Regeling vervallen per 01-12-2011

Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002

Geldend van 15-12-2005 t/m 30-11-2011

Intitulé

Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002

De raad van de gemeente Pijnacker- Nootdorp;

gezien het voorstel van de Stuurgroep Samenvoeging d.d. december 2001;

gelet op de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de warenmarkt die plaatsvindt op de, bij of krachtens artikel 1.2 vastgestelde dag, tijd en plaats;

  • b.

    marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond, die bij of krachtens artikel 1.2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • d.

    vaste plaats: de standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

  • e.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • f.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en ten slotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen.

  • g.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • h.

    vergunninghouder: degene aan wie door burgemeester en wethouders vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • i.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste plaats;

  • j.

    anciënniteitslijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats;

  • k.

    marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door burgemeester en wethouders;

  • l.

    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde vaste plaatsen per artikelengroep;

  • m.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • n.

    levenspartner: de persoon met wie de vergunninghouder met het oogmerk duurzaam samen te wonen een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring ingericht volgens door het college te stellen regels.

Artikel 1.2 - Dag, tijd en plaats van de markten

  • 1.

    De markt vindt plaats in de kern Pijnacker op woensdagen van 8.30 tot 12.30 uur op het Raadhuisplein en in de kern Nootdorp op woensdagen van 13.00 tot 17.00 uur in de Dorpsstraat.

  • 2.

    Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden:

    • a.

      op een andere dag;

    • b.

      op een andere tijd;

    • c.

      op een andere plaats.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan het college in geval van extreme weersomstandigheden bepalen, in overleg met de vergunninghouders, dat de markt geen doorgang zal hebben zonder dat de vergunninghouder enig recht op schadevergoeding kan doen gelden.

  • 4.

    Het college is bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met een van de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Winkeltijdenwet genoemde dagen.

Artikel 1.3 - Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1.

    Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de standaardafmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats en als standwerkersplaats;

    • e.

      welke gedeelten van het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde artikelen;

    • f.

      welke gedeelten van het marktterrein eventueel bestemd worden voor het plaatsen van verkoopwagens.

  • 2.

    Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen (branches);

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche;

    • c.

      grotere plaatsen dan de standaardmaat van de op de markt in gebruik zijnde kramen.

Artikel 1.4 - De marktcommissie

Artikel 1.5 - Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.6 - Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 - Vergunning voor innemen standplaats

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.2 - Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.

Artikel 2.3 - De vergunningaanvraag

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een schriftelijke aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.4 - Intrekking vergunning

  • 1.

    De vergunning voor het innemen van een vaste plaats wordt ingetrokken:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.10 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2.

    Het college kan een vergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.10 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken.

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.5 - Inhoud vergunning

Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:

  • a.

    de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

  • b.

    een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

  • c.

    gegevens uit het Handelsregister en het nummer van de registratiekaart;

  • d.

    de verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken;

  • e.

    de artikelen (branche) die de vergunninghouder mag verhandelen;

  • f.

    de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de betreffende anciënniteitslijst;

  • g.

    dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

  • h.

    of kook-, bak- en verwarmingsapparatuur is toegestaan;

  • i.

    dat de vergunninghouder verplicht is te voldoen aan alle op de vergunninghouder van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening met bijbehorende toelichting.

Artikel 2.6 - Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst voor betreffende markt ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.

Artikel 2.7 - Inschrijving op de wachtlijst

  • 1.

    Het college schrijft de aanvrager in op een per branche in volgorde van binnenkomst genummerde wachtlijst voor betreffende markt, indien:

    • a.

      de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3, maar aan hem geen vaste plaats kan worden toegewezen;

    • b.

      de aanvrager schriftelijk heeft aangegeven op de wachtlijst te worden geplaatst.

  • 2.

    Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag is ontvangen;

    • c.

      de artikelen (branche) die de aanvrager wil verhandelen;

    • d.

      de verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

  • 3.

    Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving op de wachtlijst.

  • 4.

    De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 2.8 - Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de betreffende wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene de inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste plaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 2.3 wordt voldaan.

Artikel 2.9 - Volgorde toewijzing vaste plaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats voor betreffende markt meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste plaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de betreffende anciënniteitslijst, mits wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.

  • b.

    degene die zich op de betreffende wachtlijst heeft laten inschrijven in volgorde van inschrijving op deze lijst, in dezelfde branche als de branche-indeling van de beschikbare vaste plaats.

Artikel 2.10 - Overschrijving vergunning

  • 1.

    In geval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgeno(o)t(e), de geregistreerde partner of de levenspartner van de vergunninghouder.

  • 2.

    Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3.

    Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste of tweede lid, kan een medewerker van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst. Voorts dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.

  • 4.

    Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 5.

    Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Paragraaf 3 Dagplaatsen

Artikel 2.11 - Toewijzing dagplaats

  • 1.

    Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2.

    De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf vóór 9.00 uur respectievelijk 13.30 uur aanmelden bij de marktmeester.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid komen voor een dagplaats allereerst in aanmerking de aanvragers voor een vaste plaats, welke op de in artikel 2.6 genoemde wachtlijst staan ingeschreven.

Paragraaf 4 Standwerkersplaatsen

Artikel 2.12 - Toewijzing standwerkersplaats

  • 1.

    Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting. Het tijdstip van de loting is onmiddellijk voorafgaande aan het aanvangstijdstip van de markt.

  • 2.

    Het is een ingeschrevene op een wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 3.

    Tot de loting worden allereerst toegelaten:

    • a.

      door het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht als standwerker geregistreerde personen, van wie gebleken is dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden;

  • dat nadien tot de loting worden toegelaten:

    • b.

      andere marktkooplieden die door het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht als standwerker geregistreerd zijn en ten aanzien van wie niet gebleken is dat zij op een standwerkerplaats niet daadwerkelijk actief zijn als standwerker.

  • 4.

    Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 - Persoonlijk innemen standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2.

    De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3.

    De standwerker mag zich alleen doen bijstaan door degene die hij overeenkomstig artikel 2.12, vierde lid bij de marktmeester heeft aangemeld.

Artikel 3.2 - Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4.

Artikel 3.3 - Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1.

    De vergunninghouder van een vaste plaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste plaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2.

    De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

  • 3.

    Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend. De ontheffing kan voor een periode van maximaal twee jaar worden verleend.

  • 4.

    Indien de in het vorige lid bedoelde verklaring van een geneeskundige niet wordt overlegd of indien naar het oordeel van het college behoefte bestaat aan nadere informatie, dient de vergunninghouder een keuring te ondergaan bij een door het college aan te wijzen geneeskundige.

Artikel 3.4 - Ontheffing en vervanging

  • 1.

    In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 3.5 - Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1.

    Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2.

    De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.6 - Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1.

    Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan 2.5 uur voor aanvang en meer dan 2 uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen. Kortstondige afwezigheid, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen, is toegestaan zonder mededeling of ontheffing.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet uiterlijk om 9 uur respectievelijk 13.30 uur heeft ingenomen, wordt de betreffende plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester vóór dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

Hoofdstuk 4 Overige maatregelen van orde

Artikel 4.1 - Plaats voertuigen

  • 1.

    Het is verboden rij- en voertuigen, waarmede goederen of waren ter markt worden of zijn aangevoerd door de vergunninghouder, op de markt aanwezig te hebben op een andere plaats dan die, welke door de marktmeester is aangewezen;

  • 2.

    Behoudens het bepaalde in het eerste lid, is het verboden voor en gedurende de markt zich met een voertuig op het marktterrein te bevinden of een voertuig op het marktterrein aanwezig te hebben.

  • 3.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 4.2 - Duidelijke prijsaanduiding

Onverminderd het bepaalde in het Besluit prijsaanduiding goederen, dient, indien de ten verkoop aangeboden goederen of waren geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding te kunnen geven en voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn.

Artikel 4.3 - Hygiëne

Vergunninghouders aan wie vergunning is verleend tot het verkoop van eet- en drinkwaren, zijn verplicht, onverminderd het bepaalde in de warenwetgeving, zijn goederen of waren op zodanige wijze uit te stallen, dat zij voldoende beschermd zijn tegen verontreiniging door stof, vuil of anderszins.

Artikel 4.4 - Meet- en weegwerktuigen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de IJkwet en het IJkreglement, is de vergunninghouder die zijn goederen of waren per maat of gewicht verkoopt, verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn meet- en weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren.

  • 2.

    Het weegwerktuig moet zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats zijn geplaatst of aangebracht, dat het daarop bij de weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.

Artikel 4.5 - Standwerkers

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4.2 en 4.4 van dit hoofdstuk is het de standwerker verboden gebruik te maken van meet- en werktuigen en prijs- en aanduidingsborden.

Artikel 4.6 - Venten

  • 1.

    Het is verboden op het marktterrein tijdens de duur van de markt met goederen of waren ten verkoop rond te lopen of rijden.

  • 2.

    Van het bepaalde in het eerste lid kan door het college ontheffing worden verleend, voor wat betreft de verkoop van alcoholvrije drank en geringe eet- en drinkwaren ten behoeve van de vergunninghouders.

  • 3.

    Het is verboden op het marktterrein tijdens de duur van de markt reclamefolders te verspreiden, dan wel met.

Artikel 4.7 - Verboden handelingen

  • 1.

    Het is de vergunninghouder verboden:

    • a.

      meer ruimte in te nemen dan is toegewezen;

    • b.

      de doorgang in de wandelgangen c.q. looppaden op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

    • c.

      aan de voorkant van de marktkraam, voor de verticale stand van de staanders, c.q. voor de plank van de marktkraam, of aan de voorkant van de verkoopwagen, goederen, reclameborden etcetera te plaatsen of te hangen.

  • 2.

    Het is verboden tijdens de duur van de markt op het marktterrein met gedrukte of geschreven stukken te venten of deze te verspreiden, aan openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken.

  • 3.

    Onder het bepaalde in lid twee wordt niet verstaan het door de vergunninghouder aanprijzen van koopwaar.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 - Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 5.2 - Intrekking vergunning en schorsing

Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 5.3 - Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 5.4 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktbedrag voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 5.5 - Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 5.6 - Intrekking oude regeling

De "Marktverordening Pijnacker" van de gemeente Pijnacker, vastgesteld op 3 november 1995, en de "Verordening op de markt" van de gemeente Nootdorp, vastgesteld op 23 september 1997, worden na inwerkingtreding van deze Verordening ingetrokken.

Artikel 5.7 - Overgangsbepalingen

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordeningen vermeld in artikel 5.6 blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordening vermeld in artikel 5.6 blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 5.8 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag die waarop zij bekend is gemaakt.

Artikel 5.9 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002”.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 2 januari 2002.
De secretaris, De voorzitter,

Toelichting op de Warenmarktverordening Pijnacker-Nootdorp 2002

INLEIDING

Grondslag en belang verordening

Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. In artikel 151van de Gemeentewet is bepaald dat de raad besluit tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. Artikel 151 is bij amendement ingevoegd. Overweging van het amendement was dat het toezicht op het instellen van markten van groot belang is. Op deze wijze is de bepaling van artikel 178 van de oude gemeentewet gehandhaafd. Met deze bepaling heeft de wetgever duidelijk gemaakt dat het marktwezen tot de gemeentelijke huishouding behoort.

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Inhoud

Hoofdstuk 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste plaats, dagplaats en standwerkerplaats wordt beschreven. In hoofdstuk 3 worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Hoofdstuk 4 handelt over de overige maatregelen van orde. Hoofdstuk 5 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. De onder l genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument. Het onder m genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Awb nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de Awb.

Door onder k het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ te gebruiken kan ook een niet-ambtenaar tot marktmeester worden benoemd. Bij benoeming (=mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Awb.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

Het eerste lid houdt de instelling van de markt als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet in. De raad bepaalt op welke dag, tijd en plaats de markten plaatsvinden.

De in het tweede lid en derde lid genoemde dringende redenen en extreme weersomstandigheden dienen het doorgang laten vinden van de markt (op de vaste dag, tijd en/of plaats) praktisch onmogelijk te maken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein of zware storm. Het is niet de bedoeling dat het begrip dringende redenen zo ruim wordt opgevat dat de warenmarkt veelvuldig kan worden verplaatst. De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen. Het is uiteraard van belang om de belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te stellen van een voorgenomen verplaatsingsbesluit.

Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid de markt op een andere dag te laten plaatsvinden indien sprake is van een feestdag waarop het ingevolge de Winkeltijdenwet verboden is om markthandel te bedrijven. De markt kan uiteraard gewoon op de normale dag plaatsvinden, indien op grond van artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet vrijstelling is verleend.

Indien de markt gedurende een langere tijd of permanent wordt verplaatst, dient de raad hierover te besluiten overeenkomstig artikel 151 van de Gemeentewet. Over het karakter van het besluit tot wijzigen van de plaats van de markt wordt in de jurisprudentie verschillend geoordeeld. In de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak (Vz ABRS) van 3 oktober 1991, JG (1992) 49 m.nt. M. Bense, wordt de wijziging van de marktverordening ten aanzien van verplaatsing van de markt gezien als een beschikking, zo ook in de uitspraak van de Afdeling van 11 juni 1992, GS (1992) 6950, 5 m.nt. H. Ph.J.A.M. Hennekens. Beide uitspraken zijn overigens gewezen onder vigeur van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (wet arob). In de Awb-uitspraak van de President van de Rechtbank Den Haag, van 22 april 1996, GS (1996) 7041,3 m. nt. E. Brederveld, wordt de wijziging van de marktverordening ter verplaatsing van de markt aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift waartegen geen beroep of bezwaar mogelijk is.

Artikel 1.3 Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten (a). Bij de opstelling en indeling van de markt wordt rekening gehouden met de verschillende branches (c). Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld.

Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen. Rechtbank Dordrecht, 30 mei 1997, JG (1997) 205 m.nt. M. de Jong, inzake het weren van een markavan; ABRS 16 januari 1997, JG (1997) 208, inzake de indeling van de markt.

Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument. De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten ( RS 18 mei 1995, JG (1995) 363 m.nt. R. Timmer ns, inzake de wijziging van het aantal standplaatsen per branche).

Artikel 1.4 De marktcommissie

Artikel 1.5 Nadere regels

In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd - in aanvulling op artikel 1.3 - nadere regels te stellen.

Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG(1995) 133, m.nt. A.B, Engberts, ARB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 5.1 is eveneens van toepassing.

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.

Op grond van artikel 3.1 kan een vergunninghouder zich op de standplaats wel doen bijstaan.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door diegenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien. Zie ook ABRS 20 januari 1998, jbmarkten bladzijde 9, inzake de onverenigbaarheid van het venten op het marktterrein met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats. In de paragrafen 2 (artikelen 2.5 tot en met 2.10), 3 (artikel 2.11) en 4 (artikel 2.12) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.4). Zie Vz S 8 november 1991, jbmarkten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van het niet in bezit zijn van de vereiste papieren; en ABRS 15 oktober 1997, jbmarkten bladzijde 41, inzake de inschrijving op de wachtlijst.

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Zie ook ABRS 18 april 1995, JG (1995) 241, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon.

Een model-aanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Op het formulier is ook een vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

Artikel 2.4 Intrekken vergunning

Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen.

Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkersplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 5.4. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.10.

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst hun een vergunning voor die plaats te verstrekken, waaruit blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder d worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Ter verkrijging van uniformiteit op de markt is het plaatsen van marktkramen aan de marktkramenexploitant in handen gegeven.

Verzorging standplaats

De vergunninghouder dient:

  • a.

    ervoor te zorgen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt;

  • b.

    tijdens de markt zelf zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke in te zamelen; en

  • c.

    voordat hij het marktterrein verlaat zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon achter te laten en zelf zorgdraagt voor afvoer van zijn afval.

Afvalbakken

De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, dient aan de voorzijde van zijn standplaats voldoende afvalbakken te plaatsen.

Elektriciteit

Het is de standplaatshouder verboden op zijn standplaats:

  • a.

    gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting;

  • b.

    elektriciteit te betrekken van een ander dan de gemeente of door de gemeente aangewezen persoon of om zelf hierin te voorzien;

  • c.

    elektriciteit te betrekken anders dan met deugdelijke materialen.

Geluidsapparatuur

  • 1.

    Het is verboden op de standplaats gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2.

    Het aanwezig hebben van radio's, cd-spelers en overige geluidsapparatuur op de standplaats, voor een ander doel dan verkoop daarvan, is evenmin toegestaan.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden, onder door hem te stellen voorwaarden.

Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur

  • 1.

    Het is de vergunninghouder verboden verwarmingstoestellen en/of bak- en kookinstallaties te gebruiken zonder expliciete vermelding in de vergunning.

Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitlijst

Omdat er nog geen anciënniteitlijst bestaat, wordt bij introductie van deze lijst een overgangsregeling gemaakt, om te voorkomen dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers. Voor alle duidelijkheid worden alle vergunninghouders schriftelijk bericht hoe ze zijn ingeschreven op deze lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunningen niet de positie op de lijst af te lezen.

Artikel 2.7 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen.

Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste plaats een schriftelijk bewijs krijgt. ABRS 15 oktober 1997, jbmarkten bladzijde 41, inzake bepalendheid datum van inschrijving; ABRS 27 april 1992, B (1992) 446, inzake verloting van vrijgekomen standplaats bij gering verschil in data van inschrijving.

Ingevolge het vierde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Om verlenging te vergemakkelijken wordt voorzien in een standaard-verlengingsformulier.

Artikel 2.8 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste plaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzonder omstandigheden als genoemd onder d, duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen. ABRS 17 augustus 1995, GS (1996) 7037,5 m-nt. C.P.J. Goorden, inzake onbevoegde doorhaling van de wachtlijst.

Artikel 2.9 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kan de vaste plaats worden toegewezen aan de ingeschrevene(n) die op de wachtlijst ingeschreven staan in dezelfde branche. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend.

Artikel 2.10 Overschrijving vergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.

In lid 3 is voor de medewerker een soortgelijke regeling getroffen. Als extra eis dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.

Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overgelegd. Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel.

In het vijfde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt verleend, door de marktmeester in mandaat, door middel van een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

Artikel 2.12 Toewijzing standwerkerplaats

Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Voorrang wordt gegeven geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.

Belangrijk is voorts de in het vierde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkerplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loteling wordt aangemerkt.

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. Vz ARRVS, 2 juli 1993, JG 1994/206, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon; Rechtbank Almelo 18 augustus 1995, GS (1995) 7022,3 m.nt. van E. Brederveld, inzake aanschrijving om standplaats persoonlijk in te nemen.

De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede of derde lid. De artikelen 3.3 ("bijzondere omstandigheden") en 3.6 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De plicht voor de vergunninghouder van een vaste plaats om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

Voor kortstondige afwezigheid is geen mededeling of ontheffing vereist. Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.

De ontheffing van het derde lid wordt voor een maximum van twee jaar verleend. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet. Vz RS 29 maart 1994, jbmarkten bladzijde 11, inzake weigering vervanging door niet-gezinslid, ABRS 23 september 1991, JG (1992) 5 m.nt. L.J.J, Rogier, inzake ongeoorloofde vervanging.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, voor de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Kortstondige afwezigheid voor bijvoorbeeld veilingbezoek, inkoop etcetera is wel toegestaan.

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.

Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.

Vroegtijdig - eventueel vóór de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 2.11) biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen.

Artikel 4.1 Plaats voertuigen

Gedurende de tijd dat het betreffende terrein is aangewezen als markt, valt het niet meer aan te merken als openbare weg in de zin van artikel 1 der Wegenverkeerswet. Eventuele wegsleepregelingen gelden niet meer, maar het marktterrein komt direct onder de werking van artikel 125 Gemeentewet te vallen. Dit houdt in dat alle belemmeringen ogenblikkelijk (in combinatie met artikel 130 Gemeentewet) kunnen worden verwijderd, zonder schriftelijke waarschuwing. (bestuursdwang). Er is hier immers bovendien sprake van “spoedeisende gevallen”.

Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen daarom, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog voor de eigenlijke opbouw van de markt.

Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

Ten aanzien van het tweede lid kan het volgende worden opgemerkt. Veel hinder wordt ondervonden van fietsen op het marktterrein. Een ontheffing zou kunnen worden verleend voor aan de hand meegevoerde fietsen door ouderen of mindervaliden dien hun boodschappen niet kunnen dragen.

Artikelen 4.2, 4.3, en 4.4.

Deze artikelen zijn opgenomen om te voorkomen dat het aanzien van de markt wordt geschaad door praktijken van marktkooplieden, die hetzij misleidende prijsaanduidingen gebruiken, dan wel hun waren op minder hygiënische wijze uitstallen of ondeugdelijke meet- of weegwerktuigen gebruiken.

Weliswaar zullen bepaalde overtredingen ook door andere instanties kunnen worden geconstateerd, doch het algemeen marktbelang vergt een snel en doelmatig optreden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de sancties die zijn genomen in deze verordening. Om strijd met (hogere) wetgeving te voorkomen, waardoor gevaar van onverbindendverklaring van deze artikelen door rechterlijke instanties dreigt, is in deze artikelen verwezen naar de betreffende wetten.

Artikel 4.6 Venten

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door de marktkooplieden aan wie door het bevoegd gezag vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten behoort verboden te zijn. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, frisdranken, snacks en dergelijke voorzien.

Artikel 5.1 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 5.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 5.2 en 5.3, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 5.2 Intrekking vergunning en schorsing

In artikel 5.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning kan worden ingetrokken of geschorst. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184), is dit nu ook mogelijk bij het niet betalen van marktgeld, ondanks de aanwezigheid van andere invorderingsmogelijkheden hiervoor. Het betrof het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 november 1998. De afdeling overwoog in deze zaak dat ingevolge de Verordening op de straathandel van de gemeente Amsterdam een vergunning voor een vaste plaats kon worden ingetrokken ‘wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening’. Het stond tussen de partijen vast dat Gonesh ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar reeds gedurende langere tijd niet aan zijn uit de geldende heffingsverordening had voldaan. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel zuidoost van de gemeente Amsterdam kon de aan Gonesh verleende vergunning derhalve intrekken. Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) wanbetalers. Voor alle duidelijkheid wordt hier vermeld dat deze uitspraak zich alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen. De vraag of intrekking of schorsing ook mogelijk is bij het niet nakomen van privaatrechtelijke betalingsverplichtingen (huur of pacht) blijft in deze uitspraak onbeantwoord.

Artikel 5.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 5.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 5.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langdurig van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel 5.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunnighouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekend gemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder of de standwerker (pas) na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt.

Artikel 5.4 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 5.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. overigens is in artikel 5.23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Zie voor de het gestelde onder d hetgeen hierboven is vermeld bij de toelichting op artikel 5.2.

Op grond van artikel 4.8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 5.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hunzienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker om verkapte “stille kramers” aan te kunnen pakken.

Artikel 5.5. Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

De marktmeester is als toezichthouder aangewezen.

Artikel 5.6 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

Artikel 5.7 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.

Artikel 5.8 Citeertitel

In de citeertitel is een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regelingen.