Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet Inburgering Peel en Maas

Geldend van 19-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders aan de raad (2011-110).

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.

Gelet op het bepaalde in de artikelen 8,19, vijfde lid 19a, eerste lid 23, derde lid 24a, vijfde lid 24f en 35 van de Wet Inburgering;.

Gehoord de beraadslagingen.

BESLUIT

1. de verordening Wet inburgering gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel vastgesteld:Helden dd 2 april 2007 Kessel dd 23 april 2007Maasbree dd. 3 april 2007Meijel dd 26 maart 2007

In te trekken.2. Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet Inburgering Peel en Maas

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas;b. de wet: de Wet inburgering;c. voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening; 

  • 2 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet inburgering (Wi), de daarop berustende regelingen en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1 Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot voorzieningen.

  • 2 Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen: a. het verstrekken van voorlichtingsmateriaal;b. een gemeentelijk advies- en informatiepunt;c. het geven van digitale informatie op de website van de gemeente Peel en Maas;  

Hoofdstuk 2 Het toekennen van voorzieningen aan verplichte inburgeraars

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1 Het college neemt jaarlijks een besluit, conform hetgeen staat vermeld in de toelichting van artikel 3 die onderdeel uitmaakt van deze verordening, waarbij zij op grond van de begroting aangeeft welke groep of groepen worden benoemd en op welke wijze het budget voor de benoemde doelgroep(en) inburgeringsplichtigen en/of vrijwillige inburgeraars, in dit besluit als zodanig aangewezen, wordt aangewend. De in het besluit niet als zodanig benoemde groepen komen niet voor een aanbod in aanmerking.

  • 2 Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen zoals in lid 1 vermeld aan waarbij hij bij voorrang een voorziening aanbiedt op basis van de volgende criteria:a. de mate waarin inburgering van belang is voor de economische, sociale en educatieve zelfredzaamheid;b. inkomenc. het hebben van een opvoedingstaak;d. motivatie, eigen aanmelding/initiatief. 

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1 Het college stemt de voorziening, uitgezonderd de geestelijk bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden van de inburgeringsplichtige.

  • 2 Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:a. NT-2 onderwijs (taalonderwijs);b. maatschappelijke oriëntatie;c. arbeidsmarktoriëntatie;d. kennis en oriëntatie met betrekking tot opvoeding, gezondheid en onderwijs;e. taalstage;f. voorzieningen zoals genoemd in de vigerende Verordening Reintegratie en Participatie Peel en Maas en in de vigerende Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Peel en Maas;g. activiteiten of voorzieningen die in het kader van maatwerk bijdragen tot verbetering van het inburgeringsproces. 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1 De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2 Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de betalingswijze en de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan naast het vaststellen van de inburgeringsverplichting een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:a. het deelnemen aan de voorziening;b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;e. het diezelfde dag melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;f. overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de voorziening kunnen ondersteunen. 

Artikel 7 Kosten medisch advies wegens belemmeringen

Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, kan het college een vergoeding toekennen voor de gemaakte kosten van het medisch advies.

Hoofdstuk 3 De bestuurlijke boete

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 3 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a dan wel b, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3 De bestuurlijke boete bedraagt op grond van artikel 33 lid 1 of lid 2 ten hoogste € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 10 Aanwijzen van doelgroepen

Indien het college zoals gesteld in artikel 3 groepen vrijwillige inburgeraars benoemt als doelgroep waaraan hij bij voorrang een voorziening aanbiedt, komt het aanbod op basis van de volgende criteria tot stand:a. de mate waarin inburgering van belang is voor de economische, sociale en educatieve zelfredzaamheid;b. Inkomen;c. het hebben van een opvoedingstaak;d. motivatie, eigen aanmelding/initiatief. 

Artikel 11 De samenstelling van de voorziening

  • 1 Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening.

  • 2 Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:a. NT-2 onderwijs (taalonderwijs);b. maatschappelijke oriëntatie;c. arbeidsmarktoriëntatie;d. kennis en oriëntatie met betrekking tot opvoeding, gezondheid en onderwijs;e. taalstage;f. voorzieningen zoals genoemd in de vigerende verordening Re-integratie en Participatie Wet Werk en Bijstand Peel en Maas en in de vigerende Verordening Werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren gemeente Peel en Maas;g. activiteiten of voorzieningen die in het kader van maatwerk bijdragen tot verbetering van het inburgeringsproces in het algemeen en in de Peel en Maas samenleving in het bijzonder. 

Artikel 12 De inning van de eigen bijdrage

  • 1 De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2 Het college legt in de overeenkomst de betalingswijze en de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 13 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:a. het deelnemen aan de voorziening;b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;e. het diezelfde dag melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;f. overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de voorziening kunnen ondersteunen. 

Artikel 14 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

  • 1 Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, kan het college een boete opleggen van ten hoogste € 250,-.

  • 2 Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst opnieuw niet of onvoldoende nakomt, kan het college een boete opleggen van ten hoogste € 500,-. 

  • 3 Indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de in de overeenkomst bepaalde termijn heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen, kan het college een boete opleggen van ten hoogste € 500,-.

  • 4 Indien de vrijwillige inburgeraar stopt met de overeengekomen inburgeringsvoorziening en hem dit te verwijten valt, kan het college een boete opleggen ter hoogte van de kosten die het college voor de inburgeringsvoorziening heeft moeten maken.

Artikel 15 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5 Hardheidsbepaling en slotbepalingen

Artikel 16 Hardheid

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in de verordening ten gunste van de inburgeringsplichtige buiten toepassing laten of daarvan afwijken , voor zover de toepassing ervan, gelet op het doel van de verordening, leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.  

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van publicatie.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Wet inburgering gemeente Peel en Maas”. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 22 november 2011
De raad van de gemeente Peel en Maas,
 
 
 
de griffier, de voorzitter,drs. A.G. Joosten W.J.G. Delissen-van Tongerlo 

Toelichting 1

ALGEMENE TOELICHTINGDe WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. In de verordening wordt gesproken over “voorziening”. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt. In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:­ De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI). ­ Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).­ Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).­ Facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).­ Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI). ­ Het persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI). De gemeente heeft er voor gekozen geen PIB voorziening in de verordening op te nemen. Jaarlijks legt het college vast in een besluit of en zo ja aan welke groepen een aanbod wordt gedaan.

Het vaststellingstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigenArtikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Het vaststellingstelsel geldt voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt in dat het aanbodstelsel wordt verlaten. De gemeente maakt in haar verordening de keuze het aanbod stelsel te volgen. Dit houdt ondermeer in dat de gemeente in overleg met de inburgeraar tot een aanbod komt, hierbij wordt geindividualiseerd naar de mogelijkheden van de inburgeraar en kan in voorkomende gevallen een aanbod worden gedaan met een werking die nagenoeg gelijk is aan het PIB principe. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraarsArtikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet. Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten ondersteunen inburgeringsplichtigen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Doelgroepen Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. De raad kan deze bevoegdheid delegeren aan het college.Omdat de beschikbare middelen begrenst zijn dienen prioriteiten gesteld te worden voor bediening van de doelgroep en heeft de gemeenteraad keuzes gemaakt. Belangrijke overwegingen bij het stellen van prioriteiten zijn het maatschappelijk belang, de economische positie en motivatie van de aanvragers. Bij het al dan niet toekennen van een voorziening ( het college legt dit jaarlijks vast in een besluit) wordt een inkomensgrens gehanteerd. Inburgeraars met een inkomen boven deze grens, dienen zelf de inburgering te regelen. De gemaakte keuzes dienen te berusten op objectieve criteria die in de verordening zijn vastgelegd en in de beleidsregel nader zijn uitgewerkt. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI). De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI). De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. ­ De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).­ De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).­ De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).­ De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

De procedure van het vaststellen van een voorzieningHet vaststellen van een voorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden: ­ In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);­ De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;­ De inburgeringsplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);­ Het college acht een voorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet.

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt. In onderhavige verordening is hier niet gekozen omdat uitgegaan wordt van optimale motivatie bij de inburgeraar en deze daarom betrokken wordt bij de tot standkoming van de voorziening.

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening. Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst. De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI). Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid, vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24 e, derde lid, WI). De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24 e, tweede lid, WI). In onderhavige verordening is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Het persoonlijk inburgeringsbudgetOp grond van artikel 19, tweede lid, en artikel 24a, tweede lid, WI kan * het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt. Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak maken op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf. Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI). Om eerder genoemde reden is deze mogelijkheid niet in de huidige verordening opgenomen. Bij het totstand komen van het aanbod wordt de inburgeraar immers al in een vroeg stadium betrokken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 – BegripsbepalingenHet eerste lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering, de Regeling inburgering en de Algemene wet bestuursrecht ook van toepassing zijn op deze verordening.Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Artikel 2 – De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 WI en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringsplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Er is voor gekozen om in de verordening vast te leggen welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening te organiseren. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking. In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars vorm te geven.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepenConform Artikel 19A van de Wet inburgering1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor een inburgeringsplichtige kan vaststellen.Dit artikel regelt dat voor de groepen die het college aanwijst bij voorrang een voorziening wordt vastgesteld. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een voorziening kan vaststellen. Zoals in de algemeen toelichting reeds aangegeven komen in principe alle groepen inburgeraars in aanmerking voor een voorziening. Jaarlijks geeft het college in een besluit aan hoe dit ingevuld wordt ook kan afgezien worden van het aanbieden van voorzieningen. Uitgesloten zijn echter in alle gevallen verplichte en vrijwillige inburgeraars met een inkomen boven 110% van het minimuminkomen.

Artikel 4 De samenstelling van de voorzieningIn de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren. De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, lid 3, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, lid 2, WI). In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.  

Artikel 6 Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast. Sub e: onder het diezelfde dag melden, wordt verstaan op de dag dat de omstandigheid is ontstaan dan wel – indien dit een zaterdag, zondag of feestdag is – de eerstvolgende werkdag.

Artikel 7 – Kosten medisch advies wegens belemmeringen Bij de aanvraag tot ontheffing wordt bij een positief medisch advies dat leidt tot een ontheffing, door het college indien het door de gemeente gehanteerde budget toereikend is, een vergoeding verstrekt ter hoogte van de door de inburgeringsplichtige gemaakte aanvraagkosten van het medisch advies.

Artikel 8 – De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval geen bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 9 – Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtredingOm te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunnen een kortere of langere termijn vaststellen. Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van dit artikel. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt ( artikel 33 lid 2 WI). Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, kan het college wederom een bestuurlijke boete kan opleggen (artikel 33 lid 2 WI). De maximumboete geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige. De artikelen 8 en 9 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

Artikel 10 – Aanwijzen van de doelgroepenIn dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Voor de vrijwillige inburgeraars gelden de zelfde criteria als voor de inburgeringsplichtigen. Zie artikel 3 van de verordening en bijbehorende toelichting.

Artikel 11 – De samenstelling van de voorzieningZie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

Artikel 12 – De inning van de eigen bijdrage Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 13 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 13 – Opleggen van verplichtingenIn dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 7 van de verordening). Sub e: onder het diezelfde dag melden, wordt verstaan op de dag dat de omstandigheid is ontstaan dan wel – indien dit een zaterdag, zondag of feestdag is – de eerstvolgende werkdag.

Artikel 14 – Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. In het eerste lid is de sanctie opgenomen indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die aan de inburgeringsvoorziening zijn verbonden niet nakomt. De sanctie komt overeen met de sanctie voor een inburgeringsplichtige die de verplichtingen die verbonden zijn aan een inburgeringsvoorziening niet nakomt.In het tweede lid is de sanctie opgenomen voor het opnieuw niet voldoen aan de verplichtingen. Ook deze sanctie komt overeen met de sanctie voor een inburgeringsplichtige. Dit lid is alleen van toepassing als er al een eerdere sanctie is opgelegd.

Artikel 15 – Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraarArtikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Artikel 16 – HardheidIn gevallen waarin de verordening niet voorziet dan wel in situaties die aanleiding geven tot enige onbillijkheden kan het college anders besluiten.

Artikel 17 – Inwerkingtreding Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18 – Citeertitel Dit artikel spreekt voor zich