Regeling vervallen per 02-05-2013

Verordening reintegratie en participatie Peel en Maas

Geldend van 14-01-2010 t/m 01-05-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening reintegratie en participatie Peel en Maas

PEEL EN MAASGelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethoudersGezien de behandeling in de gezamenlijke raadsvergadering van 7 december 2009Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.Gelet op de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34,35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 24,35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,Gelet op de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang bij het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (verzamelcirculaire SZW, april 2004),Vast te stellen de volgende verordening:Verordening re-integratie en participatie gemeente Peel en Maas

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de gemeentewet.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet : de Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW : de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • c.

      IOAZ : de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • d.

      Bbz 2004 : Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      College : het college van burgemeester en wethouders;

    • f.

      Uitkeringsgerechtigde : degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de Wet, de IOAW of de IOAZ;

    • g.

      Anw-er : persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf.;

    • h.

      Niet-uitkeringsgerechtigde(Nugger) : : persoon als bedoeld in artikel 6, onder a, van de Wet,

    • i.

      Belanghebbende : persoon aan wie op grond van artikel 10 van de Wet door het college ondersteuning kan worden geboden;

    • j.

      Voorziening : een voorziening zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a., van de Wet. Een instrument binnen een persoonlijk ontwikkelingsplan dat ingezet wordt gericht op arbeidsinschakeling en sociale activering.

    • k.

      Persoonlijk ontwikkelingsplan : een‘ontwikkelingscontract’ tussen belanghebbende en de gemeente. Ambities van belanghebbende en doelen in kader van arbeidsinschakeling en sociale activering worden op elkaar afgestemd.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Aanspraak op ondersteuning

  • 1 Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers evenals personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en sociale activering op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en sociale activering.

  • 2 Anw-ers, Nuggers, evenals belanghebbenden hebben geen recht op ondersteuning indien er een voorliggende voorziening is welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de arbeidsinschakeling en sociale activering van belanghebbende.

  • 3 Mensen met een arbeidshandicap, WIA,WSW en Wajong, voor zover er naar het oordeel van het college geen of onvoldoende voorliggende voorzieningen aanwezig zijn.

Artikel 3 Verplichtingen van de deelnemer

  • 1 Een persoon die gebruik maakt van een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet, de IOAW, de IOAZ en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2 Een uitkeringsgerechtigde met een WWB, IOAW of IOAZ uitkering die door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 3 Indien een uitkeringsgerechtigde met een WWB, IOAW of IOAZ uitkering die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 4 Indien een belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, zijn verplichtingen die aan de voorziening zijn verbonden, niet of onvoldoende nakomt, kunnen de voor deze belanghebbende in het kader van de voorziening gemaakte kosten door het college worden teruggevorderd.

Artikel 4 Budget- en subsidieplafond

  • 1 Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2 Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 5 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1 Het college kan, in aanvulling op de voorschriften die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere voorschriften verbinden.

  • 2 Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen nadere regels stellen.

Artikel 6 Vorm van de voorziening

  • 1 Onder voorzieningen worden verstaan de door het college noodzakelijk geachte voorzieningen zoals onder meer: medisch en/of arbeidskundig onderzoek, diagnose, sociale activering, vrijwilligerswerk, scholing, stages, werkervaring, detachering, loonkostensubsidies, voorbereidingskosten en begeleiding in het kader van de Bbz -regeling voor het starten van een eigen onderneming, begeleiding, bemiddeling, kinderopvang, schuldhulpverlening en nazorg.

  • 2 Voorzieningen kunnen separaat of gecombineerd worden ingezet. Dit wordt vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelingsplan.

  • 3 Belanghebbende heeft recht op een second opinion ten aanzien van het persoonlijk ontwikkelingsplan.

  • 4 Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de Wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de Wet;

    • c.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling en/of sociale activering.

Artikel 7 Onderzoek

Het college kan voordat besloten wordt tot de inzet van voorzieningen voortvloeiend uit het persoonlijk ontwikkelingsplan, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

Hoofdstuk 4 Inkomensvrijlating, premies, onkostenvergoeding

Artikel 8 Inkomstenvrijlating

Bij de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde geldende bijstandsnorm en de arbeid naar oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder o. van de Wet.

Artikel 9 Premie

  • 1 Het college kan aan personen een premie toekennen zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder j. van de Wet.

  • 2 Het college stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels vast over de hoogte van de in lid 1 bedoelde premie en de voorwaarden waaronder deze wordt verstrekt.

Artikel 10 Overige vergoedingen

  • 1 Het college kan aan de persoon die aan de voorziening deelneemt, een bijdrage in de kosten van arbeidsinschakeling en sociale activering verstrekken.

  • 2 Het college stelt nadere regels vast over het toekennen van de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen niet voorzien of indien toepassing van deze verordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen leiden tot onbillijkheid van overwegende aard kan het college daarvan afwijken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Re-integratie en participatie gemeente Peel en Maas”.

Artikel 13 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1 De verordening re-integratie en participatie, zoals vastgesteld door:de raad van Helden op 21 april 2008,de raad van Kessel op 21 april 2008,de raad van Maasbree op 1 april 2008,de raad van Meijel op 31 maart 2008 wordt ingetrokken,

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3 Deze verordening werkt terug tot 1 januari 2010.

Artikel 14 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 13 eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 januari 2010.de raadsgriffier,                                      de voorzitter,

Toelichting 1 op de Verordening Re-integratie en Participatie

AlgemeenDeze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling en sociale activering van werklozen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.Toelichting artikelsgewijsArtikel 1. Persoonlijk ontwikkelingsplan: In samenspraak met de cliënt en uitgaande van diens ambities wordt een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. In dit plan worden de ambities van belanghebbende en de doelen in kader van arbeidsinschakeling en/of sociale activering op elkaar afgestemd. In het plan worden concrete ontwikkelingsdoelen gezamenlijk (belanghebbende en gemeente) vastgesteld. Activiteiten, de manier van ondersteuning en faciliteiten evenals resultaat worden in het persoonlijk ontwikkelingsplan aangegeven.Artikel 2. Aanspraak op ondersteuningDe ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij arbeidsinschakeling is beperkt tot de volgende doelgroepen:Uitkeringsgerechtigden, personen die vallen onder de Algemene nabestaanden wet(ANW), niet-uitkeringsgerechtigden (NUG), mensen met een arbeidshandicap die vallen onder de WIA(Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)-WSW(Wet sociale werkvoorziening)-Wajong(Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten).De ondersteuning wordt alleen geboden als er geen sprake is van een voorliggende voorziening. Als er ondersteuning geboden kan worden vanuit andere wetgeving, gaat deze te allen tijde voor.Artikel 3. Verplichtingen van de deelnemerDeelname aan voorzieningen is niet vrijblijvend. Cliënten met een bijstandsuitkering zijn reeds door het ontvangen van deze uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Het niet nakomen van deze verplichtingen geeft de mogelijkheid om de ondersteuning te beëindigen of het vervolg op ondersteuning te weigeren. Als iemand niet mee wil werken aan een noodzakelijk onderzoek om te bepalen welke voorziening voor hem/haar het meest geschikt is, kan de ondersteuning worden beëindigd of worden ingetrokken. Voor degenen zonder uitkering zijn aanvullende voorwaarden van toepassing. Zo moeten deze personen voor minimaal 16 uur per week beschikbaar zijn en moet de voorziening daadwerkelijk noodzakelijk zijn om duurzame arbeidsinpassing mogelijk te maken. Bij deze beoordeling door het college wordt tevens rekening gehouden met het onderscheid tussen perspectiefvolle en niet perspectiefvolle beroepen. Indien niet uitkeringsgerechtigden onvoldoende meewerken om een voorziening succesvol af te ronden kan het college de hiermee gepaard gaande kosten verhalen op de niet-uitkeringsgerechtigde.Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Zo heeft belanghebbende recht op een second opinion om te beoordelen of de aangeboden voorziening(en) wel de juiste is. (artikel 6 lid 3 van de verordening) Andere rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).Artikel 4. Budget- en subsidieplafond.Aan het inzetten van voorzieningen zijn kosten verbonden. Deze kosten verschillen, afhankelijk van de aard van de voorziening. Het college kan een grens stellen aan het aantal personen dat van een specifieke voorziening gebruik mag maken.Artikel 5. Algemene bepalingen over voorzieningenHet college kan nadere regels stellen ten aanzien van voorzieningen. Deze regels zijn aanvullend op de regels zoals ze in deze verordening reeds zijn opgesteld.Artikel 6. Vorm van de voorzieningSecond opinion: Mocht de cliënt twijfels hebben over het persoonlijke ontwikkelingsplan, kan hij/zij het plan bespreken met een onafhankelijke arbeidsadviseur. Op basis van diens aanbevelingen zal het ontwikkelingsplan aangepast worden binnen de kaders van de WWB en deze verordening.Het college kan de inzet van voorzieningen beëindigen als er sprake is van factoren zoals genoemd onder lid 4 van artikel 6 van de verordening.Artikel 7. OnderzoekOm een goed persoonlijk ontwikkelingsplan op te stellen kan het noodzakelijk zijn aanvullend onderzoek te laten verrichten. Onderzoek kan zijn: een aanvullend beroepskeuze onderzoek, een capaciteitenonderzoek, een medisch onderzoek, een arbeidskundig onderzoek. De resultaten uit dit onderzoek zijn strikt vertrouwelijk en worden alleen in samenspraak met de cliënt ingezet om het persoonlijk ontwikkelingsplan verder vorm te geven.Artikel 8. InkomstenvrijlatingMet dit artikel wordt geregeld dat voor wat betreft de inkomensvrijlating maximaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de WWB.Artikel 9. PremiesMet dit artikel wordt gebruik gemaakt van de in de WWB (artikel 31, lid 2 onder j.) bepaalde mogelijkheid om jaarlijks een premie te verstrekken die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van een uitkeringsgerechtigde.De voorwaarden waaronder deze premie wordt verstrekt, worden nader uitgewerkt in een door het college vastgesteld uitvoeringsbesluit.Artikel 10. Overige vergoedingenKosten noodzakelijk voor het deelnemen aan een voorziening worden vergoed. Dit kunnen o.a. zijn: reiskosten, en aanvullende kosten in kader van kinderopvang.Ook indien de bijstandscliënt vrijwilligerswerk verricht zal een kostenvergoeding worden verstrekt.Nadere richtlijnen omtrent deze vergoedingen worden in een uitvoeringsbesluit door het college vastgelegd.