Regeling vervallen per 01-01-2019

Beleidsregel bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Peel en Maas

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Beleidsregel bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Peel en Maas

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op het bepaalde in artikel 18a lid 4 en 7 Participatiewet, artikel 20a, lid 4 en 7 IOAW en 20a, lid 4 en 7 IOAZ, in samenhang met artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten;

Gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot het waarschuwen bij geen benadelingsbedrag en het verlagen van de boete bij verminderde verwijtbaarheid.

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Peel en Maas

Artikel 1 begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken is.

    • c.

      Benadelingsbedrag : bedrag dat ten onrechte aan uitkering of inkomensvoorziening is ontvangen, als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid van Participatiewet dan wel artikel 13, eerste lid van de IOAW/IOAZ of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Suwi.

    • d.

      Bbz 2004 : Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      Boete : bestuurlijke boete genoemd in artikel 18a van de Participatiewet en in artikel 20a van de IOAW/IOAZ;

    • f.

      College : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas;

    • g.

      Informatieformulier : het formulier dat belanghebbende(n) met inkomsten uit arbeid,uitkering, alimentatie of anderszins, maandelijks moet invullen en inleveren.

    • h.

      Inkomensvoorziening : inkomensvoorziening ingevolge de IOAW of IOAZ;

    • i.

      Inlichtingenplicht : verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet,artikel 13, eerste lid van de IOAW/IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Suwi;

    • j.

      IOAW : Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte   werkloze werknemers;

    • k.

      IOAZ : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte   gewezen zelfstandigen;

    • l.

      Nulfraude : schending van de inlichtingenplicht waarbij geen sprake is van teveel  of ten onrechte verstrekte uitkering dan wel inkomensvoorziening;

    • m.

      Uitkering : de door het college verleende (bijzondere) bijstand in het kader van  de Participatiewet of uitkering voor levensonderhoud in het kader van  de Bbz 2004;

    • n.

      Wet Suwi : Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • 0.

      Wijzigingsformulier : het formulier dat belanghebbende(n) die geen informatieformulier  hoeven in te leveren, moeten invullen en inleveren bij iedere  wijziging die gevolgen kan hebben op de hoogte en/of het recht op Participatiewet, IOAW of IOAZ.

Artikel 2 Algemene bepaling met betrekking tot gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om:

  • a.

    te volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing die hem toekomt volgens artikel 18a, vierde lid Participatiewet en artikel 20a, vierde lid van de IOAW/IOAZ;

  • b.

    de bestuurlijke boete bij verminderde verwijtbaarheid te verlagen, die hem toekomt volgens artikel 18a, zevende lid onder a Participatiewet en artikel 20a, zevende lid onder a IOAW/IOAZ;

  • c.

    af te zien van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, die hem toekomt ingevolge artikel 18a, zevende lid onder b Participatiewet en artikel 20a, zevende lid onder b IOAW/IOAZ.

Artikel 3 Schending inlichtingenplicht

  • 1. Het niet nakomen van de verplichting om de volledige gegevens op verzoek of onverwijld uit eigen uit eigen beweging te melden vloeit voort uit artikel 17, eerste lid Participatiewet, artikel 30c, tweede en derde lid Wet Suwi en artikel 13, eerste lid onder a IOAW/IOAZ. Deze verplichting is van toepassing op alle gegevens, die van invloed zijn op de arbeidsinschakeling of het geldend maken van het recht, de duur en de hoogte van de uitkering of de inkomensvoorziening.

  • 2. Bij overschrijding van de in artikel 4 dan wel in artikel 5 van deze beleidsregel genoemde termijnen is sprake van schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 4 Onverwijld uit eigen beweging

  • 1. Belanghebbenden die verplicht zijn gebruik te maken van het wijzigingsformulier, verstrekken onverwijld doch uiterlijk binnen ten hoogste 5 werkdagen nadat het te melden feit of de omstandigheid zich voordoet, bekend is geworden of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, uit eigen beweging de feiten of omstandigheden, die van belang zijn voor de arbeidsinschakeling of het bepalen van het recht op uitkering dan wel inkomensvoorziening. Belanghebbende maakt hiervoor gebruik van het “wijzigingsformulier”.

  • 2. Belanghebbenden die verplicht zijn gebruik te maken van het maandelijkse informatieformulier, leveren dit formulier in, ingevuld en voorzien van bewijsstukken, op de 1e werkdag van de maand die volgt op de maand waarop het formulier betrekking heeft. Het niet tijdig reageren op:

    • a.

      de termijn van orde én

    • b.

      de hersteltermijn,

      wordt beschouwd als schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 5 Op verzoek

Belanghebbende verstrekt op verzoek van het college de gevraagde gegevens binnen de daarbij gestelde termijn.

Artikel 6 Waarschuwen bij geen benadelingsbedrag

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag:

    • a.

      ziet het college af van het opleggen van een boete en volstaat het met het geven van een schriftelijke waarschuwing;

    • b.

      legt het college een boete op van € 150,- als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid sub a van dit artikel, legt het college een boete op van € 150,00 indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in het eerste lid het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen betreft.

  • 3. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht in de aanvraagfase van een uitkering ertoe leidt dat het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld en er verder geen sprake is van een benadelingsbedrag, wordt in afwijking van het eerste lid geen waarschuwing of boete opgelegd maar wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld dan wel afgewezen.

  • 4. In afwijking van het derde lid van dit artikel, legt het college conform het tweede lid een boete op van € 150,00 indien het niet of niet behoorlijk nakomen door belanghebbende van de inlichtingenplicht in de aanvraagfase van een uitkering het opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen betreft.

Artikel 7 Verminderde verwijtbaarheid

Onverminderd het gestelde in artikel 2a, tweede lid van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten is er sprake van verminderde verwijtbaarheid:

  • a.

    bij een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid; dan wel

  • b.

    als er anderszins sprake is van omstandigheden, die leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 8 Boete bij verminderde verwijtbaarheid

  • 1. Het college stelt de boete vast op 50% van het benadelingsbedrag als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

  • 2. Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 2a, tweede lid, onder c Boetebesluit socialezekerheidswetten, stelt het college de boete vast aan de hand van de hoogte van het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding. Hiervan is sprake als de inlichtingen alsnog worden verstrekt vóórdat deze gedraging wordt geconstateerd indien het benadelingsbedrag:

    • a.

      lager dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 75%.

    • b.

      lager dan € 5.000 is maar de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%.

    • c.

      gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 50%.

    • d.

      gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt nadat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, verlaagt het college de boete met 25%.

Artikel 9 Bepaling termijn van draagkracht

  • 1. De hoogte van de boete wordt zodanig begrensd dat belanghebbende - bij een fictieve draagkracht gelijk aan de voor beslag vatbare ruimte berekend op basis van de beslagvrije voet - de boete kan voldoen in het geval van:

    • a.

      opzet: binnen 24 maanden;

    • b.

      grove schuld: binnen 18 maanden;

    • c.

      geen opzet en geen grove schuld: binnen 12 maanden;

    • d.

      verminderde verwijtbaarheid: binnen 6 maanden.

  • 2. In lid 1 van dit artikel wordt ervan uitgegaan dat het volledige bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet van 90%, volledig beschikbaar is of wordt aangewend voor het betalen van de boete. Met eventuele andere verplichtingen wordt geen rekening gehouden. Hetzelfde geldt voor eventueel aanwezig vermogen, met inbegrip van het vermogen beneden de vrijlatingsgrens.

Artikel 10 Dringende redenen

Het college ziet af van het opleggen van een boete als er in de individuele situatie van de belanghebbende op het moment waarop over de oplegging van de boete moet worden besloten, sprake is van zo ernstige sociale omstandigheden dat een oplegging van verdere lasten in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht.

Artikel 11 Strafrechtelijke afdoening

  • 1. Het college doet overeenkomstig de Richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude aangifte bij het Openbaar Ministerie bij een benadelingsbedrag van meer dan € 50.000,00.

  • 2. Bovendien doet het college aangifte bij een benadelingsbedrag tot en met € 50.000,00 indien:

    • a.

      strafrechtelijke dwangmiddelen zijn toegepast voor 1 januari 2013, dan wel de fraude niet te bewijzen is zonder toepassing van strafrechtelijke dwangmiddelen;

    • b.

      de sociale zekerheidsfraude gepaard is gegaan met andere strafbare feiten;

    • c.

      de status van de verdachte en/of diens voorbeeldfunctie daartoe aanleiding geeft;

    • d.

      tweede of meerdere herhaling van overtredingen binnen een bepaalde periode (5 of 10 jaar) zich heeft voorgedaan;

    • e.

      geen mogelijkheid bestaat tot het opleggen van, dan wel het effectueren van een bestuursrechtelijke maatregel of boete.

    • f.

      de fraude is gepleegd met medewerking of medeweten van ambtena(a)r(en) van de uitkerende instantie;

    • g.

      de fraude is gepleegd in georganiseerd verband door meer dan twee

      personen.

Artikel 12 Zienswijze

  • 1. Bij een oorspronkelijke boete van meer dan € 340,00 wordt de belanghebbende verzocht schriftelijk zijn zienswijze te geven op het voornemen tot boeteoplegging binnen een door het college te bepalen termijn.

  • 2. Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven of als de belanghebbende daartoe de wens te kennen geeft, wordt in afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel de belanghebbende uitgenodigd om mondeling zijn zienswijze te geven op een door het college te bepalen plaats en tijdstip.

Artikel 13 Hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1. De belanghebbenden, die op het moment van de schending van de inlichtingenplicht een uitkering of inkomensvoorziening naar de norm van een echtpaar ontvingen en aan wie een boete vanwege deze schending is opgelegd, zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete.

  • 2. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing indien de partner geen recht heeft op bijstand als bedoeld in artikel 24 Participatiewet.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Peel en Maas;

  • 2. De beleidsregel treedt in werking op1 januari 2017;

  • 3. De beleidsregel bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Peel en Maas d.d. 5 januari 2015 wordt met ingang van 1 januari 2017 ingetrokken.

Ondertekening

Panningen, 24 oktober 2016
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
L.P.H. Breukers, W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Toelichting

Toelichting