Bomenverordening gemeente Peel en Maas

Geldend van 21-02-2017 t/m heden

Intitulé

bomenverordening gemeente Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2016;

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet en in artikel 2.2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Gelet op het advies van vertegenwoordigers uit de gemeentelijke groenplatforms;

B E S L U I T

Vast te stellen de: bomenverordening gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      boom een houtachtig, opgaand en overblijvend gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 130 centimeter boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. Als sprake is van een houtopstand van meer dan één boom, zoals omschreven onder b geldt dit criterium van een stamdiameter van minimaal 30 cm niet;

    • b.

      houtopstand één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een singel, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een haag;

    • c.

      boomvormers is een houtachtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik;

    • d.

      hakhout één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk moeten uitlopen;

    • e.

      houtwal/-singel is een lijnvormige bosaanplant, hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers;

    • f.

      (lint)begroeiing is een geplante doorgegroeide wilde haag of spontaan opgeslagen groen;

    • g.

      bosplantsoen is een aangeplant(e) jong(e) bos(singel), bestaande uit hoofdzakelijk inheemse heesters, struiken en boomvormers;

    • h.

      struweel/haagis een dichte begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken, die bij een haag vaker wordt gesnoeid;

    • i.

      knotten het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • j.

      kandelaberen het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen. Het in stand houden van de door kandelaberen ontstane kroonvorm valt onder het begrip knotten;

    • k.

      bebouwde kom de bebouwde kommen in de gemeente Peel en Maas conform de Wegenverkeerswet vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • l.

      boomwaarde de waarde, uitgedrukt in punten, die wordt bepaald door toepassing van de methode tot boomwaardering door middel van een puntensysteem, opgenomen in bijlage A;

    • m.

      monetaire boomwaarde de monetaire boomwaarde van een boom / houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;

    • n.

      vellen rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel met inbegrip van kandelaberen of knotten; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom / houtopstand ten gevolge kan hebben;

    • o.

      monumentale boom of houtopstand is een beschermwaardige boom of houtopstand met een bijzondere monumentale, schoonheids- of zeldzaamheidswaarde of met een bijzondere betekenis of functie voor de omgeving; ook kan deze boom of houtopstand opgenomen zijn in het register van de Bomenstichting en op een gemeentelijke lijst;

    • p.

      bijzondere boom een boom heet in de gemeente Peel en Maas ‘bijzonder’ als deze boom een boomwaarde heeft van 55 punten of meer, berekend volgens het puntensysteem van bijlage A; bij uitzondering kan hiervan afgeweken worden; deze bomen staan geregistreerd op een gemeentelijke lijst;

    • q.

      dunning een velling, die uitsluitend als een voorzorgsmaatregel ter bevordering van de groei en gezondheid van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

    • r.

      puntenscore wordt toegekend aan de te onderscheiden waarderingscriteria. Door optelling van de deelscores ontstaat een totale puntenscore: de boomwaarde. Deze waarde is een getal tussen 0 en 100;

    • s.

      b.s.a. is een bomen-effect-analyse ter beoordeling van de gevolgen van een voorgenomen bouw of aanleg voor een boom of houtopstand;

    • t.

      hoogstamboomgaard Boomgaard waarin (vaak verschillende) fruitbomen solitair groeien met hoge, lange stammen, in ieder geval hoger dan 2,5 meter. Deze bomen hebben zich als normale boom kunnen ontwikkelen (takvrije stam en breed ontwikkelde kroon);

    • u.

      laagstamboomgaard Boomgaard met laagstammige fruitbomen, in de meeste gevallen lager dan 2,5 meter, staande in rijen, wel of niet langs stellingen.

    • v.

      publieke boom Boom in eigendom bij de gemeente.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van Burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het eerste lid is eveneens van toepassing op houtopstanden, die in het kader van vergunningvoorschriften zijn herplant of in stand dienen te worden gehouden en die niet voldoen aan de definitie van artikel 1, onder a.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      laagstamboomgaarden met fruitbomen, zoals appel-, peren-, kersen- en pruimenbomen en als zodanig bedoelde windschermen om boomgaarden;

    • b.

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • c.

      kweekgoed;

    • d.

      Bossen en andere houtopstanden, die juridisch en economisch in eigendom zijn van bosbouwondernemingen, die als zodanig geregistreerd staan, en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom;

    • e.

      houtopstand, die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college van Burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 11 van deze verordening;

    • f.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het regulier voor dit hakhout bestemde onderhoud;

    • g.

      het periodiek knotten als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

    • h.

      een dunning, uitgevoerd conform erkende bosbouwkundige inzichten op een zodanige wijze dat binnen 5 jaar de kroonprojectie van de bomen en struiken, inclusief de onderetages, meer dan 90 % van de grondoppervlakte van de betreffende houtopstand bestrijkt;

    • i.

      bomen in tuinen binnen de bebouwde kommen, tenzij er sprake is van een monumentale boom en/of bijzondere boom;

    • j.

      publieke bomen binnen de bebouwde kommen, welke niet hoger scoren dan 35 punten;

    • k.

      bomen buiten de bebouwde kommen, indien conform het puntensysteem de betreffende boom (bomen) niet hoger scoort (scoren) dan 35 punten.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, met gebruikmaking van het hiertoe vastgestelde formulier en onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer door of namens de minister van EZ aan het college van Burgemeester en wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college van Burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4 Beslistermijn Verlening ex lege

  • 1. Het college van Burgemeester en wethouders beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien binnen deze termijn geen beslissing is genomen kan het college van Burgemeester en wethouders de onder 1 gestelde termijn eenmalig verlengen met 6 weken; hiervan wordt de aanvrager alsdan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3. Indien ook binnen deze termijn geen beslissing is genomen wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. Het college van Burgemeester en wethouders kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke en ecologische waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. Het college van Burgemeester en wethouders kan de vergunning eveneens weigeren of onder voorschriften verlenen op grond van de boomwaarde van de houtopstand.

  • 3. Het college kan de vergunning verlenen op grond van overwegingen, die naast het puntensysteem betrekking hebben op een bepaalde mate van ondervonden overlast. Dit kan in de volgende categorieën worden ingedeeld:

    • a.

      Overlast door blad, bloei- en vruchtzetting (bijvoorbeeld bladval in tuin en goot, pluis, besjes op de grond, vallende kastanjes, druipende linden).

    • b.

      Overlast door het takkengestel van de boom (bijvoorbeeld zware schaduw, vocht, schurende takken tegen bouwwerken).

    • c.

      Overlast door wortelgestel (bijvoorbeeld opdrukken verharding, fundering, binnendringen riolen, etc.)

    • d.

      Boom staat in de weg van nieuw werk (bouw-, verkeers-, of civieltechnisch).  

      De overlast als genoemd in categorie a is geen reden om een kapvergunning te verlenen, uitgezonderd extreme.

      Overlast in de overige categorieën moet door de aanvrager worden aangetoond.

  • 4. In de motivering van het besluit verwijst het college van Burgemeester en wethouders waar mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

  • 5. Ten aanzien van het verlenen dan wel weigeren van een vergunning als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel kan het college nadere regels vaststellen.

  • 6. In afwijking van het eerste, tweede lid en derde lid kan het college van Burgemeester en wethouders kapvergunning verlenen indien sprake is van anders dan onder 5 genoemde zwaarwegende maatschappelijke belangen.

  • 7. In afwijking van het eerste, tweede en derde lid kan het bevoegd gezag toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid.

Artikel 6 Aanhouding vergunning

Aan de vergunning kan het standaard voorschrift worden verbonden, dat niet tot vellen mag worden overgegaan tot de dag nadat de bezwaartermijn is afgelopen. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar is beslist.

Artikel 7 Vervaltermijn vergunning

De vergunning vervalt, indien daarvan niet binnen één jaar, gerekend vanaf het moment van het onherroepelijk worden van de vergunning, volledig gebruik is gemaakt. Dit geldt voor alle bomen waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 8 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Aan de vergunning kunnen onder meer voorschriften worden verbonden ter voorkoming van overtreding van de artikelen 10 en 11 van de Flora- en faunawet

    • a.

      ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna;

    • b.

      ter bescherming van rond de houtopstand voorkomende gebouwen en voorzieningen;

    • c.

      betreffende het tijdstip van vellen in verband met onder meer het broedseizoen.

  • 2. In het geval de aanvraag verband houdt met een bouwplan, kan aan de vergunning het voorschrift worden verbonden dat niet eerder aan de vergunning uitvoering mag worden gegeven dan nadat ter zake een omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en met de bouwwerkzaamheden daadwerkelijk een aanvang is gemaakt.

Artikel 9 Herplantplicht en instandhoudingsplicht

  • 1. Aan de vergunning kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college van Burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Een voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval aan de vergunning verbonden als het vellen plaats vindt met het oog op en ten behoeve van bouwactiviteiten of de aanleg van infrastructuur, of wanneer anderszins sprake is van economische motieven.

  • 3. Een voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt verder in ieder geval aan de vergunning verbonden als het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan/-visie de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft.

  • 4. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn herbeplanting die niet slaagt moet worden vervangen.

  • 5. Houtopstanden waarvoor erfbeplantingsconvenanten zijn afgesloten worden na velling ten behoeve van uitbreiding van het bouwvlak gecompenseerd door erfbeplanting van dezelfde kwaliteit als bij de aanleg van de deze houtopstand is gebruikt. Dit kan geschieden zonder kapvergunning.

  • 6. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college van Burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college Burgemeester en wethouders aan degene, die dit verbod heeft overtreden, de verplichting opleggen binnen een termijn van een jaar te herplanten overeenkomstig door het college van Burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen.

  • 7. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college van Burgemeester en wethouders aan degen, die dit verbod heeft overtreden, de verplichting opleggen om

    • a.

      overeenkomstig de door het college van Burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen binnen een door het college van Burgemeester en wethouders te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen-effect-analyse op te stellen en aan te bieden aan het college.

Artikel 10 Financiële compensatieplicht

  • 1. Indien herbeplanting naar het oordeel van het college niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand, dan kan het college aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een geldelijke bijdrage is gestort conform de monetaire boomwaarde.

  • 2. Het college van Burgemeester en wethouders verhaalt de schade aan een houtopstand, bijvoorbeeld ontstaan door een aanrijding of door vandalisme dan wel bij kap zonder de vereiste vergunning, volledig op de veroorzaker. De schade wordt bepaald volgens de geldende landelijke waardebepalingen door middel van de bepaling van de monetaire boomwaarde. Deze boomwaarde wordt bepaald volgens de Richtlijnen NVTB 2010 van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen, jaarlijks bij te stellen aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarden van bomen en worden door justitie erkend.

  • 3. Het bedrag aan financiële compensatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt gestort in de voorziening groenbeheer.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt voor publieke bomen en houtopstanden vastgesteld op nihil. De afstand voor particuliere bomen blijft 2 meter.

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boom­ziekte of voor ver­meerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en wethou­ders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrij­ving vast te stellen termijn:

    • a.

      de boom of bomen in de houtopstand te vellen.

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde boom of bomen in de houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoe­ren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van be­stuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 13 Verhouding tussen vergunning tot vellen, bouw- en aanlegvergunning

  • 1. Het college van Burgemeester en wethouders stemt zoveel mogelijk de procedures ten behoeve van de betreffende de vergunning, onderdeel vellen, in het ontwerpstadium af met andere gevraagde omgevingsvergunning.

  • 2. Een vergunning tot vellen kan worden geweigerd enkel op grond van het feit, dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn.

  • 3. Indien voor de realisatie van een project meerdere vergunningen noodzakelijk zijn kan de beslissing op de aanvraag om een vergunning tot vellen worden aangehouden totdat op de overige aanvragen is beslist.

Artikel 14 Monumentale en bijzondere bomen

Het college van Burgemeester en wethouders kan een subsidie verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van bijzondere en/of monumentale houtopstanden. Dit kan ook zijn in de vorm van feitelijke reguliere onderhoudswerkzaamheden.

Artikel 15 Bescherming houtopstand

  • 1. Het is verboden om houtopstand in de openbare ruimte:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden, te beplakken of te voorzien van andere hechtmaterialen;

    • b.

      te snoeien of daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door boomverzorgers, ter uitoefening van de hun door of namens de gemeente opgedragen werkzaamheden.

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens ontheffing / vergunning van het college van Burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende van een boom, houtopstand of andere beplanting, welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht belemmert of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden, of te verwijderen na een aanschrijving van het college van Burgemeester en wethouders, binnen een door het college van Burgemeester en wethouders te stellen termijn en overeenkomstig door het college van Burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen.

Artikel 17 Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende tengevolge van een krachtens deze verordening genomen besluit, houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot het verlenen van een vergunning tot vellen van een houtopstand, schade lijdt, welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven kan het college van Burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.

Artikel 18 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak: artikel 2, artikel 6, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 12, artikel 15 en artikel 16.

Artikel 19 Toezicht en opsporing

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 20 Overgangsbepaling

De aanvragen om een vergunning tot vellen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, vallen onder de verordening(en), die van kracht was (waren) voorafgaande aan deze verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 1e dag na de dag van bekendmaking.

De Bomenverordening van de gemeente Peel en Maas van 20 juli 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Bomenverordening gemeente Peel en Maas .

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2016
de raadsgriffier, de voorzitter,
drs. A.G. Joosten W.J.G. Delissen – van Tongerlo

Bijlage A berekening boomwaarde

A) Plaats in ruimtelijke structuur.

De boom maakt onderdeel uit van de ruimtelijke structuur in het groen.

    • 1.

      Staat in de hoofdstructuur: 15 punten

    • 2.

      Staat in de nevenstructuur, of is markant in het beeld: 10 punten

    • 3.

      Staat niet in enige groenstructuur en is niet markant: 0 punten

  • B)

    Plaats in ecologische structuur dan wel in een zoekgebied voor ecologische verbindingen.

De boom maakt onderdeel uit van (een zoekgebied voor) de ecologische structuur in de gemeente Peel en Maas.

  • 1.

    Staat in (het zoekgebied voor) de ecologische hoofdstructuur: 15 punten

  • 2.

    Staat in (het zoekgebied voor) de ecologische nevenstructuur, of op belangrijk punt: 10 punten

  • 3.

    Staat niet in een ecologische structuur: 0 punten

  • C)

    Omvang en/of leeftijd

Leeftijd en omvang ten opzichte van andere bomen van dezelfde soort in de omgeving.

    • 1.

      Een van de grootste en/of oudste, ouder dan 50 jaar: 15 punten

    • 2.

      Groot en/of oud, vergelijkbaar met kleine groep andere bomen, ouder dan 40 en jonger dan 50 jaar: 10 punten

    • 3.

      Minder groot en oud in vergelijking met overig bomenbestand, ouder dan 30 en jonger dan 40 jaar: 5 punten

    • 4.

      Niet groot en oud in vergelijking met overig bomenbestand, jonger dan 30 jaar: 0 punten

  • D)

    Zichtbaarheid en gaafheid habitus

Een boom wordt goed zichtbaar geacht als meer dan de helft van zijn silhouet zichtbaar is

vanaf enige plek op openbaar terrein. Als de habitus van de boom is aangetast, dan is de score 5 of 0 punten.

    • 1.

      Meer dan 50% zichtbaar vanaf openbaar terrein, gave habitus: 10 punten

    • 2.

      Meer dan 50% zichtbaar vanaf openbaar terrein, aangetaste habitus: 5 punten

    • 3.

      Minder dan 50% zichtbaar vanaf openbaar terrein, gave habitus: 5 punten

    • 4.

      Minder dan 50% zichtbaar vanaf openbaar terrein, aangetaste habitus: 0 punten

  • E)

    Fysieke milieuwaarde

Een boom heeft een (relatief hoge) fysieke milieuwaarde als deze staat tussen woonbebouwing (stenige omgeving). Op plekken met veel stofuitstoot (bijvoorbeeld langs drukke wegen en in de nabijheid van bedrijven, die bovenmatig stof uitstoten) is ook sprake van een fysieke milieuwaarde van bomen, zij het dat het direct nut geringer is.

    • 1.

      Boom in stenige, groenarme omgeving (centrumgebied): 10 punten

    • 2.

      Boom langs hoofdverkeersweg: 5 punten

    • 3.

      Boom op minder dan 50 meter van stofveroorzakend bedrijf: 5 punten

    • 4.

      Boom niet in of bij bijzonder stenige of stoffige omgeving: 0 punten

  • F)

    Cultuurhistorisch

Een boom is cultuurhistorisch bijzonder als deze een rol van betekenis speelt in de geschiedenis van zijn omgeving. Het gaat in Peel en Maas concreet om bomen die deel uitmaken van een in stand gebleven historische eenheid (bijvoorbeeld oude knotbomen voor een oude boerderij, oude boom in oud park of tuin, oude bomen op markante herkenningspunten), bomen die zijn geplant vanwege een historische gebeurtenis (zogeheten herdenkingsbomen, bijvoorbeeld een Julianaboom) en bomen die een bijzonder en/of gedenkwaardig punt markeren (bijvoorbeeld bomen op splitsing van oude wegen of bij een kapelletje of veldkruis).

    • 1.

      Cultuurhistorisch van belang, historische eenheid of herdenkings- / markeringsboom: 10 punten

    • 2.

      Cultuurhistorisch van belang, boom op bijzonder / gedenkwaardig punt: 5 punten

    • 3.

      Cultuurhistorisch niet van belang: 0 punten

  • G)

    Dendrologisch belang

In het boek 'Nederlandse dendrologie' van dr. B.K. Boom wordt per variëteit aangegeven in hoeverre de variëteit voorkomt in Nederland. In het boek wordt onderscheid gemaakt tussen zz (zeer zeldzaam), z (vrij zeldzaam), a (vrij algemeen) en aa (zeer algemeen). Ook herkomsten en zaadgaarden (indien bekend), die genetisch waardevol zijn, krijgen de maximale score.

    • 1.

      Zeer zeldzaam en / of genetisch waardevol: 10 punten

    • 2.

      Zeldzaam: 5 punten

    • 3.

      Algemeen en zeer algemeen: 0 punten

  • H)

    Toekomstverwachting

De toekomstwaarde wordt ingeschat op basis van het aan- of aanwezig zijn van factoren die de boom in zijn ontwikkeling of voortbestaan belemmeren. Daartoe wordt gekeken naar de ondergronds- en bovengronds beschikbare groeiruimte voor een ongehinderd functioneren van respectievelijk het wortelgestel en de boomkroon en naar het ontbreken van houtmechanische gebreken en parasitaire aantastingen die leiden tot gevaarzetting. De toekomstwaarde wordt op basis van deze inspectie uitgedrukt in een restlevensduur verwachting. De eventueel voorgenomen aanleg of aanpassing van een bouwkundig werk wordt niet in de levensduur verwachting betrokken.

  • 1.

    Restlevensduur verwachting meer dan 20 jaar: 15 punten

  • 2.

    Restlevensduur verwachting 10 tot 20 jaar: 10 punten

  • 3.

    Restlevensduur verwachting minder dan 10 jaar: 0 punten

TOELICHTING WAARDERINGSKENMERKEN

Plaats in de ruimtelijke structuur

Hiermee wordt het belang aangegeven van een boom voor het dorps- en landschapsbeeld.

In de gemeente wordt dit vastgelegd in een groenvisie en/of landschapsbeleidsplan.

Plaats in ecologische structuur dan wel in een zoekgebied voor ecologische verbindingen

De boom maakt als element onderdeel uit van (een zoekgebied van) de ecologische structuur in het buitengebied.

Deze ecologische structuur is door de gemeente in het gemeentelijk landschapsbeleidsplan vastgelegd.

Omvang en /of leeftijd

De omvang en/of de leeftijd van een boom bepaalt direct zijn waarde. Grote en/of oudere bomen worden algemeen als waardevoller bezien.

Zichtbaarheid en gaafheid van habitus

Het belang van de boom voor het dorps- en landschapsbeeld is gekoppeld aan de mate waarin deze feitelijk zichtbaar is vanuit de openbare weg en waarbij de habitus van de boom overeenkomt met een boomtechnisch ideaaltype.

Fysieke milieuwaarde

Het belang van de fysieke milieufuncties van een boom is afhankelijk van zijn standplaats.

Dicht bij een vervuilingsbron en/of dicht bij een grote concentratie mensen zijn het luchtfilterend vermogen en de klimaatdempende effecten het meest nuttig.

Cultuurhistorische waarde;

Herdenkings- markeringsbomen en bomen op historische plekken hebben een cultuurhistorische (meer-)waarde.

Dendrologische waarde;

Zeldzame boomsoorten en bomen die als zaadgaard dienst doen voor veredelaars hebben vanuit de dendrologische professie een (meer-)waarde.

Toekomstverwachting

De boomwaarden zoals hierboven omschreven, moeten bezien worden in een toekomstperspectief. Aan bomen die hoog zullen gaan scoren of nog lange tijd blijven scoren op bovengenoemde criteria wordt een meerwaarde toegekend.

Aan bomen met (ernstige) ziekteverschijnselen of mechanische gebreken wordt minder waarde toegekend. Niet alleen de mechanische en fysiologische toestand is van invloed op de toekomstverwachting. Ook de boven- en ondergrondse groeiplaats is van belang. Het is tijdens een visuele opname vaak moeilijk vast te stellen hoe het precies zit met de ondergrondse groeiplaats. De volgende toelichting dient om op dit onderdeel meer houvast te bieden.

Bovengronds

Bomen in de bebouwde omgeving hebben bijna nooit voldoende bovengrondse ruimte. Snoeien van bomen kan hierbij vaak al heel veel oplossen. Toch kan het soms ook zo zijn, dat de standplaats dermate beperkt is dat het redelijkerwijze niet mogelijk is om de boom aan te passen aan de groeiplaats door snoei. Situaties zoals bijvoorbeeld een te beperkte afstand tot gebouwen, lichtreductie, tocht, of verharding die te dicht tegen de stamvoet aan ligt, zijn bovengrondse groeiplaatsfactoren die een negatieve invloed hebben op de toekomstverwachting.

Ondergronds

Bomen kunnen ondergronds ook een beperkte groeiplaats hebben. Bijna altijd komt het neer op een te beperkte doorwortelbare ruimte, bijvoorbeeld door een gebrek of teveel aan vocht, een foutieve zuurgraad of de aanwezigheid van bodem vervuilende stoffen zoals gassen of chemicaliën.

Bijlage B: berekeningstabel boomwaarde

Boomwaardering,opgemaakt

door:

Plaats:

Straat (huisnummer vermelden):

Datum:

Naam boom:

Plaats in ruimtelijke structuur

15

10

0

Plaats in ecologische structuur

15

10

0

Omvang / leeftijd

15

10/5

0

Zichtbaarheid en gaafheid habitus

10

5

0

Fysieke milieuwaarde

10

5

0

Cultuurhistorisch belang

10

5

0

Dendrologisch belang

10

5

0

Toekomstverwachting

15

10

0

Waardering totaal

100

60/65

Totaal:

Toelichting Bomenverordening gemeente Peel en Maas

Algemeen

Het doel van deze bepalingen is een ander doel dan de wetgever met de Boswet heeft beoogd. De bepalingen van de Boswet richten zich blijkens de memorie van toelichting voornamelijk op de instandhouding van het Nederlandse bosareaal (kwantiteit). De voorschriften in deze Bomenverordening hebben als doel het behoud van waardevolle bomen (kwaliteit). Het begrip waardevol is moeilijk te definiëren, maar van belang is de waarde uit een oogpunt van o.a. natuurwaarde, landschappelijke waarde, stads- en dorpsschoon, beeldbepalende waarde en anderszins. Centraal in de kapvoorschriften staat het verbod houtopstand (voornamelijk bomen) te vellen zonder vergunning van het college. Ter bescherming van de zo even genoemde belangen kan de vergunning worden geweigerd. Het behoud van (waardevolle, bijzondere en monumentale) bomen moet worden afgewogen tegen andere belangen, zoals het belang van degene die tot velling wil overgaan. Worden (waardevolle, bijzondere en monumentale) bomen illegaal gekapt of gaan zij door andere oorzaken te gronde, dan kan een herplantplicht alsnog worden opgelegd en/of een financiële compensatie. Ook is het mogelijk een onderhoudsplicht op te leggen, als waardevolle, bijzondere en monumentale bomen ernstig in het voortbestaan worden bedreigd. Ook hier moet belangenafweging plaatsvinden. De voorschriften gelden voor houtopstanden binnen en buiten de bebouwde kommen van de gemeente Peel en Maas met dien verstande, dat alle bomen in tuinen in de bebouwde kommen, alsmede bomen in het buitengebied met een kleinere doorsnede dan 30 cm op 1,3 meter hoogte of met een boomwaarde van minder dan 35 punten, kapvergunningvrij zijn, mits het in alle gevallen geen waardevolle, bijzondere, dan wel monumentale bomen betreft. Deze waardevolle, bijzondere en monumentale bomen staan vermeld op een gemeentelijke lijst. In het buitengebied, wanneer er sprake is van meer dan 1 boom, geldt het kapvergunningvrij zijn niet omdat hier vaak sprake kan zijn van houtwallen e.d. Ook hier komen monumentale bomen voor.

Op grond van de Boswet is de gemeentelijke regelingsbevoegdheid uitgezonderd voor een aantal categorieën van bomen, bomen van bosbouwondernemingen, laagstamboomgaarden met fruitbomen of windschermen om deze boomgaarden. De Boswet bevat regels met betrekking tot de kwantitatieve instandhouding van bossen en andere houtopstanden. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de aan andere openbare lichamen toekomende bevoegdheden ten aanzien van deze onderwerpen slechts beperkt wordt door hetgeen in de wet nadrukkelijk is bepaald. Hoewel het bestemmingsplan het geijkte instrument is voor het stellen van voorschriften met betrekking tot gebruik van gronden en opstallen, is er toch aanleiding aparte voorschriften te stellen ter bescherming van houtopstanden. Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt steeds vaker gestreefd naar een globale opzet en dito voorschriften. Hoewel overwogen kan worden in bijzondere gevallen, in het geval van zeer waardevolle bomen, voorschriften in het bestemmingsplan op te nemen ter bescherming van houtopstand, lijken de onderhavige bepalingen in het algemeen daartoe toch beter geschikt te zijn. Het burenrecht kent de bepaling dat een nabuur verwijdering kan vorderen van bomen, heesters en heggen die te dicht bij de erfgrens staan op grond van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek:  

(1. Het is niet geoorloofd binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is.

2. De in lid 1 bedoelde afstand bedraagt voor bomen twee meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom en voor de heesters en heggen een halve meter, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.

3. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven.

4. Ter zake van een volgens dit artikel ongeoorloofde toestand is slechts vergoeding verschuldigd van de schade, ontstaan na het tijdstip waartegen tot opheffing van die toestand is aangemaand.)

Op grond van jurisprudentie is voor tussenkomst van de rechter tot handhaving van deze bepaling van het burenrecht slechts plaats indien het kapverbod het gestelde belang niet kan dienen of indien onder de gegeven omstandigheden moet worden aangenomen dat de gemeente bij afweging van het overheidsbelang tegen het particulier belang in redelijkheid niet tot het handhaven van het kapverbod heeft kunnen komen. Het kan immers niet zo zijn dat het kapverbod wel van toepassing is op de eigenaar van een boom, maar niet op de buurman die verwijdering van de boom vordert.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Boom: Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologische waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

  • b.

    Houtopstand: Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen. Houtopstand is het algemene begrip dat de Boswet zelf ook hanteert. Gesproken wordt van 'bossen en andere houtopstanden'; ook de bossen worden dus tot de houtopstanden gerekend. In de Boswet wordt geen begripsomschrijving gegeven van houtopstand en ook niet van hakhout. Een houtwal wordt in dit artikel ook als houtopstand aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/ of struiken. Het begrip omvat onder andere houtsingels, struwelen, houtkaden en de Limburgse graften, graven of steilranden. Houtwallen zijn duidelijk omvangrijker dan heggen of hagen of wegbeplantingen en eenrijige beplantingen langs landbouwgronden. Solitaire struiken of heesters vallen in de regel niet onder de vergunningplicht. Als struik of heester wordt doorgaans beschouwd ieder houtachtig gewas dat zich direct boven de grond vertakt, daardoor in tegenstelling tot een boom geen echte stam heeft, en in de regel maximaal een hoogte van een paar meter bereikt. Een dode boom is in juridische zin soms geen boom. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn echter in beginsel ook van toepassing op dode bomen. Een dode boom kan bovendien van grote natuurwetenschappelijke of beeldbepalende waarde zijn. Anderzijds kan een dode boom juist gevaar opleveren, bijvoorbeeld voor het verkeer.

  • c.

    Boomvormer: In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester – struik – struikachtige boom – (meerstammige) boom.

  • d.

    Hakhout: Hakhout werd vroeger gehouden ten behoeve van de houtopbrengst (geriefhout). Na het afzetten (afzagen) liep de opstand opnieuw uit en ging dus als element niet verloren. Nog voorkomend hakhout is nu in de meeste gevallen uitgegroeid tot zwaar hout en voor het afzetten ervan bestaat nagenoeg geen economische noodzaak of belangstelling meer. Toch zijn bestaande hakhoutopstanden waardevol als landschapselement en als ecologische verbindingszone.

  • e.

    Houtwal/singel: Houtwallen werden in het verleden aangeplant als veekering of als perceels- of eigendombegrenzing. Veel houtwallen bestaan als gevolg daarvan vaak uit een houtsoort met een werende functie, bijvoorbeeld een gemengde haag met meidoorn of sleedoorn. Ook zijn ze van belang als ecologische verbindingszone en vluchtplaatsen voor dieren.

  • f.

    (Lint)begroeiing: Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijk begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak.

  • l.

    Boomwaarde: In Bijlage A is een methode opgenomen, op grond waarvan de waarde van één boom wordt vertaald in punten. De waarde wordt vastgesteld aan de hand van een aantal criteria. Door aan deze criteria punten te verbinden kan door middel van een eenvoudige optelling de waarde worden vastgesteld. Blijft de waarde beneden de 35 punten mag gekapt worden. Bij een waarde van 35 of meer punten dient een nadere afweging plaats te vinden en dient er een kapvergunning aangevraagd te worden. In bebouwde kommen wordt hier onder aangegeven voorwaarden van afgeweken. Onderdelen van dit waardesysteem kunnen pas van kracht worden als een groenvisie door de raad is vastgesteld. Om hier ter overbrugging mee aan de slag te kunnen bij het verlenen van een vergunning tot vellen van houtopstanden worden niet vastgestelde concepten van groenvisies of wat dies meer zij van de voormalige gemeenten Kessel, Meijel en Helden (in Maasbree is wel een groenvisie vastgesteld) tijdelijk gezien als beleidsbasis binnen onderhavig kader. Wanneer geen conceptvisies (hoofd- en nevenstructuren) bekend zijn, wordt, gelet op de toepassing van de boomwaardetabel, de boomwaarde omlaag bijgesteld met maximaal 15 punten (bij hoofdstructuren 15 punten en bij een nevenstructuur 10 punten).

  • n.

    Vellen: Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, omhakken en omzagen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). De omschrijving van 'vellen' omvat ook 'het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand ten gevolge kunnen hebben'. Om misverstanden uit te sluiten zijn toegevoegd 'verplanten' of 'ernstig ontsieren'. Ook ingrepen, die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen,  dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig. De nadere omschrijving heeft alleen betrekking op (actieve) handelingen en niet op het (passieve) nalaten van handelingen. Bijvoorbeeld het nalaten van onderhoud, het niet nemen van maatregelen om ernstig bedreigde houtopstand veilig te stellen, het lijdelijk toezien dat houtopstand - al dan niet door toedoen van anderen - te gronde gaat. Het lijkt te ver te gaan om ook een dergelijk 'stilzitten' onder het actieve begrip 'vellen' te brengen. Tegen ernstige verwaarlozing kan echter wel worden opgetreden. In dit verband wordt verwezen naar artikel 9 van deze verordening en de toelichting daarop.

Artikel 2 Kapverbod

Het eerste lid introduceert het vergunningenstelsel. In de Boswet wordt een meldingsplicht (kennisgeving van voorgenomen velling) gehanteerd. Dat is te verklaren uit het andere doel van de Boswet. Een eventuele kap van bos lost zich op in de herplantplicht: de zaak is rond als (elders) weer een boom is geplant. Het gaat niet zozeer om een bepaalde boom, maar om het totaal aantal bomen. De Bomenverordening heeft voornamelijk ten doel juist een bepaalde boom of groep van bomen uit oogpunt van onder andere behoud van natuurwaarde, landschappelijke waarde, stads- en dorpsschoon of leefbaarheid te sparen. Met een herbeplanting is men zelden gebaat. Het is dus zaak een maximale bescherming te scheppen. Deze geeft het vergunningenstelsel in grotere mate dan het meldingssysteem. In deze verordening wordt daarom een vergunningenstelsel gehanteerd, wat inhoudt dat er een kapverbod geldt, behoudens daartoe verkregen vergunning en vrijstellingen daarvan.

Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).

De regeling geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom, waarbij de regeling voor de bebouwde kom alleen maar van toepassing is voor bijzondere bomen. De vraag of houtopstand binnen of buiten een bebouwde kom is gelegen, is o.a. van belang wanneer het gaat om bossen van een bosbouwonderneming, bedoeld in artikel 15, derde lid juncto artikel 5, tweede lid, van de Boswet. Ligt houtopstand van een dergelijke onderneming buiten een bebouwde kom - hetgeen waarschijnlijk meestal het geval is - dan is het kapverbod alleen van toepassing wanneer het gaat om 'kleine' bossen.

De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet, waarin de categorieën bomen of houtopstanden worden genoemd, ter bewaring waarvan de gemeentelijke wetgever geen regels mag stellen, beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15, tweede lid, genoemde houtopstand:

    • a.

      Laagstamboomgaarden met fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • b.

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • c.

      kweekgoed.

    • d.

      bossen en andere houtopstanden, welke juridisch in bezit zijn van bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan, en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom.

Het limitatief-imperatieve stelsel van de Woningwet kent geen weigeringsgrond met betrekking tot de aanwezigheid van bomen. Om bij voorgenomen bouwactiviteiten toch een afweging met betrekking tot de aanvaardbaarheid van het kappen van een boom mogelijk te maken is ook voor bomen die moeten worden geveld teneinde ter plaatse een bouwplan te realiseren een vergunning vereist.

Dit is van des te groter belang in die gevallen waarin een bouwwerk binnen hetzelfde bouwblok ook zo kan worden gesitueerd dat de boom niet hoeft te sneuvelen.

In alle gevallen is sprake van een afweging van belangen, waarin het belang van het behoud van de houtopstand niet altijd zwaarder zal wegen dan het belang van de bouwer. Het college zal bij verlening van bouwvergunning sterke argumenten moeten hebben om de kapvergunning voor houtopstand die tengevolge van de bouwactiviteiten wel moet sneuvelen, te weigeren. Andersom wordt er met het kappen van bomen met het oog op bouwactiviteiten waarvoor de (bouw)vergunning niet in stand blijft, geen belang meer gediend.

Om te voorkomen dat de rechthebbende feitelijk wel voldoet aan de herplantplicht, maar de beplanting daarna weer weghaalt, terwijl de beplanting gelet op de omvang e.d. nog niet onder de definitie van artikel 1 sub a valt, is in lid 2 het kapverbod ook op dergelijke beplanting van toepassing verklaard. 

In onderdeel i van artikel 1 wordt het periodiek snoeien/knotten bedoeld.

Ingevolge onderdeel j van artikel 1 is het kandelaberen, het voor de eerste keer terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen dan wel het voor de eerste keer knotten, vergunningplichtig. Het vervolgens periodiek knotten is vergunningvrij.

Geen vergunning is vereist voor het vellen van houtopstand bij wijze van dunning, maar alleen als deze voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, derde lid, sub e. Bij strafvervolging kunnen er twijfels rijzen over de vraag of de omstandigheid dat de velling geschiedde 'anders dan bij wijze van dunning' bestanddeel is van het strafbare feit, dat dus ten laste gelegd en bewezen moet worden.

In artikel 2, derde lid onder i wordt gesproken over bijzondere bomen in tuinen binnen de bebouwde kommen. Deze bomen moeten geïnventariseerd worden en betrokkenen dienen hiervan schriftelijk in kennis gesteld te worden. Wanneer deze inventarisatie in alle bebouwde kommen heeft plaats gevonden ontstaat er een gemeentelijke geïnventariseerde lijst van bijzondere bomen; zolang deze inventarisatie niet is afgerond geldt dit artikel niet en kunnen bomen alleen gekapt worden zonder vergunning indien conform het puntensysteem de betreffende boom (bomen) niet hoger scoort (scoren) dan 35 punten. Ook voor bomen in de openbare ruimte geldt deze drempelwaarde van 35 punten, omdat de bomen in de openbare ruimte niet geïnventariseerd worden. Deze inventarisatie wordt om de 5 jaar uitgevoerd, om mogelijk nieuwe bomen op deze lijst te plaatsen; ook kan het zijn, dat bomen van deze lijst verdwijnen. Bij de toepassing van dit artikel blijft de meeste recente lijst leidend.

Het kan zijn dat er in bepaalde gebieden op grond van het daar geldende bestemmingsplan reeds een aanlegvergunningplicht geldt. Omdat een aanlegvergunning een ander doel heeft dan deze verordening en er dus sprake is van andere belangen die bovendien op een verschillende manier worden gewogen is ook in het geval er een aanlegvergunning is vereist ook nog een kapvergunning nodig.

Jurisprudentie

'Belanghebbende' bij bomenkap

Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid wordt het zichtcriterium en afstandcriterium gehanteerd. Ruwweg gesproken moet de bezwaarmaker de boom vanuit zijn woning of tuin kunnen zien, of er dicht bij in de buurt wonen om belanghebbende te zijn, pas dan wordt inhoudelijk gekeken naar het bezwaar. De rechtbank Utrecht gaf onlangs een richtsnoer voor het bepalen van de belanghebbendheid. Personen die op meer dan 100 meter afstand wonen en geen zicht hebben, zijn niet belanghebbende, alsook personen die op meer dan 200 meter afstand wonen en wel zicht hebben op de boom. De rechtbank overwoog dat hier onder bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als er sprake is van een beeldbepalende of monumentale boom, die bijzondere waarden vertegenwoordigt, of bij grote aantallen bomen in een stadspark of bos. Februari 2009

Artikel 3 Aanvraag vergunning

De aanvraag moet schriftelijk worden gedaan volgens een hiertoe vastgesteld formulier zodat de gemeente inzicht krijgt in alle relevante aspecten. Een situatieschets is verplicht om misverstand over de exacte boom te voorkomen, aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie. Op het aanvraagformulier moet dit zijn aangegeven.

Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand.

Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.

Huurders en gebruikers hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.

Ook de gemeente zelf, waterschappen, hoogheemraadschappen of andere publiekrechtelijke instanties (Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, enz.) kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers. 

De woorden 'of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid' zijn in de bepaling opgenomen in verband met gevallen waarin een overheidsorgaan, bijvoorbeeld een provincie of een waterschap, bij wijze van bestuursdwang bomen wil vellen, die in strijd met een verordening of een waterschapskeur geplant zijn. Deze bestuursdwang zal slechts uitgeoefend kunnen worden, indien het college een kapvergunning verleend. Het college zou echter geen kapvergunning kunnen verlenen, wanneer de vergunning slechts door de zakelijk gerechtigde zou kunnen worden aangevraagd.

Bepaalde houtopstanden buiten de bebouwde kom kunnen zowel onder de Boswet als onder de bepalingen van de Bomenverordening vallen. Dit betekent dat in die gevallen een voorgenomen velling moet worden gemeld aan de minister van EZ én dat vergunning moet worden gevraagd aan het gemeentebestuur. Artikel 3, derde lid, stelt nu dat de wettelijk voorgeschreven kennisgeving aan de minister van EZ mede wordt beschouwd als een vergunningaanvraag. Deze efficiënte werkwijze is mogelijk geworden, doordat de Dienst Regelingen van het ministerie van EZ van de ontvangst van de kennisgeving een afschrift zendt aan het desbetreffende college. Aangezien dit afschrift alle gegevens bevat, die het college voor de beoordeling van de aanvraag nodig heeft, is een belangrijke vereenvoudiging verkregen die voor de belanghebbende boseigenaar vele van de bezwaren van het onderworpen zijn aan tweeërlei gezag wegneemt.

Artikel 4 Beslistermijn verlening ex lege

Bescherming van houtopstanden staat voorop. Wanneer niet binnen de gestelde termijn van 8 weken wordt beslist is Burgemeester en wethouders bevoegd om deze termijn met nog eens 6 weken te verlengen. Het is verdedigbaar te achten dat alsdan bij geen beslissing de vergunning wordt geacht te zijn verleend.

 

Artikel 5 Weigeringsgronden

Er is geen rangorde in de weigeringsgronden. Bij de natuur- en milieuwaarde kan worden gedacht aan de ecologische functies die een boom kan hebben.

Landschappelijke waarden is een meer eigentijdse benaming voor natuur- en landschapsschoon. Hierbij spelen visuele en esthetische aspecten een rol.

Cultuurhistorische waarde is apart opgenomen omdat een bepaalde boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis.

Bij waarden voor de recreatie en de leefbaarheid kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw.

Het in bijlage B opgenomen berekeningstabel, waar de boomwaarde mee kan worden berekend, kan als instrument gebruikt worden bij de beoordeling van de aanvraag.

 

Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen.

De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

 

Over de afweging van belangen is inmiddels uitgebreide jurisprudentie ontstaan, die in het algemeen positief uitwerkt voor het behoud van bomen. Onder meer blijkt dat bomen niet zonder meer moeten wijken voor economische belangen, zoals het beter bewerkbaar zijn van akkers of het voorkomen van water- en voedselonttrekking of schaduwwerking. Niet alleen de visuele eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het weigeren van een kapvergunning. Aan de hand van de in het eerste lid genoemde deze criteria kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met:

  • -

    de recreatieve waarde van een op zichzelf lelijke klimboom, die bij de jeugd als speelobject waardering ondervindt;

  • -

    de belevingswaarde van houtopstand vanuit cultuurhistorisch of planologisch oogpunt of wegens ouderdom of situering;

  • -

    de natuurwetenschappelijke betekenis van houtopstand, bijvoorbeeld doordat daarop zeldzame epifytische of terrestrische planten groeien, hetzij hogere planten dan wel mossen of korstmossen, de luchtzuiverende kwaliteiten, de invloed op de bodemhuishouding en het microklimaat en de nestel- of schuilgelegenheid voor bepaalde diersoorten.  

    Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam) omvang van de boom, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de standplaats (tussen de bebouwing of in het buitengebied), de soort (snelgroeiend of langzaam groeiend). Deze begrippen zijn niet nauwkeurig te omschrijven. De hier gegeven opsomming is bovendien niet uitputtend. Wel zal elke keer weer een afweging moeten worden gemaakt van alle betrokken belangen.

    Een kapvergunning zal bijvoorbeeld in het algemeen moeten worden verleend, wanneer:

  • -

    het gaat om het vellen van de houtwallen waarvan het gebruikelijk is dat deze bij gedeelten periodiek worden 'afgezet', dat wil zeggen, geveld om een geleidelijke verjonging mogelijk te maken;

  • -

    het gaat om het vellen van een waardevolle boom die een ernstig gevaar vormt voor de openbare veiligheid, bij voorbeeld wegens het risico van omwaaien of het belemmeren van het uitzicht voor het verkeer;

  • -

    de overmatige bezwaren, die de bewoners van woningen ondervinden wegens het belemmeren van licht en lucht, de vochtigheid van de woning, het overmatig verstopt raken van goten, enz., zwaarder wegen dan de waarde van de houtopstand.

    Verder moet gedacht worden aan een beleid op lange termijn. Het is beter bepaalde houtopstanden geleidelijk te vernieuwen en te verjongen, dan op een kwade dag voor het onontkoombare feit te staan dat die houtopstanden geheel moeten worden 'afgeschreven'. Een al te starre toepassing van dit artikel kan fnuikend zijn voor de bereidheid van de burger om uit eigen beweging bomen aan te planten: hij zou immers terecht kunnen vrezen 'er voor eeuwig aan vast te zitten'.

    Noodkap: Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid is bedoeld aan te sluiten bij de bevoegdheden van het bevoegd gezag daartoe.

    Artikel 7 Vervaltermijn vergunning

    Dit artikel is opgenomen om misbruik van oude kapvergunningen tegen te gaan.

     

    Artikel 8 Bijzondere vergunningsvoorschriften

    Natuurbescherming. Dit artikel maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermingsregels, waaronder de Flora- en Faunawet en Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddenstoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 11 +12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van vellen. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.

    Door het opnemen van een voorschrift in de vergunning dat pas tot vellen mag worden overgegaan als de voor een bouwplan noodzakelijke omgevingsvergunning bouwen onherroepelijk is geworden kan voorkomen worden dat een boom al is gekapt, voordat duidelijk is of deze omgevingsvergunning bouwen zal worden verleend of, als deze al verleend is, of deze standhoudt. Niet elke vogel broedt in de meimaand. Sommige vogelsoorten, zoals de blauwe reiger en de bosuil, beginnen al in februari te broeden en bepaalde (zang) vogels broeden nog in augustus. De meeste vogels in dorpen, steden en bossen broeden echter ongeveer tussen 15 maart en 15 juli. Moerasvogels en andere watervogels broeden meestal tussen 1 april en 15 augustus.

    Let op:

    In de Flora- en Faunawet wordt geen datum genoemd voor het broedseizoen. Op het moment dat beschermde inheemse broedvogels bezig zijn met hun broedproces, mogen er geen verstorende werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, dus ongeacht de periode van het jaar

     

    Artikel 9 Herplantplichtplicht en instandhoudingsplicht

    De herplantplicht in dit artikel heeft een andere strekking dan de herplantplicht krachtens artikel 3 van de Boswet. Daar is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is); bij de gemeente geschiedt een eventuele herbeplanting om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarden, stads- en dorpsschoon of leefbaarheid, en zal zij vaak zoveel mogelijk ter plaatse moeten gebeuren. Hieruit volgt dat een herplantplicht slechts opgelegd kan worden, wanneer hieruit een herstel van de verloren waarden kan voortkomen.

     

    De boswet geeft voor herbeplanten een termijn van drie jaar. De gemeente kan hiervan afwijken. Behalve een termijn kan het college ook aanwijzingen geven met betrekking tot de herplantplicht. Denkbaar is dat een andere boomsoort wordt voorgeschreven (bij voorbeeld iepen die beter bestand zijn tegen iepziekte). Bij vervanging van een grote boom kan worden gedacht aan herplanting van een boom van vergelijkbare grootte of aanplant van meer dan een boompje. Uiteraard dient herplant bosbouwkundig verantwoord te zijn. Betreft het houtopstand buiten de bebouwde kom, behorende bij een 'klein' bos van een geregistreerde bosbouwonderneming, dan moet rekening worden gehouden met een eventueel bosbouw- of bosbeheerplan in het kader van de Boswet of gemeentelijke bosvisie.

    Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past.

      

    Jurisprudentie

    Aanwonenden maken terecht bezwaar tegen het plan van de gemeente om ter vervanging van zieke iepen op de Willemskade te Rotterdam een dubbele rij platanen aan te planten. Die zullen onevenredige schade opleveren voor lichtinval en uitzicht op de Maas. Rb. Rotterdam 23-11-2000, KG 2001, 42.

     

    Tweede lid. Als met het kappen van houtopstand economische motieven zijn gemoeid zal altijd een herplantplicht worden opgelegd. Te denken valt hierbij niet alleen aan bouwactiviteiten en de aanleg van infrastructuur maar ook aan bijvoorbeeld het cultiveren van grond voor agrarische doeleinden.

     

    Vierde lid. Indien beplanting die aangebracht is in het kader van een herplantplicht niet aanslaat of op andere wijze teniet is gegaan kan op grond van het zesde lid opnieuw tot herplanten worden verplicht. Het kan echter gewenst zijn ter versnelling van het herstel de eventuele vervangingsverplichting gelijktijdig met de herplantplicht op te leggen.

    Zesde lid: Zelfstandige herplantplicht

    Dit voorschrift biedt de mogelijkheid om een zelfstandige herplantplicht op te leggen in die gevallen waarin een houtopstand zonder vergunning is geveld. Blijkens de jurisprudentie mag een herplantplicht ook na strafrechtelijk optreden nog worden opgelegd. Voorts mag een herplantplicht inhouden dat er meer bomen of zelfs struiken worden geplant dan er eerst waren. Herstel in de vorige toestand kan ook betekenen het laten uitvoeren van zodanige maatregelen dat de vorige toestand zoveel mogelijk wordt benaderd en indien niet

    anders mogelijk zelfs pas na verloop van tijd. Wanneer een herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift zou kunnen worden gesteld, dan zou dat betekenen dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen.

    De in het zesde lid opgenomen bepaling schept voor dergelijke gevallen een zelfstandige mogelijkheid voor het opleggen van een herplantverplichting. De hier opgenomen formulering 'dan wel op andere wijze tenietgegaan' maakt het mogelijk dat het college ook een verplichting tot herplant kan opleggen, als de houtopstand teniet is gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging van een herplantplicht is in beginsel ook denkbaar, als de houtopstand teniet is gegaan door een velling b.v. ingevolge de Plantenziektenwet. Gebleken is dat voor het uitvoeren van de herplantplicht soms ook de medewerking van anderen dan de zakelijk gerechtigde noodzakelijk is. Daarom is aansluiting gezocht bij de omschrijving van artikel 14, eerste lid, van de Woningwet. De herplantplicht kan daarmee ook worden opgelegd aan degene die 'krachtens enig duurzaam persoonlijk recht' tot het treffen van voorzieningen bevoegd is.

     

    Zevende lid: Instandhoudingsplicht

    Het zevende lid betreft de instandhoudingsplicht. Het gaat hierbij om houtopstand, die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd teniet zal gaan.

    Met deze bepaling in de hand kan bijvoorbeeld worden opgetreden tegen het opzettelijk - tot de dood toe - verwaarlozen van houtopstanden.

    Het kan voorkomen dat de strekking van de verordening beter gediend is met het behoud van bestaande bomen dan met de vervanging daarvan. Met name valt hierbij te denken aan grote bomen. Deze zijn immers niet of slechts met grote kosten te vervangen, en wat bijvoorbeeld natuur- of landschapswaarde, stads- en dorpsschoon of beeldbepalende waarde betreft, wegen zij op tegen een veelheid van jonge boompjes.

    Krachtens het zevende lid kan de zakelijk gerechtigde worden verplicht tot het in stand houden van dergelijke bomen. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel, bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz.

    Op bouwterreinen is bij voorbeeld het volgende van belang:

  • 1.

    Verkeer, machines, (bouw)keten, materiaalopslag en het verbranden van afval onder de kroon kunnen een boom ernstig beschadigen of in gevaar brengen.

  • 2.

    Een hek, dat op tijd is geplaatst, houdt allerlei oorzaken van beschadiging onder de kroon vandaan. Het hek moet ongeveer even ruim om de boom staan als de kroon breed is.

  • 3.

    Het leggen van rijplaten gaat verdichting van de grond tegen.

  • 4.

    Afgraven van de bovenste decimeters van de grond ontneemt de boom het meeste voedsel en ook een groot deel van de fijne wortels.

  • 5.

    Ophogen van de grond, vooral met klei, kan bomen doen verstikken.

  • 6.

    Bestraten of verharden onder de boom leidt tot een tekort aan lucht en vocht, vooral bij gebruik van beton of asfalt. Eventueel kan worden gewerkt met de minder schadelijke 'groensteen'.

  • 7.

    Een boom is geen paal. Kabelstroppen om stam of takken of het vast spijkeren van latten geven grote wonden.

  • 8.

    Beschadigingen en wonden moeten op tijd worden behandeld. Inrotting wordt voorkomen door plekken glad af te werken en met balsem te bedekken. De verplichting tot instandhouding behoeft niet te betekenen dat van een boomgroep alle bomen moeten blijven staan. Om besmetting met ziekten te voorkomen kan zo nodig de verplichting worden opgelegd bepaalde bomen te kappen en van het terrein te verwijderen. Bij een sterk verouderd bomenbestand kan het aanbeveling verdienen het bestand te kappen onder het opleggen van een herplantplicht.

De instandhoudingsverplichting krachtens dit artikel mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bij voorbeeld de Plantenziektenwet.

 

Artikel 10 Financiële compensatieplicht

In geval er een herplantplicht wordt opgelegd die niet kan worden uitgevoerd, kan in de kapvergunning het voorschrift worden opgenomen dat een bedrag aan financiële compensatie ter hoogte van de monetaire boomwaarde gestort moet worden in de voorziening groenbeheer. Hiervoor kan Burgemeester en wethouders een berekeningsmodel opstellen conform de geldende berekeningsmethodieken.

De op deze wijze gestorte bedragen worden daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt, conform jurisprudentie, en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien wordt de herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd. Jaarlijks wordt de besteding van de voorziening groenbeheer inzichtelijk gemaakt.

 

Artikel 11 Afstand van de erfgrens

Verwezen kan worden naar de tekst van artikel 5:42 BW. Wel is de afstand voor bomen en houtopstanden voor publieke bomen in de nieuwe verordening teruggebracht naar nihil omdat er de laatste jaren steeds meer een trend valt op te merken dat we min of meer gedwongen worden om publieke bomen in de openbare ruimte te kappen waardoor er hiaten in de groenstructuur ontstaan.

 

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen door of namens de gemeente.

Artikel 13 Verhouding tussen vergunning tot vellen, bouw- en aanlegvergunning

Het komt voor dat een kapvergunning een onderdeel vormt van een groter project, waarbij het kappen van een boom bijvoorbeeld een vereiste is om ter plaatse te kunnen bouwen. Dit artikel waarborgt een tijdige en juiste afstemming.

 

Artikel 17 Schadevergoeding

Dit artikel is gebaseerd op artikel 17 van de Boswet dat voorschrijft dat de gemeentelijke verordening een orgaan aanwijst, dat beslist op verzoeken om schadevergoeding. De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Jurisprudentie

Geen schadevergoeding toegekend in geval waarbij door weigering van kapvergunning de (nog niet verwezenlijkte) mogelijkheid werd ontnomen, om winst uit verkoop van hout te behalen. KB 29-8-1980, AB 1980.