Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en de invordering van verblijfsbelasting Peel en Maas

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van verblijfsbelasting Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

Gelet op raadsvoorstel 2014-108 7

 

Zaaknummer: 1894/2014/559916

Gelet op artikel 224 van de Gemeentewet

Gehoord de beraadslagingen

BESLUIT

  

Vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van verblijfsbelasting Peel en Maas”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor dan wel gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd, dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • e.

    vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

  • f

    seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

  • g.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • h.

    logiesverblijf: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan die voor overnachting ter beschikking gesteld worden aan derden

  • i.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

  • j.

    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

  • k.

    voorseizoenarrangement: een arrangement op een toeristische plaats voor één gezin, echtpaar of samen reizende personen, met een looptijd van iets meer dan drie maanden. Doorgaans start het arrangement bij het begin van het kampeerseizoen en eindigt het rond de laatste week van juni. Een en ander is afhankelijk van de start van het vakantieseizoen en de vakantiespreiding;

  • l.

    verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement op een toeristische plaats voor één gezin, echtpaar of samen reizende personen, met een looptijd van iets meer dan drie maanden. Doorgaans start het arrangement bij het begin van het kampeerseizoen en eindigt het voor de start van het hoogseizoen (na de 1e week van juli). Een en ander is afhankelijk van de vakantiespreiding; 

  • m.

    naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

  • n.

    maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘verblijfsbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen; 

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    door degene, die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 4.

    op vaartuigen voor welk verblijf waterverblijfsbelasting is verschuldigd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen, bepaald op 2,7;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen, bepaald op 3;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen bepaald op 3.

    • d.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op seizoen-, of toeristische plaatsen bepaald op:

      2,8,  indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      2,8,  indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      2,2,  indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      2,0, indien sprake is van een maandarrangement.

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 49;

    • b.

      in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 47;

    • c.

      in geval van het eerste lid; sub c, bepaald op: 45

    • d.

      in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op:

      26,  indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      36,  indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      14,  indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      11,  indien sprake is van een maandarrangement.

Artikel 7 (Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,00

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. Voorlopige aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste twee en maximaal 10 bedraagt.

  • 2. De overige aanslagen moeten worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij invordering van verblijfsbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel  232, vierde lid, sub a van de Gemeentewet.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de verblijfsbelasting betrokken is.

Artikel 14 Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nacht(verblijf)register

  • 2. Het college van burgemeesters en wethouders stelt een model van genoemd nacht(verblijf)register kosteloos beschikbaar.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nacht(verblijf)register.

  • 4. De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet als in de eigen registratiesystemen dezelfde gegevens worden vastgelegd als die in het gemeentelijk nacht(verblijf)register verplicht zijn gesteld, dit  ter beoordeling aan de heffingsambtenaar.

  • 5. De verplichting als bedoeld in lid 1 tot en met 3 geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de verblijfsbelasting.

Artikel 16 Overgangsrecht

  • 1. De “Verordening verblijfsbelasting Peel en Maas 2013” van 18 december 2012 en gewijzigd op 17 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17 lid 2 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de rioolheffing in die periode plaatsvindt.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening verblijfsbelasting Peel en Maas”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 2 december 2014
De raad van de gemeente Peel en Maas,
de griffier, de voorzitter,
drs. A.G. Joosten, W.J.G. Delissen-van Tongerlo