriteitoverheid.nl/fileadmin/BIOS/data/Toolbox/Handreikingen/ BIOS_handreiking_Onderzoek_integriteitsschendingen_politieke_ambtsdragers.pdf).