Regeling vervallen per 01-01-2013

Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012

Geldend van 17-05-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Backoffice PublieksZaken d.d. 8 mei 2012;

gelet op artikel 4, tweede lidartikel 15, artikel 19 en artikel 23 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2006;

besluit:-

vast te stellen het volgende Uitvoeringsbesluit Individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 - Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de Verordening individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2006

  • b.

    pgb: persoonsgebonden budget

  • c.

    Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012

Hoofdstuk 2 Nadere regels over het pgb

Artikel 2:1 Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1.

    Van overwegende bezwaren tegen de keuze voor een pgb zoals genoemd in artikel 2:1 van de Verordening is sprake, indien:

    • a.

      tijdens het onderzoek aanwijzingen zijn gevonden waardoor het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb en een verantwoorde besteding van het pgb;

    • b.

      op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een pgb.

  • 2.

    Voor losse roerende woonvoorzieningen wordt een pgb verstrekt ter hoogte van de kosten van een herverstrekking. Indien het om een voorziening gaat waarvan de nieuwwaarde € 500,00 of minder bedraagt, omvat het pgb de nieuwwaarde.

  • 3.

    De budgethouder dient in alle gevallen de besteding van het pgb te kunnen verantwoorden aan het college met de volgende documenten:

    • a.

      in geval van een pgb voor hulp bij het huishouden: facturen waaruit blijkt welke dienstverlening is ingekocht, het contract dat is afgesloten met de dienstverlener en betaalbewijzen. Of de dienst die is ingekocht adequaat is, moet blijken uit de vergelijking van het contract met de soort hulp bij het huishouden die geïndiceerd is;

    • b.

      in geval van een pgb voor andere voorzieningen dan hulp bij het huishouden: facturen waaruit blijkt dat een adequate voorziening is ingekocht of ingehuurd, inclusief eventuele kosten voor reparatie en onderhoud en betaalbewijzen. Of de voorziening die is ingehuurd of ingekocht adequaat is, wordt bepaald aan de hand van het programma van eisen dat is opgesteld bij de afhandeling van de aanvraag en ter beschikking is gesteld aan de budgethouder bij de toekenning van het pgb.

  • 4.

    Het college stelt een intern protocol op waarin de wijze van controle op de besteding van het pgb wordt vastgelegd.

Artikel 2:2 Budgetbeheer door derden

Indien de budgethouder het beheer over het aan hem toegekende pgb overlaat aan een derde, komen de kosten van dit beheer voor rekening van de budgethouder, tenzij dit beheer plaatsvindt door de Sociale Verzekeringsbank.

Hoofdstuk 3 Omvang en inhoud van hulp bij het huishouden.

Artikel 3:1 Vaststelling bedrag pgb hulp bij het huishouden.

Een pgb voor hulp bij het huishouden wordt als volgt berekend: uurtarief x aantal geïndiceerde uren x 52 weken x 86%

Artikel 3:2 Beleidsregels Individuele verstrekkingen

Bij het vaststellen van de omvang en de inhoud van de hulp bij het huishouden wordt gebruik gemaakt van door het college vast te stellen beleidsregels ‘Individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning’.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4:1 Vergoeding woonvoorziening

  • 1.

    Het bedrag dat het college ter beschikking stelt voor een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4:2 onder b. van de Verordening, in natura of als pgb, bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 2.

    Welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen, wordt bepaald door:

  • a.

    het programma van eisen voor de woonvoorziening;

  • b.

    landelijk gemiddelde standaard prijzen voor woonvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning zoals vastgesteld door SCIO consult.

  • 3.

    Indien het college inschat dat de kosten zoals bedoeld in art. 4:1 minder bedragen dan € 5.000,- vindt opdracht plaats zonder offerte.

    • a.

      in geval van een pgb vindt de betaling vooraf plaats aan de budgethouder op basis van het programma van eisen en de standaard gemiddelde prijzen voor woonvoorzieningen zoals genoemd in art. 4:1 lid 2b.

    • b.

      In geval van een woonvoorziening in natura vindt betaling plaats aan de woningcorporatie, aannemer of leverancier op basis van het programma van eisen en de standaard gemiddelde prijzen voor woonvoorzieningen zoals genoemd in art. 4:1 lid 2b.

  • 4.

    Het college controleert bij alle woonvoorzieningen waarvan de kosten hoger zijn dan € 5.000,- of de voorziening is geleverd en aan het programma van eisen voldoet. Bij woonvoorzieningen onder de € 5.000,- wordt steekproefsgewijs gecontroleerd., zoals uitgewerkt in het interne protocol.

Artikel 4:2 Hoogte verhuis- en (her)inrichtingskosten

De hoogte van het door het college te verlenen pgb in de verhuis- en (her)inrichtingskosten bedraagt:

  • a.

    voor een persoon met beperkingen als bedoeld in artikel 4:8 eerste lid van de Verordening € 2.500,00;

  • b.

    voor een persoon als bedoeld in artikel 4:8 tweede lid van de Verordening € 3.251,00.

Artikel 4:3 Maximale aanpassingskosten woonwagens

Indien de technische duur van de woonwagen als bedoeld in artikel 4:12 van de Verordening minder dan 5 jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1.084,00.

Artikel 4:4 Hoogte vergoeding voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie

De hoogte van een door het college te verlenen pgb voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4:2 onder e van de Verordening, zal het bedrag als bedoeld in Bijlage I van dit besluit niet te boven gaan. Alleen de werkelijke kosten van keuring, onderhoud en reparatie komen in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 4:5 Hoogte vergoeding tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college te verstrekken pgb voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4:2 onder f van de Verordening bedraagt:

  • a.

    de werkelijke kosten met een maximum van het bedrag per maand dat als maximale huurgrens geldt om nog in aanmerking te komen voor huurtoeslag ingevolge de Wet op de huurtoeslag als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer aanhouden van de te verlaten zelfstandige woonruimte;

  • b.

    de werkelijke kosten met een maximum van € 271,00 ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet- zelfstandige woonruimte.

Artikel 4:6 Hoogte vergoeding huurderving

  • 1.

    De hoogte van een door het college te verstrekken pgb voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4:2 onder g van de Verordening is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte en kan worden verstrekt indien de waarde van de aanpassing meer dan € 5.000,00 bedraagt.

  • 2.

    Ingeval van een huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 5.000,00 is aangepast kan het college een pgb verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurpenningen voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 3.

    De hoogte van een pgb zoals bedoeld in het eerste lid is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum per maand dat gelijk is aan de maximale huurgrens, waarbij de Wet op de huurtoeslag nog van toepassing is.

Artikel 4:7 Woningsanering

  • 1.

    De hoogte van een pgb voor woningsanering, als bedoeld in artikel 4:2 onder c van de Verordening bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 54,00 per strekkende meter.

  • 2.

    Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • a.

      is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% van de werkelijk gemaakte kosten;

    • b.

      is een artikel 2-4 jaar oud: 75% van de werkelijk gemaakte kosten;

    • c.

      is een artikel 4-6 jaar oud: 50% van de werkelijk gemaakte kosten;

    • d.

      is een artikel 6-8 jaar oud: 25% van de werkelijk gemaakte kosten;

    • e.

      is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

Artikel 4:8 Maximumbedrag bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken zoals genoemd in artikel 4:7 tweede tot en met het zesde lid van de verordening bedraagt € 4.334,00.

Artikel 4:9 Nadere regels eigen bijdrage

  • 1.

    De totale kostprijs bedraagt

    • a.

      de nieuwwaarde;

    • b.

      in geval van verstrekking uit depot, de waarde van de herverstrekking; of

    • c.

      het totale pgb.  

  • 2.

    De eigen bijdrage per periode wordt berekend over de totale kostprijs gedeeld door 39 periodes.  

  • 3.

    Indien de totale kostprijs lager is dan € 500,- wordt het bedrag gedeeld door de laagste eigen bijdrage die van toepassing is, zoals vastgelegd in artikel 4:1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, om te komen tot het aantal periodes dat de belanghebbende een eigen bijdrage wordt opgelegd.  

  • 4.

    De eigen bijdrage wordt opgelegd voor elke nieuwe voorziening. Hieronder vallen ook voorzieningen die worden verstrekt na heronderzoek wanneer de bestaande voorziening onvoldoende compensatie biedt voor de beperkingen van de belanghebbende.  

  • 5.

    Bij de volgende voorzieningen wordt geen eigen bijdrage opgelegd:

    • a.

      huurderving zoals genoemd in art. 4:2 lid g

    • b.

      verwijderen van voorzieningen zoals genoemd in art. 4:2 lid h.

    • c.

      kosten voor onderhoud, keuring reparatie en aanpassingen van een woonvoorziening zoals genoemd in art. 4:2 lid e die niet meteen bij de eerste verstrekking van de betreffende voorziening zijn inbegrepen

    • d.

      een aanpassing aan een gemeenschappelijke ruimte zoals vastgelegd in art. 4:11 van de Verordening, voor zover de voorziening betrekking heeft op het toe- en/of doorgankelijk maken van het woongebouw waardoor meerdere personen er gebruik van maken.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5:1 Vervoersvoorziening in natura: voorwaarden voor levering zonder offerte

  • 1.

    Een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5:2 van de Verordening mag in natura zonder offerte worden verstrekt door een door het college gecontracteerde leverancier onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de verstrekte vervoersvoorziening voldoet aan de opdracht tot levering van het goedkoopst-adequate middel en het daarbij gevoegde programma van eisen;

    • b.

      de verstrekte vervoersvoorziening is opgenomen in het kernassortiment van voorzieningen dat in navolging van het contract is afgesproken met de leveranciers.

  • 2.

    Facturen voor vervoersvoorzieningen worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd aan de hand van het relevante programma van eisen en de lijst met het kernassortiment.

Artikel 5:2 Pgb voor de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het pgb voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5:2 van de Verordening wordt vastgesteld aan de hand van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, keuring en reparatie, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2.

    Het pgb voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5:3 van de Verordening wordt bepaald door de vervoersbehoefte.

  • 3.

    Het pgb voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5:3 van de Verordening wordt gehalveerd:

    • a.

      indien belanghebbende de beschikking heeft over een scootmobiel of elektrische rolstoel voor buitengebruik;

    • b.

      verlaagd, indien er sprake is van een beperkte vervoersbehoefte. Criteria voor de verlaging worden in nader vast te stellen beleidsregels neergelegd.

Artikel 5:3 Hoogte pgb voor de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Voor de vaststelling van de hoogte van de pgb’s wordt uitgegaan van de volgende maximumbedragen:

    • a.

      voor een pgb in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een maximumbedrag van € 1.084,00 per jaar;

    • b.

      voor een pgb in de kosten van het gebruik van een taxi geldt een maximumbedrag van € 1.084,00 per jaar;

    • c.

      voor een pgb in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een maximumbedrag van € 1.084,00 per jaar;

    • d.

      voor een pgb in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een maximumbedrag van € 975,00 per jaar.

  • 2.

    De maximumbedragen genoemd in lid 1, sub b en c kunnen met maximaal € 500,00 worden verhoogd indien die maximumbedragen aantoonbaar ontoereikend zijn.

Artikel 5:4 Nadere regels eigen bijdrage

  • 1.

    In geval de gemeente de voorziening huurt is de totale kostprijs de huurprijs per jaar gedeeld door 13 periodes van 4 weken x 99 periodes. De eigen bijdrage per periode wordt berekend over de huurprijs per jaar gedeeld door 13 periodes.  

  • 2.

    In geval de gemeente een pgb verstrekt is de totale kostprijs het pgb per jaar gedeeld door 13 periodes van 4 weken x 99 periodes. De eigen bijdrage per periode wordt berekend over het pgb per jaar gedeeld door 13 periodes.  

  • 3.

    In geval van een verstrekking in eigendom is de totale kostprijs het totale bedrag voor de voorziening. De eigen bijdrage per periode wordt in dit geval berekend op basis van de totale kostprijs gedeeld door 7 jaar en 13 periodes.  

  • 4.

    Indien de totale kostprijs lager is dan € 500,- wordt het bedrag gedeeld door de laagste eigen bijdrage die van toepassing is, zoals vastgelegd in artikel 4:1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, om te komen tot het aantal periodes dat de belanghebbende een eigen bijdrage wordt opgelegd.  

  • 5.

    De eigen bijdrage wordt opgelegd voor elke nieuwe voorziening die wordt verstrekt. Hieronder vallen ook voorzieningen die worden verstrekt na heronderzoek, wanneer de bestaande voorziening onvoldoende compensatie biedt voor de beperkingen van de belanghebbende.  

  • 6.

    Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd voor vervoersvoorzieningen in de volgende gevallen: de voorziening bestaat uit accessoires, aanpassingen van hulpmiddelen (met uitzondering van autoaanpassingen), rijlessen of reparatie-, onderhouds- en keuringskosten die niet bij de eerste verstrekking van de voorziening in de kosten of het pgb zijn inbegrepen

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 6:1 Rolstoelvoorziening in natura: voorwaarden voor levering zonder offerte

  • 1.

    Een rolstoelvoorziening in natura mag zonder offerte worden verstrekt door een door het college gecontracteerde leverancier onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de verstrekte rolstoelvoorziening voldoet aan de opdracht tot levering van het goedkoopst-adequate middel en het daarbij gevoegde programma van eisen;

    • b.

      de verstrekte rolstoelvoorziening is opgenomen in het kernassortiment van voorzieningen dat in navolging van het contract is afgesproken met de leveranciers.

  • 2.

    Facturen voor rolstoelvoorzieningen worden steekproefsgewijs achteraf gecontroleerd aan de hand van het relevante programma van eisen en de lijst met het kernassortiment.

Artikel 6:2 Pgb voor de kosten van rolstoelvoorzieningen

Het pgb voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, keuring, en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 6:3 Pgb voor de kosten van sportrolstoelen

De door het college te verlenen pgb voor een sportrolstoel als bedoeld in artikel 6:3 tweede lid van de Verordening wordt forfaitair verstrekt en bedraagt maximaal € 2.384,00 voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7:1 – Inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Dit Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012 treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

  • 2.

    Het Uitvoeringsbesluit Individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2010 wordt met ingang van inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit ingetrokken, met dien verstande dat de bepalingen van toepassingen blijven op aanvragen die voor de datum van inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit zijn ingediend.

Artikel 7:2 – Citeertitel

Dit uitvoeringsbesluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 8 mei 2012
de secretaris, de burgemeester,
drs. J.P.R. Woudstra drs. F.H. Buddenberg

Bijlage I

Maximale vergoeding van kosten onderhoud, keuring en reparatie van liften en elektrische deurdrangers zoals bedoeld in artikel 4:4 van het Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012.

Onder een traplift wordt verstaan: een stoeltraplift, een rolstoeltraplift en/of een staplateaulift.

Soort lift

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten periodiek onderhoud

Traplift

1 x per jaar

€ 215,-

Woonhuislift

2 x per jaar

€ 262,-

Hefplateaulift

2 x per jaar

€ 262,-

Plafondlift

1 x per jaar (incl. weekendservice)

€ 250-[1]

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

50% voor installaties geplaatst buiten de woning

50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch weg te klappen raildelen.

De kosten voor eventuele bijkomende reparaties kunnen separaat van de onderhoudskosten worden vergoed. Genoemde bedragen zijn per onderhoudsbeurt.

De maximale vergoeding voor onderhoud aan een deurdranger bedraagt € 126,00 per jaar. In dit bedrag is niet begrepen eventuele kosten voor reparaties. Deze kunnen separaat van de onderhoudskosten worden vergoed. Reparatiekosten als gevolg van vandalisme worden maximaal eenmaal per jaar vergoed.

Genoemde bedragen zijn exclusief BTW.

Voetnoot

[1]

Dit bedrag is van € 175,- naar € 250,- verhoogd omdat in de praktijk nu al rekeningen binnenkomen voor € 185,- voor periodiek onderhoud en voor plafondliften is een weekendservice nodig van € 45,- per jaar.

ALGEMENE TOELICHTING OP HET UITVOERINGSBESLUIT INDIVIDUELE VERSTREKKINGEN IN HET KADER VAN DE MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE PIJNACKER – NOOTDORP 2012

Algemene informatie

De gemeente Pijnacker – Nootdorp heeft in de Verordening individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2006 haar gemeentelijke beleid vastgelegd ten aanzien van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In deze Verordening wordt verwezen naar dit Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning, waarin de financiële aspecten en voorwaarden voor de uitvoering van het gemeentelijke verstrekkingenbeleid worden geregeld.

Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad de Verordening tot vijfde wijziging van de Verordening Individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2006 vastgesteld ten behoeve van het invoeren van een eigen bijdrage voor woonvoorzieningen en individuele vervoersvoorzieningen. Naar aanleiding van technische wijzigingen in de Verordening zijn in artikel 5:1 en 5:2 in het Uitvoeringsbesluit individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning 2012 verwijzingen naar de Verordening aangepast. Verder zijn door het college nadere regels gesteld in artikel 4:9 en 5:4 voor de eigen bijdrage, vanwege de diverse manieren van verstrekken van een voorziening. Een overbodig artikel over sportrolstoelen is verwijderd en een bedrag in bijlage I is geïndexeerd.. Gezien het feit dat het Wmo budget onder druk staat, en er geen signalen zijn dat de overige bedragen te laag zijn, is besloten om deze in de huidige versie van het Uitvoeringsbesluit niet te indexeren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen of onderdelen daarvan die geen vragen oproepen worden niet nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 Nadere regels over het pgb.

Algemeen

In de Wmo is vastgelegd dat de gemeente cliënten de keus moet bieden tussen verstrekkingen in natura en in pgb. In hoofdstuk 2 van dit Uitvoeringsbesluit zijn de voorwaarden uitgewerkt voor het verstrekken van het pgb. Het gaat om administratieve en financiële voorwaarden, maar ook om bezwaren tegen het verstrekken van een pgb en ondersteuning bij het gebruiken van het pgb.

Artikel 2:1 – Regels rond verstrekking en verantwoording

Eerste lid

In het eerste lid is benoemd wanneer sprake is van overwegende bezwaren tegen de verstrekking van een pgb. Van een dergelijke situatie kan sprake zijn als tijdens het afhandelen van de aanvraag blijkt dat de aanvrager onvoldoende in staat is om een adequate boekhouding bij te houden. Ook kunnen er schulden zijn waardoor het risico bestaat dat het pgb niet wordt gebruikt waarvoor het verstrekt wordt. Bij het afhandelen van de aanvraag onderzoekt de gemeente of er gegronde redenen zijn om het pgb niet te verstrekken.

Derde lid

Dit lid benoemt welke documenten de pgb houder dient te overleggen aan het college zodat de besteding van het pgb kan worden gecontroleerd. Dit verschilt per soort pgb. Bij een pgb voor hulp bij het huishouden wordt een dienst ingekocht, waarvoor de pgb houder een contract afsluit met een dienstverlener. Bij een pgb voor een andere voorziening wordt een product ingekocht. Elke budgethouder kan in principe worden gecontroleerd.

Vierde lid

Ter bevordering van een uniforme controlesystematiek wordt een intern protocol opgesteld waarin de wijze van controle op de besteding van het pgb wordt vastgelegd. Dit is inclusief de controle op de realisatie van (grote) woonvoorzieningen. In overleg met de accountant wordt in het interne controleplan vastgelegd welk percentage van de budgethouders wordt gecontroleerd om vast te stellen of de gemeente rechtmatig heeft gehandeld.

Artikel 2:2 Budgetbeheer door derden

De Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) verleent al jaren diensten aan pgb-houders, aanvankelijk in het kader van de AWBZ Later is de Wmo daarbij gekomen. De diensten van de SVB bestaan uit het uitvoeren van de werkgeverstaak die een pgb-houder heeft. Dienstverlening in de zin van het verstrekken van informatie en advies wordt niet gemeten.

De SVB verleent sinds de invoering van de wet ook diensverlening aan pgb-houders onder de Wmo in opdracht van de gemeente. Het gaat om de inkoop van persoonlijke diensten voor hulp bij het huishouden. De dienstverlening betreft:

  • 1.

    vergoeding van bij ziekte doorbetaald loon, het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen;

  • 2.

    het op verzoek van de budgethouder verzorgen van de salarisadministratie indien sprake is van een arbeidsrelatie waarbij de budgethouder verplicht is tot inhouding en afdracht van sociale premies en/of loonheffing op het loon van de zorgverlener;

  • 3.

    het beschikbaar stellen van modelovereenkomsten aan alle budgethouders en het bijhouden van deze modelovereenkomsten naar aanleiding van wettelijke ontwikkelingen;

  • 4.

    het geven van informatie en advies op arbeidsrechtelijk terrein aan alle budgethouders.

Er is een aantal redenen waarom de gemeente Pijnacker-Nootdorp de dienstverlening van de SVB aanbiedt aan pgb-houders onder de Wmo. De individuele budgethouder kan niet zelf particulier bij de SVB inkopen aangezien het een publieksrechtelijke dienstverlenende instelling betreft. Indien er sprake is van zowel een AWBZ- als een Wmo-budget krijgt de budgethouder anders met twee verschillende werkwijzen te maken: voor de AWBZ kan wel gebruik worden gemaakt van de SVB, voor de Wmo niet. De SVB heeft de ervaring dat Pgb-houders vaak niet goed weten wat op hen afkomt in de zin van werkgeversschap; verzekering voor loondoorbetaling bij ziekte, wet poortwachter etc. De keuzevrijheid van de pgb-houder staat echter voorop, er hoeft geen gebruik te worden gemaakt van de diensten van de SVB, het kan. De gemeente koopt de dienstverlening van de SVB in. De pgb-houder hoeft niet te betalen voor de diensten van de SVB. Mocht de pgb-houder geen gebruik maken van de SVB maar van een andere instantie voor deze ondersteuning, dan komen de kosten wel voor rekening van de pgb-houder.

Hoofdstuk 3 Omvang en inhoud van hulp bij het huishouden

Artikel 3:1 Vaststelling bedrag pgb hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt aangegeven hoe het pgb voor hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. De gemeente dient het persoonsgebonden budget vast te stellen naar gelang tot welke doelgroep men behoort, eenvoudige hulp bij het huishouden (HV1) of hulp bij het huishouden in meer complexe situaties (HV2).

Voor pgb-budgethouders berekent de gemeente het budget als volgt:

uurtarief van de aanbieder x geïndiceerd aantal uren x 52 weken x 86%

Het percentage van 86% werd door het College tarieven gezondheidszorg gehanteerd bij de berekening van de pgb-budgetten onder de AWBZ op het moment van de invoering van de Wmo (1 januari 2007). Bij de berekening van het pgb voor nieuwe budgethouders onder de Wmo wordt de korting van 14% doorberekend op het budget voor de verstrekking in natura. Op de omvang wordt 14% gekort aangezien de budgethouder geen overheadkosten heeft, kosten die wel spelen bij hulp in natura.

De inhoud van de hulp bij het huishouden voor personen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem bestaat uit hulp bij huishoudelijke werkzaamheden dan wel huishoudelijke werkzaamheden aangevuld met hulp bij de organisatie van het huishouden. Binnen de hulp bij het huishouden beperkt het begeleiden van cliënten zich tot het leren organiseren van het huishouden en het leren uitvoeren van huishoudelijke taken. Andere begeleiding in verband met een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem vindt het college niet tot hulp bij het huishouden behoren.

Artikel 3:2 Beleidsregels individuele verstrekkingen

Biij de invoering van de Wmo heeft het college de oorspronkelijk in de AWBZ ontwikkelde protollen Huishoudelijke verzorging en Gebruikelijke Zorg overgenomen als kaders voor het vaststellen van de aanspraak, inhoud en omvang van de verstrekking van hulp bij het huishouden. Door gebruik te maken van deze protocollen sluit het college aan bij het beleid zoals dat voorheen onder de AWBZ gold. Beide protocollen zijn geïntegreerd in door het college vast te stellen beleidsregels Individuele verstrekkingen in het kader van de Wmo.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4:1 Hoogte pgb

Eerste lid

Het college kiest ervoor om 100% van de kosten voor woonvoorzieningen die voor vergoeding in aanmerking komen te vergoeden. Dit geldt zowel voor een woonvoorziening in natura als een pgb. De gemeente vraagt geen eigen bijdrage van inwoners voor woonvoorzieningen.

Tweede lid

De kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, worden per aanvraag ingeperkt door het programma van eisen voor de woonvoorziening. Dit zijn de eisen waaraan een woonvoorziening moet voldoen. De consulent stelt dit programma van eisen tijdens de aanvraagprocedure vast. Daarnaast worden landelijk gemiddelde standaardprijzen gehanteerd, die 2 maal per jaar worden geïndexeerd aan de hand van informatie van het CBS, de zogenaamde CPI-index. De soort kosten die worden vergoed zijn de verbouw- en montagekosten, maar ook zaken als bouwtekeningen (architect), kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Per aanvraag kunnen andere kosten worden vergoed. Zo zullen kosten van diensten van architecten en toezicht bij een kleine verbouwing geen rol spelen. .

Derde lid

Dit artikel draagt bij aan versnelling van de realisatie van een woonvoorziening, zonder dat het college groot risico loopt. Woonvoorzieningen die minder dan € 5.000,- kosten, betreffen over het algemeen geen ingrijpende verbouwingen. De grens ligt bij € 5.000,- omdat daar het omslagpunt van primaat verhuizen ligt: bij kosten hoger dan € 5.000,- overweegt het college of verhuizen niet doelmatiger is dan de huidige woning aanpassen. Daarbij wordt een wegingskader toegepast, aangezien het in dit kader niet alleen gaat om een financiële afweging maar ook om afweging van sociale aspecten. Dit wegingskader wordt verder uitgewerkt in de beleidsregels.

Vierde lid

In het kader van doelmatigheid wordt bij alle woonvoorzieningen die meer kosten dan € 5.000,- een controle uitgevoerd naar de realisatie. Dit komt de klant ook ten goede, immers de kwaliteit van de gerealiseerde voorziening wordt getoetst, hetgeen tot verbetering leidt. De woonvoorzieningen die minder bedragen dan € 5.000,- worden in overleg met de accountant steekproefsgewijs gecontroleerd.

Artikel 4:2 Hoogte verhuis- en herinrichtingskosten

Artikel 4:2 legt vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verhuizing van een persoon met beperkingen van een niet-adequate naar een adequate woning, en een persoon die op verzoek van de gemeente zijn woning ontruimt ten behoeve van een persoon met beperkingen.

Artikel 4:3 Maximale aanpassingskosten woonwagens

Woonvoorzieningen kunnen ook worden aangebracht in een daartoe geschikte woonwagen. Voorwaarde daarbij is wel dat de technische staat van de woonwagen dusdanig moet zijn dat deze nog minimaal vijf jaar kan worden bewoond. Hetzelfde gaat op voor de standplaats waar de woonwagen zich op bevindt. Wordt deze binnen vijf jaar na de datum van de aanvraag opgeheven, dan kunnen de maximale aanpassingskosten die voor vergoeding in aanmerking komen nooit meer dan € 1.083,00 bedragen.

Artikel 4:4 Hoogte vergoeding voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie

De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening die door middel van een pgb voor vergoeding in aanmerking komen zijn nader gespecificeerd in Bijlage I bij dit Uitvoeringsbesluit.

Artikel 4:5 Hoogte vergoeding tijdelijke huisvesting

Gedurende de periode waarin de woning van de persoon met een beperking wordt aangepast, kan een vergoeding worden verstrekt indien gebruik moet worden gemaakt van tijdelijke huisvesting. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of een niet-zelfstandige woonruimte. In het geval van het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte komen de werkelijke kosten voor vergoeding in aanmerking tot het maximale bedrag per maand dat als huurgrens geldt om nog in aanmerking te komen voor huurtoeslag ingevolge de Wet op de huurtoeslag.

Als een niet-zelfstandige tijdelijke woonruimte wordt betrokken, komen de werkelijke kosten voor vergoeding in aanmerking, echter met een maximum van € 271,00.

Artikel 4:6 Hoogte vergoeding huurderving

Eerste lid

In het eerste lid wordt een grens aangegeven waaronder er geen vergoeding voor de derving van huurpenningen plaats vindt. Deze grens is gesteld op € 5.000,00. Vergoeding van gederfde huurinkomsten kan dus alleen plaats vinden indien de woonaanpassing een hogere waarde vertegenwoordigt dan voornoemd bedrag.

Tweede lid

Indien een aangepaste woonruimte die voor meer dan € 5.000,00 is aangepast, tussentijds door de persoon met een beperking wordt verlaten, kan aan de eigenaar van de woning voor maximaal zes maanden een Pgb worden verleend in verband met de derving van huurinkomsten. Enige beperking hierbij is dat de eerste maand huurderving niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Derde lid

Een vergoeding op basis van het eerste lid, wordt op grond van het derde lid, afhankelijk gesteld van de kale huur van de woonruimte. Het maximum per maand is daarbij gelijk aan de maximale huurgrens waarbij de Wet op de huurtoeslag nog van toepassing is.

Artikel 4:7 Woningsanering

Eerste en tweede lid

Dit artikel gaat over het pgb voor de kosten van woningsanering. Woningsanering vormt een onderdeel van de woningaanpassingen en heeft betrekking op het saneren van een gebruiksruimte in een woning. Saneren kan noodzakelijk zijn vanwege COPD (=Chronic Obstructive Pulmonary Diseases= verzamelnaam voor de longaandoeningen bronchitis en longemfyseem). Het kan bij woningsanering ook gaan om het vervangen van rolstoel ongeschikte vloerbedekking. Veelal gaat het om de vervanging van vloerbedekking in een glad afneembaar vloeroppervlak.

De kosten van sanering hebben betrekking op:

Verwijderen en afvoeren van liggende vloerbedekking;

Aanschafkosten van glad afneembare vloerbedekking;

Aanbrengen van vloerbedekking.

Voor de bepaling van de kosten dient een gespecificeerde offerte opgevraagd te worden, waaruit de kosten per strekkende meter blijkt.

De vergoeding is afhankelijk van:

Leeftijd van de in de woning aanwezige vloerbedekking; hoe ouder de vloerbedekking, hoe lager de Wmo vergoeding.

Offerte prijs per strekkende meter in relatie tot het afschrijvingspercentage;

een maximum te vergoeden bedrag van € 54,00 per strekkende meter.

Artikel 4:8 Maximumbedrag bezoekbaar maken

De hoogte van dit bedrag is vastgesteld op € 4.334,00. Dit heeft te maken met de voorzieningen die voor dit bedrag gerealiseerd kunnen worden. Voor € 4.334,00 is het mogelijk om toilet en woonkamer toegankelijk te maken. Indien een woning alleen bezoekbaar gemaakt kan worden voor een hoger bedrag geldt het primaat verhuizen.

Artikel 4:9 Nadere regels eigen bijdrage

In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 4:21, vierde lid, van de Verordening. Artikel 4:9 bevat nadere regels over de eigen bijdrage voor de verschillende woonvoorzieningen, aanvullend op de regels die het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning stelt. De gemeente is verplicht om het CAK de eigen bijdrage te laten berekenen. Het CAK heeft hiervoor een aantal gegevens nodig, zoals per voorziening een definitie van de totale kostprijs, evenals het aantal periodes waarover de eigen bijdrage wordtberekend..

In het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning is vastgelegd dat voor woonvoorzieningen maximaal over 39 periodes een eigen bijdrage gevraagd mag worden. Dit is terug te zien in de uitwerking in dit artikel. Er is beschreven hoe de eigen bijdrage wordt berekend voor voorzieningen met een lage kostprijs. Verder zijn voorzieningen die niet bij de eerste verstrekking zijn inbegrepen, uitgezonderd van een eigen bijdrage vanwege de hoeveelheid werk die deze mutaties opleveren voor de uitvoering van de Wmo. En er zijn voorzieningen waarover geen eigen bijdrage wordt gevraagd, omdat deze voorzieningen ten goede komen aan de verhuurder van de woning (huurderving of verwijderen voorzieningen) of aan meer dan 1 persoon (gemeenschappelijke ruimte), waardoor het niet logisch is om de eigen bijdrage op te leggen aan de aanvrager. Tenslotte is gesteld dat de eigen bijdrage vooralsnog geldt voor alle nieuwe voorzieningen inclusief voorzieningen die worden verstrekt na heronderzoek, wanneer de bestaande voorziening onvoldoende compensatie biedt

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5:1 Vervoersvoorziening in natura: voorwaarden voor levering zonder offerte

In dit artikel is geregeld dat een vervoersvoorziening als bedoeld onder art. 5:2 van de Verordening in natura zonder offerte mag worden verstrekt. Het risico dat het college daarmee neemt is ingeperkt door als voorwaarde te stellen, dat de leverancier waar het college een contract mee heeft, zich bij levering zonder offerte moet houden aan het programma van eisen voor de vervoersvoorziening, en de voorzieningen met bijbehorende prijzen uit het kernassortiment dat bijlage vormt bij het contract. Doel van levering zonder offerte is het verkorten van de doorlooptijden.

Deze regel wordt gemonitord door steekproefsgewijs de facturen te controleren aan de hand van het programma van eisen en de lijst met het kernassortiment.

Artikel 5:2 Pgb voor de kosten van vervoersvoorzieningen

Eerste lid

Dit artikel geeft aan dat de hoogte van het pgb voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 5:2 van de verordening wordt bepaald door de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie op grond van prijsopgave van de leverancier, waarbij rekening wordt gehouden met een afschrijvingstermijn van 5 jaar.

Tweede lid

De vervoersbehoefte is van essentieel belang voor het verstrekken van een vervoersvoorziening. In de beleidsregels zijn de algemene bepalingen opgenomen die van belang zijn bij de toekenning van een vervoersvoorziening zoals het verplaatsingsgedrag, het leven van alledag etc. Het indicatieonderzoek dient inzichtelijk te maken wat de vervoersbehoefte van de aanvrager is, in relatie tot de gevraagde vervoersvoorziening.

Derde lid onder a

Indien de persoon met een beperking al de beschikking heeft over een andersoortige vervoersvoorziening in de vorm van een scootermobiel of elektrische rolstoel voor buiten gebruik kan er van worden uitgegaan dat in de vervoersbehoefte gedeeltelijk is voorzien. Dit maakt dat het bedrag voor een pgb voor een voorziening als bedoeld in artikel 5:3 kan worden gehalveerd.  

Derde lid onder b

Indien op grond van het indicatieonderzoek blijkt dat de vervoersbehoefte beperkt is, kan een lager bedrag naar ratio worden toegekend.

Artikel 5:3 Hoogte pgb voor de kosten van vervoersvoorzieningen

Eerste lid

Voor de vier categorieën voorzieningen zoals genoemd in artikel 5:3 b tot en met e van de verordening worden in dit artikellid de maximumbedragen vastgesteld waar een belanghebbende op jaarbasis recht op kan doen gelden.

Derde lid

Indien aangetoond wordt dat het maximum bedrag niet voldoende is om in de vervoersbehoefte te voorzien, kan voor het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi een extra bedrag van maximaal € 500,- worden toegekend.

Artikel 5:4 Nadere regels eigen bijdrage

In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 5:7 vierde lid van de Verordening. Er zijn nadere regels gesteld voor de eigen bijdrage voor de verschillende vervoersvoorzieningen, aanvullend op de regels die het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning stelt. De gemeente is verplicht om het CAK de eigen bijdrage te laten berekenen. Het CAK heeft hiervoor een aantal gegevens nodig, zoals per voorziening een definitie van de totale kostprijs, evenals het aantal periodes waarover de eigen bijdrage wordt gevraagd. Het aantal periodes bedraagt in dit geval 99, wat voor het CAK oneindig betekent. Dit is analoog aan de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden die oneindig is.

Er is beschreven hoe de eigen bijdrage berekend wordt voor voorzieningen met een lage kostprijs. Verder zijn voorzieningen die niet bij de eerste verstrekking zijn inbegrepen uitgezonderd van een eigen bijdrage vanwege de hoeveelheid werk die deze mutaties opleveren voor de uitvoering van de Wmo. Tenslotte is gesteld dat de eigen bijdrage vooralsnog geldt voor alle nieuwe voorzieningen inclusief voorzieningen die worden verstrekt wanneer de bestaande voorziening onvoldoende compenseert.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 6:1

In dit artikel is geregeld dat een rolstoelvoorziening in natura als bedoeld onder art. 6:1 lid a van de Verordening zonder offerte mag worden verstrekt. Het risico dat het college daarmee neemt is ingeperkt door als voorwaarde te stellen, dat de leverancier waar het college een contract mee heeft, zich bij levering zonder offerte moet houden aan het programma van eisen voor de vervoersvoorziening, en de voorzieningen met bijbehorende prijzen uit het kernassortiment dat bijlage vormt bij het contract. Doel van levering zonder offerte is het verkorten van de doorlooptijden.

Deze regel wordt gemonitord door steekproefsgewijs de facturen te controleren aan de hand van het programma van eisen en de lijst met het kernassortiment.

Artikel 6:2 Pgb voor de kosten van rolstoelvoorzieningen

Om de hoogte van het pgb te kunnen bepalen, wordt uitgegaan van de huurprijs van de goedkoopst adequate rolstoelvoorziening. In deze huurprijs is het onderhoud, de keuring evenals eventuele reparaties inbegrepen. Uiteindelijk is bepalend de prijsopgave van de leverancier waarbij rekening wordt gehouden met een afschrijvingstermijn van 5 jaar.

Artikel 6:3 Pgb voor de kosten van een sportrolstoel

Dit artikel behandelt de wijze van verstrekking van de sportrolstoel. Indien een persoon met een beperking geïndiceerd is voor een sportrolstoel, kan hij of zij deze rolstoel zelf aanschaffen. Hiervoor ontvangt de aanvrager een pgb van maximaal € 2.384,00. Dit bedrag dient voor het aanschaffen van de gehele sportrolstoel inclusief de aanpassingen, en voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie. Het budget kan worden toegekend voor een periode van drie jaar.

Op het hoofdprincipe dat het pgb voor een sportrolstoel wordt toegekend in de vorm van een gemaximeerd bedrag bestaat een uitzondering. Het gaat dan in het bijzonder om de elektrische besturing van een sportrolstoel. Deze aanpassing valt buiten het maximale bedrag. Elektrische besturing van een sportrolstoel kan met toepassing van de hardheidsclausule worden toegekend. Dit dient individueel te worden bepaald. Hoe de sportrolstoel eruit moet zien, moet blijken uit het programma van eisen dat door de indicatiestellende instantie wordt opgesteld. Het budget wordt toegekend wanneer de gespecificeerde offerte is ingediend, waaruit blijkt dat de voorziening voldoet aan de eisen, met andere woorden, adequaat is

Artikel 6:4

Het Uitvoeringsbesluit uit 2010 bevatte een artikel 6:4 waarin rolstoelvoorzieningen inclusief de sportrolstoel werden uitgesloten van een eigen bijdrage. Aangezien dit al in het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning is geregeld, is dit artikel overbodig en dus verwijderd uit de huidige versie.

Bijlage I

Maximale vergoeding onderhoud, keuring en reparatie van liften en elektrische deurdrangers in het kader van de Wmo

Keuringen door het liftinstituut zijn verplicht wanneer het gaat om grote liften in (bijvoorbeeld) appartementencomplexen. Woonhuisliften zoals die af en toe worden verstrekt, hoeven niet gekeurd te worden door het liftinstituut omdat ze vallen onder Richtlijn Machines. Keuringen worden dan in de praktijk meegenomen door het onderhoudsbedrijf.

De bedragen in deze bijlage betreffen periodiek onderhoud. Daarnaast is gekeken naar de maximale vergoeding voor onderhoud, keuring en reparatie van elektrische deuropeners.