Regeling vervallen per 20-05-2016

Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas

Geldend van 08-01-2015 t/m 19-05-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

Gelet op het bepaalde in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas;

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de verordening.

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Beroepsmatige ondersteuning: ondersteuning uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht. Er is sprake van beroepsmatige ondersteuning indien de dienstverlening geboden wordt door een thuiszorgorganisatie of door een zzp-er die als eenmanszaak staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en tevens voldoet aan de voorwaarden van het urencriterium vereist voor de zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting. (te weten minimaal 1225 uur per jaar wordt besteed aan het feitelijk drijven van de onderneming en er wordt meer tijd besteed aan de onderneming dan aan andere werkzaamheden);

  • -

    Budgethouder: de persoon die het persoongebonden budget toegekend heeft gekregen

  • -

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • -

    Ondersteuningsplan: ondertekend schriftelijk verslag van de gesprekken en afspraken in de onderzoeksfase. In de verordening is dit aangeduid met arrangement, inmiddels spreken we over ondersteuningsplan.

  • -

    Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Peel en Maas

  • -

    Wet: Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo en de Verordening Wmo Peel en Maas.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURE

Artikel 2. Melding van de hulpvraag

De hulpvraag kan rechtstreeks bij de gemeente worden aangemeld maar ook via andere hulp- of dienstverleners (waaronder vrijwilligers) worden ingediend.

Artikel 3. Onafhankelijke cliëntondersteuning

De burger en diens mantelzorger worden voor het onderzoek gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning. De onafhankelijke cliëntondersteuner voert niet het onderzoek uit.

Artikel 4. Onderzoek

  • 1.

    • Het college onderzoekt in het gesprek of de gesprekken met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie/bekenden, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

      • a.

        de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de burger;

      • b.

        het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

      • c.

        de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijkevoorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of tevoorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

      • d.

        de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

      • e.

        de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de burger;

      • f.

        de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

      • g.

        de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen metzorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen ophet gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, tevoorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

      • h.

        de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

      • i.

        welke bijdragen in de kosten de burger met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 15verschuldigd zal zijn, en.

      • j.

        de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de burger in begrijpelijkebewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In deze fase vindt, indien nodig, ook overleg plaats met de (beoogde) zorgaanbieder(s).

Artikel 5. Beslissing

  • 1. Indien de hulpvraag ingevuld kan worden zonder maatwerkvoorziening, dan wordt het concept-arrangement door ondertekening van gemeente en burger omgezet naar een ondersteuningsplan.

  • 2. Indien de hulpvraag (mede) ingevuld wordt met een maatwerkvoorziening dient de burger een aanvraag in. Deze aanvraag bestaat bij voorkeur uit het ondertekende ondersteuningsplan.

Artikel 6. Beschikking

  • 1.

    • Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

      • a.

        welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

      • b.

        de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

      • c.

        of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

      • d.

        wat de omvang van de ondersteuning bedraagt;

      • e.

        welke aanbieder(s) worden ingezet.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van persoonsgebonden budget (pgb) vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden besteed;

    • b.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe dit tot stand is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft;

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget, en

    • e.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

    HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 7. Criteria voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Enkel wanneer eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, sociaal netwerk of algemene (gebruikelijke) voorzieningen niet of in onvoldoende mate leiden tot het invullen van de hulpvraag, kunnen aanvullend maatwerkvoorzieningen worden verstrekt.

  • 2.

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen niet onder de noemer maatwerkvoorziening.Een voorziening is algemeen gebruikelijk indien de volgende criteria van toepassing zijn:

  • a.

    De voorziening is niet speciaal voor gehandicapten bedoeld;

  • b.

    De voorziening is in de reguliere handel verkrijgbaar (geen revalidatievakhandel);

  • c.

    De voorziening is in prijs vergelijkbaar met soortgelijke producten.

Artikel 8. Voorwaarden, verplichtingen en weigeringsgronden

  • 1.

    • Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

      • a.

        indien de burger aanspraak kan maken op enige andere passende voorziening of dienst op grond van andere wet- of regelgeving;

      • b.

        voor zover de burger op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de hulpvraag kan invullen;

      • c.

        voor zover de burger met gebruikmaking van algemene of voorliggende voorzieningen in de hulpvraag kan voorzien;

      • d.

        indien de benodigde voorziening voor de burger algemeen gebruikelijk is;

      • e.

        indien het een voorziening betreft die de burger vóór de datum van de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

      • f.

        voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan burger al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de burger zijn toe te rekenen, of tenzij burger geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

      • g.

        indien de burger tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.

  • 2. Een burger is verplicht om zorgvuldig met de aan hem verstrekte voorziening om te gaan.

  • 3. Het college is bevoegd om overige, bijzondere, voorwaarden en verplichtingen op te leggen.

    paragraaf 2.1 Huishoudelijk werk

Artikel 9. Ondersteuning bij huishoudelijk werk

  • 1. Het beoogde resultaat van ondersteuning bij huishoudelijk werk is dat de burger in staat is om:

    a. in een schoon en leefbaar huis te wonen;

    b. zelfstandig thuis te blijven wonen;

    c. schone kleding te dragen.

Artikel 10. Richtlijnen voor ondersteuning bij huishoudelijk werk

  • 1.

    • De richtlijnen zijn gebaseerd op geraamde minuten die nodig zijn om onder normale omstandigheden huishoudelijke taken uit te voeren. Deze richtlijnen geven een handvat om tot het beoordelen van de benodigde ondersteuning te komen.

  • 2. Op basis van persoonskenmerken en individuele omstandigheden maakt het college een afweging en kan van de richtlijnen worden afgeweken. Een gemotiveerde onderbouwing wordt omschreven in het ondersteuningsplan.

  • 3. De richtlijnen zijn als bijlage toegevoegd.

    paragraaf 2.2 Woningaanpassingen, woonvoorzieningen en verhuiskosten

Artikel 11. Woningaanpassingen

  • 1. Het beoogde resultaat van een woningaanpassing is dat de burger zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving, zelfstandig thuis kan blijven wonen.

  • 2. Het primaat voor een woningaanpassing ligt bij verhuizen, tenzij verhuizen naar een geschikte woning niet de goedkoopst passende oplossing biedt voor de burger .

  • 3. Geen woningaanpassing wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de burger niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • f.

      Indien het uitrustingsniveau van sociale woningbouw wordt overschreden.

  • 4. Woningaanpassingen worden in eigendom verstrekt.

Artikel 12. Woonvoorzieningen

  • 1. Het beoogde resultaat van een woonvoorziening is dat de burger langer zelfstandig kan blijven wonen in de eigen leefomgeving

  • 2. Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

    • a.

      Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een verrijdbare kanteldouchestoel, een verrijdbare tillift);

    • b.

      Bouwkundige woonvoorzieningen: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een traplift).

  • 3. Woonvoorzieningen worden in bruikleen verstrekt.

Artikel 13. Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijkeverbouwing van een woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien ditde goedkoopst adequate oplossing is en daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 14. Verhuiskosten

  • 1.

    • Voor de kosten van een verhuizing kan slechts een maatwerkvoorziening worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 2. De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor verhuiskosten vindt slechts plaats indien sprake is van een acute, niet voorzienbare verhuizing en men niet in staat is geweest hiervoor (voldoende) te reserveren.

    paragraaf2.3 Hulpmiddelen

Artikel 15. Rolvoorzieningen

  • 1. Het beoogde resultaat van een rolvoorziening is een adequate oplossing voor een beperking in het bewegen in en om het huis.

  • 2. Wij onderscheiden de volgende rolvoorzieningen:

    • a.

      handmatig voortbewogen rolstoel;

    • b.

      elektrisch voortbewogen rolstoel;

    • c.

      aanpassingen aan de rolstoel;

    • d.

      andere rolvoorzieningen (zoals aangepaste wandelwagen).

Artikel 16. Sportvoorzieningen

  • 1. Wanneer het voor de burger zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt.

  • 2. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.

  • 3. Als voorliggende voorzieningen gelden fondsen.

Artikel 17. Vervoershulpmiddelen voor mensen met een beperking

  • 1. Het beoogde resultaat van de verstrekking van vervoershulpmiddelen is om het mogelijk te maken zich te verplaatsen buitenshuis.

  • 2. Wij onderscheiden de volgende vormen van vervoershulpmiddelen:

    • a.

      aangepaste fietsen;

    • b.

      scootmobiels.

  • 3. De verstrekking van vervoershulpmiddelen geschiedt enkel wanneer de kosten van de voorziening de kosten van de algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening (auto of fiets) te boven gaan.

    paragraaf 2.4 Vervoer taxi/bus

Artikel 18. Ondersteuning bij vervoer

  • 1. Wanneer een burger niet in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer, kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden in de vorm van een Regiotaxipas. Hiermee kan tegen een gereduceerd tarief gereisd worden. Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Er is sprake van noodzakelijk vervoer;

    • b.

      De persoon kan niet met een algemeen gebruikelijk vervoershulpmiddel de hulpvraag oplossen;

    • c.

      Er is geen persoon in het sociaal netwerk die de vraag om aangepast vervoer kan oplossen;

    • d.

      Er is geen voorliggende voorziening, bijvoorbeeld zittend ziekenvervoer op basis van de Zvw.

    • e.

      Er is geen geschikte algemene voorziening zoals vrijwillig dorpsvervoer

    • f.

      De vervoersbehoefte kan niet met een adequatere oplossing, bijvoorbeeld op basis van maatwerk een scootmobiel of aangepaste fiets, worden opgelost.

    • g.

      Er is geen sprake van bovenlokaal vervoer waarbij gebruik kan worden gemaakt van Valys.

  • 2. Als richtlijn geldt een maximum van 590 zones per jaar.

Artikel 19. Ondersteuning bij vervoer i.h.k.v. de maatwerkvoorzieningen dagbesteding en kortdurend verblijf

  • 1. Wanneer een burger niet in staat is om op eigen kracht of gebruik makend van een algemene voorziening naar de dagbesteding of kortdurend verblijf te komen, kan een maatwerkvoorziening in de vorm van georganiseerd vervoer naar de voorziening worden verstrekt.

  • 2. Dezelfde voorwaarden als in artikel 18, lid 1, gelden voor deze maatwerkvoorziening.

    paragraaf 2.5  Individuele begeleiding

Artikel 20. Omschrijving Begeleiding individueel

  • 1. Het beoogde resultaat bij begeleiding individueel is het zelfstandig kunnen wonen.

  • 2. De begeleiding kan bestaan uit ondersteuning op een of meer levensdomeinen.

Artikel 21. Richtlijnen omvang individuele begeleiding

  • 1. Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren per week.

  • 2. In het ondersteuningsplan wordt het totaal aantal uren per week bepaald.

    paragraaf2.6 Groepsbegeleiding

Artikel 22. Dagbesteding in een groep

  • 1. Beoogd resultaat van dagbesteding in een groep is dat de burger langer in de eigen leefomgeving zelfstandig thuis kan blijven wonen.

  • 2. Bij dagbesteding groep vindt de ondersteuning plaats in een groep van personen

Artikel 23. Richtlijnen omvang dagbesteding in een groep

  • 1. Begeleiding Groep wordt vastgesteld in uren per week.

  • 2. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt vastgesteld, is afhankelijk van:

    • a.

      de noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.);

    • b.

      de mogelijkheden van de burger (hoeveel kan de burger fysiek en mentaal aan?);

    • c.

      het doel dat de groepsbegeleiding voor deze specifieke burger heeft (als een doel is: een zinvolle dagbesteding, ter vervanging van arbeid, dan worden er meer uren vastgesteld)

  • 3. In het ondersteuningsplan wordt het totaal aantal uren per week bepaald.

    paragraaf 2.7 Kortdurend verblijf

Artikel 24. Kortdurend verblijf

  • 1. Beoogd resultaat is het ontlasten van de persoon die de gebruikelijke zorg of mantelzorg biedt.

  • 2. Kortdurend verblijf omvat het logeren in een andere omgeving dan het eigen woonadres gepaard gaande met begeleiding voor een burger, indien de burger aangewezen is op (tijdelijk) toezicht. Behandeling behoort niet tot kortdurend verblijf.

  • 3. Toezicht is gericht op:

    • a.

      het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte; en/of

    • b.

      het verlenen van ondersteuning op ongeregelde en/of frequente tijden, omdat de verzekerde zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen; en/of

    • c.

      het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar).

  • 4. In de instelling waar de burger kortdurend verblijft, wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging of behandeling nodig is moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden afgegeven. Dit wordt betrokken in het ondersteuningsplan.

Artikel 25. Richtlijnen omvang kortdurend verblijf

  • 1. De omvang van kortdurend verblijf is 1, 2 of 3 etmalen per week; afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de burger.

  • 2. Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) moet worden gesteld.

  • 3. Het is denkbaar dat op lid 2 in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld verblijf van een week, zodat mantelzorg op vakantie kan, mogelijk te maken. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie zijn.

  • 4. Op grond van het ondersteuningsplan wordt het totaal aantal uren per week bepaald.

    paragraaf 2.8 Beschermd wonen

Artikel 26. Beschermd wonen

  • 1. Het beoogd resultaat van beschermd wonen is dat de burger, indien dat kan en zo snel als mogelijk, weer in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2. Bij beschermd wonen gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen met een psychische aandoening. Het gaat om personen bij wie op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat.

  • 3. De gemeente Venlo voert als zijnde Centrum gemeente de taken rondom beschermd wonen, maatschappelijke opvang (vrouwen) en verslavingszorg uit.

    HOOFDSTUK 4 PERSOONGEBONDEN BUDGET

Artikel 27. Voorwaarden persoongebonden budget (pgb)

Bij het opstellen van het ondersteuningsplan worden de voorwaarden in artikel 2.3.6, lid 2 sub a en c van de wet getoetst. Als resultaat hiervan wordt in het ondersteuningsplan een motivering opgenomen in hoeverre:

  • a.

    De burger op eigen kracht of met zijn sociaal netwerk of vertegenwoordiger de bij een pgb behorende taken en verplichtingen kan uitvoeren zoals bedoeld in artikel 2.3.6. lid 2 onder a, van de wet;

  • b.

    Een pgb leidt tot het door de burger gewenste resultaat, welke vorm van ondersteuning hierbij passend is en welke kwaliteitseisen gelden voor besteding van het pgb. Hulpmiddelen, woonvoorzieningen en woningaanpassingen moeten voldoen aan een programma van eisen. De kwaliteit van de ondersteuning wordt geborgd door inzet van voorzieningen die past bij de mate van kwetsbaarheid van de burger. Dit wordt in het ondersteuningsplan bepaald en vastgelegd.

Artikel 28. Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • a.

    het inkopen van de maatwerkvoorziening, hulpmiddel of hulp;

  • b.

    het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel;

  • c.

    Het afsluiten van een zorgovereenkomst met elke zorgverlener en het aanleveren van deze zorgovereenkomst(en) bij het SVB;

Artikel 29. Hoogte pgb bij ondersteuning

Bij de hoogte van het maximum uurtarief voor het pgb gelden twee tarieven:

  • a.

    voor of beroepsmatige ondersteuning: het laagst vastgestelde tarief voor soortgelijke ondersteuning binnen de regionaal afgesloten raamcontracten in 2014;

  • b.

    voor niet-beroepsmatige ondersteuning: 75% van het laagst vastgesteld tarief voor soortgelijke ondersteuning binnen de regionaal afgesloten raamcontracten 2014.

Artikel 30. Hoogte pgb bij woningaanpassingen

  • 1. Bij de hoogte van het pgb wordt rekening gehouden:

    • a.

      bij woningaanpassingen tot € 5.000 met de codelijst verkorte procedure woningaanpassingen;

    • b.

      bij woningaanpassingen vanaf € 5.000 met een kostenbegroting op basis van 2 offertes conform normen bouwbesluit of bouwkundig advies.

  • 2. De afschrijvingstermijn bij woningaanpassingen bedraagt 25 jaar. Binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn.

Artikel 31. Hoogte pgb bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen

  • 1. Bij de hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen en hulpmiddelen wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de kostprijs van de woonvoorziening of hulpmiddel conform contractafspraken met leverancier;

    • b.

      de kosten voor onderhoud, reparatie en (eventuele) verzekering.

  • 2. De afschrijvingstermijn van woonvoorzieningen en hulpmiddelen bedraagt 7 jaar. Bij woonvoorzieningen en hulpmiddelen voor kinderen geldt 5 jaar. Een uitzondering hierop is de traplift: hiervoor geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar. Binnen deze termijnen wordt in de regel geen nieuw pgb verstrekt, tenzij hiervoor bijzondere gronden zijn.

Artikel 32. Hoogte pgb bij sportvoorzieningen

In het ondersteuningsplan wordt de hoogte van het pgb voor sportvoorzieningen vastgesteld. Hiermee wordt rekening gehouden met de mate van het overstijgen van kosten t.o.v. gebruikelijke kosten ( zie artikel 16, lid 1).

Artikel 33. Pgb voor inzetten sociaal netwerk

  • 1. Als een financiële compensatie voor ondersteuning door het eigen netwerk de gebruikelijke (mantel)zorg overstijgt en het leidt tot een doelmatiger, efficiënter en tot effectievere zorgondersteuning dan is het verstrekken van een pgb mogelijk. Dit wordt gemotiveerd in het ondersteuningsplan.

  • 2. Het maximumtarief voor ondersteuning door personen uit het sociaal netwerk bedraagt maximaal 20 euro per uur, met dien verstande dat het maximumtarief voor niet professionele ondersteuning zoals genoemd in artikel 29, niet mag worden overschreden.

Artikel 34. Besteding en verantwoording kosten pgb

  • 1.

    • De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief ondersteuningsplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling aan de zorgverlener over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

  • 2. Er is een vrij besteedbaar bedrag van € 250 toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget. Dit moet de budgethouder wel zelf vrij spelen in het toegekende budget, door bijvoorbeeld goedkoper in te kopen of niet alle uren te besteden.

  • 3. De volgende kosten zijn uitgesloten uit het persoonsgebonden budget:

    • a.

      een eenmalige uitkering of een feestdagenuitkering voor de ondersteuner;

    • b.

      reiskosten van de ondersteuner;

    • c.

      kosten voor bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • d.

      administratiekosten.

  • 4. Indien het ondersteuningsplan meerdere typen ondersteuning bevat mag de budgethouder hiermee binnen het verstrekte pgb schuiven indien dit leidt tot een meer adequate ondersteuning;

  • 5. Eenmalige pgb’s voor bijvoorbeeld woningaanpassing of hulpmiddelen verlopen vooralsnog niet via het SVB/trekkingsrecht. Bij hulpmiddelen, woonvoorzieningen en woningaanpassingen onder de 5.000 euro worden deze pgb’s rechtstreeks aan de budgethouder overgemaakt na het nemen van de beschikking. Bij woningaanpassingen boven de 5.000 euro vindt uitbetaling van het pgb plaats na indiening van de factuur van de aannemer.

Artikel 35. Controle pgb

Via periodiek overleg over het ondersteuningsplan vindt controle van het gebruik en de besteding van de maatwerkvoorzieningen en het persoonsgebonden budget plaats. Dit kan leiden tot bijstelling van de omvang van de maatwerkvoorzieningen en/of het persoonsgebonden budget.

HOOFDSTUK 5 WAARDERING MANTELZORGERS

Artikel 36. Waardering mantelzorgers

Het college geeft in samenspraak met het mantelzorgforum en het Steunpunt Mantelzorg Peel en Maas invulling aan de waardering van mantelzorgers die zorg verlenen aan inwoners van de gemeente Peel en Maas. Dit gebeurt jaarlijks rondom de Dag van de Mantelzorg met o.a. de mantelzorgbloem en met diverse speciale activiteiten voor mantelzorgers gedurende het jaar.

Artikel 37. Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1.

    • Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Maatschappelijke Ondersteuning Peel en Maas.

  • 2. De beleidsregel treedt in werking de eerste dag na de dag van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1-1-2015.

  • 3. De nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen d.d. 25-1-2011 worden ingetrokken met ingang van de datum zoals vermeld in lid 2 van dit artikel.

Ondertekening

Panningen, 5 januari 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
drs. H. Mensink W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Bijlage 1. Richtlijnen voor ondersteuning bij huishoudelijk werk

Ondersteuning bij huishoudelijk werk

Ondersteuning bij huishoudelijk werk zorgt voor een bijdrage in het zelfstandig leven en het voeren van een gestructureerd huishouden. Het resultaat moet zijn een schoon en leefbaar huis, dragen van schone kleding en zelfstandig thuis blijven wonen. Ondersteuning bij huishoudelijk werk bestaat dan ook uit: het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden en het overnemen van de wasverzorging.

Leidraad tijdnormering schoonmaakwerkzaamheden

De normtijden die hieronder genoemd worden zijn bedoeld als leidraad en zeker geen vaststaand feit. Het is altijd maatwerk. Deze normering is tot stand gekomen in overleg met het Regionaal Zorgvragers Overleg (RZO) en een aantal Zorgaanbieders.

Uitgangspunten:

  • ·

    Iedere volwassen inwoner wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren.

  • ·

    Gebruikelijke zorg is de ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden

  • ·

    Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomenswerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

  • ·

    Indien de huisgenoot van de zorgvrager vanwege werk langdurig fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee eventueel rekening gehouden.

  • ·

    Elementaire ruimten in de woning zijn leidend. Hiermee bedoelen we: woonkamer, keuken, badkamer, slaapkamer. Het aantal volwassenen is niet leidend; er wordt gekeken naar de grootte van de woning.

  • ·

    Voor de aanwezigheid van kinderen kan meerhulp ingezet worden.

  • ·

    Het hebben van huisdieren is een eigen keuze; hier wordt geen meerhulp voor ingezet.

  • ·

    Bij bepaalde problematiek (bijv. incontinentie/copd) wordt niet automatisch meerhulp ingezet. Het betreft maatwerk.

  • ·

    Spoedhulp komt maar zelden voor en geldt alleen bij afwezigheid van mantelzorg/sociaal netwerk en situaties waarbij geen gebruikelijke hulp aanwezig is en waarbij acuut hulp noodzakelijk is

  • ·

    In terminale situaties kan ter ontlasting van de leefeenheid hulp bij het huishouden ingezet worden ondanks de aanwezigheid van gebruikelijke hulp.

  • ·

    Inzet van kinderen; van kinderen vanaf 18 jaar kan inzet verwacht worden in het huishouden en heeft dit invloed op de normering

Boodschappen

De boodschappenservice is algemeen gebruikelijk, beschikbaar en bruikbaar. In situaties waarbij de inwoner dusdanig beperkt is dat hij niet in staat is om gebruik te maken van een boodschappenservice, er geen mantelzorger, familie en of sociaal netwerk aanwezig is, dan is de tijdnormering voor het samenstellen van een boodschappenlijst, bestellen en opruimen van de boodschappen:

15 minuten per week

Licht huishoudelijk werk in huis

Stof afnemen, opruimen, bed opmaken

Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik:

40 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik :

60 minuten per week

Zwaar huishoudelijk werk in huis

Stofzuigen, schrobben, dweilen, schoonmaken van sanitair en keuken, bedden verschonen

Woning met 2 slaapkamers of minder in dagelijks gebruik:

70 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in dagelijks gebruik:

100 minuten per week

  

Mogelijke extra’s

Voor slaapkamers die niet in dagelijks gebruik zijn (maximaal 2):

5 minuten per week

 

Meerwerk i.v.m. trappenhuis in woning:

30 minuten per week

Wasverzorging

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine, was drogen in droogmachine, vouwen, strijken, opbergen

Eenpersoonshuishouden:

max. 45 minuten per week

Meerpersoonshuishouden:

max. 60 minuten per week

 

Meerhulp: aantal kinderen < 16 jaar:

15 min. per kind per week

 

Het strijken van bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en beddengoed wordt gevouwen.