Regeling vervallen per 01-11-2012

Gladheidsbestrijdingsplan 2010-2015, actualisatie 2011

Geldend van 01-12-2011 t/m 31-10-2012

Intitulé

Gladheidsbestrijdingsplan 2010-2015, actualisatie 2011

Gladheidsbestrijdingsplan

2010 – 2015

Papendrecht, actualisatie 2011

Vastgesteld door het college van B&W op 11 oktober 2011

INHOUDSOPGAVE

  • 1.

    Inleiding 3

  • 2.

    Algemeen 4

  • 2.

    1 Beleidsuitgangspunt: 4

  • 2.

    2 Geldigheid van het plan 4

  • 2.

    3 Overlast- en risicoanalyse 4

  • 2.

    4 Gladheidsbestrijdingsstrategie 5

2.4.1 Plaatselijke gladheid 5

2.4.2 Algehele gladheid 5

2.4.3 Trottoirs 5

2.4.4 Winkelcentrum “De Meent” 5

  • 2.

    5 Aanvang gladheidbestrijding en controle van het effect 6

  • 3.

    Uitvoering gladheidbestrijding 7

  • 3.

    1 Gemeentelijke gladheidbestrijding 7

  • 3.

    2 Uitvoering 7

  • 3.

    3 Milieu 7

  • 3.

    4 Milieueffecten 8

  • 3.

    5 Water 8

  • 3.

    6 Conclusie met betrekking tot de milieu-effecten voor water 8

  • 4.

    Flora en Fauna 8

  • 4.

    1 Conclusies met betrekking tot milieu-effecten voor de flora en fauna 9

  • 5.

    Alternatieven 9

  • 6.

    Voorlichting 9

  • 7.

    AANSPRAKELIJKHEID 11

  • 7.

    1 Zorgplicht 11

  • 7.

    2 Risicoaansprakelijkheid 11

7.2.1 Artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek (BW) 11

  • 7.

    3 Aansprakelijkheid in praktijk 11

  • 7.

    4 Toetsing door de rechter 12

    Bijlagen:

    • 1.

      Overzichtskaart strooiroutes gladheidsbestrijding

    • 2.

      Overzicht straatnamen strooiroutes

    • 3.

      Toezichthouder gladheidsbestrijding winter

    • 4.

      gladheidsbestrijdingsrapport

    1. Inleiding

    Ieder jaar weer blijkt intredende gladheid of sneeuwval de nodige weggebruikers te verrassen. De gevolgen variëren van onschuldige blikschade tot ernstige letselschade of nog erger. Het is dan ook uitermate belangrijk dat de gemeente haar plichten kent in geval van intredende gladheid of sneeuwval.

    Een gemeente is wegbeheerder en heeft in die hoedanigheid een zogenoemde zorgplicht. Hiermee wordt met name verwoord dat de gemeente moet zorgen voor het in goede en veilige staat verkeren van wegen, althans als de betreffende weg niet onder de verantwoordelijkheid valt van andere overheidsorganen. Binnen deze verantwoordelijkheid valt ook de gladheidbestrijding. Belangrijk hierbij is dat het gaat om een inspanningsverplichting van de gemeente. Er is geen sprake van een resultaatverplichting.

    De zorgplicht van de gemeente gaat overigens niet zover dat de veiligheid van de weg te allen tijde gegarandeerd moet worden. Dit neemt niet weg dat de gemeente in geval van schade als gevolg van gladheid moet kunnen aantonen dat zij haar inspanningsverplichting is nagekomen.

    Verzekeraars van gemeenten doen in dit kader een aantal aanbevelingen. De belangrijkste aanbeveling is dat de gemeente jaarlijks een sneeuw- en gladheidbestrijdingsplan opstelt. Voorlichting aan burgers over het gemeentelijke gladheidbestrijdingsplan is daarbij ook een wezenlijk onderdeel van de inspanningsverplichting.

    Het gemeentelijke beleid inzake gladheidbestrijding wordt enerzijds gestuurd door wettelijke kaders, anderzijds door beschikbare financiële middelen. Milieubelangen krijgen ook steeds de meer aandacht.

    De doelstelling van dit gladheidbestrijdingsplan is om met de beschikbare middelen een juiste mix te vinden tussen verkeersveiligheid en het milieu. In het plan komen daarnaast alle facetten aan bod die een rol kunnen spelen bij de bestrijding van gladheid in winterse omstandigheden. Denk hierbij aan juridische zaken, toegankelijkheid, klachtenregistratie, arbo-zaken enzovoort.

    Veiligheid voor de weggebruiker staat uiteraard voorop bij de gemeentelijke sneeuw- en gladheidbestrijding. De mate van veiligheid wordt echter mede bepaald door het gedrag van de automobilist, motorrijder, fietser en de voetganger. Hoe goed en adequaat een sneeuw- en gladheidbestrijding ook mag zijn, ten aanzien van de veiligheid is winterse omstandigheden geldt: daar waar de verantwoordelijkheid van de gemeente eindigt, begint de verantwoordelijkheid van de weggebruiker.

    2. Algemeen

    2.1 Beleidsuitgangspunt:

    In de wintermaanden kan gladheid gevaarlijke situaties opleveren en voor de nodige overlast zorgen. Dit geldt voor het verkeer in het algemeen voor ouderen, invaliden en ouders met kleine kinderen in het bijzonder. Ook bedrijven kunnen door gladheid in de problemen komen. Zij zijn moeilijk of zelfs niet meer bereikbaar en lijden daardoor schade.

    Gelet op het bovenstaande zou kunnen worden geconcludeerd dat er voor gezorgd dient te worden dat gladheid onder alle omstandigheden moet worden voorkomen door een adequate, grootschalige en liefst preventieve gladheidbestrijding. Er zijn echter nog andere aspecten die bij het bepalen van het gladheidbestrijdingsbeleid een rol spelen.

    Zo vindt de gladheidbestrijding in hoofdzaak plaats door het strooien van zout. Gezien het feit dat zout minder goed is voor het milieu kan uit milieu-overwegingen worden gesteld dat het strooien van zout zoveel mogelijk moet worden beperkt. Ook ontkomen we er niet aan om de financiële aspecten bij de afwegingen een rol te laten spelen.

    Verder geldt voor de gemeente als wegbeheerder op grond van het Burgerlijk Wetboek een risico-aansprakelijkheid. Zij dient er voor te zorgen dat de wegen voldoen aan de eisen die daaraan onder de gegeven omstandigheden kunnen worden gesteld. De gemeente moet zelf kunnen aantonen dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. In dit verband is het van belang dat de gemeente beschikt over een gladheidbestrijdingsplan.

    Gezien het voorgaande is het beleid er op gericht een verantwoord compromis te vinden tussen het zoveel mogelijk voorkomen van gevaar en overlast, de bescherming van het milieu, het binnen de perken houden van de kosten en het voldoen aan de eisen die aan de gemeente als wegbeheerder worden gesteld.

    2.2 Geldigheid van het plan

    Het gladheidsbestrijdingsplan geldt voor de winterperioden die vallen binnen het tijdsbestek van 2010 tot en met 2015. Iedere winterperiode loopt van ca. 1 november tot en met ca. 1 april. Jaarlijks wordt het plan geactualiseerd, zodat het plan haar waarde, zowel organisatorisch als juridisch, behoudt.

    2.3 Overlast- en risicoanalyse

    De overlast en/of het risico bij gladheid wordt het grootst geacht op de routes van het openbaar vervoer, de op- en afritten van de dijk en de doorgaande wegen en fietspaden. In het belang van de mobiliteit van de bevolking moet het openbaar vervoer immers zo mogelijk onder alle omstandigheden doorgang vinden. De op- en afritten van de dijk zijn van belang omdat deze bij gladheid al snel niet meer begaanbaar zijn of verkeersgevaarlijke situaties opleveren. De doorgaande wegen en fietspaden dienen begaanbaar te blijven om de voortgang van het verkeer zoveel mogelijk te bevorderen en de verkeersveiligheid te waarborgen. Op deze wegen en paden verwacht men immers in het algemeen dat voldoende aan gladheidbestrijding is gedaan om het normale rijgedrag te kunnen handhaven. Als dit niet zo is kunnen juist daardoor gevaarlijke situaties ontstaan. Papendrecht beschikt over een aantal scholen ten behoeve voor het voorgezet onderwijs. Er bevinden zich in de ochtend dan ook een veelvoud aan kinderen op het fietspad. Het spreekt voor zich dat de fietspaden tijdig worden gestrooid. Een fietser is nu eenmaal zeer kwetsbaar bij gladheid.

    2.4 Gladheidsbestrijdingsstrategie

    Gezien het voorgaande wordt de volgende gladheidsbestrijdingsstrategie gevolgd.

    2.4.1 Plaatselijke gladheid

    Plaatselijke gladheid (opvriezende weggedeelten) doet zich over het algemeen voor op de op- en afritten van de dijk en bruggetjes nabij water partij. Als dit voorkomt wordt dit ter plaatse behandeld. Afhankelijk van de hoeveelheid plaatsen dat glad is wordt dit soort gladheid met één strooiwagen bestreden. Als ook klachten binnenkomen over gladheid op andere weggedeelten worden deze daarna behandeld.

    2.4.2 Algehele gladheid

    Bij algehele gladheid door sneeuw of ijzel wordt de gladheid op de routes van het openbaar vervoer, de op- en afritten van de dijk, de doorgaande ontsluitingswegen wegen binnen de wijken en enkele wegen van het waterschap gelijktijdig bestreden door drie strooiwagens. Tevens wordt op de doorgaande fietspaden gestrooid met twee kleine opzetstrooiers. Dit in overeenkomstig met de speciaal hiervoor gedoelde routelijsten. Bij zware sneeuwval worden deze voertuigen voorzien van sneeuwploegen.

    Bij langdurige sneeuwval, bij steeds terugkerende gladheid of door andere oorzaken, wordt de gladheidsbestrijding op deze routes herhaald. Het begaanbaar houden van deze wegen en fietspaden heeft dus de eerste prioriteit en vindt vierentwintig uur per dag plaats gedurende zeven dagen per week.

    Op de overige wegen en paden vindt gladheidsbestrijding uitsluitend plaats binnen de diensturen nadat de hoofdroutes sneeuw- en ijsvrij zijn en voor zover daar bij de afdeling wijkonderhoud menskracht beschikbaar is. Dit in verband met het aantal overige werkzaamheden van de afdeling die onder alle omstandigheden moeten doorgaan. In beginsel wordt de gladheidsbestrijding in de gehele gemeente systematisch afgewerkt. Aan de hand van meldingen over extra gevaarlijke situaties die her en der in de gemeente ontstaan wordt hiervan afgeweken. Deze plaatsen worden met voorrang behandeld. Naast de eerder beschreven wegen zijn nog een aantal locaties zoals voetpaden bij verzorgingstehuizen, winkelcentra, paden nabij openbare gebouwen etc. die na de rijwegen alsnog worden behandeld.

    2.4.3 Trottoirs

    Trottoirs (voetpaden) worden niet door de gladheidsploeg behandeld. Hiervoor is onvoldoende tijd en er is gebrek aan mankracht. De prioriteiten liggen duidelijk bij de rijwegen. Iedere bewoner wordt gevraagd zelf zijn trottoir (gedeelte voor zijn/haar woning) schoon te houden. Voor mensen die eventueel zout nodig hebben bestaat de mogelijkheid tot het kopen van zout (zoutzakjes van 10kg of 25 kg) op de gemeentewerf. Dit zout is tegen kostprijs te koop. De mogelijkheid tot kopen van zout wordt bekend gemaakt in het Papendrechts Nieuwsblad en op de website.

    2.4.4 Winkelcentrum “De Meent”

    De gemeente heeft als wegbeheerder een zorgplicht voor het in goede en veilige staat houden van de weg. Daartoe behoort ook de gladheidbestrijding op de openbareweg van een winkelcentrum. De gemeente blijft altijd verantwoordelijk voor de openbare weg.

    De gladheidbestrijding op het winkelcentrum De Meent wordt door Drechtwerk uitgevoerd. Hierbij worden de trappen, de Brederodelaan ( twee meter vanuit de gevel) de Meentpassage en de Veerpromenade (2 meter vanuit de gevel) gestrooid en of sneeuwvrij gemaakt. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.

    Het rijgedeelte van de zowel de Brederodelaan als van de Veerpromenade wordt mechanisch gestrooid door de eigen gladheidsploeg van de gemeente.

    2.5 Aanvang gladheidbestrijding en controle van het effect

    De aanvang van een gladheidbestrijdingsronde zowel binnen als buiten de reguliere werktijden wordt bepaald door de gladheidcoördinator. Het bepalen van de noodzaak van gladheidbestrijding vindt plaats op grond van eigen waarneming en/of binnenkomende meldingen. De binnenkomende meldingen zijn afkomstig van de provincie of van de politie. Na melding van gladheid zorgt de coördinator voor voldoende personeel om de gladheid op een zo’n snel mogelijke en efficiënte wijze te bestrijden. Nadat het personeel is opgeroepen dienen zij zo spoedig mogelijk naar de gemeentewerf te gaan en met de bestrijding van de gladheid te beginnen.

    Controle van het effect van de gladheidbestrijding vindt binnen de strooironde plaats door de coördinator van de gladheidbestrijding. Pas nadat de gladheid op alle plaatsen, waarover meldingen zijn binnengekomen en volgens de aangewezen routes, is bestreden, wordt de gladheidbestrijding beëindigd.

    3. Uitvoering gladheidbestrijding

    3.1 Gemeentelijke gladheidbestrijding

    De gladheidcoördinator (voorman van het afvalbrengstation en/of medewerkers van het wijkonderhoud) verzorgt de regie en aansturing van personeel en materiaal bij het bestrijden van gladheid als gevolg van opvriezing en sneeuwval.

    3.2 Uitvoering

    De praktische uitwerking van de gladheidbestrijding is vastgelegd op routekaarten (zie bijlage). Op deze kaarten zijn de routes van de hoofdwegen, ontsluitingswegen, fietspaden en objecten op aangegeven. De betreffende stukken en de plattegrond zijn hierbij gevoegd. Voor de bereikbaarheid zijn een drietal medewerkers aangewezen die bij toerbeurt als gladheidcoördinator optreden (zie bijlage). Deze coördinator houdt gedurende één hele week toezicht en geldt als contact persoon voor o.a. de provincie, de politie en de ambtenaar ramepenbestrijding. Deze medewerker is ten allen tijde mobiel te bereiken.

    Om een besluit tot strooien te nemen, heeft de coördinator de nodige informatie nodig. Hij baseert zich dan op:

    • -

      eigen waarneming

    • -

      melding provincie

    • -

      melding politie

    • -

      weerberichten.

    Wanneer blijkt dat het glad wordt (wij strooien repressief) zorgt de coördinator ervoor dat voldoende mensen zo snel mogelijk op de gemeentewerf aanwezig zijn zodat zij met hun ronde kunnen beginnen.

    Bij een hele strooironde worden twee grote opzetstrooiers, met een inhoud van 4m³, en drie kleine opzetstrooiers, met een inhoud van max. 1m³, ingezet. Om deze machines te bemannen worden een negental medewerkers ingezet.

    Zij kunnen onderling communiceren door middel van een mobiele telefoon.

    Het strooimiddel, wegenzout, wordt op één locatie in de Kooyhaven te Papendrecht afgehaald.

    Na afloop van een strooironde zal door de gladheidcoördinator een rapport (zie bijlage) worden opgesteld. Hierin staat vermeld:

    • -

      datum

    • -

      van wie de melding komt

    • -

      wie de gladheidcoördinator is

    • -

      welke personen aan een ronde hebben deelgenomen

    • -

      de weersomstandigheden

    • -

      wat er is gestrooid

    • -

      het ingezette materieel

    • -

      op welke wijze de gladheid is bestreden.

    Het bijhouden van rapporten is van wezenlijk belang met betrekking tot eventuele schadeclaims in verband met ongevallen ontstaan door gladheid.

    3.3 Milieu

    Ook milieubelangen spelen binnen het Papendrechtse beleid een belangrijkere rol. Dit geldt uiteraard ook voor het beleid betreffende de bestrijding van sneeuw- en gladheid. Het onbeperkt strooien van zout is, los van het financiële aspect, per definitie minder goed voor het milieu. Uitgangspunt van het beleid is om in de winterse omstandigheden op verantwoordelijke manier zo weinig mogelijk te strooien.

    De werking van zout bij het bestrijden van gladheid neemt bovendien beneden een bepaalde temperatuur (± -6 graden) af. De effectiviteit van zout wordt in dat geval in mindere mate bepaald door de hoeveelheid, als meer door de combinatie zout en weggebruik. Met andere woorden hoe drukker de weg hoe sneller en beter de werking. Het strooien van alle wegen binnen de gemeente zou daarom weinig zinvol zijn voor de verkeersveiligheid, omdat de werking van zout op wegen waar weinig verkeer rijdt minimaal is.

    Het strooibeleid van de gemeente Papendrecht “beperkt” zich tot repressieve gladheidbestrijding. Met andere woorden er wordt gestrooid als gladheid zich voordoet.

    Bij de aandacht voor het milieu worden nauwlettend de ontwikkelingen op het gebied van milieuvriendelijke alternatieven bij de sneeuw- en gladheidbestrijding gevolgd. Echte alternatieven zijn op dit moment echter nog te beperkt verkrijgbaar en onevenredig duur.

    3.4 Milieueffecten

    Ondanks de zuinige afstelling van strooiwagens wordt er in een gemiddelde winter nog heel wat zout over de Papendrechtse wegen uitgestort, soms in hele korte perioden. Welke milieu-effecten heeft het gebruik van zout?

    3.5 Water

    Wegenzout bestaat voornamelijk uit keukenzout en zal dus geheel of bijna geheel oplossen in de op de wegen terechtkomende neerslag en zodoende een bestanddeel worden van het water dat aan de kringloop deelneemt.

    -Riolering:

    Voor een klein gedeelte (Oostpolder) wordt een zogenaamd gescheiden rioleringsstelsel toegepast. In dit geval wordt het water naar het oppervlaktewater afgevoerd. Daar waar geen gescheiden rioleringsstelsel wordt toegepast gaat het water naar de waterzuivering. Nu wordt het meeste rioolwater tegenwoordig met behulp van bacteriën gezuiverd. Niet alle bacteriën kunnen even goed tegen zout, zodat er in de winter problemen mogelijk zijn.

    -Oppervlaktewater:

    Een ander gedeelte van het zout lekt echter weg via de wegbermen. Vooral als plotseling de dooi invalt, kan er in de sloten en singels langs de wegen vissterfte optreden.

    3.6 Conclusie met betrekking tot de milieu-effecten voor water

    In de totale zoutbelasting van het oppervlaktewater in Nederland speelt de hoeveelheid wegenzout slechts een geringe rol. Door de seizoensgebondenheid kunnen wel effecten worden waargenomen op lokale schaal en/of van zeer tijdelijke aard. Het merendeel van het zout is echter al afgevoerd voor het groeiseizoen begint. De hoeveelheden wegenzout die in het grondwater terechtkomen zijn niet precies bekend. Onderzoeken hieromtrent zijn gaande, maar vooralsnog zijn geen aanwijzingen voor duidelijke verziltingsverschijnselen.

    4. Flora en Fauna

    -Bomen en andere soorten gewassen

    Vooral bomen, siergewassen en bloembollen kunnen slecht tegen zout. Na verloop van jaren zullen bomen niet meer opkomen. Bij bomen kan nog een onderscheid worden gemaakt tussen bomen die diep wortelen of bomen waarbij de wortels net onder het oppervlak groeien. Diep gewortelde bomen zullen minder last van zout hebben dan andere soorten.

    -Planten en calcium chloride

    Er zijn deskundigen die vraagtekens plaatsen bij het milieuvriendelijke karakter van calcium chloride. De meeste planten zouden te lijden hebben van chloride ionen die vrijkomen bij het gebruik van calcium chloride.

    • -

      Zichtbare schade

    • a.

      Een groot effect is dat het osmotisch potentiaal van de wortels gedurende lange tijd later kan zijn dan de omgeving als gevolg van het aanwezige zout. Het gevolg is dan dat de wortels geen water en voedingsstoffen kunnen opnemen, wat dan weer betekent dat er een beperking van groei en uitdroging zal optreden, dat bladverkleuring te zien zal zijn en dat de vitaliteit van een boom in het stedelijk milieu sterk aangetast wordt.

    • b.

      Een groot effect is dat opspatten zout door langsrijdend verkeer of verkeerd strooien beschadigingen geeft op de bast van de boom. Daardoor kunnen juist gevoelige jonge bomen snel afsterven, omdat de bast en van nieuwe knoppen een groot probleem vormen. Bovendien is er een sterke aantasting mogelijk van bomen waarbij al een stam beschadiging aanwezig is.

    4.1 Conclusies met betrekking tot milieu-effecten voor de flora en fauna

    In het dierlijk organisme speelt zout een essentiële rol. Voor bomen en beplanting is het in kleine hoeveelheden indifferent, bij overmaat schadelijk. Schade kan voor een gedeelte voorkomen worden door:

    • -

      een juiste dosering en timing bij het gebruik van zout bij de gladheidbestrijding;

    • -

      het regelen van de afvoer van smeltwater,

    • -

      het in goede conditie houden van de beplanting;

    • -

      het streven naar een milieubewuste mentaliteit van wegbeheerder en weggebruiker.

    5. Alternatieven

    De gemeente gebruikt als strooisel wegenzout. Bij gebrek aan wegenzout kan de gemeente gebruik maken van de volgende alternatieven.

    5.1Zand

    Zand voornamelijk gebruikt als stroefheidsverhogend middel. Het wordt ook wel vermengd met zout gebruikt. In dit laatste geval heeft het zout de functie om vriespunt verlaging te bewerkstellingen.

    • -

      Voordelen:

    • 1.

      geen verontreiniging van het oppervlaktewater

    • 2.

      geen zoutschade bij bomen en beplanting.

    • -

      Nadelen

    • 1.

      Zand geeft op gladde wegen een te geringe verbetering van de wrijvingsweerstand, waardoor meer voor zout gekozen wordt. Bovendien is bij gebruik van zand per vierkante meter veel strooimateriaal nodig;

    • 2.

      Bij neerslag verdwijnt het zand in het riool wat weer verstoppingen veroorzaakt;

    • 3.

      Bij bepaalde weersomstandigheden zal men na het strooien van zand, het strooien eerder moeten herhalen dan na het gebruik van zout;

    • 4.

      Na de gladheidperiode zal het wegdek machinaal geveegd moeten worden om “ruggen” van zand te voorkomen.

      5.2Ureum

    Deskundigen vinden ureum een prima alternatief. De chemische verbinding ureum, die als afvalstof ook aanwezig is in menselijke urine, wordt in Nederland toegepast op start en landingsbanen van vliegvelden. Het middel is echter ongeveer 7 keer duurder dan wegenzout (kosten van wegenzout kost ca 5 à 6 eurocent per kilo.

    -Voordelen:

    Het grote voordeel is dat het roestvorming voorkomt dus het aluminium, waaruit vliegtuigen voor een groot deel bestaan, wordt niet aangetast.

    -Nadelen:

    Wanneer de temperatuur in de bodem stijgt wordt het ureum door tal van organismen razendsnel omgezet in andere verbindingen. Bij snelle omzettingen wordt zoveel zuurstof gebruikt dat acute tekorten in de bodem kunnen optreden dat weer schadelijk is voor de bomen. Ureum is tevens een meststof.

    6. Voorlichting

    De bevolking zal via het gemeentenieuws en via internet, door middel van de gemeentelijke site, van het gladheidsbestrijdingsbeleid van de gemeente op de hoogte worden gesteld. Dit mede als waarschuwing dat men bij beginnende gladheid er rekening mee dient te houden dat men niet overal tegelijk kan strooien. Men dient zich bij gladheid altijd aan de weersomstandigheden aan te passen.

    Uiteraard is dit ook van belang voor de overige personen die van de Papendrechtse wegen gebruik maken. Deze zijn echter moeilijk te bereiken. Wellicht is het wel mogelijk om via persbericht de bewoners van de regio op de hoogte te stellen.

    Bij de voorlichting zal tevens worden aangegeven dat de gemeente niet in staat is om overal tegelijk te strooien. Een beroep zal worden gedaan op de burgers om hun eigen stoep sneeuw- en ijsvrij te houden en zonodig anderen (die daartoe zelf niet in staat zijn) daarbij behulpzaam te zijn. Hiervoor wordt op de gemeentewerf, tegen kostprijs, strooizout ter beschikking gesteld. Ook hierover worden bewoners via het gemeentenieuws (Papendrechts Nieuwsblad en website) op de hoogte gesteld.

    Het gladheidsbestrijdingsplan zal elk jaar tegen de winter na publicatie ter inzage worden gelegd.

    De prioriteitsstelling van de te strooien routes is als volgt:

    • -

      doorgaande verbindings- en busroutes

    • -

      wijkontsluitingswegen

    • -

      wijkontsluitende- en schoolfietspaden

    • -

      belangrijke woonstraten

    • -

      andere fietspaden

    • -

      voetgangersgebieden nabij openbare gebouwen en markt.

    7. AANSPRAKELIJKHEID

    7.1 Zorgplicht

    De gemeente heeft als wegbeheerder een zorgplicht. Bij gladheid op wegen beperkt deze verplichting zich tot een inspanningsverplichting en niet tot een resultaatverplichting. Kan de gemeente aantonen dat ze in dit kader alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht mag worden, dan zal een rechter in geval van schade bij weggebruikers niet snel genegen zijn de gemeente daarvoor aansprakelijk te achten. Een belangrijk instrument tegen mogelijke aansprakelijkheid is een goed beschreven gladheidbestrijdingsplan.

    7.2 Risicoaansprakelijkheid

    In artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek ligt de basis voor de risicoaansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder. In het algemeen is de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor schade ontstaan op wegen die niet voldoen aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar opleveren voor personen en/of zaken.

    7.2.1 Artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek (BW)

    Artikel 6:174 BW luidt als volgt:

    • 1.

      De bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien hij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend.

    • 2.

      Bij erfpacht rust de aansprakelijkheid op de bezitter van het erfpachtsrecht. Bij openbare wegen rust zij op het overheidslichaam dat moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert, bij leidingen op de leidingbeheerder behalve voor zover de leiding zich bevindt in een gebouw of werk en strekt tot toevoer of afvoer ten behoeve van dat gebouw of werk.

    • 3.

      Onder opstal in dit artikel wordt verstaan gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.

    • 4.

      Degene die in de openbare registers als eigenaar van het opstal of van de grond staat

    ingeschreven, wordt vermoed de bezitter van het opstal te zijn.

    5.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder openbare weg mede begrepen het weglichaam, evenals de weguitrusting.

    Dit artikel legt op het eerste gezicht een zware verantwoordelijkheid bij gemeenten als wegbeheerder. Hierna zullen wij zien in hoeverre er toch mogelijkheden bestaan voor deze gemeenten zich tegen aansprakelijkheidsstellingen te verweren, in geval van schades tengevolge van gladheid van wegen.

    7.3 Aansprakelijkheid in praktijk

    Artikel 6:174 BW, eerste lid, geeft aan dat de inspanningsverplichting afhankelijk is van de omstandigheden. Aan een weg die ten gevolge van nachtvorst, sneeuwval, ijzel e.d. glad is geworden, kunnen niet dezelfde eisen worden gesteld als aan de weg gedurende de zomer. Van de weggebruiker mag worden verwacht dat hij bij “winterse” omstandigheden met een grote mate van oplettendheid en voorzichtigheid aan het wegverkeer deelneemt dan wel dat hij zich bij extreme omstandigheden (zware ijzel!) geheel niet op de weg begeeft. In dit soort omstandigheden kan de gemeente als wegbeheerder niet altijd zonder meer aansprakelijk worden geacht voor eventueel ontstane schade.

    Artikel 6:174 BW, eerste lid, geeft ook de zogenaamde “tenzij-formule” aan. Deze formule verwijst naar de bepalingen van afdeling 6.3.1 van het BW (art. 6:162 e.v.) De gemeente moet aantonen dat op grond van laatstgenoemde bepalingen aansprakelijkheid zou hebben ontbroken, indien zij dit gevaar op het tijdstip van het ontstaan daarvan zou hebben gekend.

    In het algemeen is deze ”tenzij-formule” bedoeld om aansprakelijkheid te voorkomen, indien gebrek en schade een ononderbroken of nauwelijks te onderbreken gebeurtenis vormen, die veroorzaakt wordt door een van buiten komende omstandigheid. Er bestaat bijvoorbeeld geen aansprakelijkheid, indien redelijkerwijs geen maatregelen te vergen waren wegens het korte tijdverloop tussen het ontstaan van het gevaar en de schade. Er bestaat ook geen aansprakelijkheid indien alle nodige maatregelen getroffen zijn om een gevaarlijke toestand te beëindigen, maar het gevaar zich daarna toch verwezenlijkte.

    In het kader van de gladheidbestrijding is voor gemeenten met name het derde lid van artikel 6:162 van belang. Dit luidt als volgt.

    “Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is

    aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.”

    De gemeente kan op grond van deze bepaling aan de aansprakelijkheid voor schades ten gevolge van gladheid van wegen ontkomen, indien zij aantoont dat in de gegeven omstandigheden deze schades redelijkerwijs niet voor haar rekening kunnen worden gebracht, gezien de in het verkeer geldende opvattingen. De bewijslast hiertoe rust bij de gemeente.

    7.4 Toetsing door de rechter

    Of een gemeente erin zal slagen het bewijs te leveren dat zij in een concrete situatie redelijkerwijs niet aansprakelijk kan worden geacht voor een schade tengevolge van gladde wegen, hangt af het algemene beleid dat de gemeente voert ten aanzien van gladheidbestrijding.

    De rechter toetst aan de hand van de volgende criteria:

    • -

      voldoet een weg aan de eisen die in de gegeven omstandigheden daaraan mogen worden gesteld?

    • -

      behoort de gemeente in de gegeven omstandigheden aansprakelijk te worden geacht voor de

    schade, gezien de in het verkeer geldende opvattingen?

    Zoals hiervoor al gezegd, gaat de zorgplicht van de gemeente niet zover dat de veiligheid van de weg te allen tijde wordt gegarandeerd. Van een weggebruiker mag worden verwacht dat hij de nodige voorzichtigheid in acht neemt indien hij deelneemt aan het verkeer, zeker indien er sprake is van gladheid op de wegen.

    De Hoge Raad heeft op 3 mei 2002 (AB, 2004, 47) bepaald dat de aanwezigheid van ijzel op het wegdek geen gebrek van de weg is in de zin van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek. Of aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW bestaat is afhankelijk van of de wegbeheerder voldoende heeft gedaan ter bestrijding van de gladheid ter plaatse (waarschuwing, strooien). Voor ZOAB bestaat geen bijzondere waarschuwingsplicht.

    Aansprakelijkheid voor schades ten gevolge van gladheid van wegen kan worden voorkomen door aan te tonen dat aan de zorgplicht /inspanningsverplichting is voldaan.

    Hierbij dienen de volgende aanbevelingen in acht te worden genomen:

    1.(jaarlijks) vaststellen van een “gladheidsbestrijdingsplan”, waarin het gemeentelijk beleid

    ten aanzien van de gladheidsbestrijding wordt opgenomen. In zo’n plan kan aan de orde komen:

    • -

      prioriteitstelling ten aanzien van bepaalde soort wegen; bijv. doorgaande wegen, drukke wegen, busroutes, gevaarlijke wegen/weggedeelten, rijwielpaden, bepaalde locaties (ziekenhuizen, bejaardenhuizen etc.);

    • -

      gestructureerde risicoanalyse ter verkrijging van een compleet beeld van mogelijk gevaarlijke wegen/weggedeelten;

    • -

      systematische controle van het effect van de gladheidsbestrijding;

    • -

      goed systeem ten behoeve van de klachtenregistratie;

    • -

      voorlichting aan de inwoners van de gemeente en wellicht ook in de regio e.d.

    Bij het vaststellen van een dergelijk plan mogen ook andere belangen aan de orde komen. Genoemd kunnen worden:

    -Financiële middelen

    Van de gemeenten kan niet worden verwacht dat zij de gladheid op alle wegen in de gemeente zullen bestrijden. Bij genoemde prioriteitstelling kan rekening worden gehouden met de beperkte financiële middelen, die gemeenten hebben.

    -Milieubelangen

    Het is mogelijk dat in bepaalde (gedeelten van) gemeenten op grond van milieu-overwegingen slechts op beperkte wijze aan gladheidsbestrijding wordt gedaan (waterwingebieden, natuurbeschermingsgebieden e.d.).

    Deze belangen kunnen gemeenten echter nooit geheel ontslaan van de verplichtingen om in zekere mate iets aan gladheidsbestrijding te doen.

    Bij een concreet schadegeval, dat bij de rechter aanhangig wordt gemaakt, zal de rechter over het algemeen het beleid niet inhoudelijk gaan toetsen.

    • 2.

      Snel en doeltreffend handelen, zodra bepaalde gevaarlijke situaties bekend zijn bij gemeente bijv. door klachten van derden:

    • -

      direct verhelpen van de gladheid ter plaatse;

    • -

      plaatsen van waarschuwingsborden.

    • 3.

      Jaarlijks voor de mogelijke sneeuw- en vorstperiode de inwoner van gemeenten en zo nodig ook van de regio door middel van voorlichting in plaatselijke/regionale dag-/weekbladen/website op de hoogte stellen van het gemeentelijk gladheidsbestrijdingsbeleid.

    Dit gladheidsbestrijdingsplan is opgesteld in het kader Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR).

    Samensteller:

    Beleidsmedewerker Beheer Openbare Ruimte Afdeling Beheer en Uitvoering

    Bijlage 1: Overzichtskaart strooiroutes gladheidsbestrijding

    Bijlage 2: Overzicht straatnamen strooiroutes

    Strooiroute 1 (GEEL)

    Doorgaande route

    Wijkontsluitingswegen

    Willem Dreeslaan

    Scheidingslaan

    Vrijheer van Eslaan

    Muilwyckstraat

    Edelweisslaan

    Gerrit van Dalenstraat

    Pontonniersweg

    Overtoom

    Kennedylaan

    Brederodelaan

    Burgemeester Keijzerweg

    Oude Veer

    Ketelweg

    Bosch

    Kamerlingh Onnesweg

    Kraaihoek

    Pieter Zeemanlaan

    Kerkbuurt

    Platanenlaan

    Visschersbuurt

    Kastanjelaan

    Nanengat

    Cypresslaan

    Rietgorsweg

    Eikenlaan

    Scheepvaartweg

    Beukenlaan

    Rosmolenweg

    Andoornlaan

    Boeieraak

    Westkil

    Dennenhof

    Noordkil

    Hazelaarhof

    Oostkil

    Ridderspoorhof

    Zuidkil

    Kamillehof

    Haagbeukhof

    Moerbeihof

    Lange Tiendweg

    Goudsbloemstraat

    Zonnebloemstraat

    Admiraal de Ruyterweg

    Karel Doormanlaan

    P.S. Gerbrandystraat

    Groen van Prinstererstraat

    P.J. Troelstrastraat

    J.R. Thorbeckesingel

    Schoorweg

    Henri Dunantsingel

    Albert Schweitzerstraat

    Eilandstraat

    Industrieweg

    Oosteind

    Matena

    Strooiroute 2 (GROEN)

    Doorgaande wegen

    Wijkontsluitingswegen

    Veerweg

    Vijzellaan

    Westeind

    Stellingmolen

    Noordhoek

    Onderslag

    Burgemeester Keijzerweg

    Poldermolen

    Rembrandtlaan

    De Vang

    Randweg

    A.Scheffersingel

    Jan Steenlaan

    Randwijk

    Jacob Catslaan

    Vincent van Goghlaan

    P.C. Hooftlaan

    Gerard Dousingel

    Van Maerlantstraat

    Rubenstraat

    Molenlaan

    Van Scorelstraat

    Wieklaan

    Crabethstraat

    Paulus Potterstraat

    Frans Halsstraat

    Doues Dekkerlaan

    Staringlaan

    Vondellaan

    Constantijn Huygenslaan

    Marnixstraat

    Erasmusplein

    Pieter Langendijkstraat

    Van de Palmstraat

    De Costastraat

    Noordersingel

    Markt

    Schooldwarsstraat

    Strooiroutes fietspaden

    Blauwe route

    Rose route

    Willem Dreeslaan

    Willem Dreeslaan

    Kennedylaan

    Edelweisslaan

    Burgemeester Keijzerweg

    Pontonniersweg

    Ketelweg

    Veerweg

    Platanenlaan

    Vijzellaan

    Cypresslaan

    Wieklaan

    Kastanjelaan

    Molenlaan

    Beukenlaan

    Fietspad vanaf Wieklaan tot De Vang

    Westkil

    Burgemeester Keijzerweg

    Fietspad achter Zernikelaan

    Randweg

    Tunneltje van Zernikelaan naar J.R. Thorbeckesingel

    Rembrandtlaan

    Fietspad langs N3 vanaf Parkweg tot tunneltje

    Jan Steenlaan

    Pad door park Oostpolder vanaf Parkweg tot N3

    Jacob Catslaan

    Fietspad langs Manege

    Fietspad langs gemeentehuis

    Tjalk

    Parkweg

    Westkil (beide zijde)

    Zuidkil (beide zijde)

    Oostkil (beide zijde)

    Noordkil (beide zijde)

    Strooiroutes algemeen (ROOD)

    Tiendweg Oost

    Matenasche Scheidkade

    Alver

    Fietspad langs de A15 vanaf Baanhoek (Sliedrecht) tot Noordhoek

    (LET OP verbinding met Andoornlaan)

    Fietspad langs de N3 vanaf tunneltje tot A15

    Burgemeester Keijzerweg vanaf Alblasserdam tot Randweg

    Van der Palmpad

    Boomgaardstraat (incl. parkeerplaats)

    Weteringsingel

    Merwedesingel

    Hoofdstraat

    Huys de Merwede

    Zalmsteeg

    Handmatig (ROOD)

    Fietspad Witte Brug

    Loopbrug over de Burgemeester Keijzerweg

    Fietspad vanaf Burgemeester Keijzerweg langs L.T.S. richting Rubenstraat (incl. brug)

    Winkelcentrum De Meent

    Winkelcentrum Westpolder

    Dienstencentrum P.S. Gerbrandystraat

    Toegangswegen/voetpaden Sporthallen en zwembad

    Voetpad peuterspeelzaal “Kannen en Kruiken”

    Voetpad peuterspeelzaal Staringlaan

    Voetpaden nabij scholen Jacob Catslaan

    Noordhoek (hoge noord trappen)

    Voetpad vanaf dijk richting Noordersingel

    Brug Noordersingel bij L.O.M. school

    Voetpad bij bibliotheek

    Toegangsweg De Stolpe

    Badhuisstraat – verzorgingshuis en aanleunwoningen

    Badhuisstoep

    Kerkepaden (alleen op zondag)

    Trap Visschersbuurt

    Dienstencentrum De Spil

    Voetpad Pontonniersflat

    Voetpad/stoep Schoorweg

    Van Speykstoep

    Bijlage 3: Toezichthouder gladheidsbestrijding winter

    Bijlage 4: Gladheidsbestrijdingsrapport