Beleidsregels beschermd wonen en opvang (centrum)gemeente Dordrecht 2016

Geldend van 02-07-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels beschermd wonen en opvang (centrum)gemeente Dordrecht 2016

Voorwoord

Op grond van artikel 4:81, lid 1 Algemene wet bestuursrecht kan het college beleidsregels vaststellen voor het bereiken van de resultaten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning:

“1. Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.”

In de beleidsregels geeft het college uitwerking aan vigerende wet- en regelgeving ten behoeve van het nemen van beslissingen. Na vaststelling van de beleidsregels kan hiernaar in beschikkingen eenvoudig worden verwezen. Bij gewijzigd beleid kan het college de beleidsregels aanpassen.

De Verordening beschermd wonen en opvang is door de raden van de diverse gemeenten (Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Molenwaard en Zederik) vastgesteld. Vervolgens hebben de colleges van de diverse gemeenten het Besluit beschermd wonen en opvang vastgesteld. Daarnaast heeft het college van de centrumgemeente Dordrecht, namens de colleges van de diverse gemeenten, deze Beleidsregels beschermd wonen en opvang vastgesteld. De betreffende colleges hebben hiertoe aan het college van de centrumgemeente Dordrecht mandaat verleend.

INHOUD

HOOFDSTUK 1

BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1

Begripsbepalingen

 

 

HOOFDSTUK 2

ALGEMENE VOORZIENINGEN

Artikel 2.1

Algemene voorzieningen

 

 

HOOFDSTUK 3

MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 3.1

Beoordeling

Artikel 3.2

Eigen verantwoordelijkheid

Artikel 3.3

Voorliggende voorziening

Artikel 3.4

Algemeen gebruikelijk

Artikel 3.5

Algemene toegangscriteria

Artikel 3.6

Hardheidsclausule/inherente afwijkingsbevoegdheid

 

 

HOOFDSTUK 4

MAATWERKVOORZIENINGEN: TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 4.1

De resultaten

 

 

HOOFDSTUK 5

BESCHERMD WONEN

Artikel 5.1

Doelgroep

Artikel 5.2

Omschrijving resultaat

Artikel 5.3

Aanbod

Artikel 5.4

Toegang

Artikel 5.6

Verstrekkingsvorm

Artikel 5.7

Indicatiestelling

 

 

HOOFDSTUK 6

OPVANG

Artikel 6.1

Doelgroep

Artikel 6.2

Omschrijving resultaat

Artikel 6.3

Aanbod

Artikel 6.4

Toegang

Artikel 6.5

Verstrekkingsvorm

Artikel 6.4

Indicatiestelling

 

 

HOOFDSTUK 7

NATURA OF PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 7.1

De verstrekkingsvormen

Artikel 7.2

Natura

Artikel 7.3

Persoonsgebonden budget

 

 

HOOFDSTUK 8

TOT SLOT

Artikel 8.1

Overgangsrecht

Artikel 8.2

Inwerkingtreding

Artikel 8.3

Citeertitel

 

 

BIJLAGE 1

OVERZICHT VAN DE RESULTAATGEBIEDEN

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt onder ‘Nadere regels’ verstaan: de door de colleges van de diverse gemeenten vastgestelde Nadere regels beschermd wonen en opvang.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht, de verordening en de Nadere regels.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening is een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning. Algemene voorzieningen kunnen privaat zijn, publiek of een combinatie van beide. Bij algemene voorzieningen gaat het vaak om voorzieningen die op de een of andere laagdrempelige wijze via dienstverlening worden aangeboden.

  • 2.

    De cliënt komt op grond van de wet (en ook de verordening) niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien er een algemene voorziening is. Daarbij moet wel worden beoordeeld of de algemene voorziening:

    • ·

      daadwerkelijk beschikbaar is voor de cliënt, en

    • ·

      financieel gedragen kan worden door de cliënt, en Het college moet beoordelen of de cliënt in redelijkheid de algemene voorziening kan betalen. Het is vervolgens aan de cliënt om dit te weerleggen. De cliënt moet, op grond van vaste jurisprudentie, aannemelijk maken dat de algemene voorziening financieel niet gedragen kan worden.

    • ·

      passend en toereikend is voor de cliënt.

  • 3.

    Voorbeelden van algemene voorzieningen op het gebied van beschermd wonen en opvang zijn: de dag- en nachtopvang voor dak- en thuislozen en de crisisopvang, waarbij Veilig Thuis een crisistaxatie doet en de cliënt verwijst naar de beste passende oplossing.

  • 4.

    De cliënt is op grond van de verordening een bijdrage in de kosten voor de crisisopvang verschuldigd.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 3.1 Beoordeling

Het beoordelingskader voor aanspraken op maatwerkvoorzieningen wordt deels bepaald door de in de wet genoemde aspecten, zoals de doelgroep en de eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast is in de verordening een aantal criteria genoemd waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een (maatwerk)voorziening op grond van de wet.

Artikel 3.2 Eigen verantwoordelijkheid

De wet is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen. Onder de eigen verantwoordelijkheid wordt verstaan het vermogen van een cliënt om op eigen kracht dan wel met de hulp van mantelzorgers, personen uit het sociale netwerk en gebruikelijke hulp de problemen zelf op te lossen. Oplossingen die een cliënt zelf redelijkerwijs kan realiseren op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid gaan vóór op de verstrekking van een maatwerkvoorziening.

Via algemene voorlichting kunnen inwoners worden geïnformeerd over hun eigen verantwoordelijkheid voor het tijdig nemen van maatregelen, die leiden tot het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ook komt de eigen verantwoordelijkheid tijdens het gesprek met de cliënt aan de orde.

Artikel 3.3 Voorliggende voorziening

Een voorliggende voorziening is een voorziening op grond van een andere wet die voor gaat op verstrekking van een maatwerkvoorziening voor zover deze:

  • ·

    een passende en toereikende oplossing biedt of

  • ·

    de kosten van een bepaalde voorziening als niet noodzakelijk heeft aangemerkt.

Bij voorliggende voorzieningen kan onder andere gedacht worden aan de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Er moet in elke individuele situatie wel beoordeeld worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is. Is dat niet het geval, dan moet alsnog een maatwerkvoorziening worden geboden. Indien de cliënt geen gebruik wenst te maken van voorliggende voorzieningen, terwijl die wel wettelijk verankerd of feitelijk aanwezig zijn, kan dat niet tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening leiden.

Zijn de kosten van een bepaalde voorziening in een andere wet als niet noodzakelijk aangemerkt, dan wordt daarbij aangesloten en geen voorziening verstrekt op grond van de wet.

Artikel 3.4 Algemeen gebruikelijk

Er bestaat op grond van de verordening geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien de maatwerkvoorziening voor de persoon van de cliënt algemeen gebruikelijk is. Met het criterium algemeen gebruikelijk wordt beoogd te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • ·

    de voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar;

  • ·

    de voorziening is niet speciaal voor personen met een beperking bedoeld;

  • ·

    de voorziening is niet duurder dan vergelijkbare producten.

Er moet altijd in het individuele geval worden bekeken of de voorziening ook voor de cliënt algemeen gebruikelijk is.

Uitzondering

In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de cliënt toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Deze uitzondering kan zich voordoen indien:

  • ·

    de cliënt een inkomen heeft dat door aantoonbare kosten van de beperkingen onder de voor hem/haar geldende bijstandsnorm ligt

  • ·

    een nog niet afgeschreven zaak ten gevolge van een plotseling optredende beperking moet worden vervangen.

Artikel 3.5 Algemene toegangscriteria

Maatwerkvoorzieningen dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel passend als de meest goedkope maatwerkvoorziening te zijn. Zijn er twee of meer maatwerkvoorzieningen passend, dan zal gekozen worden voor de goedkoopste maatwerkvoorziening. Indien de cliënt een duurdere voorziening wil (die eveneens passend is) komen de meerkosten van die duurdere voorziening voor rekening van de cliënt. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een persoonsgebonden budget gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

Artikel 3.6 Hardheidsclausule/inherente afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    De individuele omstandigheden van de cliënt, zoals zijn persoonskenmerken en behoeften, kunnen het noodzakelijk maken af te wijken van de verordening, de nadere regels of deze beleidsregels. Het afwijken van verordening, nadere regels of beleidsregels kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de cliënt. Met nadruk is gemeld: in bijzondere gevallen. Het gaat hier dus om een uitzondering en geen regel. In verband met precedentwerking moet dan ook steeds duidelijk worden aangegeven aan waarom in een bepaalde situatie wordt afgeweken.

  • 2.

    Het afwijken van de verordening of nadere regels gebeurt met een stevige onderbouwing onder toepassing van de in de verordening opgenomen hardheidsclausule. Een aantal regiogemeenten heeft geen mandaat verleend voor het toepassen van de hardheidsclausule. Dat betekent dat het college van de betreffende gemeente zelf besluit over de toepassing van de hardheidsclausule.

  • 3.

    Er moet worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing daarvan voor een of meer cliënten gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Awb). Dit wordt de ‘inherente afwijkingsbevoegdheid’ genoemd.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen: te bereiken resultaten

Artikel 4.1 De resultaten

De wet benoemt, voor zover voor deze beleidsregels van belang, twee resultaten waarop de gemeenten ondersteuning moeten bieden: beschermd wonen en opvang. In deze beleidsregels is gekozen voor een nadere uitwerking van deze twee resultaten.

De gemeenten moeten ervoor zorg dragen dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt. Het begrip maatwerkvoorziening geeft al aan dat deze voorziening op de individuele persoon is toegesneden. Daarom kan ook geen limitatieve opsomming worden gegeven van de maatwerkvoorzieningen die de gemeenten kunnen aanbieden. Wel hebben we in dit hoofdstuk per resultaatsgebied de meest voorkomende maatwerkvoorzieningen genoemd en uitgewerkt.

Maatwerk betekent ook dat wordt gestreefd om iedere cliënt op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Wel geldt daarbij dat het gaat om in aanvaardbare mate compenseren. De ondersteuning gaat dus niet zo ver dat de gemeente rekening kan en moet houden met alle wensen van de cliënt.

Hoofdstuk 5 Beschermd wonen

Artikel 5.1 Doelgroep

Beschermd wonen is bedoeld voor personen van 18 jaar of ouder met psychische of psychosociale problemen die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving in een accommodatie van een instelling centraal staat. Deze personen zijn (nog) niet in staat of hebben (nog) onvoldoende regie om alle organisatorische en financiële aspecten rondom het bewonen van een eigen woning te verzorgen. Indien de cliënt dus in staat is om, al dan niet met ambulante ondersteuning, zelfstandig te wonen, dan wordt geen toelating tot beschermd wonen afgegeven.

Artikel 5.2 Omschrijving resultaat

Het gaat bij beschermd wonen om het bieden van onderdak en begeleiding in een accommodatie van een instelling aan personen met psychische of psychosociale problemen. Een beschermende woonvorm biedt géén behandeling. Als een bewoner behandeling nodig heeft, moet deze dat zelf regelen, eventueel met behulp van de begeleider.

Bij het formuleren van de te bereiken resultaten wordt aangesloten bij de resultaatgebieden van de zelfredzaamheidmatrix (ZRM). Per domein van de ZRM zijn de te bereiken resultaten met beschermd wonen vastgesteld (zie bijlage 1). Mogelijk kunnen de resultaten worden bereikt met andere oplossingen, zoals individuele begeleiding zonder verblijf, begeleiding groep zonder verblijf, eigen kracht of algemene voorzieningen. In die gevallen is beschermd wonen niet nodig om de resultaten te bereiken.

Artikel 5.3 Aanbod

  • 1.

    Het aanbod beschermd wonen is te verdelen in drie categorieën:

    • a.

      Beschermd wonen 1

    • b.

      Beschermd wonen 2

    • c.

      Beschermd wonen 3

  • 2.

    Beschermd wonen 1: Oefenen en stimuleren

    • ·

      Stabiliseren situatie, uitstroomgericht

    • ·

      ADL: behoefte aan stimulatie en controle

    • ·

      Ondersteuning nodig op meerdere leefgebieden

    • ·

      Mobiliteit: geen problemen (over het algemeen)

    • ·

      Gedragsproblematiek kan aanwezig zijn

    • ·

      Deelname participatie en maatschappij in beperkte mate zelfstandig toe in staat

    • ·

      Sociale relaties zijn er, onderhouden van deze is moeilijk, wel mogelijk. Sociale relaties aangaan lukt met begeleiding

    • ·

      Psychiatrische problematiek staat niet op voorgrond, veelal passief van aard, is in principe onder controle

    • ·

      Bij simpele taken (waaronder voor zichzelf zorgen, eten, wassen, aankleden en naar het toilet gaan) geen ondersteuning nodig, bij complexe taken wel (waaronder schoonmaken en/of de zorg voor anderen).

  • 3.

    Beschermd wonen 2: aanleren en oefenen

    • ·

      Ontwikkelingsgericht

    • ·

      ADL: vaak behoefte aan aansturing en hulp bij de persoonlijke verzorging. Kans op zelfverwaarlozing aanwezig

    • ·

      Ondersteuning nodig op meerdere, soms alle leefgebieden, beperkt (niet op alles) overname nodig.

    • ·

      Mobiliteit: minimale ondersteuning nodig, geen grote problemen

    • ·

      Gedragsproblematiek aanwezig

    • ·

      Deelname participatie en maatschappij beperkt zelfstandig toe in staat

    • ·

      Sociale relaties beperkt aanwezig, aangaan en onderhouden is moeilijk, soms niet mogelijk

    • ·

      Psychiatrische problematiek aanwezig. Varieert van passief naar actief (vaker actief). Met medicijnen onder controle te houden, indien van toepassing gecontroleerd middelengebruik

    • ·

      Naast psychiatrische problematiek mogelijk ook lichamelijke, somatische of verstandelijke beperking (die staat/staan niet op voorgrond)

    • ·

      Bij simpele taken ondersteuning nodig, bij complexe taken (mogelijk) ook overname nodig.

  • 4.

    Beschermd wonen 3: overname en aanleren

    • ·

      Overname op groot deel van de leefgebieden noodzakelijk

    • ·

      ADL: overname van (een deel van de) en/of stimuleren van persoonlijke verzorging. Cliënten hebben intensieve ondersteuning nodig doordat zij ADL taken niet meer zelfstandig kunnen uitvoeren

    • ·

      Mobiliteit: Cliënten hebben meer of minder intensieve ondersteuning nodig in verband met klachten aan het bewegingsapparaat ten gevolge van langdurig middelengebruik of psychofarmaca.

    • ·

      Ernstige gedragsproblemen die voortdurend moeten worden gereguleerd

    • ·

      Is maatschappelijk geïsoleerd en/of heeft geen sociale vaardigheden en/of heeft gebrek aan motivatie om deel te nemen

    • ·

      Als familie en vrienden niet de vaardigheden en de mogelijkheden hebben om te helpen en dat cliënt nauwelijks contacten heeft buiten een eventuele foute vriendenkring

    • ·

      Actief of passief terugtrekken uit sociale relaties

    • ·

      Psychiatrische problematiek is actief aanwezig, bij tijd en wijle lastig onder controle te krijgen

    • ·

      Functioneren in een leefgroep is mogelijk onder voorwaarde dat er individuele begeleiding is

    • ·

      Middelengebruik is altijd een verzwarende factor.

Artikel 5.4 Toegang

De toegang verloopt via de Sociale Dienst Drechtsteden. Cliënten die een beroep doen op beschermd wonen hebben vrijwel altijd al een zorgaanbieder voordat ze in beschermd wonen terecht komen. Beschermd wonen is immers een zware vorm van zorg in de tweede lijn. Aanbod in de eerste lijn, dan wel in een andere vorm van tweedelijns zorg (psychiatrie met behandeling) gaat vooraf aan een beroep op beschermd wonen. Het onderzoek en het toekennen van een maatwerkvoorziening zal in de praktijk plaatsvinden in nauw overleg met de zorgaanbieder.

Artikel 5.6 Verstrekkingsvorm

Beschermd wonen wordt toegekend in:

  • -

    natura of

  • -

    de vorm van een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget is geregeld in de Nadere regels.

Artikel 5.7 Indicatiestelling

  • 1.

    De indicatie voor beschermd wonen wordt gesteld in één van de drie categorieën. De intensiteit van de ondersteuningsactiviteiten (oftewel de voor het te bereiken resultaat noodzakelijke inzet) is van invloed op de inschaling. Deze intensiteit wordt mede bepaald door:

    • a.

      Hoeveelheid resultaatgebieden / feitelijke ondersteuningsactiviteiten

    • b.

      Relatieve zwaarte resultaatgebieden (ZRM)

    • c.

      Soort werkzaamheden (zie ook hieronder)

  • 2.

    Bij de indicatiestelling worden ook beoogde resultaten geformuleerd, waarbij wordt aangesloten bij de resultaatgebieden van de ZRM. Het ondersteuningsplan (opgesteld door aanbieder in overeenstemming met de cliënt) moet hierop worden gebaseerd en maakt onderdeel uit van de beschikking. In het ondersteuningsplan staat o.a. welke activiteiten zullen worden verricht om de gewenste resultaten te bereiken en welke termijnen daaraan zijn verbonden.

Hoofdstuk 6 Opvang

Artikel 6.1 Doelgroep

Opvang is bedoeld voor personen van 18 jaar of ouder die de thuissituatie verlaten hebben en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Artikel 6.2 Omschrijving resultaat

Het realiseren van een situatie waarin de cliënt, die de thuissituatie heeft verlaten, in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven of indien dit niet mogelijk is, met een toenemende mate van zelfredzaamheid in de samenleving te handhaven. Het resultaat is dat cliënten niet langer op straat leven, worden begeleid op het gebied van zelfredzaamheid en toegeleid naar een passende woonvorm (al dan niet met een vorm van ambulante begeleiding en afname van overlast. Dit resultaat kan worden gerealiseerd door het bieden van onderdak en begeleiding.

Bij het formuleren van de te bereiken resultaten wordt aangesloten bij de resultaatgebieden van de zelfredzaamheidmatrix (ZRM). Per domein van de ZRM zijn de te bereiken resultaten met opvang vastgesteld (zie bijlage 1). Mogelijk kunnen de resultaten worden bereikt met andere oplossingen, zoals individuele begeleiding zonder verblijf, begeleiding groep zonder verblijf, eigen kracht of algemene voorzieningen. In die gevallen is opvang niet nodig om de resultaten te bereiken.

Artikel 6.3 Aanbod

Opvang bestaat, voor wat betreft maatwerkvoorzieningen, uit 24-uursopvang.

Artikel 6.4 Toegang

De toegang verloopt via de Sociale Dienst Drechtsteden. Het onderzoek en het toekennen van een maatwerkvoorziening zal in de praktijk plaatsvinden in nauw overleg met de zorgaanbieder.

Artikel 6.5 Verstrekkingsvorm

Opvang wordt toegekend in:

  • -

    natura of

  • -

    de vorm van een persoonsgebonden budget. De hoogte van het persoonsgebonden budget is geregeld in de Nadere regels.

Artikel 6.4 Indicatiestelling

  • 1.

    De indicatie voor opvang wordt gesteld voor 24-uursopvang.

  • 2.

    Bij de indicatiestelling worden ook beoogde resultaten geformuleerd, waarbij wordt aangesloten bij de resultaatgebieden van de ZRM. Het ondersteuningsplan (opgesteld door aanbieder in overeenstemming met de cliënt) moet hierop worden gebaseerd en maakt onderdeel uit van de beschikking. In het ondersteuningsplan staat o.a. welke activiteiten zullen worden verricht om de gewenste resultaten te bereiken en welke termijnen daaraan zijn verbonden.

Hoofdstuk 7 Natura of persoonsgebonden budget

Artikel 7.1 De verstrekkingsvormen

De wet kent voor maatwerkvoorzieningen twee verstrekkingsvormen:

  • .

    natura

  • .

    persoonsgebonden budget.

Artikel 7.2 Natura

Met de voorziening in natura wordt bedoeld dat de gemeente de cliënt een voorziening verstrekt, die hij of zij kant en klaar krijgt. Het verstrekken van een voorziening in natura gaat via een van de aanbieders waarmee een contract is afgesloten. De cliënt heeft daarbij in principe de keuze uit de gecontracteerde aanbieders die de door de cliënt benodigde ondersteuning kunnen leveren.

Artikel 7.3 Persoonsgebonden budget

De tweede mogelijkheid is de in de wet verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget.

In de verordening is een aantal situaties genoemd waarin geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Een van deze situaties is dat het ernstige vermoeden bestaat dat de cliënt problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Hiervan kan sprake zijn:

  • a.

    bij verslaving of problemen van psychische aard (indien er geen derde is die kan omgaan met het persoonsgebonden budget en het persoonsgebonden budget kan beheren) of

  • b.

    in andere gevallen waarin mag worden verwacht dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed waarvoor het is bedoeld.

Hoofdstuk 8 Tot slot

Artikel 8.1 Overgangsrecht

De beleidsregels beschermd wonen en opvang gemeente Papendrecht 2015 worden ingetrokken met de inwerkingtreding van deze beleidsregels, met dien verstande dat zij van toepassing blijven ten aanzien van een op grond daarvan genomen besluit totdat het college, onder intrekking van dit besluit, een nieuw besluit op grond van deze beleidsregels heeft genomen.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 8.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels beschermd wonen en opvang gemeente Dordrecht 2016.”

Bijlage 1 Overzicht van de resultaatgebieden

Hieronder een overzicht van de (reeds geaccordeerde) resultaatgebieden:

Resultaatgebied

BW/24-uursopvang

Financiën

De inwoner

●heeft zijn overzicht van financiën en administratie op orde.

●betaalt zijn rekeningen tijdig.

●heeft zijn inkomsten en uitgaven in balans.

●heeft een inkomen.

●komt rond van zijn leefgeld / zakgeld / inkomen.

●Is zich bewust van uitgaven die hij/zij zich wel/niet kan veroorloven

●bespreekt belangrijke post met de ondersteuner.

●kan formulieren invullen.

●kan belangrijke papieren bewaren en weer vinden.

●weet naar welke instantie hij met welke vraag moet.

●weet waar hij ondersteuning bij het invullen van formulieren ed. kan vinden.

●heeft een geordende (financiële) administratie.

●kan zelfstandig haar/zijn vraag stellen aan een (gemeentelijke) instantie.

●heeft de nodige verzekeringen afgesloten.

●beheert zijn financiën zelfstandig.

●is aangemeld bij een instantie voor inkomensbeheer.

●is aangemeld bij een instantie voor schuldhulpverlening.

●heeft een vermindering van zijn schuldenlast.

●er zijn afspraken met schuldeisers over aflossing van de schulden.

●er is een overzicht van de totale schulden.

●schuldeisers zijn op de hoogte van de situatie van de inwoner

Dagbesteding

De inwoner

●behoudt of ontwikkelt van (arbeids)vaardigheden.

●heeft een evenwichtig dag-en-nachtritme.

●kan het dagritme volhouden.

●heeft regie over de invulling van zijn dag en ervaart hier ondersteuning bij.

●ervaart ondersteuning in het behouden van zijn eigen dagstructuur.

●kan vrije tijd indelen.

● heeft een zinvolle daginvulling

Huisvesting

De inwoner

●heeft veilige en toereikende huisvesting

●heeft beschikking over een zelfstandige of onzelfstandige woonruimte

●heeft bij het inkomen passende woonruimte

●behoud en ontwikkeling van woonvaardigheden/bewonersvaardigheden (een goede buur zijn)

●geeft geen overlast

Huiselijke relaties

De inwoner

●kan relaties aangaan en behouden

●is zich bewust van de omgang met de relaties

●kan grenzen stellen binnen de relatie

●kan afspraken maken met relaties

●houdt zich aan gemaakte afspraken

●maakt problemen bespreekbaar

●gebruikt geen geweld

Geestelijke gezondheid

De inwoner

●is zich bewust van psychische conditie

●doet wat nodig is om de psychische conditie te verbeteren

●weet wanneer hulp in te roepen

●ontvangt noodzakelijke behandeling van zorgprofessionals

●gebruikt voorgeschreven medicatie volgens voorschrift

●is therapie- en behandeltrouw

●beheert zelf medicatie, ook bij chronische ziekten en aandoeningen

●heeft een positief zelfbeeld

●bespreekt gevoelens

●kan omgaan met de psychische beperkingen

●is psychisch stabiel

●heeft realistisch zelfbeeld

●kan eigen klachten verwoorden.

Lichamelijke gezondheid

De inwoner

●is alert op verandering in en aan het lichaam

●beweegt om de gezondheid te verbeteren/behouden

●bezoekt zelf huisarts en specialist

●gebruikt voorgeschreven medicatie volgens voorschrift

●volgt voorgeschreven behandelingen op

●beheert zelf medicatie, ook bij chronische ziekten en aandoeningen

●gebruikt voorbehoedsmiddelen

●heeft veilige seksuele contacten

● Kan lichamelijke klachten kenbaar maken

Verslaving

De inwoner

●heeft zijn middelengebruik /verslaving onder controle

●heeft geen sociale, werk gerelateerde, emotionele of fysieke problemen als gevolg van gebruik/verslaving

●erkent middelengebruik en/of verslaving

Activiteiten dagelijks leven

De inwoner

●is in staat zichzelf te verzorgen

●verzorgt het lichaam goed

●wast en verschoont zich regelmatig

●ziet er verzorgd uit

●kan zelfstandig boodschappen doen

●kan huishoudelijke taken uitvoeren

●kan eigen klachten verwoorden.

●Kan eigen administratie voeren

●Is in staat om zelfstandig vervoer te organiseren

●Kan zich oriënteren in tijd en plaats.

Sociaal netwerk

De inwoner

●heeft een gezond sociaal netwerk

●vervult binnen het sociaal netwerk een passende sociale rol.

●is in staat een beroep te doen op personen in zijn/haar sociaal netwerk.

●kan relaties aangaan en behouden.

●is zich bewust van zijn omgang met relaties.

●kan grenzen stellen binnen de relatie.

●kan voor zichzelf opkomen binnen de relatie.

●heeft contact met zijn familie of naasten.

●heeft een vangnet.

●heeft niet langer contact met personen die schadelijk zijn voor hem.

●staat open voor opbouw sociaal netwerk.

●kan eigen problematiek in relatie tot sociaal netwerk hanteren

Maatschappelijke participatie

De inwoner

●beschikt over voldoende sociale vaardigheden.

●houdt zich aan de gemaakte afspraken.

●is lid van georganiseerde activiteit, zoals een club of vereniging, kerk of doet vrijwilligerswerk.

●kan omgaan met rechten en plichten.

●kan contact leggen met maatschappelijke instanties.

●kan omgaan met instanties.

●gaat op een respectvolle manier om met anderen.

● kan gedachten en ideeën overbrengen

Justitie

De inwoner

● komt tot en houdt zich aan de gemaakte afspraken met politie, justitie en reclassering.

● pleegt geen overtredingen en delicten

● Veroorzaakt geen overlast