Regeling vervallen per 21-03-2023

Mandaatbesluit, Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid gemeente Papendrecht 2018

Geldend van 28-11-2018 t/m 20-03-2023

Intitulé

Mandaatbesluit, Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid gemeente Papendrecht 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht,

gelet op:

  • de Jeugdwet, in het bijzonder artikel 2.8;

  • de Verordening jeugdhulp van de gemeente Papendrecht;

  • artikel 5, onder IV, van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 171 van de Gemeentewet;

  • de vooraf verkregen instemming van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid met mandaatverlening door de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling aan de Directeur SO.

B e s l u i t :

terzake van de volgende bevoegdheden en onder de hierna volgende regels mandaat en machtiging te verlenen aan de directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband;

  • b.

    College het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht;

  • c.

    dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband;

  • d.

    directeur SOJ de directeur van de Serviceorganisatie Jeugd als bedoeld in artikel 5, onder IV van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

  • e.

    Gemeente de gemeente Papendrecht

  • f.

    Gemeenschappelijke regeling het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

  • g.

    Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ als organisatieonderdeel van de Gemeenschappelijke regeling, ingesteld bij besluit van het algemeen bestuur van 11 december 2014.

Artikel 2 Mandaat

  • 1.

    Het college verleent mandaat en machtiging aan de directeur SOJ om namens het College besluiten te nemen, respectievelijk feitelijke en rechtshandelingen te verrichten uit hoofde van de bevoegdheden die zijn opgesomd in de als bijlage 1 bij dit besluit gevoegde mandaat- en machtigingslijst.

  • 2.

    Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, behelst niet de bevoegdheid tot beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De directeur SOJ is wel gemachtigd tot het verrichten van alle voor het nemen van een beslissing op bezwaar vereiste voorbereidingshandelingen, waaronder het inwinnen van advies bij een door het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling ingestelde bezwaarschriftencommissie.

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1.

    De directeur SOJ is bevoegd om van de bevoegdheden die bij dit besluit aan hem zijn toegekend, ondermandaat te verlenen.

  • 2.

    Ondermandaat wordt verleend tot een leidinggevend niveau niet lager dan dat van het laagste leidinggevend niveau. Plaatsvervangend leidinggevenden oefenen de bevoegdheden uit van de leidinggevende die zij bij diens afwezigheid vervangen.

  • 3.

    Een ondermandaat besluit wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 4 Voorschriften en instructies

  • 1.

    De gemandateerde is bevoegd tot het verrichten van alle handelingen, benodigd voor de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een door hem krachtens mandaat genomen besluit

  • 2.

    De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van het ter zake geldende recht, specifiek met inachtneming van artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht, het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet en de bij of krachtens wettelijke regelingen door het College vastgestelde richtlijnen, beleidsregels van het College, evenals de financiële afspraken die gelden op grond van de regeling voor de uitoefening van de betreffende taak.

  • 3.

    Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht, van het college toe.

  • 4.

    Het College zorgt ervoor dat de directeur SOJ over de informatie beschikt die noodzakelijk is voor een correcte uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur SOJ zorgt ervoor dat de personen aan wie hij ondermandaat verleent eveneens kunnen beschikken over de informatie, bedoeld in de eerste volzin.

  • 5.

    Het College treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur SOJ over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ voor het College uitvoert.

  • 6.

    De gemandateerde oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7.

    Bij het nemen van beschikkingen omtrent toegang tot individuele voorzieningen voor jeugdhulp als bedoeld in artikel 2 van de Verordening jeugdhulp van de gemeente Papendrecht, betrekt de gemandateerde de met het oog daarop uitgebrachte adviezen van jeugdhulpverlener(s) uit het betrokken jeugdteam.

Artikel 5 Informatie- en overlegplicht

  • 1.

    De gemandateerde stelt het College – door tussenkomst van de directeur SOJ - in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het College gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

    • a.

      de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het College gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in de gemeenteraad of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben, of indien een besluit naar redelijke verwachting tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of anderszins in rechte wordt aangesproken;

    • b.

      advies nodig is van anderen dan de gemandateerde of onder hem ressorterende medewerkers en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de gemandateerde dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt;

    • c.

      de directeur SOJ het noodzakelijk acht af te wijken van de door het College vastgestelde kaders en beleid.

In dergelijke gevallen, verschaft de directeur SOJ de benodigde informatie en voert hij overleg met het College alvorens de gemandateerde bevoegdheden (verder) uit te oefenen.

  • 2.

    Het niet voldoen aan de in lid 1 omschreven terugkoppelingsplicht doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de krachtens mandaat genomen beslissing.

  • 3.

    De directeur SOJ draagt zorg voor periodieke verslaglegging van de door hem in mandaat en onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen krachtens ondermandaat genomen besluiten via de reguliere planning- en controlcyclus, één en ander in overleg met het College. De verslaglegging heeft ook betrekking op de uitputting van het voor uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden beschikbare budget.

  • 4.

    Onverminderd de periodieke verslaglegging, stelt de directeur SOJ het college onverwijld op de hoogte van een op enig moment dreigende of voorzienbare overschrijding van het voor uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden beschikbare budget en voert overleg over tijdig te treffen passende maatregelen.

  • 5.

    Gebruik van gemandateerde bevoegdheden is niet toegestaan indien dit leidt tot overschrijding van het voor uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden beschikbare budget.

  • 6.

    Periodiek wordt door de directeur SOJ in samenspraak met het College de mandaatverlening en de informatieverstrekking geëvalueerd.

Artikel 6 Overeenkomstige toepassing op voorbereiding van feitelijke handelingen en uitvoeringshandelingen

Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op het voorbereiden van besluiten en het uitvoeren van feitelijke handelingen (waaronder handelingen die verband houden met voorbereiding en uitvoering van besluiten), waartoe hierbij machtiging wordt verleend.

Artikel 8 Ondertekening

  • 1.

    Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 2 luidt de ondertekening:

Burgemeester en wethouders van Papendrecht

namens dezen,

Directeur van de Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid

Gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.

  • 2.

    Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het hiervoor bepaalde ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de gemandateerde medewerker in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de eerst gemandateerde, wordt geplaatst.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing bij de vertegenwoordiging in (hoger) beroepsprocedures bij de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als Mandaatbesluit Serviceorganisatie Jeugd Zuid-Holland Zuid gemeente Papendrecht 2018

Ondertekening

Aldus besloten op 18 september 2018

Burgemeester en wethouders van Papendrecht

de secretaris, de burgemeester,

R. van Netten A.J. Moerkerke

Bijlage 1: Mandaat- en machtigingslijst

Overzicht van taken zoals bedoeld in de Jeugdwet die worden gemandateerd.

ONDERDEEL A: bepalingen uit de Jeugdwet:

Hoofdstuk 1

  • -

    Het maken van de beoordelingen als bedoeld in artikel 1.2 van de Jeugdwet.

Hoofdstuk  2

  • Het uitoefenen van de bevoegdheid van artikel 2.3 om te beoordelen of jeugdhulp nodig is en draagt zorg voor een goed begeleidingstraject.

  • Uitvoering van de verplichting neergelegd in artikel 2.3, lid 3 van het college om voorzieningen te treffen die de ouders in staat te stellen hun rol als opvoeder te vervullen.

  • Uitvoering van de plicht in artikel 2.3, lid 6 van het college om zorg te dragen voor uithuisplaatsing.

  • Artikel 2.4: college heeft de bevoegdheid om – als dat naar zijn oordeel noodzakelijk is – te verzoeken om onderzoek bij de raad voor de kinderbescherming.

  • Artikel 2.7, lid 1; college voert overleg over het treffen van individuele voorzieningen, onder meer met scholen of onderwijsinstellingen;

    • lid 3: college verzekert zich dat jeugdhulpaanbieder aan verantwoordelijkheidstoedeling voldoet.

    • lid 4: college maakt afspraken met onder meer huisartsen over zorgverwijzing.

    • lid 5: college stemt verantwoordelijkheden af met zorgverzekeraars.

  • Artikel 2.11: het college kan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laten verrichten.

Hoofdstuk 6

  • Artikel 6.1.2, lid 5: beoordelingsbevoegdheid college omtrent noodzaak machtiging uithuisplaatsing

  • Artikel 6.1.4, lid 3: beoordelingsbevoegdheid college omtrent noodzaak voorwaardelijke machtiging uithuisplaatsing

  • Artikel 6.1.8: bevoegdheid college tot indiening van een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing bij de rechter.

  • Uitvoering van de verplichting van artikel 6.1.12, zesde lid tot het doen van mededeling van het vervallen van de machtiging.

  • Uitoefening van de bevoegdheid van artikel 6.2.2 van het college om te verzoeken om een machtiging uithuisplaatsing in een justitiële inrichting ten uitvoer te leggen.

Hoofdstuk 7

  • Uitoefening van de bevoegdheden die verband houden met het bepaalde in artikel 7.1.3.1.

  • Uitoefening van de bevoegdheden die verband houden met het bepaalde in artikel 7.1.3.2: het college gaat na of meldingsbevoegden na het ontvangen van een signaal contact met elkaar hebben gehad.

  • Uitoefening van de bevoegdheden die verband houden met het bepaalde in artikel 7.2.6;

  • Uitoefening van de bevoegdheden die verbandhouden met het bepaalde in artikel 7.4.1;

  • Uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die voortvloeien uit het bepaalde in artikel 7.4.2;

Hoofdstuk 8

  • Uitoefening van de bevoegdheden om op grond van artikel 8.1.1 tot en met 8.1.6.besluiten te nemen omtrent toekenning, weigering, intrekking, of herziening van een persoonsgebonden budget en/of een voorziening in natura en het geven van voorlichting over keuze voor een budget in plaats van een voorziening in natura.

Hoofdstuk 10

  • Artikel 10.4: bevoegdheid tot het verwerken van persoonsgegevens.

ONDERDEEL B: Bepalingen uit de Verordening Jeugdhulp

  • Artikel 3

  • Artikelen 4 tot en met 6

  • Artikel 7, leden 3 tot en met 5

  • Artikel 8, 10 en11

ONDERDEEL C: Voorbereiding van beslissingen op bezwaar

  • De voorbereiding van beslissingen op bezwaar naar aanleiding van bezwaren die zijn gemaakt tegen namens het college van burgemeester en wethouders genomen besluiten op basis van de in deze bijlage genoemde bevoegdheden.

ONDERDEEL D: Het vertegenwoordigen bij rechtbank en Centrale Raad van Beroep

  • Het voeren van schriftelijk en mondeling verweer, het verschaffen van nadere inlichtingen en het vertegenwoordigen van het college in (hoger) beroepsprocedures en/of verzoeken om voorlopige voorziening bij de rechtbank en Centrale Raad van Beroep.

  • Het vertegenwoordigen van het college indien wordt verzocht om in onderling overleg tot een minnelijke oplossing te komen.

WERKBIJLAGE INTREKKING MANDAAT, VOLMACHT EN MACHTIGINGSBESLUIT

Intrekking mandaat, volmacht en machtiging

Het college van burgemeester en wethouders, alsmede de burgemeester afzonderlijk, van de gemeente Papendrecht, ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft,

gelet op:

het mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders van 18-09-2018;

het besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid in verband met uitvoering van de jeugdhulp zoals op- en overgedragen aan het organisatieonderdeel Jeugdzorg;

B e s l u i t :

tot intrekking van het besluit van 04-11-2014 tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid en Jeugd Zuid-Holland Zuid, respectievelijk zijn voorzitter, om namens de gemeente overeenkomsten aan te gaan en te tekenen voor de inkoop van jeugdhulp.

Burgemeester en wethouders van Papendrecht

de secretaris, de burgemeester,

R. van Netten A.J. Moerkerke

De Burgemeester van Papendrecht

A.J. Moerkerke

CONCEPT WERKBIJLAGE BEZWARENCOMMISSIE, ter kennisname

“Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

gezien de wenselijkheid van instelling van een onafhankelijke commissie van advies voor advisering van colleges van burgemeester en wethouders over de afhandeling van bezwaren tegen beschikkingen die zijn genomen in het kader van uitvoering van de bij of krachtens de Jeugdwet toegekende bevoegdheden;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

gelet op artikel 27, eerste, tweede en derde lid van de Gemeenschappelijke regeling;

BESLUIT:

Hoofdstuk I Instelling

Artikel 1 Instelling en taak van commissie

1. Er is een vaste bezwaarschriftencommissie.

2. De commissie is belast met de advisering over de volledige heroverweging van bestreden besluiten die krachtens mandaat door functionarissen van de Serviceorganisatie zijn genomen namens de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, in het kader van uitvoering van de Jeugdwet

Artikel 2 Samenstelling van de commissie

De commissie bestaat uit 5 leden, waaronder een voorzitter en een vice-voorzitter .

Artikel 3 Benoeming van de leden

1. Het algemeen bestuur benoemt de leden.

2. Het lidmaatschap vangt aan op de eerste dag nadat het besluit, bedoeld in het eerste lid, op wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

3. Het lidmaatschap eindigt met ingang van de dag waarop:

a. een termijn van vier jaar is verstreken waarbij het mogelijk is één keer herbenoemd te worden;

b. het lid een functie als bedoeld in het zesde lid gaat bekleden;

c. een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

4. De voorzitter en de vice-voorzitter worden in functie benoemd.

5. Niet tot lid kunnen worden benoemd:

a. leden van het algemeen bestuur;

b. leden van één van de colleges van deelnemende gemeenten;

c. ambtenaren en medewerkers van de deelnemende gemeenten, van de gemeenschappelijke regeling of van Jeugdzorginstelling die in het zorggebied van de Serviceorganisatie werkzaam is.

6. Evenmin tot lid kunnen worden benoemd personen die minder dan vier jaren voorafgaand aan hun voorgenomen benoeming:

a. lid zijn geweest van een bestuursorgaan als bedoeld in het vijfde lid;

b. ambtenaar of medewerker van de gemeente of van de gemeenschappelijke regeling zijn geweest;

c. ambtenaar of medewerker van een orgaan als bedoeld in het zesde lid, onderdeel g, zijn geweest.

Artikel 5 Schorsing en ontslag van de leden

1. Het algemeen bestuur ontslaat een lid, indien het betreffende lid:

a. daarom schriftelijk heeft verzocht;

b. wegens een misdrijf strafrechtelijk tot een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.

2. De raad kan een lid schorsen of ontslaan, indien het betreffende lid:

a. de onafhankelijkheid, onpartijdigheid of integriteit van de commissie ernstig in gevaar heeft gebracht; of

b. het aanzien van de commissie anderszins ernstig heeft aangetast.

Artikel 6 Kamers

1. De voorzitter kan kamers instellen.

2. Een kamer behandelt één of meer, door de voorzitter nader te bepalen, zaken.

3. Een kamer voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 7:13, eerste lid, van de Awb .

Artikel 7 Vice-voorzitter

De vice-voorzitter beschikt over de bevoegdheden die ingevolge de Awb dan wel bij of krachtens de verordening aan de voorzitter zijn toegekend.

Artikel 8 Secretaris

1. De Directeur van de Serviceorganisatie wijst één of meer secretarissen aan.

2. De secretaris is belast met de ondersteuning van de commissie in de breedste zin van het woord.

3. Na zijn aanwijzing is de secretaris, voor zover het gaat om aangelegenheden als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, slechts verantwoording schuldig aan de commissie.

4. De commissie of de voorzitter kan de bevoegdheden die aan haar onderscheidenlijk hem ingevolge de Awb zijn toebedeeld, mandateren aan de secretaris.

Hoofdstuk II Werkzaamheden

Artikel 9 Vooronderzoek

1. De commissie kan besluiten om voorafgaand aan de hoorzitting getuigen en deskundigen te horen.

2. Het horen, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door de voorzitter.

3. De commissie kan een deskundige benoemen voor het instellen van een onderzoek. Artikel 8:47, tweede tot en met vijfde lid, van de Awb is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Hoorzitting

1. De secretaris draagt er zorg voor dat alle belanghebbenden voor het bijwonen van de hoorzitting worden uitgenodigd.

2. De hoorzitting is openbaar. Artikel 8:62, tweede lid, van de Awb is van overeenkomstige toepassing. [Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 8:62 van de Awb kan de commissie bepalen dat het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden, bijvoorbeeld in het belang van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen. Mij dunkt dat in feite standaard met gesloten deuren zal worden gehoord.]

3. De commissie kan getuigen uitnodigen, en deskundigen en tolken benoemen. Artikel 8:60, derde lid, van de Awb is van overeenkomstige toepassing.

4. Tijdens de hoorzitting worden geen geluid- en/of beeldregistraties gemaakt, tenzij de voorzitter hiervoor toestemming verleent.

5. Het verslag van de hoorzitting wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 11 Sluiting, schorsing en heropening van het onderzoek

1. De commissie sluit het onderzoek indien zij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.

2. De commissie sluit het onderzoek aan het eind van de hoorzitting, tenzij zij toepassing geeft aan het derde of vierde lid.

3. De commissie kan het onderzoek tijdens de hoorzitting schorsen.

4. De commissie kan het onderzoek na afloop van de hoorzitting heropenen.

5. Indien de commissie toepassing geeft aan het derde of het vierde lid, kan zij een tussenadvies geven.

Artikel 12 Beraadslaging

1. De commissie beraadslaagt achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

2. De beraadslaging geschiedt door de leden die aan de hoorzitting hebben deelgenomen.

3. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. Indien de stemmen staken, is de stem van de voorzitter beslissend.

4. Van de beraadslaging wordt geen verslag gemaakt.

Artikel 13 Advies

1. De commissie geeft aan het college dat op de bezwaren heeft te beslissen advies.

2. Het advies is met redenen omkleed, en bevat in ieder geval een voorstel voor:

a. het geheel of gedeeltelijk in stand laten of herroepen van het bestreden besluit;

b. indien nodig, de inhoud van het vervangende besluit; en

c. indien nodig, de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb .

Artikel 14 Verschoning

1. Een lid neemt niet deel aan de behandeling van en de beraadslaging over een bezwaar, indien daardoor zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het geding komt of kan komen.

2. Een lid neemt evenmin deel aan de behandeling van en de beraadslaging over een bezwaar, indien bij derden redelijkerwijs de schijn kan ontstaan dat het betreffende lid niet onafhankelijk of onpartijdig is of kan worden.

Ar tikel 15 Verzending van stukken

1. De commissie zendt het advies en het verslag van de hoorzitting tegelijkertijd aan alle partijen.

2. De verzending, bedoeld in het eerste lid, vindt dermate spoedig plaats, dat het verwerend orgaan redelijkerwijs op het bezwaar kan beslissen binnen de termijn, bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb .

3. Indien de commissie niet in staat is om te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, doet zij hiervan mededeling aan het verwerend orgaan binnen de termijn, bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb .

Hoofdstuk III Vergoedingen

Artikel 16. Vergoedingen voor het bijwonen van vergaderingen.

1. De voorzitter van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van € 235,--.

2. De leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van € 185,--.

3. Het bijwonen van de vergadering blijkt uit het tekenen van een presentielijst.

4. Aan de voorzitter en de leden van de commissie worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van een vergadering van de commissie vergoed overeenkomstig de ministeriële regeling ‘Reisregeling binnenland’.

5. De vergoeding wordt per vergadering uitbetaald op declaratiebasis.