Regeling vervallen per 02-12-2017

Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 01-12-2017

Intitulé

Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 7 oktober 2014;

gezien het advies van de Wmo-raad van 1 oktober 2014 en het advies van de Adviesraad Werk & Inkomen van 26 september 2014;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over inspraak en medezeggenschap in het sociaal domein;

gelet op artikel 2.10 van de Jeugdwet, artikel 2.1.3, derde lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 47 van de Participatiewet;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015:

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2 - Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende het sociaal domein overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder cliënten en vertegenwoordigers van cliënten, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende het sociaal domein te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende het sociaal domein, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 3 - Intrekken oude verordening

De Verordening cliëntenparticipatie Wwb en WIJ gemeente Pijnacker-Nootdorp 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 4 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening inspraak en medezeggenschap sociaal domein gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2014
de griffier, de voorzitter,
drs. S.G.W.M. Heerdink mw. F. Ravestein

TOELICHTING

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente die specifiek van toepassing zijn voor het sociaal domein. Regeling van de inspraak en medezeggenschap is verplicht op grond van artikel 2.10 van de Jeugdwet en artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015. Artikel 47 van de Participatiewet schrijft alleen voor dat de medezeggenschap wordt geregeld voor de cliënten en hun vertegenwoordigers.

In artikel 2.10 van de Jeugdwet (in de redactie van de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Wmo 2015 van 12 maart 2014, kamerstukken II 22841, nr. 35) worden de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.5.1 (jaarlijks cliëntervaringsonderzoek) van de Wmo 2015 van overeenkomstige toepassing verklaard.

Een voortvloeisel van de Nota uitwerking decentralisaties Sociaal Domein is het streven om de integraliteit en samenhang in het sociaal domein ook bij de vormgeving van inspraak en medezeggenschap te bewerkstelligen. Daarom is gekozen voor één verordening waarin de inspraak en medezeggenschap op grond van zowel de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is geregeld. Voor wat betreft de Participatiewet is er voor gekozen om, naast de verplichte medezeggenschap voor cliënten, alle ingezetenen in de gelegenheid te stellen voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen.

Het eerste lid van artikel 2 verwijst naar de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening. Die verordening regelt hoe de gemeente de ingezetenen bij de voorbereiding van het beleid betrekt. Dat blijft onverminderd van toepassing ook indien dat beleid het sociaal domein betreft. Voor het beleid voor het sociaal domein geldt dus dezelfde inspraakprocedure als op andere terreinen. De inspraak in het beleid voor het sociaal domein geldt voor alle ingezetenen, zoals ook uitdrukkelijk de bedoeling is van de wetgever, omdat eenieder op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning of hulp.

Het tweede en derde lid van artikel 2 gaat specifieker in op de wettelijk voorgeschreven voor medezeggenschap in het sociaal domein. Het betreft de cliënten en vertegenwoordigers van cliënten, maar de wetgever schrijft in de Wmo 2015 en de Jeugdwet ook hier nadrukkelijk voor dat de gemeente zich op alle ingezetenen richt. Dat is dus een nadrukkelijke verbreding in vergelijking met de cliëntenparticipatie op grond van de vroegere Wet maatschappelijke ondersteuning respectievelijk de Wet werk en bijstand.

De wijze waarop ingezetenen in hun rol worden ondersteund, kunnen deelnemen aan periodiek overleg enzovoorts, moet nader worden geregeld. De opdracht daartoe krijgt het college in het vierde lid van artikel 2. Hierbij gaat het om structurele afspraken te maken over de participatie van ingezetenen en cliënten zoals die tot nu toe in de vorm van adviesraden vorm kreeg.