Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 20-03-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Besluit maatschappelijke ondersteuning 3

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget. 3

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording. 3

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen 4

Artikel 2. 4

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden. 5

Artikel 3 Omvang van hulp bij het huishouden 5

Artikel 3.1 5

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen. 6

Artikel 4. 6

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 7

Artikel 5.1 7

Artikel 5.2 7

Artikel 5.3 7

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning. 7

Artikel 6. 7

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen 7

Artikel 7.1 Evaluatie en indexering 7

Artikel 7.2 Inwerkingtreding 7

Artikel 7.3 Citeertitel 7

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

1.1.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

1.2.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    de aanvrager in aanmerking komt voor een collectieve voorziening;

  • b.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • c.

    reeds eerder op grond van deze of eerder vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning een persoonsgebonden budget is verstrekt en deze is ingetrokken en/of is teruggevorderd.

  • d.

    het op grond van het ziektebeeld te verwachten is dat de voorziening binnen de normale afschrijvingstermijn zal moeten worden vervangen.

1.3.

Verstrekking als persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt niet plaats indien uit het onderzoek duidelijk is geworden dat een voorziening niet langdurig adequaat is.

1.4.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.707,-- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

1.5

  • a.

    De verstrekking van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt aan de zorgvrager verstrekt:

    • -

      het vastgesteld budget wordt door het college gestort op rekening van de serviceorganisatie;

    • -

      de serviceorganisatie betaalt per periode van 4 weken het vastgesteld budget bij wijze van voorschot aan de cliënt;

    • -

      de cliënt overlegt vier wekelijks achteraf een verantwoording met vermelding van het aantal ingekochte uren, de naam, BSN van de zorgverlener aan de serviceorganisatie;

    • -

      de serviceorganisatie verricht de controle conform de gemaakte afspraken in de overeenkomst tussen het college en de serviceorganisatie;

    • -

      verantwoording die afwijkt van de geïndiceerde zorguren kan leiden tot nadere controles;

    • -

      de eindafrekening voor verleende zorguren vindt plaats aan het eind van het kalenderjaar.

  • b.

    De verstrekking van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kan met toestemming van de zorgvrager plaatsvinden volgens het zogenaamd trekkingsrecht:

    • -

      het vastgesteld budget wordt door het college gestort op rekening van de serviceorganisatie;

    • -

      de cliënt geeft middels een machtiging toestemming aan de serviceorganisatie het vastgesteld budget te beheren;

    • -

      de cliënt overlegt vier wekelijks een verantwoording met vermelding van het aantal ingekochte uren, de naam, BSN en bankrekening van de zorgverlener aan de serviceorganisatie;

    • -

      de serviceorganisatie verricht de controle conform de gemaakte afspraken in de overeenkomst tussen het college en de serviceorganisatie;

    • -

      bij akkoordbevinding gaat de serviceorganisatie over tot betaling aan de zorgverlener;

    • -

      Een verantwoording dan wel een eindafrekening voor de verleende zorguren aan het eind van het kalenderjaar vindt niet meer plaats.

1.6

De serviceorganisatie verricht desgevraagd in opdracht van het college intensieve controle op de verantwoording van het persoonsgebonden budget.

1.7

Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

1.8

Het persoonsgebonden budget wordt beëindigd en eventueel deels of geheel teruggevorderd inde volgende gevallen:

  • -

    indien de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen van gebruik, verantwoording en administratie van het persoonsgebonden budget;

  • -

    indien de cliënt de voortzetting van de voorziening wil omzetten in een verstrekking in natura;

  • -

    op verzoek van de cliënt;

in die gevallen waarin dit artikel niet voorziet en waarin naar het oordeel van het college sprake is van een aan belanghebbende onrechtmatig uitgekeerd budget.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen

Artikel 2.

2.1

Voor voorzieningen die zijn toegekend op grond van de in artikel 2 van de Verordening voorzieningen Pekela genoemde te bereiken resultaten, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht tot 100% van de kostprijs, de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget.

2.2

De eigen bijdrage mag (opgeteld) niet meer zijn dan de kostprijs van de voorziening;

Voor hulp bij het huishouden kan, binnen de inkomensafhankelijke grenzen, maximaal de kostprijs per uur worden gevraagd;

Bij een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp of individuele voorzieningen worden dezelfde eigen bijdragen gehanteerd als bij voorzieningen in natura;

Bij verstrekking van voorzieningen in natura mag maximaal 91 periodes een eigen bijdrage worden gevraagd.

Voor het verschaffen in eigendom van een roerende zaak of bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een eigen woning mag maximaal 39 periodes van 4 weken (drie jaar) een eigen bijdrage gevraagd worden;

Personen onder de 18 jaar betalen geen eigen bijdrage.

2.3

De gebruiker van de voorziening collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordening betaalt een instaptarief en een tarief per kilometer. De gebruiker betaalt dit tarief aan de vervoerder. Het tarief kan worden geïndexeerd.

De omvang van de eigen bijdragen

2.4.

De bedragen die gelden voor een eigen bijdrage zijn gelijk aan de bedragen, zoals die jaarlijks worden aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De maximale bedragen zijn van toepassing. Jaarlijks worden door het college de dan geldende bedragen via de parameters aangemeld bij het CAK waar de wettelijke verantwoordelijkheid voor vaststelling en inning van de eigen bijdragen ligt.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3 Omvang van hulp bij het huishouden

De omvang van hulp bij het huishouden wordt ingevolge artikel 11 van de Verordening uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1:

0 t/m 1,9 uur per week.

Klasse 2:

2 t/m 3,9 uur per week.

Klasse 3:

4 t/m 6,9 uur per week.

Klasse 4:

7 t/m 9,9 uur per week.

Klasse 5:

10 t/m 12,9 uur per week.

Klasse 6:

13 t/m 15,9 uur per week.

Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

Artikel 3.1

Het uurtarief voor de voorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget is vastgesteld op € 13,-- per uur.

Per jaar is het bedrag per klasse wat beschikbaar wordt gesteld:

Klasse 1

1 uur

€ 676,--

Klasse 2

3 uur

€ 2.028,--

Klasse 3

5,5 uur

€ 3.718,--

Klasse 4

8,5 uur

€ 5.746,--

Klasse 5

11,5 uur

€ 7.774,--

Klasse 6

14,5 uur

€ 9.802--

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 13,00 wordt gehanteerd.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.

4.1

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel, of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

4.2.

Bij een verstrekking van een financiële tegemoetkoming in grote bouwkundige woningaanpassing, vallend onder artikel 10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, dient bij verkoop van de woning indien er sprake is van een meerwaarde, de financiële tegemoetkoming als volgt te worden terugbetaald aan de gemeente:

voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde

voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde

voor het derde jaar 80% van de meerwaarde

voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde

voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde

voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde

voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde

voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde

voor het negende jaar 20% van de meerwaarde

voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde

4.3

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 10 onder d van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt

€ 2.000,--.

4.4

Het onder 4.3 genoemd bedrag wordt verminderd met de vergoeding waarover uit andere hoofde voor hetzelfde doel kan worden beschikt.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5.1

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

Artikel 5.2

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, bedraagt 1.5 maal het van toepassing zijnde norminkomen (bijstandsnorm).

Artikel 5.3

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt  

€ 997,39

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt

€ 997,39

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt

€1.494,93

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt

€ 644,89

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 6.

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1 Evaluatie en indexering

Het Financieel Besluit wordt jaarlijks geëvalueerd en geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de prijsindexcijfer volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Indien deze evaluatie/indexatie daartoe aanleiding geeft, wordt het Besluit aangepast.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning treedt in werking met ingang van

Artikel 7.3 Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning Pekela" en is 10 maart 2014 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Pekela.