Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de gemeente Pijnacker-Nootdorp

Geldend van 11-10-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de gemeente Pijnacker-Nootdorp

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2:25, 2:25a, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Pijnacker-Nootdorp 2012, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 8, eerste lid, 16a, 19, 22, 23, 25 en 27 van de Huisvestingswet 2012 en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Pijnacker-Nootdorp 2004)

besluiten:

vast te stellen de volgende:

Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in de gemeente Pijnacker-Nootdorp

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • f.

    het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

  • g.

    het Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • h.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • i.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1°.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2°.

      huur of verhuur;

    • 3°.

      het verlenen van een gebruikrecht; of

    • 4°.

      de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

Artikel 2 Toepassingsbereik van de Wet Bibob in de gemeente Pijnacker-Nootdorp

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen met betrekking tot de aanvraagprocedure tot het verlenen van beschikkingen en transacties zoals vermeld in:

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot beschikkingen zoals vermeld in:

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel i, waarbij de gemeente partij is, indien sprake is van vastgoedtransacties zoals aangegeven in bijlage 3.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet in de gevallen zoals aangegeven in bijlage 4.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste en tweede lid genoemde vergunningen en subsidies.

  • 6.

    Bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten zoals aangegeven in de bijlagen 3 en 4 zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste en zesde lid, alsmede artikel 4 van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties zal het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen:

  • a.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of transactie mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het Bureau aan te vragen.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2.

    Indien het onder b. bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1.

    In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren de Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten.

Artikel 6 Beoordeling van nieuwe aanvragen

  • 1.

    De aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Ingeval van nieuw ingediende aanvragen dient iedere vergunningaanvraag eerst de normale procedure te doorlopen, waarbij wordt bezien of aan de reguliere vergunningeisen wordt voldaan (APV e.d.).

  • 3.

    Indien aan de reguliere eisen is voldaan, wordt vervolgens het Bibob-vragenformulier doorgenomen aan de hand van een indicatorenlijst: de zogenoemde lichte toets.

  • 4.

    Indien de resultaten van deze toets hiertoe aanleiding geven, zal vervolgens een zware toets plaatsvinden. Het is daarbij ongewenst om de indicatoren in harde criteria vast te leggen, omdat deze te veel in zwaarte verschillen. Soms is één zware indicator voldoende om te concluderen dat nader onderzoek noodzakelijk is, maar ook een reeks van lichtere indicatoren kunnen - in hun onderlinge samenhang bezien - tot een dergelijke conclusie leiden. Uitgangspunt is dat bij twijfel altijd de zware toets plaatsvindt.

  • 5.

    Ook de onderstaande punten kunnen aanleiding zijn voor het uitvoeren van een zware toets. Daarvoor geldt een aantal harde criteria, namelijk indien:

    • a.

      er sprake is van overname van een vergunningsplichtige inrichting, die is gesloten of waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van openbare orde overwegingen (bijvoorbeeld heling, drugs of geweld) of op grond van de Wet Bibob;

    • b.

      er sprake is van monopolisering (het opkopen van meerdere inrichtingen en/of onroerende zaken in een bepaald gebied) door een natuurlijk persoon en/of rechtspersoon dan wel door een aantal aan elkaar verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen;

    • c.

      er vermoedelijk een relatie bestaat tussen de recreatie- en/of seksinrichting met de malafide infrastructuur rond illegale vreemdelingen;

Artikel 7 Beoordeling van reeds verstrekte vergunningen

  • 1.

    Ten aanzien van verstrekte vergunningen wordt indien daartoe aanleiding bestaat een Bibob-vragenformulier uitgereikt.

  • 2.

    Een weigering om het vragenformulier ingevuld te retourneren zal worden beschouwd als een ernstig gevaar op grond van de Wet Bibob met als gevolg dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 3.

    Van de wettelijke mogelijkheid tot beoordeling van reeds verstrekte vergunningen wordt naast de in artikel 2 benoemde gevallen actief gebruik gemaakt, indien één of meer van de navolgende situaties van toepassing is / zijn:

    • a.

      als een bepaald gebied specifiek nader wordt bekeken;

    • b.

      als een bepaalde branche of deel van een branche extra wordt gecontroleerd;

    • c.

      als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of voor het plegen van strafbare feiten;

    • d.

      indien er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld omkoping).

Artikel 8 Weigering / intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1.

    Indien een Bibob-advies wordt gevraagd ten aanzien van een bepaalde betrokkene, heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen deze gemeente verleende vergunningen, welke onder de reikwijdte van de Wet Bibob vallen. Dat betekent dat in het geval dat de burgemeester/ het college een negatief advies van het Bureau overneemt, in één keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2.

    Indien de onderneming(en) van de betrokkene ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is/zijn, zal sluiting onmiddellijk na de bezwaarfase plaatsvinden onder voorwaarde dat de gemeente in het gelijk is gesteld. Indien in die situatie een voorlopige voorziening wordt gevraagd, wordt de sluiting opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidslijn treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt, met uitzondering van artikel 2, tweede lid, onder a en b en derde lid, dat in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob.

  • 2.

    De beleidsregels, opgenomen in de op 2 december 2003 vastgestelde “BIBOB-beleidslijn vergunning” en de BIBOB-beleidslijn aanbestedingen”, vervallen op de datum van inwerking treden van de Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob 2012".

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidslijn kan worden aangehaald als: Bibob-beleidslijn 2012 Pijnacker-Nootdorp.

Ondertekening

Pijnacker-Nootdorp, 25 september 2012
Burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp
de secretaris, de burgemeester
drs. J.P.R. Woudstra drs. F.H. Buddenberg
De burgemeester van Pijnacker-Nootdorp
drs. F.H. Buddenberg

BIJLAGE 1

Indicatorenlijst bij de Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet Bibob

Behoort bij de Beleidslijn 2012 voor de toepassing van de Wet Bibob, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp op 25 september 2012 en door de burgemeester van Pijnacker-Nootdorp op 25 september 2012. Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Deze lijst is niet uitputtend, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

  • onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

  • niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

  • onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

  • melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

  • a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

  • heropening van het pand

  • functiewijziging van pand of inrichting

  • ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

  • onduidelijk ondernemingsplan

Persoon aanvrager/exploitant

  • leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

  • aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

  • wijziging in exploitant

  • aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

Overig

  • gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

  • geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering

Inrichting

  • onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

  • huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

  • zeer hoge waarborgsom vereist

  • extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

  • aanvrager heeft veel panden in bezit

  • onduidelijke financiering van de panden

Persoon aanvrager/exploitant

  • uitkering Sociale Dienst

  • verdachte financiering

  • ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

  • ongebruikelijke financier

  • slechte exploitatie vorige zaak

  • geen bedrijfsplan

Overig

  • a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

  • onduidelijke financiering van de exploitatie

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

  • binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

  • problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

  • exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

  • minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

  • minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

  • aanvrager heeft geen vakkennis

  • antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

  • aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

  • aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

  • aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

Overig

  • formulieren onvolledig ingevuld

  • ‘verdacht’ woonadres: Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

  • aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

  • kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

  • aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

Er is sprake van:

  • bedreiging behandelend ambtenaar

  • valsheid in geschrifte bij aanvraag

  • fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

  • mishandeling, bedreiging van ambtenaar

  • steekpenningen, omkoping van ambtenaar

  • behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief)

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

  • (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

  • (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

  • onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

  • slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

  • geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

BIJLAGE 2:

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob in het kader van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de volgende categorieën kunnen aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden getoetst in het kader van de Wet Bibob.

  • -

    Autohandel/garages/leasebedrijven;

  • -

    Handelingen met banden van voertuigen en met schroot (metaalrecycling) en autodemontage, het opbulken van grond en kunststofrecycling

  • -

    Niet westerse wellnessbranche (massagesalons, nagelstudio’s e.d.);

  • -

    Horecabedrijven;

  • -

    Speelautomatenhallen;

  • -

    Wedkantoren;

  • -

    Seksinrichtingen inclusief escortbedrijven;

  • -

    Wisselkantoren;

  • -

    Belwinkels;

  • -

    Kapsalons;

  • -

    Zonnestudio’s.

BIJLAGE 3

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke vastgoedtransacties

Gemeentelijke vastgoedtransacties kunnen door de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en de al dan niet samenhangende transacties € 500.000 overschrijden.

Zodra de gemeente onderhandelingen start inzake (aankoop of) verkoop van onroerende zaken of inzake uitgifte van grond in erfpacht wordt de wederpartij ervan in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Namen van partijen waarmee de gemeente in onderhandeling treedt, worden gemeld bij de Bibob-officier van het Arrondissementsparket Den Haag. In voorkomende gevallen zal de Bibob-officier dan gebruik maken van de mogelijkheid om op grond van artikel 26 van de Wet Bibob aan de burgemeester een OM-tip te verstrekken.

In geval van twijfel kan de burgemeester ook gebruik maken van de samenwerking in RIEC-verband en de casus via het (boven)lokale overleg aan het RIEC voorleggen.

BIJLAGE 4

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij gemeentelijke overheidsopdrachten

Gemeentelijke overheidsopdrachten kunnen door de gemeente Pijnacker-Nootdorp worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien deze transacties plaatsvinden op terreinen waarop de Wet Bibob kan worden toegepast en:

  • a.

    het bedrag van de leveringen groter is dan € 200.000,

  • b.

    het bedrag van de diensten groter is dan € 200.000, of

  • c.

    het bedrag van de werken groter is dan € 5.000.000.

BIJLAGE 5

Nadere uitwerking toepassing van de Wet Bibob bij evenementenvergunningen en vergunningen voor grote evenementen

Gemeentelijke evenementenvergunningen of vergunningen voor grote evenementen zullen door de gemeente Pijnacker-Nootdorp in beginsel worden getoetst in het kader van de Wet Bibob indien sprake is van een evenementenvergunning die de burgemeester kan weigeren indien de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt of een vergunning voor een groot evenement die tevens kan worden geweigerd indien de ter handhaving van de openbare orde en veiligheid noodzakelijk politiecapaciteit ten behoeve van het evenement een onevenredig beroep doet op de beschikbare formatie, en het (grote) evenement vechtsporten betreft zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Braziliaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten voor zover zij plaatsvinden in een gebouw in de gemeente waarin ten minste 250 toeschouwers het evenement kunnen volgen.

Toelichting op het toepassingsbereik van de beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob

1. Doel van de wet Bibob voor de gemeente

Uitgangspunt van de gemeente Pijnacker-Nootdorp is dat zij geen zaken doet met criminelen en dat zij alles in het werk stelt om criminele activiteiten binnen de gemeente geen kans te geven. Om aan dit uitgangspunt invulling te geven is de wet Bibob in 2003 tot stand gekomen. Bibob staat voor de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Met de Wet Bibob kan het openbaar bestuur vergunningen en subsidies binnen bepaalde branches intrekken of weigeren. Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Drank- en Horecavergunning en op grond van een exploitatievergunning van de APV screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager, de leidinggevenden en de beheerders. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

2. Doel van de beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Artikel 30 van de Wet Bibob bepaalt dat de gemeente de Bibob vragenformulieren kan uitreiken bij vergunningaanvragen, subsidies en vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. In het wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is een nieuwe regeling opgenomen voor een integriteitstoets bij aanbestedingen. In deze beleidslijn is ook opgenomen op welke wijze de gemeente invulling geeft aan de mogelijkheid om bij aanbestedingen een zogenoemde integriteits verklaring aanbesteden te vragen.

Door het opnemen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke branches Bibob wordt toegepast en in welke gevallen dit gebeurt. Ten aanzien van de burger wordt door het opnemen van de beleidslijn willekeur voorkomen en ten behoeve van de bescherming van de integriteit binnen de gemeente kan het een preventieve werking hebben.

3. Toepassingsbereik

De wet geldt op dit moment voor de sectoren milieu, horeca, transport, bouw (omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten), evenementen, speelautomaten(hallen), smart-, head- en growshops en vastgoedtransacties. De toepassingsgebieden van de Wet Bibob op gemeentelijk niveau zijn beschikkingen inzake horeca-inrichtingen, coffeeshops, seksinrichtingen, evenementen, smart-, head- en growshops (steeds als de gemeente daarvoor een vergunningstelsel kent) en de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Daarnaast kan de wet worden toegepast op subsidieregelingen en bij aanbestedingen. Met ingang van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob komen daar vastgoedtransacties en de kamerverhuursector bij. Voorts kunnen de gemeenten op grond van eigen risico-analyse dan zelf lokaal vergunningplichtige sectoren aanwijzen waarvoor zij de mogeljjkheid van Bibob-toepassing aangewezen achten. Vooralsnog ziet het college daarvoor geen aanleiding. Verder kent de Aanbestedingswet 2012 een eigen integriteitstoets die de Bibob-toets op dit terrein nagenoeg overbodig maakt.

Hieronder volgt een uiteenzetting van de toepassingsgebieden zoals deze in de beleidslijn zijn opgenomen. Onder 3.4. worden de gebieden besproken die na inwerkingtreding van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob van toepassing zullen zijn.

Door de steeds toenemende aandacht voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit maken steeds meer gemeenten werk van toepassing van de Wet Bibob. Alleen al ter voorkoming van een zogenoemd waterbedeffect is het daarom van belang toepassing van de Wet Bibob op regionaal niveau eenduidig toe te passen. Daarnaast werken alle gemeenten in de regio Haaglanden/Hollands Midden samen met onder meer politie, OM en Belastingdienst in het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Haaglanden/Hollands Midden (RIEC HHM). De verwachting is dat die samenwerking steeds vaker zal leiden tot signalen van georganiseerde criminaliteit binnen de gemeente. Het college wil adequaat op dergelijke signalen kunnen reageren.

3.1 De “kan”en de “zal”bepaling

In de Bibob beleidslijn is onder artikel 2, eerste lid, een “zal”bepaling opgenomen en zijn onder het tweede lid tot en met vierde lid van artikel 2 “kan”bepalingen opgenomen. De “zal”bepaling onder artikel 2, eerste lid, houdt in dat de gemeente er op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidslijn dient nader te worden gemotiveerd. Toepassing van deze bepaling brengt met zich mee dat toepassing van de Wet Bibob een preventief karakter heeft.

Uiteraard is het niet altijd mogelijk en/of wenselijk om alle nieuwe vergunningen in een bepaalde categorie te toetsen. De toetsing moet immers wel proportioneel zijn. Als voorbeeld wil het college niet iedere aanvraag voor de bouw van een dakkapel onder de Bibob-toets brengen. Voor die onderdelen waar het college een beperking aan wil brengen in de specifieke vergunningen of transacties die aan de toets worden onderworpen is in bijlagen bij de Bibob-beleidslijn aangegeven ten aanzien van welke categorieën het college de toets wel wenst uit te voeren.

Voor de toepassingsgebieden die onder de “kan” bepaling vallen, geldt dat de gemeente altijd de Wet Bibob in stelling brengt als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van één van de partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob. Uitgangspunt is dat in alle gevallen waarin de Wet Bibob kan worden toegepast de gemeente in ieder geval op een signaal van het OM of één van de samenwerkingspartners in het RIEC-verband kan reageren.

In een beperkt aantal gevallen komt de bredere “zal” bepaling in beeld. Daarmee wordt tevens gestreefd naar maximale beperking van de administratieve lastendruk voor ondernemers. Met name op het terrein van (horeca-, kansspel- en seksvergunningen) is het echter van belang dat de gemeente een goede afweging kan maken. Het college is van mening dat op die terreinen het belang van een integere overheid opweegt tegen de administratieve last die aan de ondernemer wordt opgelegd.

3.2 Algemeen

Naast de gebruikelijke toepassingsgebieden op het gebied van de horeca exploitatievergunningen op grond van de APV, de exploitatievergunning voor seksinrichtingen op grond van de APV is deze beleidslijn ook van toepassing op de vroegere bouwvergunning, thans de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Zie voor deze vergunning artikel 2.1, onder f, en bijlage 2 van de beleidslijn. Voorts is deze beleidslijn ook van toepassing op een aantal minder gebruikelijke terreinen van de Wet Bibob. Deze lichten wij hierna nader toe.

3.3 Bijzondere terreinen

Speelautomaten

Indien een gemeente de vestiging van speelautomatenhallen geheel wil tegenhouden, is de Bibob-toets niet toereikend. Door middel van aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd.

Voor zover een gemeente ertoe kiest wel speelautomatenhallen in de gemeente toe te laten, is de toepassing van de Wet Bibob een goed instrument om de malafide ondernemers te weren.

Voor deze gevallen is artikel 2.1, onder iv, van de beleidslijn opgenomen.

Milieu en omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Veel milieuvergunningen die voorheen vergunningplichtig waren op grond van Wet milieubeheer, vallen nu onder artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Veel onderdelen zijn daarmee niet langer vergunningplichtig, waardoor het toetsingsmoment ontbreekt. Vergunningplicht is gebleven voor bouwactiviteiten en activiteiten met betrekking tot vergunningplichtige milieuinrichtingen.

Voor de onderdelen die vergunningplichtig zijn, past de gemeente op grond van artikel 2.17 van de Wabo de Bibob-toets toe in de gevallen die zijn aangegeven in bijlage 2. In de beleidslijn is de toetsing van deze omgevingsvergunningen opgenomen in artikel 2.2, onder vi. Voor de Kwalibo-erkenning van Besluit bodemkwaliteit is een kan-bepaling opgenomen in artikel 2.2, onder vii.

3.4 Nieuwe terreinen

Vastgoedtransacties

Gemeenten zijn als partij betrokken bij vastgoedtransacties van onroerende goederen en gronden met veelal grote partijen zoals bouwbedrijven en vastgoedontwikkelaars, maar ook met woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook nog vastgoedtransacties met particulieren. Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het mogelijk om vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij is, aan een Bibob-toets te onderwerpen. Het College kiest met betrekking tot deze transacties voor de “kan” bepaling. Het is hierbij niet noodzakelijk om alle vastgoedtransacties te screenen. Er is in bijlage 3 een selectie gemaakt aan de hand van de hoogte van het transactiebedrag (€ 500 000). Er kan een selectie worden gemaakt aan de hand van bijvoorbeeld de hoogte van het transactiebedrag. Alle andere transacties worden slechts aan een Bibob-toets onderworpen na signalen vanuit een van de partners, politie, justitie en/of belastingsdienst. Gemeenten kunnen hiertoe een verzoek om politie en justitiële informatie doen bij het RIEC. Het toetsingsmoment ligt in dit geval na het onderhandelingstraject, waarbij de gemeente partij is. Om te voorkomen dat de gemeente een, naar later blijkt, ongewenste transactie toch moet laten gaan, kan een ontbindende voorwaarde worden opgenomen in het koopcontract. Deze ontbindende voorwaarde betreft de goedkeuring vanuit de Bibob-toets als voorwaarde om de koop door te laten gaan.

Evenementen

Per 1 oktober 2011 is de evenementensector onder het bereik van de Wet Bibob gebracht. Voorwaarde om de Wet Bibob te kunnen toepassen is dat er een vergunningstelsel voor die sector is. Vechtsportgala’s kunnen dus onderworpen worden aan een Bibob-toets, mits de gemeente heeft voorzien in een (evenementen)vergunningplicht in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Pijnacker-Nootdorp kent een vergunningplicht voor evenementen in artikel 2.25 en voor een groot evenement in artikel 2:25a van de APV Pijnacker-Nootdorp 2012. In deze beleidslijn is vervolgens de Bibob toetsing voor evenementen in de vorm van vechtsportgala’s opgenomen onder artikel 2.1 onder i en in bijlage 5.

Kamerverhuursector

Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het voor burgemeester en wethouders ook mogelijk om door criminele ondernemers gevraagde huisvestingsvergunningen en vergunningen tot wijziging van de woonruimtevoorraad die worden bedoeld in de Huisvestingswet 2012, te weigeren en in te trekken. Een zal-bepaling lijkt in deze gevallen niet proportioneel. Het college kiest voor de kamerverhuursector daarom voor een kan-bepaling.

3.5 Subsidies en aanbesteden

Als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen, is het niet meer vereist dat een subsidieregeling expliciet verwijst naar de Wet Bibob voordat de subsidie kan worden getoetst aan de Wet Bibob. In verband met de kenbaarheid van de reikwijdte van de Bibob-toepassing in de gemeente verdient het niettemin de voorkeur zulks wel te doen. Dit geldt in het bijzonder indien de gemeente andere subsidieverordeningen kent dan een Algemene subsidieverordening en ook in die gevallen kiest voor de mogelijkheid van Bibob-toepassing.

De huidige eis van goedkeuring door de minister van Veiligheid en Justitie indien in een subsidieverordening wordt verwezen naar de Wet Bibob, vervalt ook als de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob tot stand is gekomen.

Een “zal”bepaling is voor subsidieregelingen niet proportioneel. Het college meent daarom dat met betrekking tot subsidies kan worden volstaan met een “kan” bepaling , mede omdat dat de gebruikelijke toets op rechtmatig en doelmatig gebruik van een verstrekte subsidie op dit vlak ook een barrière opwerpt.

In de huidige en toekomstige Aanbestedingswet kunnen aanbestedende partijen van gegadigden een integriteitsverklaring vragen. Het college meent dat het belang van de Bibob-toets bij aanbesteden daarmee een beperkt belang heeft. Ook hier is daarom volstaan met een “kan”bepaling.

3.6 Niet opgenomen toepassingsgebieden

Ten aanzien van de onderstaande toepassingsgebieden is in beginsel toepassing van de wet Bibob wel mogelijk, maar is dat naar het oordeel van het college niet wenselijk of niet noodzakelijk.

Head-, smart- en growshops

Voor zover een gemeente wil voorkomen dat inrichtingen als head-, smart- en growshops zich in de gemeente vestigen, dan is de toepassing van het Bibob instrument niet toereikend. Hoewel enkele gemeenten in Nederland werken met een vergunningstelsel voor growshops, zijn er anno 2011 nog steeds juridische knelpunten aanwezig. Een belangrijke rol daarin speelt de vraag of growshops wel aantoonbaar overlast veroorzaken en of het wel gerechtvaardigd is deze onder een vergunningplicht te brengen. Ook is het niet (goed) mogelijk om tot een sluitende definitie van het begrip ‘growshop’ te komen: er kan geen onderscheid worden gemaakt met reguliere detailhandel (met name tuincentra en lampenwinkels) waar ook verkoop plaatsvindt van dezelfde producten die in growshops verkrijgbaar zijn. Middels aanpassingen in het bestemmingsplan kan de gemeente er wel op aansturen dat dergelijke inrichtingen niet in de gemeente kunnen worden gevestigd. Verder rekent het College er op dat ook inwerkingtreding van de wet die voorbereidingshandelingen voor hennepteelt strafbaar stelt een dam op zal werpen tegen growshops.

Slijterijen

Op 9 maart 2009 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties alle gemeenten middels een brief verzocht de slijterijen niet langer te doen toetsen aan de Wet Bibob. De minister onderbouwt dit als volgt.

Omwille van het tegengaan van de omvang van administratieve lasten, maar ook gelet op het draagvlak voor de Wet BIBOB, acht ik het van belang dat de toepassing van deze wet ook hiertoe beperkt blijft. Ik wil u dan ook vragen hier bij de vormgeving van uw BIBOB-beleid, met name voor slijterijen en particulieren die een bouwvergunning aanvragen, rekening mee te houden en indien het niet nodig is om BIBOB toe te passen, deze sectoren uit te zonderen

Voor deze beleidslijn neemt het College dit standpunt over.