Nadere regels standplaatsen Papendrecht 2020

Geldend van 01-12-2020 t/m heden

Intitulé

Nadere regels standplaatsen Papendrecht 2020

Het college van Papendrecht;

overwegende dat,

het gewenst is nadere regels te stellen ter regulering van de standplaatsen;

gelet op

gelet op artikel 5:18 lid 4 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Papendrecht;

gelet op artikel 4:81, 4:82 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen:

Nadere regels standplaatsen Papendrecht 2020

Artikel 1 Bereik van de nadere regels

  • 1.

    Standplaatsvergunningen worden uitsluitend verleend voor het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Deze nadere regels gelden niet voor:

    • a.

      een standplaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h van de Gemeentewet;

    • b.

      een standplaats bij een evenement volgens artikel 2:24 van de APV;

    • c.

      het venten, waarbij de venter in beweging is en zijn waren voortdurend vanaf een andere plaats aanbiedt dan wel verkoopt;

    • d.

      de verspreiding van gedrukte of geschreven stukken, voor zover daarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet, tenzij daarvoor gebruik wordt gemaakt van op of aan de weg geplaatste fysieke middelen zoals bijvoorbeeld een kraam, een wagen of een tafel;

    • e.

      voor het innemen van een standplaats met een kiosk of ander permanent gebouw.

Artikel 2 Begrip vaste-, seizoens- en incidentele standplaatsen

  • 1.

    Een vaste standplaats is een standplaats die gedurende het jaar iedere week voor maximaal twee dagen per week wordt ingenomen op een daarvoor aangewezen locatie.

  • 2.

    Een seizoensstandplaats is een standplaats die van 1 oktober tot en met 31 januari wordt ingenomen voor het verkopen van oliebollen en aanverwante producten op een daarvoor aangewezen locatie.

  • 3.

    Een incidentele standplaats is een standplaats die voor maximaal 6 dagen per kalenderjaar wordt ingenomen.

Artikel 3 Wijze van aanvragen

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Deze moet volledig, gedateerd en ondertekend worden ingediend en bevat:

    • a.

      kopie van de W.A verzekeringspolis bij een vaste- of seizoensstandplaats;

    • b.

      kopie geldig legitimatiebewijs;

    • c.

      Kamer van Koophandel nummer;

    • d.

      duidelijke foto’s van het verkoopmiddel waarmee de standplaats zal worden ingenomen;

    • e.

      schriftelijke toestemming van een eigenaar indien de standplaats zal worden ingenomen op particulier terrein;

    • f.

      indien er sprake is van een incidentele standplaats dient ook een situatietekening aangeleverd te worden waarop de standplaats is ingetekend op de locatie.

Artikel 4 Vergunningsprocedure vaste- en seizoensstandplaatsen

  • 1.

    Wanneer er meer aanvragen om een standplaatsvergunning zijn dan het aantal standplaatsvergunningen dat kan worden uitgegeven, dan worden aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 2.

    Wanneer er meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en hiermee het maximum aantal te verlenen standplaatsvergunningen wordt overschreden, dan wordt de rangschikking bepaald door middel van een loting.

  • 3.

    Een aanvraag kan op zijn vroegst twee maanden voor een standplaatsvergunning beschikbaar komt aangevraagd worden. Beschikbare standplaatsen worden via de gemeentelijke website bekend gemaakt.

Artikel 5 Locaties gemeentelijke standplaatsen

  • 1.

    In het 'Aanwijzingsbesluit locaties voor standplaatsen 2020', dan wel de opvolger(s) daarvan zijn alle vaste- en seizoensgebonden standplaatslocaties opgenomen met de locatieaanduiding en de daarvoor geldende specificaties.

  • 2.

    Voor het innemen van incidentele standplaatsen zijn geen locaties aangewezen. De aanvraag zal worden getoetst aan artikel 1:8 en artikel 5:18 uit de APV. Op locaties die conform lid 1 zijn aangewezen voor vaste- en seizoensgebonden standplaatsen kan per aangewezen locatie naast de vaste standplaatsen, per dag maximaal 1 incidentele standplaats worden ingenomen.

  • 3.

    Indien op grond van de beheersverordening of het bestemmingsplan geen standplaatsen zijn toegestaan, dan dient ontheffing van de beheersverordening of het bestemmingsplan te worden aangevraagd.

Artikel 6 Dagen en tijdstippen

  • 1.

    Standplaatsvergunningen kunnen worden verleend voor de maandag tot en met zaterdag tussen 06.00 uur en 22.00 uur en op zondagen en feestdagen conform de 'Verordening winkeltijden Papendrecht'.

  • 2.

    Op dinsdagen worden op het terrein dat voor de weekmarkt is aangewezen geen vergunningen verleend.

  • 3.

    Een seizoensstandplaats mag van 1 oktober tot en met 31 januari worden ingenomen.

Artikel 7 Duur van de vergunning

  • 1.

    Voor zowel de vaste als de seizoensstandplaats geld een maximum duur van de vergunning van vijf kalenderjaar.

  • 2.

    Een vaste standplaats mag maximaal twee dagen per week worden ingenomen.

  • 3.

    Voor een incidentele standplaats geldt een maximumduur van 6 dagen per kalenderjaar, behalve bij een standplaats voor gezondheidsonderzoek- en wetenschap. Deze vergunning kan voor maximaal zes achtereenvolgende maanden worden verleend.

Artikel 8 Gebruik standplaats

  • 1.

    Voor alle standplaatsen geldt dat de maximale afmeting binnen de aangewezen locatie niet mag worden overschreden. Dit houdt in dat een uitstalling of de dissel, luifel of cabine van de verkoopwagen niet de grens van de aangewezen locatie mag overschrijden.

  • 2.

    Een vergunninghouder kan losse objecten zoals een terras of andere voorwerpen bij zijn standplaats plaatsen als deze binnen de standplaatsafmetingen vallen. Als deze objecten buiten de aangewezen standplaatslocatie vallen, dan moet de standplaatshouder hiervoor een aparte ontheffing/vergunning aanvragen op grond van artikel 2:10 APV.

Artikel 9 Standplaatsen op grond(en) die niet bij de gemeente in eigendom zijn

  • 1.

    In het belang van de verkeersveiligheid en op grond van artikel 5:19 APV is, voor het innemen van een standplaats op grond(en) die niet bij de gemeente in eigendom zijn, nodig:

    • a.

      een standplaatsvergunning;

    • b.

      een schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het terrein indien de aanvrager geen grondeigenaar is, dan wel een overeenkomst tussen de rechthebbende en de aanvrager;

    • c.

      het maximum aantal te verlenen vergunningen voor particuliere standplaatsen op eigen terrein bedraagt maximaal één per locatie;

    • d.

      indien op grond van de beheersverordening of het bestemmingsplan geen standplaatsen zijn toegestaan, dan dient ontheffing van de beheersverordening of het bestemmingsplan te worden aangevraagd.

Artikel 10 Overdraagbaarheid

  • 1.

    De standplaats dient persoonlijk door de vergunninghouder ingenomen te worden. In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid is de vergunning overdraagbaar aan de echtgenoot, geregistreerde partner of een ander persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2.

    Indien de standplaats niet kan worden overgedragen op grond van het eerste lid, dan kan de standplaats aan een kind in het bedrijf worden overgedragen indien het kind één jaar voorafgaand aan het verzoek tot overname van de standplaats aantoonbaar werkzaam was in het bedrijf. Dit blijkt uit de inschrijving in de Kamer van Koophandel.

  • 3.

    Indien de standplaats niet kan worden overgedragen op grond van het eerste lid en tweede lid, dan kan de standplaats aan een medewerker in het bedrijf worden overgedragen indien de medewerker één jaar voorafgaand aan het verzoek tot overname van de standplaats aantoonbaar werkzaam was in het bedrijf. Dit blijkt uit de inschrijving in de Kamer van Koophandel.

  • 4.

    De periode van overdracht zoals in het eerste, tweede en derde lid is alleen voor de lopende vergunningsperiode.

Artikel 11 Vervanging

  • 1.

    In uitzonderlijke gevallen kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats tijdelijk ontheffing voor vervanging verlenen. De periode van vervanging bedraagt maximaal 1 jaar, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid.

Artikel 12 Intrekken of wijzigen van vergunning

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      de oppervlakte van de standplaats wijzigt;

    • c.

      wanneer als gevolg van wijzigingen in de nadere regels, jurisprudentie en/of wet- en regelgeving geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning;

    • d.

      wanneer als gevolg van infrastructurele-, herinrichtings- of reconstructiewerkzaamheden aan de openbare weg of de openbare ruimte geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning;

    • e.

      wanneer de standplaats, zonder reden van opgaaf, gedurende acht achtereenvolgende keren niet wordt ingenomen;

    • f.

      indien ter verkrijging van de vergunning onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      bij handeling in strijd met deze regeling of de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

    • h.

      bij overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder indien de vergunning op grond van artikel 10 niet kan worden overgenomen.

Artikel 13 Leges en vergoedingen gebruik standplaats

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning worden op grond van de Legesverordening leges in rekening gebracht.

  • 2.

    Op grond van de regeling 'Algemene voorwaarden gebruiksvergoeding gemeentegrond' en de bijbehorende vergoedingenbijlage is de vergunninghouder een vergoeding verschuldigd voor het in gebruik nemen van gemeentegrond.

  • 3.

    Voor het gebruiken van gemeentelijke nutsvoorzieningen is de vergunninghouder een vergoeding per dag per stroomaansluiting aan de gemeente verschuldigd.

Artikel 14 Niet kunnen innemen van een standplaats

  • 1.

    Bij evenementen of werkzaamheden op de standplaatslocatie kan de standplaats niet worden ingenomen. In overleg met de vergunninghouder wordt naar een alternatieve locatie gezocht. Is dat er niet, dan kan de standplaats niet worden ingenomen. Voor deze dag/periode wordt er geen vergoeding voor gemeentegrond in rekening gebracht.

  • 2.

    Het kan voorkomen dat een standplaats door omstandigheden die buiten het risico van de gemeente vallen, zoals een stroomstoring of noodweer niet kan worden ingenomen. Deze risico's zijn voor rekening van de vergunninghouder.

Artikel 15 Vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Aan standplaatsvergunningen worden de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      de vergunninghouder maakt persoonlijk gebruik van de vergunning;

    • b.

      een vaste standplaats dient wekelijks te worden ingenomen.

    • c.

      de vergunninghouder die wegens ziekte of vakantie de standplaats niet zal innemen, dient de behandelend ambtenaar daarvan te informeren.

    • d.

      de vergunninghouder mag zich bij de exploitatie van de standplaats niet laten vervangen door een ander, tenzij hij in het bezit is van een ontheffing, afgegeven door het college;

    • e.

      de standplaats mag alleen worden ingenomen voor het te koop aanbieden van goederen, het verkopen of verstrekken van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, zoals in de vergunning omschreven;

    • f.

      afvalbakken, parasols, (sta)tafels en andere objecten ten behoeve van de verkoop vallen binnen de oppervlakte van de standplaats;

    • g.

      vrije doorgang van het publiek en het verkeer mag niet worden gehinderd;

    • h.

      gedurende het innemen van de standplaats moet de omgeving van de standplaats een schoon en ordelijk aanzien hebben. Na afloop van de verkoopactiviteiten moet de standplaats en directe omgeving schoon worden opgeleverd. Eventuele schoonmaakkosten komen voor rekening van de vergunninghouder;

    • i.

      er wordt geen gebruik gemaakt van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid. Het aanwezig hebben van radiotoestellen en dergelijke toestellen, anders dan voor verkoop, is evenmin toegestaan;

    • j.

      het veroorzaken van schade, hinder of overlast is niet toegestaan;

    • k.

      in de verkoopwagen waar gas, stroom of vuur wordt gebruikt, dient een deugdelijk poederbrand-blusapparaat van minstens 6kg aanwezig te zijn;

    • l.

      aanwijzingen en/of bevelen van de politie, brandweer of daartoe aangewezen ambtenaren dienen te worden opgevolgd;

    • m.

      de vergunninghouder is aansprakelijk voor alle schade welke het gevolg kan zijn van het innemen van de standplaats, zoals het niet afdekken van kabels of het lekken van (afval) stoffen vanuit de verkoopwagen en vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van derden;

    • n.

      de vergunninghouder is verplicht voldoende verzekerd te zijn tegen vorderingen tot schadevergoeding waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijk aansprakelijkheidsbepalingen kan worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade;

    • o.

      bij evenementen of werkzaamheden kan de standplaats niet worden ingenomen. Er wordt dan samen met de gemeente gezocht naar een alternatief. Is dat er niet, dan kan de standplaats niet worden ingenomen. Voor deze dag/periode wordt er geen vergoeding voor gemeentegrond in rekening gebracht;

    • p.

      indien de vergunninghouder gebruik maakt van (stroom)kabels die over het trottoir moeten liggen, dan moet hij om veiligheidsredenen de kabels afdekken met rubberen matten;

    • q.

      eventueel aanwezige brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen dienen te worden vrijgehouden voor blusvoertuigen, en wel zodanig dat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt;

    • r.

      afvalwater, plantaardige of dierlijke oliën of vet dat vrijkomt bij de bereiding of bewerking van voedingsmiddelen mag niet in het openbaar riool worden gebracht of uitlekken over de openbare ruimte;

    • s.

      belediging en/of bedreiging door de vergunninghouder tegen medewerkers van of handelend namens de gemeente is verboden.

Artikel 16 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college heeft de bevoegdheid om, in gevallen die naar haar oordeel tot onaardvaardbare gevolgen leiden, ten gunste van de aanvrager af te wijken van de nadere regels.

Artikel 17 Overgangsrecht

  • 1.

    Voor verleende vergunningen op basis van de 'Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht' d.d. 26 mei 2011 geldt dat deze blijven voortbestaan zolang deze niet zijn of worden ingetrokken conform artikel 12 van deze regeling.

Artikel 18 Inwerkingtreding nieuwe regels en intrekking oud beleid

  • 1.

    De 'Beleidsregels standplaatsen ambulante handel Papendrecht' en de bijbehorende aangewezen standplaatslocaties, vastgesteld op 26 mei 2011 worden ingetrokken.

  • 2.

    De 'Nadere regels Standplaatsen Papendrecht 2020' treden in werking na de dag van bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels worden aangehaald als 'Nadere regels Standplaatsen Papendrecht 2020'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 27 oktober 2020

Het college van Papendrecht,

de secretaris, de burgemeester,

J.M. Ansems A.J. Moerkerke