Beleidsnota archeologie

Geldend van 14-02-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota archeologie

Provinciaal Steunpunt Monumentenzorg en Archeologie 2012

 

Beleidsnota Archeologie

Gemeente Papendrecht

INHOUD

 

Inleiding 3

I Algemeen: wettelijk en beleidsmatig kader4

1.1 Wet op de archeologische monumentenzorg 4

1.2 Rijksverantwoordelijkheid 5

1.3 Provinciale taken en beleid 6

1.4 Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden 8

1.5 Gemeentelijke (verwachtings)waarde- en beleidsadvieskaart 9

II Gemeentelijk archeologiebeleid 11

  • 1.

    Karakteristiek van het bodemarchief 11

2.1.1 Historische ontwikkeling

2.1.2 Ontwikkeling onderzoeksagenda

  • 1.

    Archeologische monumentenzorg (AMZ) 12

2.2.1 Beleidsvisie

2.2.2 Bescherming archeologische waarden

2.2.3 Integratie ruimtelijke ordening

2.2.4 Archeologische monumentenzorgcyclus

  • 1.

    Archeologisch onderzoek 16

Proces

Kwaliteitseisen

Toezicht en handhaving

  • 1.

    Communicatie, Presentatie, Voorlichting 18

2.4.1 Archeologieloket

2.4.2 Publieksbereik en -participatie

2.4.3 Belangenbehartigers archeologie

2.4.4 Archeologie als inspiratiebron

  • 1.

    Organisatie en Financiën 20

2.5.1 Regionale samenwerking

2.5.2 Positionering AMZ in gemeentelijke organisatie

2.5.3 Financiering en budget

 

Begrippen 24

 

Bijlage  Archeologische Monumentenzorgcyclus 26

Colofon 27

 

 

 

 

 

 

 

Inleiding

 

Archeologie (Grieks: αρχαιος – oud, uit oude tijden, λόγος – leer, kennis) of Oudheidkunde is de wetenschap die door bestudering van materiële overblijfselen uit het verleden inzicht tracht te krijgen in oude culturen en beschavingen. De archeologie kent een praktische kant van veldwerk en vondstverwerking en een theoretische kant van analyseren en interpreteren met als gezamenlijk doel het vertellen van het verhaal over het verleden. Door de nieuwe wet- en regelgeving heeft de archeoloog tegenwoordig ook andere taken, zoals het beschermen van het archeologisch bodemarchief, het opstellen van archeologiebeleid en aansluitend deelname aan ruimtelijke werkgroepen en creëren van maatschappelijk draagvlak bij het grote publiek.

 

Opgraven betekent de vernietiging van archeologie in de context van een vindplaats. Dit dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Tot voor kort was er vrijwel geen bescherming van archeologische waarden. Er werd pas archeologisch onderzoek verricht wanneer bij bodemverstoring archeologie werd aangetroffen. Dit ging meestal gepaard met verhoogde kosten voor het bouwproject en grote vertragingen, maar had natuurlijk ook gevolgen voor de kwaliteit van het archeologisch onderzoek. Er is dan ook veel verloren gegaan zonder dat een adequaat archeologisch onderzoek heeft kunnen plaatsvinden. Met behulp van allerlei moderne methoden en technieken kunnen archeologische onderzoeken tegenwoordig efficiënt en soms zelfs zonder bodemverstoring uitgevoerd worden.

 

In 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) ingevoerd. Als gevolg hiervan zijn taken en bevoegdheden ten aanzien van archeologische monumentenzorg gedecentraliseerd naar gemeentelijk niveau. Het is van belang dat gemeenten een juiste invulling geven aan deze rol, zodat een verantwoorde omgang met het bodemarchief is gewaarborgd. De decentralisatie van de zorg voor het archeologisch erfgoed biedt voorts ook kansen om archeologie te benutten voor maatschappelijke doeleinden. Op deze manier kunnen gemeenten optimaal profijt trekken uit de meerwaarde van archeologie voor de leefomgeving. In dit kader is het van belang dat gemeenten zelf archeologiebeleid ontwikkelen en hiermee aansluiting zoeken op de wet- en regelgeving van de ruimtelijke ordening.

 

Deze beleidsnota verwoordt het archeologiebeleid van de gemeente Papendrecht. Het beleid is gebaseerd op de archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart die in opdracht van de gemeente door SOB Research is opgesteld.[1] In deze nota staat beschreven op welke manier de gemeente volwaardig en efficiënt invulling wil geven aan de verplichtingen die de Wamz met zich meebrengt.

 

De nota behandelt:

  • 1.

    de wettelijke zorgplicht archeologie;

  • 2.

    de relatie tussen de ruimtelijke ontwikkeling en de archeologische monumentenzorg;

  • 3.

    de praktische uitvoering van archeologisch onderzoek en archeologische begeleiding;

  • 4.

    de communicatie, presentatie en voorlichting;

  • 5.

    de organisatie en financiën.

 

 

 

 

I Algemeen: wettelijk en beleidsmatig kader

 

 

1.1 Wet op de archeologische monumentenzorg

 

Op 16 januari 1992 werd in Valletta, de hoofdstad van Malta, op initiatief van de Raad van Europa het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed ondertekend.[2] Het doel van dit Verdrag van Valletta (of Verdrag van Malta) is de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie (art. 1). De Europese bevolking moet in staat worden gesteld om kennis te nemen van en begrip te ontwikkelen over het verleden. In het verdrag is bewustmaking van het brede publiek specifiek opgenomen omdat dit bijdraagt aan de bescherming van het bodemarchief en de betrokkenheid van de bewoners (art. 9).

 

Ten einde op een zorgvuldige wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan, is het noodzakelijk om archeologische belangen te verankeren in het ruimtelijke ordeningsbeleid en tijdig te betrekken bij ruimtelijke planontwikkelingen. Archeologische belangen dienen in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ingrepen een wegingsfactor te zijn en behoud in de grond (in situ) prevaleert (art. 5). In het verdrag is opgenomen dat in een financiële regeling dient te zijn vastgelegd welke partij de kosten draagt die noodzakelijk zijn om de archeologische belangen als wegingsfactor bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen betrekken. Hiertoe is het principe “de verstoorder betaalt” geïntroduceerd (art. 6).

 

Door de ratificatie van het Verdrag van Valletta verplichtte Nederland zich om het gedachtegoed van het verdrag in de Nederlandse wetgeving te implementeren. Dit proces heeft bijna 15 jaar in beslag genomen. Dit omdat het een totale herziening van het archeologisch bestel betekende, maar ook vanwege belangrijke wijzigingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op 19 december 2006 werd het voorstel voor de Wet op de archeologische monumentenzorg door de Eerste Kamer der Staten Generaal aangenomen. De wet is pas op 1 september 2007 van kracht geworden, omdat voorafgaande aan de inwerkingtreding een Algemene Maatregel van Bestuur moest worden vastgesteld. In dit Besluit archeologische monumentenzorg (Bamz) zijn enkele wetsartikelen nader uitgewerkt, waaronder de vergoedingsregeling voor excessieve kosten bij archeologisch onderzoek.[3] 

 

Met de invoering van de Wamz is decentralisatie van taken en bevoegdheden ten aanzien van de zorg voor het archeologische bodemarchief een feit. Gemeenten hebben –uitzonderingen daargelaten– het primaat als het gaat om archeologiebeleid. Als bevoegd gezag wordt de gemeente geacht het bodemarchief op verantwoorde wijze te beheren. Bij bodemverstorende ingrepen zal de gemeente moeten beslissen over in het geding zijnde archeologische waarden. Om de belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, moeten gemeenten over archeologiebeleid en een daarbij behorend instrumentarium beschikken. Dit impliceert dat de gemeente beleidsvrijheid heeft en de regie over de ruimtelijke ontwikkelingen op het gemeentelijke grondgebied in handen houdt.

 

Het Verdrag van Malta pleit, naast bescherming van de archeologische waarden door toetsing, planaanpassing en onderzoek, nadrukkelijk voor preventie. Om dat aan te sluiten op bestaande wet- en regelgeving, is ervoor gekozen om gemeentelijk archeologiebeleid in te bedden in het proces van ruimtelijke ordening. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bestaande beleidsinstrumenten, zoals het bestemmingsplan en het vergunningenstelsel. In bestemmingsplannen moeten regels zijn opgenomen over de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden. Op de bijbehorende plankaart dient zichtbaar gemaakt te worden voor welke percelen deze regels gelden.

1.2 Rijksverantwoordelijkheid

 

Het beleid voor archeologische rijksmonumenten is het primaat van de minister van OCW. Het ministerie beschikt over twee uitvoeringsorganen: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Erfgoedinspectie.

 

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De RCE (voorheen Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) fungeert als nationaal kennisinstituut op het gebied van archeologie. De dienst speelt een centrale rol bij het aanwijzen en afvoeren van archeologische rijksmonumenten en bij het verlenen van vergunningen voor bodemverstorende activiteiten op terreinen van archeologische rijksmonumenten. De RCE is verantwoordelijk voor de verwerking van archeologische gegevens in de nationale databank ARCHIS en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze AMK geeft een overzicht van de belangrijkste archeologische terreinen in Nederland en is ontwikkeld in samenwerking met provinciale en gemeentelijke archeologen. Complementair aan de AMK is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Laatst genoemde kaart geeft de kans op het aantreffen van archeologische resten weer. De RCE participeert verder in grote infrastructurele projecten waar archeologie in het geding is (zoals de Hoge Snelheidslijn en de Betuwelijn). Tevens behandelt de dienst de aanvragen voor opgravingvergunningen en beoordeelt het de uitkeringsaanvragen van provincies en gemeenten in het kader van de excessieve kosten regeling (zie 2.5.3). Een dergelijke uitkering kan verleend worden wanneer bij verplicht archeologisch onderzoek kosten gemaakt zijn die redelijkerwijs niet geheel door de betreffende overheid te dragen zijn.[4]

 

Erfgoedinspectie

De Erfgoedinspectie treedt op nationaal niveau op als toezichthouder inzake de naleving van de regels voor behoud, beheer en omgang met het cultureel erfgoed en stimuleert verbeteringen op dit gebied. Hoewel de inspectie onder het ministerie van OCW valt, werkt de dienst onafhankelijk en kan daardoor haar bevindingen objectief vaststellen. Waar nodig treedt de Erfgoedinspectie op bij incidenten. Daarnaast adviseert het de minister van OCW over de verbetering van regelgeving. De sectie Archeologie van de Erfgoedinspectie ziet toe op de naleving van de wet bij archeologische opgravingen en de omgang met vondsten en wettelijk beschermde archeologische monumenten. Specifiek wordt gekeken of de opgravingen voldoen aan de in de beroepsgroep geldende normen en kwaliteitseisen. In het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg wordt gecontroleerd op de wetenschappelijke merites van bijvoorbeeld de Programma’s van Eisen. Ook toezicht op de naleving van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), welke met de introductie van de marktwerking in het archeologische bestel werd opgezet, behoort tot de taken van de sectie Archeologie van de Erfgoedinspectie.[5] Het beheer van de KNA is in handen van het Centraal College van Deskundigen (CCvD), ondergebracht bij de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB). De Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) maakt onderdeel uit van de KNA. De NOaA is opgezet om op nationaal niveau de samenhang te bevorderen in de doelen en de prioriteiten van het archeologische onderzoek. Naast de NOaA bestaan inmiddels ook provinciale (POA), regionale en gemeentelijke onderzoeksagenda’s, die complementair zijn aan de NOaA.

 

 

1.3 Provinciale taken en beleid

 

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wamz, stelde de provincie Zuid-Holland reeds in 2001 een interim-beleid vast dat gebaseerd was op de afspraken uit het Verdrag van Malta. In dit kader werd een provinciaal archeoloog aangesteld en een provinciaal depot opgericht. In 2006 volgde de provinciale beleidsnota archeologie, welke er bij gemeenten al op aanstuurde om archeologie in te bedden in het proces van ruimtelijke ordening om zo een solide basis te creëren voor gemeentelijk archeologiebeleid.[6]

 

Hoewel de provincie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro, ingevoerd op 1 juli 2008), niet meer de taak heeft om ruimtelijke plannen of bestemmingsplannen van gemeenten te toetsen en goed te keuren, behartigt de provincie wel het provinciaal belang inzake de realisatie van ruimtelijke kwaliteit. Cultuurhistorie is een belangrijke pijler van ruimtelijke kwaliteit. In de Ruimtelijke Structuurvisie 2010-2020 geeft de provincie haar visie en doelstellingen ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling en cultuurhistorie. De provincie heeft voorts, mede op basis van de eerder genoemde AMK en IKAW, de cultuurhistorische kenmerken en (verwachtings)waarden van Zuid-Holland opgenomen in een kaart die de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie verbeeldt. Het behoud van deze hoofdstructuur wordt in de structuurvisie omschreven als een provinciaal belang.[7] 

 

Op basis van de CHS heeft de provincie in de Ruimtelijke Structuurvisie richtlijnen voor archeologie in ruimtelijke planvorming opgesteld waar gemeenten zich aan dienen te houden. Kort samengevat geven deze richtlijnen aan in welke gebieden archeologisch onderzoek bij ruimtelijke ingrepen is vereist en in welke gebieden niet.[8] Omdat niet alle ruimtelijke ingrepen even ingrijpend zijn voor het bodemarchief, stelt het Rijk archeologisch onderzoek pas verplicht bij een ingreep vanaf 100 m² in gebieden met een archeologische verwachtingswaarde.[9] De Provincie Zuid-Holland voegt hier nog een vrijstellingsgrens voor de diepte van een bodemingreep aan toe. Dit houdt in dat als de ingreep niet dieper dan 30 cm onder maaiveld reikt, archeologisch onderzoek niet verplicht is, ook al rust er een archeologische verwachtingswaarde op het gebied.[10] Gemeenten mogen alleen van dit voorschrift afwijken als zij dit vakinhoudelijk kunnen onderbouwen. Economische motieven vormen geen legitieme reden om de vrijstellingsgrens op te rekken. Een gemeentelijke (verwachtings)waardekaart is een goed uitgangspunt om tot een evenwichtige keuze te komen met betrekking tot vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek. Vanwege het lokale karakter van een dergelijke kaart kan er namelijk meer gedetailleerde informatie worden opgenomen dan in de provinciale CHS.

 

Complementair aan de CHS zijn de Provinciale Onderzoeksagenda (POA) en de Regioprofielen Cultuurhistorie. In de POA wordt verwoord welke archeologische thema’s en onderzoeksvragen vanuit de provinciale optiek van belang zijn.[11] Dit kan houvast bieden voor gemeenten bij de bepaling van eigen gemeentelijke onderzoeksvragen en in meer algemene zin bij de ontwikkeling van gemeentelijk archeologiebeleid. De Regioprofielen Cultuurhistorie geven richtlijnen voor de wijze waarop gemeenten dienen om te gaan met cultureel erfgoed bij ruimtelijke plannen in zestien topgebieden waar uitzonderlijke archeologische, historisch landschappelijke en historisch bouwkundige waarden (in samenhang) voorkomen.[12] De Regioprofielen dienen doorwerking te krijgen in gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen.[13] 

 

Aan de Ruimtelijke Structuurvisie van de provincie Zuid-Holland zijn een verordening en een uitvoeringsagenda gekoppeld.[14] De verordening bevat de regels waaraan bestemmingsplannen inhoudelijk moeten voldoen, onder andere om cultuurhistorische waarden te behouden en te beschermen. In de uitvoeringsagenda wordt toegelicht met welke strategie de provincie de ambities uit de structuurvisie wenst te verwezenlijken. Uitvoering van de projecten en programma’s zoals beschreven in de uitvoeringsagenda zullen alleen door de provincie worden toegeëigend als deze niet naar lagere overheden gedelegeerd kan worden omdat sprake is van een regionaal belang.

 

Als de provincie constateert dat bij de vaststelling van gemeentelijke bestemmingsplannen onvoldoende rekening is gehouden met in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, monumenten, kan zij een zienswijze indienen.[15] In dit geval dient de gemeente het bestemmingsplan binnen een door de provincie vastgestelde termijn te actualiseren om zo de archeologische belangen alsnog veilig te stellen. Honoreert de gemeente de provinciale zienswijze niet, dan kan de provincie gebruik maken van haar recht om een reactieve aanwijzing te doen. Het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft kan worden aangewezen als attentiegebied en de gemeente verliest in dat geval het bevoegd gezag.[16]

 

Er is nog een aantal uitzonderingen waarbij niet de gemeente maar de Provincie Zuid-Holland bevoegd gezag is.[17] Het gaat om:

  • 1.

    ontgrondingen;

  • 2.

    ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor het opstellen van een MER verplicht is[18];

  • 3.

    gemeentegrens overschrijdende projecten;

  • 4.

    projecten waarbij provinciale (water)wegen zijn betrokken;

  • 5.

    projecten waarbij de Provincie Zuid-Holland verstoorder is

 

In alle gevallen waarin de provincie Zuid-Holland bevoegd gezag is, toetst deze overheidslaag het Programma van Eisen (PvE) voor archeologisch onderzoek, controleert het de onderzoeksrapporten en neemt het een selectiebesluit.

 

Archeologisch materiaal dat in Zuid-Holland wordt aangetroffen is eigendom van de provincie. Vondsten worden uiteindelijk geconserveerd, gedocumenteerd, geregistreerd en beheerd in het Provinciaal Archeologisch Depot in Alphen aan den Rijn. Tevens is bij het depot het provinciale meldpunt voor archeologische vondsten ingericht. Onder bepaalde voorwaarden kunnen gemeenten een eigen archeologisch depot inrichten en beheren. De Provincie Zuid-Holland heeft de bevoegdheid hiertoe een aanwijzingsbesluit te nemen. Gemeenten met zo’n eigen depot zijn: Leiden, Den Haag, Rijswijk, Delft, Gouda, Rotterdam, Dordrecht, Gorinchem en Vlaardingen. Een belangrijk deel van de Zuid-Hollandse archeologie wordt sinds 2011 ontsloten via het Provinciaal Archeologisch Centrum, dat gevestigd is in het Archeologiehuis Zuid-Holland te Alphen aan den Rijn.[19] 

 

 

 

1.4 Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden

 

Verreweg de meeste beslissingen over de ruimtelijke inrichting met gevolgen voor archeologische waarden in de bodem worden op gemeentelijk niveau genomen. Met het van kracht worden van de Wamz moet de gemeente verantwoordelijkheid nemen voor het behoud van het bodemarchief en derhalve archeologie als volwaardige wegingsfactor meenemen in de belangenafweging bij besluitvorming over ruimtelijke ingrepen.

 

Het is wenselijk om de besluitvorming omtrent het al dan niet toestaan van een bodemingreep te baseren op een gemeentelijke archeologische (verwachtings)waardenkaart. Deze verschaft een vlakdekkend inzicht in bekende en te verwachten archeologische resten. Vanwege het locale niveau is een gemeentelijke kaart gedetailleerder en daarmee betrouwbaarder dan de CHS van de Provincie Zuid-Holland.

 

Het gemeentelijk archeologiebeleid dient aan te sluiten op de principes die in het Verdrag van Valletta zijn verwoord en met de invoering van de Wamz zijn verankerd in de Nederlandse wetgeving. De doelstelling om het archeologische bodemarchief in situ te behouden staat voorop. Als behoud en bescherming van archeologische resten in de bodem niet mogelijk blijken te zijn, dienen de resten deskundig te worden onderzocht en gedocumenteerd.

 

Het te voeren archeologiebeleid dient te worden gekoppeld aan het ruimtelijke ordeningsbeleid. Bestemmingsplannen moeten beschermende voorwaarden bevatten voor gebieden waarvan men weet of vermoedt dat er archeologische sporen zijn en het vergunningenstelsel dient te worden aangepast aan archeologie. De archeologische monumentenzorgcyclus kan hiervoor als protocol worden aangewend (zie 2.2.4).

 

Beslissingen betreffende het gemeentelijk bodemarchief dienen transparant te zijn en open te staan voor de gebruikelijke procedures van beroep en bezwaar. Het is daarom noodzakelijk dat de uitgangspunten zijn vastgelegd in gemeentelijk archeologiebeleid. Dit stelt de gemeente tevens in staat om – op basis van de locale situatie – eigen accenten te leggen en prioriteiten te stellen in het kader van archeologisch onderzoek.

 

Naast de verantwoordelijkheid voor een correcte afhandeling van bodemverstorende activiteiten (en de daarbij gewenste interne communicatie) is ook het informeren van ontwikkelaars en het brede publiek van belang. Alleen dan is het voor ontwikkelaars mogelijk om tijdig inzicht te verkrijgen in financiële en procedurele consequenties van een ruimtelijke ontwikkeling en kan draagvlak voor archeologiebeleid gecreëerd worden bij het brede publiek. Hiermee wordt een directe aansluiting op het negende artikel van het Verdrag van Malta gerealiseerd.

 

 

 

Gemeentelijke (verwachtings)waarde- en beleidsadvieskaart

 

Een verantwoorde omgang met en een verantwoord beheer van het archeologische bodemarchief begint met kennis over wat beheerd moet worden. Om die reden heeft de gemeente Papendrecht SOB Research reeds in 2005 opdracht gegeven voor het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het materiaal werd in 2006 opgeleverd en is onlangs, in april 2012, geactualiseerd.

 

De archeologische verwachtingskaart van de gemeente Papendrecht is tot stand gekomen op basis van een breed scala aan reeds bestaande geologische, geomorfologische, archeologische en historische bronnen.[20] Aan de hand hiervan is ook een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld, welke het uitgangspunt vormt voor het in deze nota geformuleerde gemeentelijk archeologiebeleid van Papendrecht. De twee kaarten zijn specifiek vervaardigd voor gebruik op gemeentelijk niveau en samen bieden zij het fundament voor een integrale afweging van archeologische belangen. Het kaartmateriaal maakt het de gemeente Papendrecht mogelijk om initiatiefnemers van ruimtelijke ingrepen zo adequaat mogelijk te informeren over eventuele (procedurele, juridische en financiële) consequenties.

 

De kennis die de gemeente in de loop der tijd over het archeologische bodemarchief verkrijgt, dient als voeding voor het verrijken en actueel houden van het kaartbeeld. Het onderhoud en beheer van het kaartmateriaal dient te worden uitgevoerd door een archeologisch specialist.

 

Op het kaartmateriaal van de gemeente Papendrecht is onderscheid gemaakt tussen de volgende archeologische verwachtingscategorieën:

  • 1.

    archeologisch Rijksmonument (beschermd gebied);

  • 2.

    zones met een zeer hoge archeologische verwachting;

  • 3.

    zones met een hoge archeologische verwachting;

  • 4.

    zones met een middelhoge archeologische verwachting;

  • 5.

    zones zonder archeologische verwachting.

 

In het algemeen geldt dat men streeft naar behoud van archeologie in de bodem (in situ). Bij de uitvoering van (her)inrichtingsplannen dient de gemeente Papendrecht hiermee rekening te houden. Wanneer bodemverstoring in zones met een archeologische verwachting echter niet vermeden kan worden, dient in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming een verkennend en/of karterend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Om te komen tot een dergelijk besluit is het doorlopen van de archeologische monumentenzorgcyclus noodzakelijk (zie 2.2.4).

 

Zoals reeds beschreven, worden kleinschalige ruimtelijke ingrepen vrijgesteld van archeologisch onderzoek: het rijk hanteert in dat kader een vrijstellingsnorm van 100m².[21] De Provincie Zuid-Holland hanteert bovendien ook een vrijstellingsnorm voor de diepte van een verstoring: indien de bodem bij een ruimtelijke ingreep niet dieper dan 30 cm verstoord wordt, is archeologisch onderzoek niet verplicht.[22] Met deze normen wordt voorkomen dat men bij relatief kleine ingrepen, zoals een kleinschalige aanpassing aan een woning, voor kostbare en tijdrovende archeologische onderzoeken komt te staan.

 

Op basis van een gemeentelijke archeologische (verwachtings-)waardekaart kan een gemeente besluiten om de vrijstellingsnorm te versoepelen of te verscherpen. Elke afwijking van de wettelijke en provinciale norm dient echter vakinhoudelijk gemotiveerd te zijn.  

De gemeente Papendrecht kiest ervoor om het beleidsadvies van SOB Research te implementeren en wijkt daarmee af van het wettelijke voorschrift. Hanteert het Rijk een vrijstellingsgrens van 100 m², de gemeente Papendrecht stelt pas bij 250 m² respectievelijk 500 m² een archeologisch onderzoek verplicht in gebieden met een hoge en middelhoge verwachting. Daar staat tegenover dat de gemeente voor gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting archeologisch onderzoek verplicht stelt bij ruimtelijke ingrepen met een oppervlakte vanaf 30 m², teneinde de risico’s op vernietiging van waardevolle archeologie na genoeg uit te sluiten. In de toelichting op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is de vakinhoudelijke motivering voor deze beleidskeuzes na te lezen.[23] 

II Gemeentelijk archeologiebeleid

 

Karakteristiek van het bodemarchief

 

Archeologie maakt de geschiedenis van een gemeente of regio zichtbaar. Een gemeenschap kan hieraan identiteit ontlenen. De mate waarin een gemeente belang hecht aan deze lokale identiteit bepaalt op welk niveau invulling wordt gegeven aan het archeologiebeleid. Natuurlijk hangen beleidsambities ook samen met datgene wat het gemeentelijk bodemarchief te bieden heeft.

 

 

Historische ontwikkeling

 

Voor het opstellen van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart deed SOB Research bureauonderzoek naar de oorsprong en ontwikkeling van Papendrecht. Het gemeentelijk grondgebied bestaat voornamelijk uit klei en veen dat van oorsprong werd doorsneden door verschillende waterlopen. Hoewel met inpoldering van het gebied pas werd begonnen in de Middeleeuwen, is het goed mogelijk dat oudere bewoningssporen op de van nature hoogliggende zones worden aangetroffen, zoals op stroomruggen en rivierduinen. Vanaf ca. 1200 ontstond de bedijking zoals deze op hoofdlijnen nu nog aanwezig is en vestigden steeds meer mensen zich in het gebied. Toen het achterland in de dertiende eeuw werd ingepolderd, groeide de nederzetting uit tot een bescheiden dorp. De naam Papendrecht is tweeledig: enerzijds verwijst het naar de Rooms-Katholieke bewoners (Papen), anderzijds naar de doorwaadbare plek in de rivier (drecht) waarlangs het dorp was gelegen. Deze ligging zorgde ervoor dat de bewoners onder andere konden leven van visserij, rietteelt en dijkwerk. Tot aan de negentiende eeuw was Papendrecht in het bezit van adellijke families. Pas in 1816 werd Papendrecht een gemeente met een burgemeester en wethouders. Met de industriële ontwikkeling aan het eind van dezelfde eeuw deed de scheepsbouw zijn intrede in Papendrecht, wat een kleine groei van het aantal bewoners met zich meebracht. Toch is het dorp pas in de jaren zestig van de twintigste eeuw expansief gegroeid. Tegenwoordig kent Papendrecht een stedelijk karakter.[24]

 

 

  • 1.

    Ontwikkeling onderzoeksagenda

 

In de loop der tijd zal de kennis over het bodemarchief toenemen door archeologisch onderzoek dat wordt verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit maakt het mogelijk om te formuleren welke onderzoeksvragen afdoende zijn beantwoord en welke kennislacunes er nog bestaan. De onderzoeksvragen waaraan de gemeente prioriteit geeft, kunnen worden omschreven in een onderzoeksagenda. Met behulp van een dergelijke onderzoeksagenda kan men sturing geven aan het archeologische onderzoek en onnodig onderzoek voorkomen.

Vooralsnog zal de nadruk worden gelegd op het werken volgens de archeologische monumtenzorgcyclus (zie 2.2.4). Het formuleren van een onderzoeksagenda kan in de toekomst prioriteit krijgen.

 

2.2. Archeologische Monumentenzorg (AMZ)

 

De gemeente Papendrecht heeft waardering voor het archeologisch erfgoed en onderschrijft de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta waarop de Wet op de archeologische monumentenzorg is gebaseerd.

 

 

2.2.1. Beleidsvisie

 

Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het gemeentelijk beleid is behoud van archeologie in situ. Dit betekent dat opgraven slechts een noodoplossing mag zijn. Immers, opgraven betekent de vernietiging van archeologie in context. Vaak kan het verleden van een plaats alleen nog gereconstrueerd worden aan de hand van archeologie. De cultuurhistorische kenmerken van het grondgebied zijn dus mede bepalend voor de plaatselijke identiteit. Er moet daarom zorgvuldig worden omgegaan met dit archeologisch erfgoed. Behoud in situ is overigens niet bedoeld om alles voor altijd in de bodem te behouden. De veronderstelling is dat komende generaties meer en betere technieken zullen hebben om archeologische resten te onderzoeken en tevens meer kennis bezitten om archeologie te interpreteren. Daarnaast hebben de vele en grootschalige bodemverstoringen van de afgelopen jaren grote hoeveelheden archeologisch materiaal opgeleverd. Om te voorkomen dat dit in het depot verdwijnt zonder dat het onderzocht is, zal de archeologische expertise niet moeten worden overbelast.

 

Om de archeologische karakteristieken binnen het grondgebied van de gemeente zo goed mogelijk te behouden, dienen ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium te zijn afgestemd op de mogelijke aanwezigheid van archeologie. De gemeente Papendrecht houdt zich het recht voor om voorwaarden te stellen aan vergunningverlening om zo creatieve plannen te stimuleren waarbij archeologie de inspiratiebron vormt. Archeologievriendelijk ontwikkelen past goed binnen de beleidsvisie van de gemeente Papendrecht. [25] Hierbij wordt contact met archeologische resten gemeden, of vindt dit slechts in geringe mate plaats. Het Land van Matena zal op een dergelijke manier worden ontwikkeld. Archeologisch onderzoek toonde aan dat de kans op sporen uit de Late Middeleeuwen zeer groot was, waarna het gemeentebestuur heeft  besloten het bodemarchief ongemoeid te laten bij herontwikkeling. Er is gekozen voor een groene invulling van het gebied waardoor een uniek woon- en verblijfsgebied zal ontstaan dat vloeiend overloopt in het landschap van de Matenasche Scheidkade.

 

Zelfs wanneer wordt gekozen voor een gebiedsontwikkeling waarbij de bodem ogenschijnlijk ongemoeid wordt gelaten, kunnen ernstige verstoringen optreden, bijvoorbeeld onder invloed van veranderingen in het grondwaterpeil. Omdat de gemeente Papendrecht een duurzaam behoud van archeologie in de bodem nastreeft, zal inzicht moeten worden verkregen in de archeologische kenmerken van een plangebied en de wijze waarop deze kenmerken veilig kunnen worden gesteld. Deskundigheid hierover kan bijvoorbeeld worden ingewonnen bij een archeologisch adviesbureau of bij de Stichting Archeologische Monumentenwacht Nederland.[26] 

 

Als de gemeente toestemming verleend voor een bodemingreep in archeologisch waardevolle terreinen, dient de verstoorder de kosten van een deskundig uitgevoerde opgraving te betalen. Door documentatie, een basisrapportage van de verzamelde gegevens en de overdracht van (een selectie van) het vondstmateriaal blijft de archeologie, zij het niet in oorspronkelijke context, toch behouden (ex situ). Door een toename van kennis door archeologisch onderzoek zal in de loop der tijd een beter beeld worden verkregen over het archeologische bodemarchief. Er zullen zich wellicht ook kennislacunes aftekenen. Al deze inzichten zullen met regelmaat moeten worden vertaald naar de het gemeentelijk kaartmateriaal, de gemeentelijke beleidsvisie en in de toekomst mogelijk naar een gemeentelijke onderzoeksagenda. Resultaat van dit proces is dat de gemeente beschikt over een adequaat archeologisch kaartbeeld dat, eventueel in samenhang met een onderzoeksagenda, als beleidskader bij gemeentelijke besluitvorming dient.

 

Door op heldere wijze informatie te verstrekken over de te verwachten archeologie in Papendrecht, kunnen bestemmingsplannen worden opgesteld en weten initiatiefnemers waar ze aan toe zijn. Op deze manier wordt begrip voor de noodzaak van archeologisch onderzoek en respect voor archeologische waarden gecreëerd bij zowel bodemverstoorders als inwoners van Papendrecht. De gemeente kan bovendien inspringen op de toenemende belangstelling van het grote publiek voor cultuurhistorie en geschiedenis. Archeologie kan een belangrijk middel zijn om inwoners bij hun leefomgeving te betrekken. Maar ook op het gebied van recreatie en vrijetijdsbesteding kan archeologie ingezet worden. De gemeente zal dan ook verschillende initiatieven voor publieksbereik stimuleren. Archeologische wetenswaardigheden zouden bijvoorbeeld kunnen worden opgenomen in de publicaties Van Heerlijkheid tot Heden, een reeks waarmee de gemeente Papendrecht lokale cultuurhistorische onderwerpen voor het voetlicht brengt.

 

 

2.2.2. Bescherming archeologische waarden

 

De voorhanden zijnde kennis over de aanwezigheid van, dan wel te verwachte archeologische resten, is verwerkt in de archeologische (verwachtings)waardekaart van de gemeente Papendrecht. Complementair aan deze kaart is de beleidsadvieskaart, waarin aangegeven wordt welke eisen de gemeente oplegt bij bodemverstoringen. De bij het kaartbeeld behorende toelichting geeft de inhoudelijke motivering op basis waarvan het beschermingsregime voor archeologie in Papendrecht is ontwikkeld.[27] 

 

De gradatie van archeologische (verwachtings)waarden in een gebied is bepalend voor de mate waarin de gemeente beschermende maatregelen oplegt. Hoewel behoud in situ voorop staat, is het integraal behouden van archeologische sporen in de gemeentelijke praktijk niet altijd mogelijk. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet worden gefrustreerd.

 

Papendrecht schrijft restricties toe aan ruimtelijke ingrepen in gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting, gebieden met een hoge archeologische verwachting en gebieden met een middelhoge archeologische verwachting. De maatregelen ter bescherming van archeologische waarden koppelt de gemeente Papendrecht aan het ruimtelijk ordeningsbeleid.

 

Aan gebieden zonder archeologische verwachting koppelt de gemeente Papendrecht geen nadere eisen bij grondverstorende werkzaamheden. Als in deze vrijgestelde gebieden toch archeologische resten worden aangetroffen, spreekt men van een toevalsvondst. Deze dient terstond via de gemeente of de provincie aan de minister van OCW te worden gemeld.[28] Gebeurt dit niet, dan is dit een strafbaar feit waarvoor de gemeente, als verantwoordelijke overheid voor het bodemarchief, passende maatregelen dient te nemen (zie ook 2.5.3)

 

Archeologische resten die van nationaal belang zijn, zijn op basis van de Monumentenwet 1988 door de minister van OCW aangewezen als archeologisch rijksmonument en als zodanig beschermd.[29] Op basis van de wet zijn bodemverstorende werkzaamheden hier verboden, tenzij vooraf door de minister een vergunning is verleend. Het is de taak van gemeenten om deze rijksmonumenten op de plankaart van bestemmingsplannen op te nemen. Papendrecht heeft één terrein waarvoor deze rijksbescherming opgaat. Het betreft een huisterp uit de Middeleeuwen aan de Edelweisslaan/Van Eslaan.[30]

 

Sinds 1 januari 2009 zijn gemeenten verplicht om een monumentencommissie aan te stellen.[31] Naast deskundigen op het gebied van gebouwde monumentenzorg zal er ook een deskundige op het gebied van archeologie worden aangesteld als lid van de gemeentelijke monumentencommissie in Papendrecht.

 

 

2.2.3. Integratie ruimtelijke ordening

 

Archeologie kan op planologische en juridische wijze worden beschermd via de Wet ruimtelijke ordening (Wro, 2008). Het bestemmingsplan of de beheersverordening (?? Wij zijn momenteel bezig met het opstellen van 3 beheersverordeningen i.p.v. bestemmingsplannen) vormt hierbij het centrale instrument. Door archeologisch waardevolle gebieden aan te duiden op de plankaart en beschermende voorschriften vast te leggen in de planregels geeft de gemeente invulling aan haar wettelijke taak.[32] Gemeenten zijn wettelijk verplicht om hun planologisch regime elke tien jaar te actualiseren.[33] Dit betekent in de praktijk vaak dat er heel wat tijd verstrijkt voordat het gemeentelijk grondgebied geheel voorzien is van bestemmingsplannen of beheersverordeningen waarin archeologie verankerd is.

 

Naast het bestemmingsplan of de beheersverordening en de erfgoedverordening kan een gemeentelijke structuurvisie ingezet worden om archeologie in ruimtelijke samenhang te waarborgen. Hierin presenteert een gemeente namelijk een integrale visie op de leefomgeving. Cultuurhistorie en archeologie kunnen hier onderdeel van uitmaken. In de structuurvisie van Papendrecht uit 2009 zijn deze aspecten niet opgenomen; iets wat bij een herziening van het document zal moeten worden bezien.[35]

 

In het kader van Wro en Wamz kan bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport worden gevraagd, waarin de archeologische waarde van het desbetreffende terrein is vastgesteld. Naar aanleiding van het rapport en het selectieadvies, zal de gemeente besluiten tot vergunningverlening of vervolgonderzoek. Zoals al beschreven, kunnen aan de aanvrager aanvullende eisen over technische en bouwkundige maatregelen worden gesteld om archeologie te behouden. Hierbij kan de aanvrager ook verplicht worden tot behoud van de archeologie ex situ, dus door middel van een opgraving. Om te bepalen welke voorwaarden moeten worden verbonden aan de vergunningverlening dient de Archeologische Monumentenzorgcyclus te worden doorlopen bij de behandeling van een vergunningaanvraag.

 

 

2.2.4. Archeologische Monumentenzorgcyclus

 

Als voor bodemverstorende activiteiten een vergunning of ontheffing wordt aangevraagd, wordt door de gemeente getoetst of er op basis van de archeologische (verwachtings)waarde- en beleidsadvieskaart, het bestemmingsplan (of de beheersverordening) en de planregels specifieke voorwaarden en vereisten zijn gesteld voor  archeologie. Is dit het geval, dan wordt de zogenaamde Archeologische Monumentenzorgcyclus (AMZ cyclus) opgestart.

 

De AMZ cyclus is erop gericht kennis te verzamelen om als gemeente een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van grondverstorende activiteiten. De centrale vraag hierbij is altijd of behoudenswaardige archeologie in het geding is. De cyclus is niet alleen een onderzoekstraject, maar ook een besluitvormingstraject. Aan de hand van criteria zoals vastgelegd in de KNA, wordt de waardestelling van archeologische resten betrokken bij het besluitvormingsproces.[36]

 

De uitvoerder van archeologisch onderzoek formuleert op basis van het (inventariserend) onderzoek een antwoord op de in de opdracht geformuleerde vragen (Programma van Eisen). Deze vragen zijn gericht op de aanwezigheid en waardering van archeologische resten. De archeologisch deskundige van de gemeente (een senior archeoloog) beoordeelt dit rapport en geeft een selectieadvies aan het bevoegd gezag over de te nemen vervolgstappen.

 

Naar aanleiding van het selectieadvies doet de gemeente als bevoegd gezag een definitieve uitspraak over het vervolg van de procedure. Dit wordt aangeduid met de term selectiebesluit. In de besluitvorming worden ook andere maatschappelijke belangen meegenomen. Wanneer geen archeologische waarden zijn aangetroffen kan het betreffende gebied worden vrijgegeven. Wanneer archeologische waarden in het geding zijn, formuleert de gemeente in het selectiebesluit hoe hiermee dient te worden omgegaan. De archeologische waarden worden dan ofwel opgegraven ofwel in de bodem behouden door een planaanpassing of door de weigering van een omgevingsvergunning. Voor de efficiëntie dient de AMZ cyclus direct bij aanvang van projectplannen in werking te worden gesteld. Zo kunnen plannen en projecten in een vroeg stadium worden aangepast voor het behoud van archeologische waarden.

 

Het selectiebesluit is geen appelabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De term ‘selectiebesluit’ is afkomstig uit de ‘Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA). Met de term wordt aangesloten bij het dagelijks spraakgebruik.

Een ‘selectiebesluit’ kan in sommige gevallen verstrekkende gevolgen hebben, omdat de aanvrager wordt geconfronteerd met extra kosten voor bijvoorbeeld aanvullend onderzoek,de aanpassing van een bouwplan of een opgraving. Indien een aanvrager wil ageren tegen de inhoud van het selectiebesluit, zal hij hiervoor de reguliere rechtsmiddelen moeten gebruiken die in het kader van het besluit op een aanvraag openstaan. Dezelfde mogelijkheden gelden voor belanghebbenden.

 

De procedure voor het (laten) opstellen en goedkeuren van het Programma van Eisen (PvE) en het formuleren van een selectieadvies is ondergebracht bij de archeologisch adviseur van de gemeente. Dit geldt ook voor de beoordeling van het onderzoeksrapport, afstemming van het uitgevoerde onderzoek met de eisen uit het PvE en het selectieadvies. Papendrecht huurt deze capaciteit en expertise vooral in bij de gemeente Dordrecht.

 

De AMZ cyclus moet geheel worden doorlopen alvorens een vergunning kan worden verleend.

 

 

 

 

 

  • 1.

    Archeologisch onderzoek

 

 

2.3.1. Proces

 

Voor archeologische onderzoek worden drie processtappen onderscheiden.

 

  • 1.

    Vooronderzoek (bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende/karterende fase)

  • 2.

    Het bureauonderzoek dient om de bekende archeologische gegevens te inventariseren en te vertalen naar een gebiedspecifiek verwachtingsmodel. Voor een dergelijk onderzoek is geen Programma van Eisen (PvE) of Plan van Aanpak (PvA) nodig.

  • 3.

    Bij het inventariserend veldonderzoek wordt door middel van prospectie veldgegevens verzameld en het verwachtingsmodel getoetst. Voor een dergelijk onderzoek is een door de gemeente goedgekeurd PvA verplicht. Doel van het vooronderzoek is om na te gaan in hoeverre het bodemprofiel intact is, of er archeologische indicatoren aanwezig zijn en de omvang van een vindplaats te bepalen.

 

  • 1.

    Vervolgonderzoek (inventariserend veldonderzoek, waarderende fase)

  • 1.

    Bij het gravend inventariserend veldonderzoek wordt door middel van het graven van proefsleuven veldgegevens verzameld. Doel van het vervolgonderzoek is het waarderen van de vindplaats ten einde een onderbouwd advies te geven over het door de gemeente te nemen selectiebesluit (stap 3). Voor een dergelijk vervolgonderzoek is een door de gemeente goedgekeurd PvE verplicht.

  • 2.

     

  • 1.

    Behoud in situ door planaanpassing of behoud ex situ door definitief onderzoek (opgraven of archeologisch begeleiden)

  • 1.

    Als besloten wordt de sporen in situ te behouden wordt de vindplaats niet verstoord. Archeologie wordt in dit geval door fysieke en/of planologische maatregelen beschermd en op die manier ingepast in de ruimtelijke ontwikkeling.

  • 2.

    Bij een opgraving worden alle vondsten en sporen gedocumenteerd en ex situ behouden. Als besloten wordt de grondverstorende ingreep archeologisch te (laten) begeleiden vindt gedurende de werkzaamheden een regelmatige veldinspectie plaats. Voor de processtap definitief onderzoek is een door de gemeente goedgekeurd PvE verplicht.

  • 3.

    Elk onderzoek levert informatie op over de archeologische waarden. Naarmate de AMZ cyclus  verder wordt doorlopen, neemt het detailniveau en ook het kostenniveau van het archeologisch onderzoek toe.

  • 4.

     

  • 5.

     

  • 6.

    2.3.2. Kwaliteitseisen

 

Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg is een ieder die beroepshalve archeologische werkzaamheden verricht gehouden aan de kwaliteitseisen zoals die zijn vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).[37] Deze hebben betrekking op de vorm, inhoud, informatieplicht, verslaglegging en deskundigheid van de uitvoerders. Volgens de KNA moeten archeologen een ethische beroepscode hebben ondertekend, bijvoorbeeld via de Nederlandse Vereniging van Archeologen of de European Association of Archaeologists. Uitvoerende instanties en bedrijven dienen over een opgravingsvergunning te beschikken die wordt verleend door de RCE. De Erfgoedinspectie ziet toe op de naleving en uitvoering van de KNA.

 

Vergunninghoudende gemeenten hebben een eigen archeologische dienst met opgravingbevoegdheid en hebben daarmee de juiste kennis en middelen in huis om deze verschillende processtappen te kunnen uitvoeren volgens de richtlijnen van de KNA. Niet-vergunninghoudende gemeenten moeten deze kennis en middelen extern inhuren.

 

De gemeente Papendrecht heeft geen gemeentelijke archeologische dienst en zal, wanneer de gemeente verstoorder en dus initiatiefnemer is, archeologisch onderzoek door een externe partij laten uitvoeren.  Wanneer de gemeente niet de initiatiefnemer is, wordt de uitvoering aan de verstorende partij overgelaten, die archeologisch onderzoek doorgaans ook zal uitbesteden. De gemeente blijft het bevoegd gezag en zal erop toezien dat de voorschriften worden nageleefd.

 

 

  • 1.

    Toezicht en Handhaving

 

De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor het archeologisch bodemarchief van het gemeentelijk grondgebied. Daarmee is de gemeente ook verantwoordelijk voor toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het kader van archeologie. Ten behoeve hiervan worden de medewerkers handhaving van de afdeling Bouwen bij de gemeente Papendrecht op de hoogte gebracht van het gemeentelijk archeologiebeleid. In het Programma van Eisen zijn de richtlijnen opgenomen voor het onderzoek, waarop zij moeten toezien. Ook moeten de betrokken medewerkers bekend zijn met de Wet op de archeologische monumentenzorg en de provinciale richtlijnen ten aanzien van de omgang met cultureel erfgoed. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de provinciale voorschriften voor booronderzoeken.[38] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    Communicatie, Presentatie, Voorlichting

 

Archeologie wordt beschouwd als gemeenschappelijk belang. Het draagt bij aan de kennis van het gemeenschappelijk verleden van een dorp of stad en van Nederland. Informatie over archeologie moet dan ook voor iedereen beschikbaar en toegankelijk zijn. Wanneer de publieksfunctie van archeologie goed wordt ingericht kan dit een belangrijke bijdrage leveren aan de belangstelling voor oudheden en zo ook aan het draagvlak voor archeologie: bekend maakt bemind.

 

 

  • 1.

    Archeologieloket

 

Door het bijeenbrengen van de beschikbare kennis in een digitaal informatiesysteem en het bijhouden van dit systeem, is de gemeente in staat initiatiefnemers de meest adequate informatie te verschaffen over het archeologische bodemarchief in de gemeente. Dit is onder andere van belang in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.[39] De beschikbare informatie zal worden ondergebracht bij de bestaande gemeentelijke website over cultureel erfgoed.[40] De website zal de wettelijke bepalingen en het gemeentelijk beleid (inclusief kaartmateriaal) over archeologie inzichtelijk maken. Daarnaast kan de website in de toekomst wellicht worden uitgebreid om nieuwe archeologische kennis en projecten te ontsluiten, bijvoorbeeld met betrekking tot bijzondere vondsten en onderzoeksinformatie. De website kan zowel ambtenaren als externen inzicht verschaffen in de archeologische stand van zaken binnen de gemeente. Het systeem is uit te breiden met vondstmeldingen. Lokale vrijwilligers vervullen reeds een signaalfunctie met betrekking tot archeologie in de gemeente Papendrecht. Zij zijn wellicht bereid de vondstmeldingsprocedures te ondersteunen.

 

 

  • 1.

    Publieksbereik en -participatie

 

De gemeente Papendrecht probeert op een creatieve manier aandacht te besteden aan archeologie. Om het verhaal van het verleden uit te dragen kan de gemeente verschillende middelen aanwenden, waarbij archeologisch onderzoek en vondsten centraal staan. Archeologie kan worden benut als bron voor geschiedschrijving, bijvoorbeeld in de reeds vermelde serie Van Heerlijkheid tot Heden, waarin op populair wetenschappelijke wijze een breed publiek wordt bereikt. Een andere manier waarop Papendrecht al aandacht schenkt aan het cultureel erfgoed is middels de kleine tentoonstelling op de begane grond van het gemeentehuis. Het is van belang om dergelijke presentaties actueel en vernieuwend te houden. Hoewel vondsten die gedaan worden in de gemeente eigendom zijn van de Provincie Zuid-Holland kunnen objecten voor tentoonstellingdoeleinden vaak in bruikleen worden gegeven aan een gemeente.

 

2.4.3. Belangenbehartigers archeologie

 

In Nederland houden duizenden mensen zich vrijwillig bezig met archeologie. Zij zetten zich vaak actief in voor kennisvermeerdering over de bewoningsgeschiedenis van hun gemeente of regio. De meeste vrijwilligers zijn als lid aangesloten bij een vereniging. Zo kunnen zij onder toezicht van een senior archeoloog meewerken in het veld en assisteren bij het conserveren en documenteren van vondsten. Daarnaast organiseren zij veel activiteiten zoals lezingen en excursies en worden er landelijke en regionale publicaties verwezenlijkt. De grootste vereniging voor zulke belangenbehartigers van archeologie is de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN). De AWN heeft verschillende afdelingen die door heel het land zijn verspreid. In de regio van Papendrecht is de afdeling Lek en Merwestreek actief.  

 

Professionele archeologen maken veel gebruik van de kennis van regionale of lokale vrijwilligers. Zij beschikken immers vaak over zeer specialistische kennis met betrekking tot de bewoningsgeschiedenis. Door de bijdrage van vrijwilligers wordt zelfs veel werk gedaan waar professionele archeologen niet altijd aan toe kunnen komen. Vrijwilligers worden verder ook vaak ingezet bij voorlichting en educatie op het gebied van archeologie. De gemeente Papendrecht onderhoudt goede contacten met lokale vrijwilligers. Beide partijen ontmoeten elkaar in ieder geval tweemaal per jaar tijdens de bijeenkomsten van de historische werkgroep Handvest van Papendrecht.  

 

In samenwerking met vrijwilligers van lokale historische verenigingen en van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN), kunnen gemeenten de betrokkenheid van burgers bij de historie en archeologie van de leefomgeving sterk bevorderen.

 

 

  • 1.

    Archeologie als inspiratiebron

 

Gemeenten hebben ieder hun eigen historie en ontstaansgeschiedenis. Voor veel mensen heeft de kwaliteit van de leefomgeving iets te maken met historische wortels, vaak in de vorm van ankerpunten (oude gebouwen, een boom, een watertje) waar een verhaal over valt te vertellen. Dat kan een historische gebeurtenis zijn of een plaatselijke mythe die verbonden is aan een vaste plek of voorwerp. Het ontbreken van dit soort zaken wordt in nieuwe wijken en woon- en werkgebieden vaak bewust of onbewust als een gemis ervaren. Met het voortschrijden van de tijd zal ongetwijfeld ook een nieuwe geschiedenis ontstaan. Het kan echter ook sneller door de lokale geschiedenis op aantrekkelijke wijze te vertalen, bijvoorbeeld via de visualisatie van een stukje geschiedenis in het straatbeeld.

 

Om de historische belevingswaarde van een gemeente te versterken en tevens de publieke betrokkenheid bij archeologisch onderzoek te vergroten, kan gekozen worden voor specifieke opgaven in het ruimtelijk ontwerp. Denk daarbij bijvoorbeeld aan stedenbouwkundige ontwerpen en straatnaamgeving waarbij het verleden als inspiratiebron dient. Een dergelijke aanpak ligt in de lijn de rijksvisie over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting.[41] Om archeologie als inspiratiebron te laten meewegen is het ook met betrekking tot dit punt noodzakelijk om de gemeentelijke organisatie zo in te richten dat archeologie in een vroeg stadium bij de planvorming wordt betrokken.

 

 

Organisatie en Financiën

 

2.5.1. Positionering AMZ in gemeentelijke organisatie

 

Voor de beleidsuitvoering is het noodzakelijk dat medewerkers van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling op de hoogte zijn van alle ruimtelijke plannen en overige bodemverstorende activiteiten en erop toezien dat de archeologie wordt gewaarborgd in bestemmingsplannenof beheersverordeningen. Mocht dit nodig zijn, zetten de medewerkers de Archeologische Monumentenzorgcyclus in gang (zie bijlage I). Het onderhouden van de contacten met belangenbehartigers van archeologie is aan te bevelen.

 

De gemeente heeft de plicht toezicht te houden op het naleven van de aan de vergunning gestelde voorwaarden. Hiertoe zijn nauwe afstemming en heldere werkafspraken tussen de beleidsvelden archeologie, ruimtelijke ordening, milieu en juridische zaken vereist. Het verdient dan ook de voorkeur om een eenvoudig protocol vast te stellen met betrekking tot archeologie.

 

Voor het beoordelen van PvE’s en onderzoeksrapporten en archeologische advisering voor het selectiebesluit dient de gemeente zich te baseren op de deskundigheid van een senior archeoloog. Deze kan binnen de gemeente zelf aanwezig zijn of worden ingehuurd, bijvoorbeeld bij de gemeente Dordrecht.

 

2.5.2 Financiering en budget

 

De uitvoering van de gemeentelijke zorgplicht voor archeologisch erfgoed brengt kosten met zich mee. Er zijn eenmalige uitgaven voor de ontwikkeling en implementatie van archeologiebeleid, maar ook uitgaven die structureel begroot moeten worden, zoals het onderhoud van het kaartbeeld.

 

Bestuurslastenvergoeding

Sinds de invoering van de Wamz in 2007 zijn gemeenten verplicht om via vastgesteld beleid toe te zien op de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentelijke grenzen. In de Gemeentewet is vastgelegd dat het Rijk lagere overheden moet compenseren wanneer zij taken krijgen toebedeeld als gevolg van een wetswijziging.[42] In dat kader stelt het Ministerie van OCW jaarlijks een budget beschikbaar via het Gemeentefonds, welke door gemeenten kan worden aangewend om te voorzien in de bestuurslasten archeologie. Om te voorkomen dat deze vergoeding opgaat in de algemene middelen van de gemeente, is het zaak om deze tijdig te voorzien van het label archeologie. Om te berekenen welk bedrag uit het Gemeentefonds bestemd is voor de compensatie van de bestuurslasten archeologie gaat men uit van het aantal wooneenheden in de gemeente. Dit aantal dient vermenigvuldigd te worden met het basisbedrag €0,58 en met de uitkeringsfactor 1,547.[43] Voor de gemeente Papendrecht komt dit neer op een bedrag van ongeveer € 12.500,--.

 

In de tweede kolom van het schema in Bijlage 1 staan alle taken die de gemeente als bevoegd gezag dient uit te voeren. De kosten die met de uitvoering van deze wettelijke taken zijn gemoeid, komen geheel ten laste van de gemeente.

 

De verstoorder betaalt

In de archeologische monumentenzorg is het principe van ‘de verstoorder betaalt’ van toepassing. Dit houdt in dat de initiatiefnemer van een bodemverstorende activiteit de kosten draagt die gemoeid zijn met de door de gemeente (of ander bevoegd gezag) opgelegde archeologische werkzaamheden. Dit gaat ook op wanneer de gemeente zelf de initiatiefnemer is. Het principe gaat ervan uit dat het niet onredelijk is om financiële lasten op te leggen als die lasten voorzienbaar of zelfs vermijdbaar zijn.

Archeologisch (voor)onderzoek dient deel uit te maken van de planvoorbereiding en begroot te worden in de plankosten. Zaken waar rekening mee gehouden moet worden zijn bijvoorbeeld planaanpassingen, beheersmaatregelen, vooronderzoek en (proef)opgravingen. Archeologisch onderzoek brengt bovendien kosten met zich mee voor het vervaardigen van een Programma van Eisen en voor directievoering, conservering, deponering en documentatie van vondsten en het vervaardigen van een basisrapportage. Indien de gemeente bij planontwikkeling de uit te geven grond zelf in eigendom heeft, kunnen de kosten voor eventueel archeologisch onderzoek meegenomen worden in de uitgifteprijs.

 

Voor archeologisch onderzoek is geen eenduidige kostenindicatie te geven, omdat dit afhankelijk is van vele factoren. Wel is duidelijk dat indicatief onderzoek relatief het goedkoopst is, waardestellend onderzoek iets duurder en opgravend onderzoek het duurst. De voor de verschillende vormen van onderzoek benodigde tijd kent een vergelijkbare verdeling. Het voordeel van vroegtijdig indicatief en eventueel waardestellend onderzoek naar archeologische waarden in een plangebied is dat vooraf reeds veel over de aanwezige archeologische waarden gezegd kan worden. Hierdoor kunnen bij de uitvoering van de werkzaamheden kosten bespaard worden.

 

De kosten voor archeologisch onderzoek bij ruimtelijke ingrepen kunnen worden beperkt door vroegtijdige inachtneming van de archeologische (verwachtings)waardekaart en door ruimtelijke plannen te toetsen aan de hand van de beleidsadvieskaart. De kans dat men tijdens de uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling pas achter komt dat archeologische waarden in het geding zijn is dan beperkt. Door planaanpassing (behoud in situ of archeologievriendelijk ontwikkelen) kunnen kosten worden voorkomen of beperkt.

 

Financiële regeling toevalsvondsten

Wanneer in vrijgegeven gebieden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, kunnen kosten voor onderzoek en opgravingen niet op de verstoorder verhaald worden. In deze situatie is er wettelijk niemand aan te wijzen die verantwoordelijk is voor (de kosten van) nader onderzoek van de toevalvondst. Daarom dient de gemeente in een dergelijk geval het initiatief te tonen om samen met de verstoorder tot overeenstemming te komen over het onderzoek en de daarmee gepaard gaande kosten. Voorts dient de gemeente erop toe te zien dat toevalsvondsten worden gemeld bij de minister van OCW en dat de vondst beschikbaar wordt gesteld voor eventueel wetenschappelijk onderzoek.[44] 

 

Excessieve kostenregeling[45]

  • 1.

    Bij grote projecten zullen de kosten voor archeologie naar verhouding niet snel worden ervaren als excessief. Maar een relatief kleine bodemingreep kan leiden tot relatief kostbare opgravingen. Als de kosten voor archeologisch onderzoek redelijkerwijs niet geheel voor de verstoorder dienen te blijven, dient een gemeente op verzoek van verstoorder of uit eigen beweging een vergoeding toe te kennen.[46] Gemeenten die via een dergelijke vergoeding hebben bijgedragen aan de kosten van archeologisch onderzoek kunnen in aanmerking komen voor de excessieve kostenregeling van het Rijk.[47] Hiervoor moeten de gemaakte kosten uitkomen boven de gemeentelijke drempelbijdrage, die bepaald wordt door het inwonertal van de gemeente te vermenigvuldigen met €2,50.[48] Voor 2012 heeft het Rijk het uitkeringsplafond voor de toekenning van uitkeringen ter bestrijding van excessieve kosten als gevolg

  • 2.

    van archeologisch onderzoek vastgesteld op € 250.000.[49]Begrippen

 

Archeologie

Wetenschap die zich ten doel stelt inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen uit het verleden door middel van het systematisch opsporen en interpreteren van materiële overblijfselen die in of boven de grond bewaard zijn gebleven.

 

Archeologische begeleiding

Vorm van onderzoek waarbij archeologische waarden worden gedocumenteerd en archeologische vondsten worden veiliggesteld.

 

Archeologisch Bureauonderzoek

Vorm van archeologisch onderzoek waarbij de aan- of afwezigheid, het karakter en de omvang, de gaafheid, de conservering en de relatieve kwaliteit van archeologische waarden worden bepaald aan de hand van bestaande bronnen over archeologische waarden die voor een bepaald gebied al bekend zijn of worden verwacht.

 

Archeologisch erfgoed 

Alle overblijfselen, voorwerpen en andere sporen van de mens uit het verleden, in en op de bodem waarvan het behoud en de bestudering relevante archeologische kennis oplevert. Hiertoe behoren in principe resten van bouwwerken, gebouwencomplexen, aangelegde terreinen, roerende zaken, monumenten van andere aard, alsmede hun context, zowel op het land als onder water.

 

Archeologisch monument

Terrein van algemeen belang wegens aanwezigheid van tenminste vijftig jaar oude zaken die relevant zijn wegens schoonheid, wetenschappelijke betekenis, cultuurhistorische waarde of zeldzaamheid.

 

Archeologische opgraving

Het vlakdekkend onderzoeken van archeologische vindplaatsen, met als doel de gegevens van de vindplaats te documenteren en daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden.

 

Archeologische waarden

Wanneer op basis van een uitgevoerd archeologisch vooronderzoek duidelijke aanwijzingen zijn voor waardevolle en dus behoudenswaardige overblijfselen uit het verleden.

 

Archeologische verwachtingen

Op basis van al uitgevoerd archeologisch (voor)onderzoek op bepaalde geomorfologische ondergronden is het mogelijk een voorspelling te doen over potentieel aanwezige archeologische waarden op andere terreinen met dezelfde geomorfologische achtergrond. Aangezien directe gegevens over deze terreinen ontbreken, kan niet worden gesproken van aanwezige waarden, dus hebben we het over verwachtingen.

 

Behoud in situ

Behoud van archeologische resten op exact de plaats waar het is aangetroffen.

 

Bodemarchief

Alle informatie die in de bodem ligt opgeslagen en daarin terecht is gekomen door activiteiten van mensen en door natuurlijke processen.

 

Bodemverstoring

Alle grondverstorende werkzaamheden, inclusief heien, baggeren en diepploegen.

 

Inventariserend veldonderzoek

Vorm van onderzoek waarbij het gespecificeerde verwachtingsmodel dat op het archeologische bureauonderzoek is gebaseerd wordt aangevuld en getoetst door middel van waarnemingen in het veld.

 

Hoogwaardige archeologische locaties

De door het College van Burgemeester en Wethouders als zodanig aangegeven locaties, waar archeologische waarden door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond.

 

Locaties met een hoge archeologische verwachting

De door het College van Burgemeester en Wethouders als zodanig aangewezen locaties, waar (zeer) sterke aanwijzingen zijn dat archeologische waarden aanwezig zijn.

 

Locaties met een middelhoge archeologische verwachting

De door het College van Burgemeester en Wethouders als zodanig aangegeven locaties waar aanwijzingen zijn dat archeologische waarden aanwezig zijn.

 

Programma van Eisen (PvE)

Door een daartoe gekwalificeerd archeoloog opgestelde kennisgeving van het bevoegd gezag aan de initiatiefnemer en eventueel de beoogde uitvoerder, gebaseerd op het selectiebesluit. In het PvE wordt vastgelegd waaraan archeologische veldprojecten moeten voldoen. De formulering van de inhoudelijke vraagstelling (wat er moet gebeuren) en aanwijzingen voor de praktische uitvoering (hoe het moet gebeuren). Het opstellen en het uitvoeren van het PvE mag niet in één hand belegd zijn, tenzij het PvE is goedgekeurd door een onafhankelijk senior archeoloog namens het bevoegd gezag. Het PvE geeft de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats en formuleert de daaruit af te leiden eisen met betrekking tot het uit te voeren werk. Nadat het PvE is opgesteld kan het zijn dat nieuwe feiten en gewijzigde inzichten leiden tot een wijziging van de onderzoeksopzet (incl. uitwerking, conservering). Dit kan het geval zijn tijdens en na afronding van het veldwerk. Voor dergelijke beslissingen is akkoord nodig van het bevoegd gezag die het PvE heeft vastgesteld.

 

Selectieadvies

Schriftelijk advies aan het bevoegd gezag waarin wordt geadviseerd over de behoudenswaardigheid van één of meer vindplaatsen aan de hand van de opgestelde waardering en criteria die gesteld zijn in het archeologische beleid van de betrokken overheid.

 

Selectiebesluit

Een gemotiveerd besluit van het bevoegd gezag tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische waarde. Het besluit leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, verlenen van een vergunning.

 

Senior archeoloog

Archeoloog die conform de criteria van de KNA voldoet aan de opleidings- en deskundigheidseisen.

 

Verdrag van Malta / Valletta

Europees verdrag uit 1992 inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, bij Rijkswet in 1998 goedgekeurd voor het hele Koninkrijk. Hiermee verplichtte Nederland zich om de principes uit het verdrag over te nemen in landelijke wetgeving.

 

Vergunning

Een vergunning zonder welke het volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg verboden is de bodem te verstoren in een archeologisch waardevol gebied. College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarde verstoring zal plaatsvinden beslissen over de aanvraag.

 

Verkennend archeologisch onderzoek

In schriftelijke rapportage vastgelegd verkennend onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarden van een locatie overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, in de vorm van archeologisch bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek.

 

Bijlage 1 Archeologische monumentenzorgcyclus

 

  • CYCLUS ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG

     

    Initiatiefnemer/

    Veroorzaker/

    Vergunningaanvrager

    Bevoegd gezag /Gemeente

    Archeologisch adviseur/

    Senior archeoloog

    Archeologisch bedrijf

    1-VOORONDERZOEK

    1.1. vraagt vergunning aan of medewerking in verband met planrealisatie

     

     

     

     

    1.2. legt onderzoeksplicht op (op basis van beleidskaart)

     

     

    1.3 geeft opdracht tot vooronderzoek (= bureauonderzoek+inventariserend veldonderzoek, verkennende / karterend fase)

     

     

     

     

     

     

    1.4 verricht vooronderzoek en levert (concept)rapport

     

     

    1.5 toetst conceptrapport en adviseert gemeente

     

     

    1.6 neemt selectiebesluit (op basis van toetsing en advies): vrijstelling, planaanpassing of vervolgonderzoek

     

     

    2-VERVOLGONDERZOEK

     

     

    2.1. stelt PvE op voor gemeente of toetst PvE van derden (archeologisch bedrijf)

     

     

    2.2. accordeert PvE

     

     

    2.3. vraagt op basis van PvE offertes aan en geeft opdracht tot vervolgonderzoek (= inventariserend veldonderzoek, waarderende fase)

     

     

     

     

     

     

    2.4. verricht vervolgonderzoek

     

     

    2.6. toetst rapport aan PvE en adviseert gemeente

     

     

    2.6. neemt selectiebesluit (op basis van toetsing en advies): vrijstelling, planaanpassing of definitief onderzoek

     

     

    3-DEFINITIEF ONDERZOEK

     

     

    3.1. Stelt PvE op/toetst PvE van archeologisch bedrijf

    3.1 Stelt PvE op voor gemeente

     

    3.2. accordeert PvE

     

     

    3.3. vraagt op basis van PvE offertes aan en geeft opdracht tot definitief onderzoek

     

     

     

     

     

     

    3.4. verricht definitief onderzoek

     

     

    3.5. toetst rapport aan PvE en adviseert gemeente

     

     

     

    3.6. gaat akkoord met onderzoek en rapportage

     

     

     

     

    3.7. start eventuele beschermingsprocedure

     

     

     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Colofon

 

In opdracht van de Provincie Zuid-Holland

 

Oorspronkelijke tekst:

drs. Ilona van der Weide-Haas

 

Actualisering tekst:

drs. Janneke van Haver-Plas

 

Redactie:

drs. Onno Helleman

 

Provinciaal Steunpunt Monumentenzorg en Archeologie, Erfgoedhuis Zuid-Holland 2012

 

[1] Ras, J. Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart Gemeente Papendrecht (november 2011).

[2] Traktatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 1992, nr. 97.

[3] Besluit archeologische monumentenzorg (9 augustus 2007).

[4] Besluit archeologische monumentenzorg (2007), hoofdstuk 2 en de bijbehorende Nota van Toelichting, 1.1. en 2.1 t/m 2.26.

[5] Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie versie 3.2 (1 maart 2010).

[6] Nota Archeologie Provincie Zuid-Holland (december 2006).

[7] Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010-2020. Ontwikkelen met schaarse ruimte (2 juli 2010), p. 96 t/m 98.

[8] Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010-2020. Ontwikkelen met schaarse ruimte (2 juli 2010), p. 155.

[9] Wet op de archeologische monumentenzorg (2007), artikel 41a.

[10] Regioprofielen Cultuurhistorie Provincie Zuid-Holland (20 april 2010), p. 28.

[11] Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zuid-Holland (juli 2010).

[12] Regioprofielen Cultuurhistorie Provincie Zuid-Holland (20 april 2010).

[13] De gemeente Papendrecht ligt overigens niet in één van de Regioprofielen Cultuurhistorie van de Provincie Zuid-Holland.

[14] Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda Structuurvisie 2010-2020 (2 juli 2010).

[15] Wet ruimtelijke ordening (2008), artikel 3.8

[16] Wet op de archeologische monumentenzorg (2007), artikel 44 en Nota Archeologie Provincie Zuid-Holland (december 2006), 3.2.

[17] Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010-2020. Ontwikkelen met schaarse ruimte (2 juli 2010).

[18] Overigens kan het bevoegd gezag bij M.E.R.-plichtige ruimtelijke ontwikkelingen niet alleen bij de Provincie liggen, maar soms ook bij het Rijk.

[19] www.archeologiehuiszuidholland.nl

[20] Ras, J. Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart Gemeente Papendrecht (november 2011), hoofdstuk 3.

[21] Monumentenwet 1988, artikel 41a.

[22] Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2010-2020. Ontwikkelen met schaarse ruimte (2 juli 2010), p. 155.

[23] Ras, J. Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart Gemeente Papendrecht (november 2011), hoofdstuk 4.

[24] Ras, J. Archeologisch Beleidsplan Gemeente Papendrecht (november 2011), p. 35-36.

[25] Caspers, S., W. Knol en H. Kars, Onderzoeksrapport archeologievriendelijk bouwen & fysiek behoud. Richtlijnen voor maatwerk (2011).

[26] www.archeomw.nl

[27] Ras, J. Archeologisch Beleidsplan Gemeente Papendrecht (november 2011).

[28] Monumentenwet 1988, art. 53. Vondsten kunt u melden bij de beheerder van het Provinciaal archeologisch depot.

[29] Monumentenwet 1988, art. 3.

[30] Ras, J. Archeologisch Beleidsplan Gemeente Papendrecht (november 2011), p. 20.

[31] Monumentenwet 1988, artikel 15.

[32] Wet op de archeologische monumentenzorg (2007), artikel 38a.

[33] Wet ruimtelijke ordening (2008), artikel 3.1.

[34] Website van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

[35] Structuurvisie gemeente Papendrecht, Papendrecht 2020- een venster naar de toekomst  (2009).

[36] Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2 (1 maart 2010), bijlage I.

[37] Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie versie 3.2 (1 maart 2010)

[38] Regioprofielen cultuurhistorie Zuid-Holland (20 april 2010), p. 29.

[39] De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen is op 1 juli 2007 in werking getreden. Voorheen werd deze wet aangeduid als Wet Puber. De Wet beoogt het eenvoudig verkrijgen van informatie over de rechtstoestand van een onroerende zaak. Deze wordt bepaald door publiekrechtelijke beperkingen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om rijks- en gemeentemonumenten, of om bepaalde voorschriften in het bestemmingsplan.

[40] www.papendrecht.nl/heerlijkheid

[41] Nota Belvedère, beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting (1999).

[42] Artikel 108, lid 3.

[43] Circulaire juni 2010.

[44] Monumentenwet 1988, art. 53; Vondsten kunt u melden bij de beheerder van het Provinciaal archeologisch depot.

[45] Besluit archeologische monumentenzorg (2007), hoofdstuk 2 en de bijbehorende Nota van Toelichten, 1.1. en 2.1 t/m 2.26.

[46] Wabo, artikel 4.2.

[47] Monumentenwet, artikel 34a.

[48] Voor meer informatie over de excessieve kostenregeling, zie http://www.cultureelerfgoed.nl/node/107/

[49] Staatscourant nr. 23355 (22 december 2011).