Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2017

Geldend van 17-11-2017 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2017

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:3 lid 4 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

Overwegende dat:

het college naar aanleiding van een aanvraag een omgevingsvergunning kan verlenen, waarna er uitvoering aan het gevraagde voornemen kan worden gegeven;

het echter ook voorkomt dat er geen of pas na een lange tijd gebruik wordt gemaakt van een verleende omgevingsvergunning.;

dit onwenselijk is gezien de snelle veranderende wet- en regelgeving en de daarbij gestelde eisen. In de praktijk duiken ongebruikte omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen op die jaren geleden zijn verleend maar nooit gerealiseerd;

het om een aantal uiteenlopende redenen onwenselijk is een niet-uitgevoerde omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen in stand te laten. Hierbij kan aan de volgende omstandigheden worden gedacht:

  • 1.

    Nieuwe planologische en stedenbouwkundige inzichten kunnen doorkruist worden door nog (af) te bouwen of aan te leggen zaken.

  • 2.

    De vergunde activiteiten worden uitgevoerd naar verouderde inzichten als gevolg van ontwikkelingen die zich in de tijd hebben voorgedaan en leveren daarom een mogelijk veiligheidsrisico op (bijvoorbeeld constructie, asbest).

  • 3.

    Handhaving kan in de onder 2 genoemde gevallen vaak geen oplossing bieden, er wordt immers rechtsgeldig gehandeld zodat min of meer een handhavingsvacuüm ontstaat.

  • 4.

    Voor omwonenden kan het onplezierig zijn als zij geconfronteerd worden met oude rechten waartegen geen rechtsmiddelen meer openstaan.;

artikel 2.33 lid 2, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om een omgevingsvergunning voor bouwen, slopen of aanleggen, geheel of gedeeltelijk in te trekken als gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.;

het uit het oogpunt van rechtszekerheid duidelijk dient te zijn wanneer en onder welke omstandigheden van deze bevoegdheid gebruik gemaakt gaat worden;

dit voor duidelijkheid zorgt bij zowel de vergunninghouder (bijvoorbeeld geen twijfel of iets nog kan of mag) als de gemeente (een actueel vergunningenbestand);

het vastleggen van spelregels in een beleidsregel daarvoor de aangewezen weg is;

de redenen waarom geen gebruik is of wordt gemaakt van een omgevingsvergunning zeer divers kunnen zijn, reden waarom het nagenoeg onmogelijk is om aan elke mogelijke oorzaak een tijdsduur te verbinden. Als gewogen gemiddelde kan een termijn van 3 jaar worden aangehouden. Deze periode is lang genoeg om zowel eenvoudige als de wat complexere vergunningen ten uitvoer te brengen dan wel te voltooien, zo leren ervaringen op het gebied van handhaving. Daarnaast sluit deze termijn aan bij de bevoegdheid die de Wabo geeft om omgevingsvergunningen voor milieu-inrichtingen na 3 jaar in te trekken (milieu en met name bouw zijn vaak gekoppeld);

bij urgente en zwaarwegende belangen vastgehouden wordt aan de minimale termijn van 26 weken;

vanwege de “beleidsregel woningbouwverzoeken Peel en Maas 2017” omgevingsvergunningen die met toepassing van deze beleidsregel zijn verleend ook onder het begrip urgente en zwaarwegende belangen worden gebracht;

er daarnaast oog is voor de belangen van de vergunninghouder in de vorm van een verlengingsmogelijkheid;

BESLUITEN vast te stellen de volgende beleidsregel:

Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2017

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

omgevingsvergunning:

a. een vergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder a, Wabo;

b. een vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder b, Wabo;

c. een vergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, aanhef en onder g Wabo;

d. bouw-, sloop- en aanlegvergunningen die op grond van het overgangsrecht uit de Invoeringswet Wabo als omgevingsvergunning voor een van de onder a tot en met c genoemde activiteiten gelden.

intrekken:

het op grond van artikel 2.33 lid 2, aanhef en onder a, Wabo geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning.

urgente en zwaarwegende planologische belangen:

de omgevingsvergunning betreft een gebied waarvoor een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd en gepubliceerd waarbij de vergunde activiteiten het toekomstig ruimtelijk kader belemmeren dan wel onmogelijk maken en/of is verleend met toepassing van artikel 7 van de “beleidsregel woningbouwverzoeken 2017”.

Artikel 2 Procedurele bepalingen

  • 1. Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure uit de Wabo dan wel de algemene procedurele bepalingen van de Awb, gelden in aanvulling op de Wabo dan wel de Awb de volgende procedurele bepalingen:

    a. alvorens te besluiten tot intrekking van de omgevingsvergunning stuurt het college de vergunninghouder het voornemen tot intrekking toe;

    b. in het voornemen krijgt de vergunninghouder de gelegenheid een zienswijze op het voornemen in te dienen;

    c. de termijn voor het indienen van een zienswijze bedraagt 4 weken;

    d. het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van een tijdig ingebrachte zienswijze een definitief besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning;

    e. bij het definitieve besluit betrekt het college een ingebrachte zienswijze.

  • 2. Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit de Wabo dan wel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb, gelden in aanvulling op de Wabo dan wel de Awb de volgende procedurele bepalingen:

    a. als de termijn voor het indienen van een zienswijze ongebruikt is verstreken, neemt het college binnen 4 weken na het einde van deze termijn een definitief besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning;

    b. het college neemt binnen 12 weken na ontvangst van een tijdig ingebrachte zienswijze een definitief besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning;

    c. bij het definitieve besluit betrekt het college een ingebrachte zienswijze.

Artikel 3 Intrekken omgevingvergunning bij uitblijven aanvang handelingen

  • 1. De omgevingsvergunning wordt ingetrokken als na 3 jaar na het onherroepelijk worden geen begin is gemaakt met het verrichten van handelingen waarop de omgevingsvergunning ziet.

  • 2. De in lid 1 opgenomen termijn bedraagt 26 weken als zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen.

Artikel 4 Intrekken omgevingsvergunning bij stilliggen handelingen

  • 1. De omgevingsvergunning wordt ingetrokken als het verrichten van handelingen waarop de omgevingsvergunning ziet, langer dan 3 jaar heeft stilgelegen.

  • 2. De in lid 1 opgenomen termijn bedraagt 26 weken als zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen.

Artikel 5 Verlengen termijn bij start of herstart handelingen

  • 1. Een ingebrachte zienswijze kan aanleiding geven de in de artikelen 3 en 4 opgenomen termijnen eenmalig te verlengen als:

    a. de vergunninghouder met concrete documenten (zoals de geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) de intentie tot het starten/hervatten/doorgaan van/met de vergunde activiteiten kan aantonen;

    b. de vergunninghouder persoonlijke omstandigheden kan aanvoeren (zoals een sterfgeval in de familie of ziekte) welke aantoonbaar tot uitstel van de uitvoering van de vergunde activiteiten hebben geleid.

  • 2. De duur van de verlenging wordt bepaald naar redelijkheid en aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval, maar bedraagt:

    a. in gevallen als bedoeld in de artikelen 3 lid 1 en 4 lid 1 maximaal 1 jaar en

    b. in gevallen als bedoeld in de artikelen 3 lid 2 en 4 lid 2 maximaal 13 weken.

  • 3. Als een verlengde termijn ongebruikt is verstreken, wordt de omgevingsvergunning ingetrokken.

Artikel 6 Uitsluiting overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregel laat de besluitvorming over de overige in artikel 2.33 Wabo opgenomen intrekkingsgronden onverlet.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college handelt in voorkomende gevallen volgens deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na bekendmaking overeenkomstig afdeling 3.6 Awb.

Artikel 9 Intrekking oude beleidsregel

De op 20 december 2011 vastgestelde beleidsregel “Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2011” betreffende bevoegdheid tot het intrekken van bouwvergunningen” wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 8 bedoelde datum.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Uitvoeringsregels intrekken omgevingsvergunningen bouwen, slopen en aanleggen 2017.

Ondertekening

Panningen, 6november 2017
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
L.P.H. Breukers, W.J.G. Delissen-van Tongerlo