Regeling vervallen per 01-02-2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2013

Geldend van 01-06-2013 t/m 31-01-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2013

Burgemeester en wethouders van Purmerend,

Gelet op Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011,

 

B e s l u i t e n:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2013

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

1.1.

Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget kan worden geweigerd indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    eerder willens en wetens misbruik is gemaakt van een persoonsgebonden budget.

  • c.

    doelmatigheidsoverwegingen.

1.2.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of voorziening, na afloop van de verstrekking of in het geval van hulp bij het huishouden na afloop van elk kwartaal. Iedere budgethouder dient hiertoe de volgende stukken aan te leveren:

  • -

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • -

    een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;

  • -

    in het geval van hulp bij het huishouden, een overeenkomst HbH tussen de budgethouder en de hulpverlener, een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. De budgethouder zal hierbij het geld aan de hulpverlener per bank/giro moeten overmaken;

  • -

    indien van toepassing, bij hulp bij het huishouden, bewijsstukken dat gebruik wordt gemaakt van een professionele zorgorganisatie (gesloten overeenkomst en betalingsbewijzen).

1.3.

Controle over deze verantwoording vindt steekproefsgewijs plaats door het college. Er wordt gecontroleerd of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het is verstrekt. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug vorderen.

1.4.

Om de budgethouder volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan het programma van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. In het geval van hulp bij het huishouden zal de ingezette hulp voor type HbH 2 en HbH 3 van gelijkwaardig niveau moeten zijn als de natura-variant. Zie voor een nadere uitwerking ook de beleidsregels.

1.5.

Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde hulp bij het huishouden of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel in de kosten en klanttarief collectief vervoer

Artikel 2. Duur en bepalen van kostprijs bij eigen bijdrage en eigen aandeel

2.1.

De eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt opgelegd voor zolang iemand gebruik maakt van de individuele voorziening.

2.2.

In afwijking van het eerste lid wordt indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een woning,een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken.

2.3.

In afwijking van het eerste lid wordt het eigen aandeel behorende bij de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten in rekening gebracht voor de maximale duur van 26 perioden van 4 weken.

2.4.

In afwijking van het eerste lid wordt het eigen aandeel behorende bij de financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing (behorende bij 8.1) in rekening gebracht voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken.

2.5.

In het geval van hulp bij het huishouden geldt de eigen bijdrage voor de periode dat de hulp is geïndiceerd en wordt afgenomen.

2.6.

De grondslag voor het berekenen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel is de kostprijs van de voorziening.

In het geval van een eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden in natura bestaat de kostprijs uit het uurtarief dat de gemeente verschuldigd is aan de zorgaanbieder vermenigvuldigd met het aantal afgenomen uren.

In het geval van een eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget of de alfacheque, zoals bedoeld in artikel 4.5, bestaat de kostprijs uit de waarde van het verstrekt persoonsgebonden budget of de verstrekte alfacheques.

Indien voor de eerste maal gebruik wordt gemaakt van een voorziening in de vorm van alfacheques, op zijn vroegst mogelijk vanaf 16 april 2012, wordt er tot aan het verstrijken van een gehele periode van 4 weken, geen eigen bijdrage opgelegd.

In het geval van een eigen bijdrage bij een individuele vervoersvoorziening of losse woonvoorziening bestaat de kostprijs uit de aanschafprijs van een nieuwe voorziening plus de kosten voor het onderhoud van de voorziening. De aanschafprijs van de voorziening wordt voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken in rekening gebracht. Het onderhoud van de voorziening wordt gedurende de gehele looptijd van de voorziening in rekening gebracht.

In het geval van een eigen bijdrage bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing bestaat de kostprijs uit de aanschafprijs van de nieuwe voorziening plus de kosten voor het onderhoud van de voorziening.

In het geval van een eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten bestaat de kostprijs uit de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

In het geval van een eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing (behorende bij 8.1) bestaat de kostprijs uit de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

2.7.

Het bedrag aan eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 3 Klanttarief Aanvullend openbaar vervoer

In het Aanvullend openbaar vervoer betaalt de geïndiceerde persoon een bedrag dat vergelijkbaar is met het reguliere openbaar vervoer, te weten:

  • -

    voor een reguliere rit: € 0,90 voor het basistarief en € 0,15 per kilometer;

  • -

    voor een prioritaire rit: € 1,80 voor het basistarief en € 0,30 per kilometer.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

4.1.

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd, bestaat uit twee varianten. De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een particuliere hulp. De bij deze variant horende tarieven bedragen voor HbH 2 en HbH 3 ongeveer 75% van het natura-tarief. Voor HbH 1 wordt dit tarief gelijkgesteld aan de waarde van de alfacheque.

De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder. De bij deze variant horende tarieven bedragen ongeveer 90% van het natura-tarief.

4.2.

Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt:

HbH 1: €13,45

HbH 2: € 18,40

HbH 3: € 19,40

Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een professionele organisatie bedraagt:

HbH 1: € 19,40

HbH 2: € 22,50

HbH 3: € 23,50

Het uurtarief behorende bij de alfacheque voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt:

HbH 1: € 13,45

4.3.

De vastgestelde uurtarieven zijn zogenaamde 'all-inclusief' tarieven. Dat wil zeggen dat alle aanverwante kosten zoals reiskosten en vakantiegeld zijn opgenomen in deze tarieven. Reiskosten, vakantiegeld e.d. kunnen niet afzonderlijk worden gedeclareerd.

4.4.

De bedragen worden 1x per kwartaal bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt

4.5.

  • a.

    De alfacheques worden per periode van 4 weken aan de rechthebbende verstrekt in een aantal dat gelijk is aan het aantal uren HbH waarvoor de rechthebbende in de betreffende periode is geïndiceerd.

  • b.

    Voor elk uur hulp dat de particuliere hulp daadwerkelijk huishoudelijke hulp verleent aan de rechthebbende, geeft de rechthebbende aan de particuliere hulp één alfacheque.

  • c.

    De particuliere hulp kan de ontvangen alfacheques eenmaal per periode van vier weken ter verzilvering aanbieden aan BaanStede.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 5. Hoogte financiële tegemoetkomingen

5.1.

De financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

5.2.

De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, als genoemd in artikel 18 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011 bedraagt

  • a.

    € 2.692

  • b.

    € 4.038 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

5.3.

De financiële tegemoetkoming voor woningsanering, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, zoals genoemd in artikel 18 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011 bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, inclusief eventueel ondertapijt, egaliseren, legkosten, maximaal € 12,80 per vierkante meter.

Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • -

    is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

  • -

    is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

  • -

    is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

  • -

    is een artikel 6-8 jaar oud; 25% vergoeding

  • -

    is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 6. persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

6.1.

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het Pgb-bedrag hierop wordt afgestemd.

Artikel 7. Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

7.1.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.391,- . Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

7.2.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 831,-. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

7.3.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.616,- .Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

7.4.

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.399,-. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

Artikel 8. Financiële tegemoetkoming van aanpassing aan de eigen auto

8.1.

De financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.

8.2.

De financiële tegemoetkoming voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 2.099,- indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

8.3.

Indien op grond van lid 2 een financiële tegemoetkoming voor autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

8.4.

De financiële tegemoetkoming genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Artikel 9. Persoonsgebonden budget voor rolstoelen

9.1.

Het Persoonsgebonden budget voor een rolstoel, waar geen eigen bijdrage voor is verschuldigd, wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het Pgb-bedrag hierop wordt afgestemd.

9.2.

Het Persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel, waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd, of een andere sportvoorziening waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd, bedraagt maximaal € 2.805,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of andere sportvoorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 10. Indexering

10.1.

De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college worden aangepast conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, te rekenen over de periode oktober tot oktober.

10.2.

In afwijking van het vorige lid wordt het klanttarief van de Aanvullend openbaar vervoerritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de Openbaar Vervoertarieven.

Artikel 11. Citeertitel en inwerkingtreding

11.1.

Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2013’.

11.2.

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2012 wordt ingetrokken.

11.3.

Dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt,

11.4.

Dit besluit is van toepassing op een op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in behandeling zijnde aanvraag.

Purmerend, 29 januari 2013

 

burgemeester en wethouders van Purmerend,

de secretaris,   

M.J.H. Smulders

de burgemeester,

D. Bijl

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel in de kosten en klanttarief collectief vervoer

Artikel 2. Duur en bepalen van kostprijs bij eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 3 Klanttarief Aanvullen openbaar vervoer

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 5. Hoogte financiële tegemoetkomingen

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 6. persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Artikel 7. Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

Artikel 8. Financiële tegemoetkoming van aanpassing aan de eigen auto

Hoofdstuk 6 Rolstoelen

Artikel 9. Persoonsgebonden budget voor rolstoelen

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 10. Indexering

Artikel 11. Citeertitel en inwerkingtreding