Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op de heffing en invordering precariobelasting 2017

Geldend van 16-12-2016 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering precariobelasting 2017

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 11 oktober 2016;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de verordening op de heffing en invordering precariobelasting 2017:

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder een jaar een kalenderjaar.

Artikel 2 – Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

Artikel 3 – Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 – Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, waarvan de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel waarvoor een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen en is betaald;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke op grond van een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • d.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, huishoud- of hemelwater.

Artikel 5 – Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven per strekkende meter voor het hebben van leidingen, kabels en buizen met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

De belasting wordt geheven naar het tarief, opgenomen in Hoofdstuk 5 van de bij deze verordening behorende en nader vastgestelde ‘Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen’, zoals die geldt voor het betreffende belastingjaar.

Artikel 6 – Berekening van de precariobelasting

Voor de berekening van de precariobelasting wordt een gedeelte van een strekkende meter als één strekkende meter aangemerkt.

Artikel 7 – Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 – Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 – Ontstaan van de belastingschuld, heffing naar tijdsgelang en overschrijving

  • 1.

    De precariobelasting is verschuldigd bij aanvang van het belastingjaar of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de precariobelasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat er aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 – Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde.

Artikel 11 – Kwijtschelding

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 – Overgangsrecht

De ‘Verordening precariobelasting 2016’ van 26 november 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 – Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 15 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2017.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 24 november 2016.

de plv. griffier.

mw. E.Y. Abma-Mom

de voorzitter.

mw. F. Ravestein