Regeling vervallen per 01-01-2016

Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013

Geldend van 02-12-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • a. Besluit: het Huisvestingsbesluit.

  • b. Burgemeester en wethouders: het College van burgemeester en wethouders.

  • c. Complex: een aaneengesloten groep woonruimten die als eenheid is aangewezen.

  • d. Convenant: Convenant woonruimteverdeling Stadsregio Amsterdam 2013.

  • e. Corporaties: toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70, eerste lid van de Woningwet die werkzaam zijn in één of meer gemeenten van de Stadsregio Amsterdam.

  • f. Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur van de Stadsregio Amsterdam.

  • g. Huishouden: een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren.

  • h. Huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet.

  • i. Huurprijs: de prijs die bij huur of verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte of standplaats voor een woonwagen, uitgedrukt in een bedrag per maand berekend volgens het woningwaarderingstelsel behorende bij het Besluit huurprijzen woonruimte.

  • j. Huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, derde lid, onder b van de wet bepaalde.

  • k. Inkomen: rekeninkomen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder i van de Wet op de huurtoeslag.

  • l. Koopprijsgrens: de grens bedoeld in artikel 15, lid 1, sub a van de Wet bevordering eigenwoningbezit, welke grens met ingang van 1 januari van elk jaar wordt aangepast overeenkomstig artikel 41, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit.

  • m. Koopwoningen: woonruimte die door de eigenaar in de zin van het burgerlijk wetboek wordt bewoond.

  • n. Onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet.

  • o. Onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en toilet.

  • p. Regioraad: het algemeen bestuur van de Stadsregio Amsterdam.

  • q. Rekenhuur: de prijs die bij huur en verhuur per maand is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte zoals omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag.

  • r. Short stay: het structureel aanbieden van een zelfstandige woonruimte voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

  • s. Splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet.

  • t. Stadsregio Amsterdam: WGR+-regio in de zin van artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat bestaat uit de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang.

  • u. Standplaats: een standplaats zoals benoemd in artikel 1, eerste lid onder e van de wet.

  • v. Traditionele doelgroep: de groep (degenen) die volgens de bepalingen in artikel 18 van de voormalige Woonwagenwet voor een bewonersverklaring in aanmerking kon (konden) komen.

  • w. Tweede woning huur: woonruimte met een rekenhuur hoger dan de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag, die niet permanent wordt gebruikt door een en dezelfde natuurlijke persoon die huurder is.

  • x. Tweede woning koop: woonruimte die wordt gebruikt door een natuurlijk persoon die eigenaar is in de zin van het burgerlijk wetboek en die zijn hoofdverblijf niet heeft in de gemeente Amsterdam, waarbij het om niet meer dan één woonruimte kan gaan.

  • y. Wet: de Huisvestingswet.

  • z. Woningruil: ruil waarbij twee of meer huishoudens zich daadwerkelijk vestigen in elkaars woning.

  • aa. Woongroep: een samenlevingsverband bestaande uit tenminste drie personen tussen wie geen familierechtelijke relatie bestaat.

  • bb. Woonoppervlak: het gezamenlijk oppervlak van de vertrekken zoals dat wordt berekend volgens het Besluit huurprijzen woonruimte.

  • cc. Woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

  • dd. Zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

  • ee. Zoekprofiel: de beperking die een huishouden in het bezit van een urgentieverklaring krijgt opgelegd bij het zoeken naar zelfstandige woonruimte.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

AFDELING I WOONRUIMTEVERDELING

Paragraaf 1 Werkingsgebied

Artikel 2 Werkingsgebied

  • 1.

    Het bepaalde in deze afdeling is van toepassing in de volgende gemeenten:

    • a.

      Amstelveen;

    • b.

      Amsterdam;

    • c.

      Beemster;

    • d.

      Diemen;

    • e.

      Landsmeer;

    • f.

      Oostzaan;

    • g.

      Ouder-Amstel;

    • h.

      Purmerend;

    • i.

      Waterland;

    • j.

      Wormerland;

    • k.

      Zeevang.

  • 2.

    In de gemeenten genoemd in het eerste lid worden als woonruimten als bedoeld in artikel 5 van de wet aangewezen alle zelfstandige huurwoningen met een rekenhuur tot de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag (664,66 euro prijspeil 1 januari 2012).

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid worden in de gemeente Amsterdam en de gemeente Diemen zelfstandige huurwoningen in eigendom van een corporatie die deelneemt aan het Convenant niet aangewezen.

  • 4.

    In de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel en Purmerend worden tevens als woonruimten als bedoeld in artikel 5 van de wet aangewezen alle nieuwbouwkoopwoningen met een koopprijs beneden de koopprijsgrens (163.625 euro prijspeil 1 januari 2009) die in gebruik worden genomen door de eigenaar ervan en die niet eerder bewoond zijn geweest.

  • 5.

    In afwijking van het tweede en derde lid is deze afdeling niet van toepassing op:

    • a.

      Onzelfstandige woonruimte en woonruimte voor inwoning;

    • b.

      Woonschepen en ligplaatsen voor woonschepen;

    • c.

      Woonwagens en standplaatsen voor woonwagens;

    • d.

      De complexen genoemd in bijlage één behorende bij deze verordening.

  • 6.

    In gemeente Amsterdam is paragraaf 4 is niet van toepassing.

Artikel 3 Reikwijdte vergunningplicht

Het is verboden de in artikel 2 aangewezen woonruimte zonder een huisvestingsvergunning:

  • a.

    in gebruik te nemen voor bewoning;

  • b.

    in gebruik te geven aan een huishouden.

Artikel 4 Toelatingscriteria

Om toegelaten te worden tot de in artikel 2 genoemde woonruimten gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    tenminste één van de leden van het huishouden is achttien jaar of ouder;

  • b.

    de leden van het huishouden bezitten de Nederlandse nationaliteit of worden op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld of zijn vreemdeling en verblijven rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, a t/m e en l van de Vreemdelingenwet 2000.

Paragraaf 2 Procedure aanvraag huisvestingsvergunning

Artikel 5 Aanvraag vergunning en in te dienen bescheiden

  • 1. De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente door middel van een daartoe vastgesteld formulier en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      recente inkomensgegevens van werkgever, uitkeringsinstantie of pensioeninstantie dan wel de meest recente aanslag inkomstenbelasting of een accountantsverklaring indien aanvrager zelfstandig werkzaam is;

    • b.

      een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de woonplaats van aanvrager;

    • c.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • d.

      een geldig verblijfsdocument indien aanvrager niet de Nederlandse nationaliteit bezit;

    • e.

      bij een nieuwbouwkoopwoning: een afschrift van het eigendomsbewijs of de koopovereenkomst.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere gegevens te vragen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen de aanvraag niet verder in behandeling indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning krijgt voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte, de woonruimte daadwerkelijk in gebruik zal nemen.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na datum van indiening op de aanvraag voor een huisvestingsvergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn eenmalig te verlengen met vierweken.

Artikel 7 Gegevens op vergunning

  • 1. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:

    • a.

      de persoonsgegevens van de aanvrager;

    • b.

      de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken;

    • c.

      het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft;

    • d.

      de mededeling dat binnen vier weken van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in de beschikking tevens opnemen dat de vergunning slechts geldig is indien het gehele huishouden dan wel de gehele woongroep waarvoor de vergunning is verleend, de woonruimte betrekt.

Paragraaf 3 Vergunningverlening

Artikel 8 Criteria voor vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning voor het betrekken van een huurwoning, indien het huishouden voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het huishouden voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 4;

    • b.

      de aanvrager voldoet aan de passendheidseisen bedoeld in artikel 9 en 10;

    • c.

      er is geen andere gegadigde die op grond van een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 14 eerder in aanmerking komt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning voor het betrekken van een nieuwbouwkoopwoning die niet eerder bewoond is geweest indien het huishouden voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 4.

  • 3.

    Per huishouden wordt slechts één huisvestingsvergunning verleend.

Artikel 9 Passendheid: relatie huur- inkomen

  • 1. Het inkomen van het huishouden staat in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte zoals geformuleerd in tabel 1 in bijlage 2.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een huishouden dat een huurwoning van een corporatie betrekt.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen indien de toestand op de woningmarkt daarvoor aanleiding geeft andere inkomenscriteria vaststellen dan die worden genoemd in het eerste lid.

  • 4. Burgemeester en wethouders informeren het dagelijks bestuur binnen één maand na vaststelling van afwijkende inkomenscriteria genoemd in het derde lid over die afwijkende criteria.

Artikel 10 Passendheid: bezettingsnormen

  • 1. De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woonruimte overeenkomstig de regels genoemd in bijlage 3.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen indien de toestand op de woningmarkt daarvoor aanleiding geeft afwijkende bezettingsnormen vaststellen dan die worden genoemd in het eerste lid.

  • 3. Burgemeester en wethouders informeren het dagelijks bestuur binnen één maand na vaststelling van afwijkende bezettingsnormen genoemd in het tweede lid over die afwijkende normen.

Artikel 11 Woningruil en wisselwoning

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen in het geval van woningruil, een huisvestingsvergunning indien:

    • a.

      op voorhand niet te voorzien is dat ingebruikneming van de woning door een van de partijen van beperkte duur zal zijn en

    • b.

      het een woonruimte betreft met een bijzondere bestemming, zoals een met subsidie voor een gehandicapte aangepaste woonruimte of woning in een beschermde woonomgeving en het huishouden voor een dergelijke woning in aanmerking komt en

    • c.

      voldaan wordt aan de bezettingsnormen bedoeld in artikel 10.

  • 2. Geen huisvestingsvergunning zal worden verleend, indien sprake is van woningruil en één van de betrokken woonruimten een wisselwoning betreft of een woonruimte die krachtens besluit van burgemeester en wethouders is bestemd om in het kader van een stedelijk vernieuwingsplan te worden ontruimd.

Artikel 12 Vruchteloze aanbieding

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van één of meer criteria voor het verlenen van een huisvestingsvergunning indien de woonruimte gedurende dertien weken, tenminste twee keer, tevergeefs is aangeboden via een lokaal of regionaal medium aan woningzoekenden die ingevolge artikel 8 voor de woonruimte in aanmerking komen. Geen ontheffing kan worden verleend van het criterium verblijfsstatus.

  • 2. De termijn van dertien weken genoemd in het eerste lid, start op de datum waarop de eerste advertentie is verschenen.

  • 3. De woonruimte wordt aangeboden tegen een redelijke huur- of koopprijs.

  • 4. In afwijking van het eerste lid verlenen burgemeester en wethouders, nadat hun door verhuurders is aangetoond dat een bepaalde categorie huurwoningen minder goed verhuurbaar is, voor die bepaalde categorie huurwoningen ontheffing van één of meer criteria voor een huisvestingsvergunning, uitgezonderd het criterium verblijfstatus, voor een nader vast te stellen periode.

Artikel 13 Intrekken vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de in de vergunning vermelde woonruimte niet binnen de genoemde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 4 Urgentie

Artikel 14 Urgentie

  • 1. Een huishouden dat voldoet aan de criteria genoemd in het artikel 4 en dat geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan een urgentieverklaring aanvragen bij burgemeester en wethouders op een daartoe door hen vastgesteld formulier.

  • 2. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien de aanvrager:

    • a.

      in een acute noodsituatie verkeert;

    • b.

      op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig heeft;

    • c.

      moet omzien naar een woonruimte na verblijf in een psychiatrische instelling, een opvanghuis of een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling;

    • d.

      woonruimte nodig heeft in verband met de sloop of ingrijpende renovatie van de huidige woning of bij herstructurering van het gebied waarin deze woonruimte is gelegen;

    • e.

      houder is van een verblijfsvergunning, verleend op grond van een asielverzoek, als omschreven in artikel 8 onder a t/m e en l van de Vreemdelingenwet 2000 en die na verlening van de vergunning voor de eerste maal woonruimte zoekt.

    • f.

      valt onder de door het Rijk aangewezen groepen;

    • g.

      valt onder de door burgemeester en wethouders aangewezen groepen van kandidaten.

  • 3. Burgemeester en wethouder beslissen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 4. De beslistermijn kan eenmalig met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5. Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de naam, het adres en de woonplaats;

    • b.

      de geboortedatum;

    • c.

      het dossiernummer;

    • d.

      de datum van inschrijving;

    • e.

      het zoekprofiel;

    • f.

      de wijze van bemiddeling.

  • 6. Deze verklaring is alleen geldig in de gemeente waar deze is afgegeven.

  • 7. In afwijking van het zesde lid zijn verklaringen voor stadsvernieuwingsurgenten afgegeven in de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Haarlemmermeer, Purmerend Uithoorn en Zaanstad geldig in de zes genoemde gemeenten.

  • 8. De urgentieverklaring is geldig voor ten hoogste 52 weken.

  • 9. Burgemeester en wethouders kunnen de geldigheidsduur van de verklaring verlengen voor bijzondere gevallen of bijzondere urgentiecategorieën.

  • 10. Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring intrekken indien:

    • a.

      het huishouden niet meer in de omstandigheden verkeert op basis waarvan de verklaring is verleend;

    • b.

      indien de feitelijke omstandigheden niet overeenstemmen met de beschrijving van die omstandigheden in de Gemeentelijke Basisadministratie;

    • c.

      het huishouden daarom verzoekt;

    • d.

      de urgentieverklaring is verleend op grond van door het huishouden verstrekte gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • e.

      het huishouden een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd, of

    • f.

      de termijn waarvoor de verklaring is verstrekt, is verstreken.

Artikel 15 Nadere uitwerking

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen in ieder geval nadere regels op met betrekking tot:

    • a.

      de procedure voor het aanvragen;

    • b.

      wanneer de urgentie wordt verstrekt of geweigerd;

    • c.

      bemiddeling voor woonruimte;

    • d.

      af te geven zoekprofielen voor aanvragers;

    • e.

      de wijze van volgordebepaling van huishoudens met een urgentieverklaring.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijzen complexen aan, waar huishoudens stadsvernieuwingsurgent kunnen worden.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen voor de op grond van het tweede lid aangewezen complexen een peildatum vast.

Paragraaf 5 Leegmelding en voordracht

Artikel 16 Werkingsgebied

Deze paragraaf is van toepassing in de gemeenten:

  • a.

    Amstelveen;

  • b.

    Amsterdam;

  • c.

    Diemen;

  • d.

    Landsmeer;

  • e.

    Oostzaan;

  • f.

    Ouder-Amstel.

Artikel 17 Leegmelding

  • 1.

    De eigenaar van een woonruimte aangewezen in artikel 2, is verplicht het ter beschikking komen van die woning binnen vijf werkdagenaan burgemeester en wethouder te melden. De melding geschiedt op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het eerste lid niet van toepassing voor eigenaren van woonruimte die deelnemen aan het Convenant.

  • 3.

    Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft, aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd op basis van een uitspraak van de burgerlijke rechter of op last van de officier van justitie, dan wel vaststaat dat ontruiming rechtens mogelijk is;

    • c.

      de woonruimte niet langer als zodanig in gebruik is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur te koop is;

    • e.

      de woonruimte niet langer wordt bewoond door de laatste bewoner die de woonruimte als hoofdverblijf in gebruik had overeenkomstig de regels, gesteld bij of krachtens de Huisvestingswet;

    • f.

      de woonruimte na woningverbetering of verbouwing weer voor bewoning geschikt is.

  • 4.

    De eigenaar is verplicht tot leegmelding van woonruimte aan burgemeester en wethouders, op het moment dat een woonruimte langer dan twee maanden leegstaat of zal leegstaan.

Artikel 18 Voordracht

  • 1. De eigenaar kan bij de melding als bedoeld in artikel 17, eerste lid een huishouden voordragen.

  • 2. De eigenaar draagt in ieder geval binnen vier weken na melding van beschikbaar komen van de woning een huishouden voor.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen een huisvestingsvergunning, indien het voorgedragen huishouden voldoet aan de criteria genoemd in artikel 8.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in door hen bepaalde gevallen binnen twee weken na de melding van beschikbaar komen, bij de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte een woningzoekende voordragen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over de voordrachtsregeling genoemd in het vierde lid.

  • 6. Burgemeester en wethouders weigeren de voordracht indien door de eigenaar is gehandeld met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan de werking van de regels die bij of krachtens de wet zijn gesteld.

AFDELING II VERDELING VAN STANDPLAATSEN WOONWAGENS

Paragraaf 6 Standplaatsen voor woonwagens

Artikel 19 Werkingsgebied

In de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Oostzaan, Ouder-Amstel en Purmerendworden alle standplaatsen aangewezen als woonruimte als bedoeld in artikel 1, derde lid onder a, van de wet.

Artikel 20 Reikwijdte vergunningsplicht

Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een aangewezen standplaats in gebruik te nemen of te geven.

Artikel 21 Inschrijving register

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een register bij van standplaatszoekenden. Het register vermeldt de standplaatszoekenden in volgorde van inschrijvingsdatum.

  • 2. Om op de in het eerste lid genoemde lijst te kunnen worden ingeschreven moet de standplaatsgerechtigde aantonen dat hij voldoet aan de criteria genoemd in artikel 4.

  • 3. De inschrijving in het register is geldig voor één jaar. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van de inschrijving verlengen.

  • 4. Burgemeester en wethouders verstrekken aan de standplaatszoekende een bewijs van inschrijving, waarop in ieder geval de volgende gegevens zijn vermeld:

    • a.

      inschrijvingsnummer;

    • b.

      datum van inschrijving;

    • c.

      naam en adres van aanvrager.

  • 5. Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door in het register indien:

    • a.

      de standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b.

      de standplaatszoekende daarom verzoekt;

    • c.

      de standplaatszoekende is overleden;

    • d.

      de geldigheidstermijn van de inschrijving is verstreken;

    • e.

      de standplaatszoekende een standplaats of woning in Nederland krijgt toegewezen en deze accepteert;

    • f.

      de standplaatszoekende een standplaats achterlaat bij toewijzen en acceptatie van een woning;

    • g.

      de standplaatszoekende gegevens heeft verstrekt bij de inschrijving waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • h.

      de standplaatszoekende niet binnen tien dagen zijn inschrijving heeft gecontinueerd door inzending van een door burgemeester en wethouders te verstrekken enquêteformulier.

Artikel 22 In te dienen bescheiden

  • 1. Bij inschrijving in het register worden de volgende bescheiden overgelegd:

    • a.

      een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de woonplaats van aanvrager;

    • b.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • c.

      een geldig verblijfsdocument indien de aanvrager niet de Nederlandse nationaliteit bezit;

    • d.

      indien de aanvrager behoort tot de groep personen genoemd in artikel 18 van de voormalige Woonwagenwet: een bewonersverklaring waaruit blijkt dat de woninzoekende daadwerkelijk tot de traditionele doelgroep behoort.

  • 2. In de gemeente Amsterdam worden eveneens bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat:

    • a.

      de standplaatszoekende een bedrijf of beroep uitoefent dat verband houdt met de exploitatie van het circus- of kermisbedrijf;

    • b.

      minimaal 70% van zijn/haar gemiddeld jaarinkomen over de afgelopen drie kalenderjaar binnen het onder a genoemde bedrijf of beroep heeft vergaard.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere gegevens te vragen die nodig zijn om de inschrijving te beoordelen.

Artikel 23 Criteria voor vergunningverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning voor het betrekken van een standplaats, indien het huishouden voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 4 en het huishouden volgens de volgordebepaling bedoeld in artikel 25 als eerste voor de standplaats in aanmerking komt.

  • 2. Artikel 5, derde lid, artikel 6 en artikel 7, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Er kan één huisvestingsvergunning per huishouden worden verstrekt.

Artikel 24 Intrekken vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

  • b.

    de vergunninghouder de in de vergunning vermelde standplaats niet binnen de genoemde termijn in gebruik heeft genomen;

  • c.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 25 Nadere uitwerking

Burgemeester en wethouders stellen regels op over de wijze van verdeling en volgordebepaling bij toewijzing van een standplaats aan een standplaatszoekende.

Hoofdstuk 3 Wijziging van de woonruimtevoorraad

AFDELING I ONTTREKKING, SAMENVOEGING EN OMZETTING

Paragraaf 1 Werkingsgebied

Artikel 26 Werkingsgebied

  • 1. Het bepaalde in paragraaf één tot met drie is van toepassing in de volgende gemeenten:

    • a.

      Amsterlveen;

    • b.

      Amsterdam;

    • c.

      Beemster;

    • d.

      Edam-Volendam;

    • e.

      Haarlemmermeer;

    • f.

      Landsmeer;

    • g.

      Oostzaan;

    • h.

      Purmerend;

    • i.

      Uithoorn;

    • j.

      Waterland;

    • k.

      Wormerland;

    • l.

      Zeevang

  • 2. Het bepaalde in paragraaf vier is van toepassing in de gemeente Amsterdam.

  • 3. Als woonruimte als bedoeld in artikel 30 van de wet wordt in de gemeente Amsterdam aangewezen alle woonruimte ongeacht huur- of koopprijs met uitzondering van

    • a.

      tweede woning huur en tweede woning koop zoals bedoeld in artikel 1 onder w en x; en

    • b.

      door burgemeester en wethouders aangewezen woonruimte voor huisvesting van studenten die staan ingeschreven bij een universiteit, een hogere beroepsopleiding of een middelbare beroepsopleiding gevestigd in het gebied van de Stadsregio Amsterdam, alsmede voor promovendi verbonden aan deze instellingen, waarbij sprake is van omzetting van zelfstandige en onzelfstandige woonruimte; en

    • c.

      woonruimte op de adressen genoemd in bijlage 6 'Adressen Solids' bij deze verordening.

  • 4. Als woonruimte als bedoeld in artikel 30 van de wet, wordt in de gemeente Amstelveen aangewezen, woonruimte onder de huur- en koopprijsgrens.

  • 5. Als woonruimte bedoeld in artikel 30 van de wet, wordt in de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zeevang aangewezen:

    • a.

      alle woonruimte ongeacht huur- of koopprijs voor zover het betreft onttrekking aan de bestemming tot bewoning;

    • b.

      woonruimte onder de huur- of koopprijsgrens voor zover het betreft met andere woonruimte samenvoegen of van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte omzetten

  • 6. Als woonruimte als bedoeld in artikel 30 van de wet wordt in de gemeente Haarlemmermeer aangewezen:

    • a.

      alle woonruimte ongeacht de huur- en koopprijs voor zover het betreft omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte; en

    • b.

      alle woonruimte onder de huur- en koopprijsgrens voor zover het betreft onttrekking aan de bestemming tot bewoning of met andere woonruimte samen te voegen.

  • 7. Vervallen

Artikel 27 Reikwijdte vergunningsplicht

Het is verboden om woonruimte aangewezen in artikel 26, derde tot en met zevende lid zonder vergunning aan bestemming tot bewoning te onttrekken, met andere woonruimte samen te voegen of van zelfstandig in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Paragraaf 2 Procedure aanvraag onttrekkingsvergunning

Artikel 28 Aanvraag vergunning

  • 1. De aanvraag wordt ingediend op een daartoe door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier en gaat ten minste vergezeld van de in de artikelen 29 en 30 vermelde gegevens en bescheiden.

  • 2. De aanvraag en de daarbij behorende bescheiden moeten in het door burgemeester en wethouders vastgestelde aantal worden ingediend.

  • 3. De aanvraag mag meer dan één gebouw betreffen indien zij betrekking heeft op met elkaar samenhangende gebouwen.

Artikel 29 Op te nemen gegevens

Bij de aanvraag worden de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    naam en adres van de eigenaar;

  • b.

    de straat, het huisnummer en de kadastrale ligging van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • c.

    de aard en het huidige gebruik van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    de namen en de adressen van de bewoners van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • e.

    de koopprijs dan wel de feitelijk betaalde en de maximaal redelijke huurprijs van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • f.

    in geval van samenvoeging: de naam van de toekomstige bewoner, de omvang van diens huishouden en de maximaal redelijke huurprijs van de samen te voegen woonruimte;

  • g.

    de motivering van het verzoek.

Artikel 30 In te dienen bescheiden

Bij de aanvraag worden de volgende bescheiden overgelegd:

  • a.

    één of meer tekeningen van de plattegrond op schaal van iedere verdieping van het gebouw, alsmede van de verdieping of verdiepingen waarop de aanvraag betrekking heeft, met een aanduiding van de beoogde bestemming;

  • b.

    een situatietekening, gebaseerd op door of namens burgemeester en wethouders aangegeven kaartmateriaal waaruit blijkt de situering van het gebouw ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken;

  • c.

    een compensatievoorstel als bedoeld in artikel 35 eerste lid onder a;

  • d.

    de laatste WOZ-waardebeschikking;

  • e.

    bescheiden betreffende eventueel verleende subsidies ten behoeve van woningverbetering.

Artikel 31 Beslistermijn

Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ingediend. Zij kunnen deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 32 Samenloop onttrekking en bouwen

  • 1. Indien voor het gebouw of de gebouwgedeelten waarop de aanvraag betrekking heeft, tevens een omgevingsvergunning is aangevraagd, kan bij de aanvraag voor overeenkomstige gegevens en bescheiden worden verwezen naar de coördinatiebepaling voor vergunningaanvragen uit de gemeentelijke bouwverordening voor zover die is opgenomen.

  • 2. In de situatie als bedoeld in het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders de beslissing over een aanvraag voor de onttrekkingsvergunning aanhouden.

  • 3. De aanhouding eindigt uiterlijk twee weken na de beslissing op de aanvraag voor de omgevingsvergunning.

Artikel 33 Beschikkingsvereisten

De onttrekkingsvergunning bevat tenminste de volgende gegevens:

  • a.

    de woonruimte(n) waarop de beschikking betrekking heeft, aangeduid met de straat, het huisnummer of de kadastrale ligging, waarbij voor het overige kan worden verwezen naar de bijgevoegde bescheiden als bedoeld in artikel 30; en

  • b.

    de geboden reële compensatie of de verlangde financiële compensatie als bedoeld in artikel 35, eerste lid onder a en b;

  • c.

    de overige opgelegde voorwaarden genoemd in artikel 35, eerste lid; en

  • d.

    de mededeling dat binnen één jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden van de vergunning moet worden gebruikgemaakt dan wel de termijn in geval van een tijdelijke vergunning.

Paragraaf 3 Vergunningverlening

Artikel 34 Criteria voor vergunningverlening

  • 1. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat het belang dat met de onttrekking, samenvoeging of omzetting is gediend even groot is als of groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, wordt de vergunning verleend.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang wordt de vergunning verleend onder het stellen van voorwaarden en voorschriften behoudens het bepaalde in het derde lid.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang en dit belang niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, wordt de vergunning geweigerd.

  • 4. Het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad omvat ook de leefbaarheid.

Artikel 35 Voorwaarden en voorschriften

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden en voorschriften verbinden:

    • a.

      het toevoegen van een of meer naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardige woonruimte aan de woonruimtevoorraad (reële compensatie);

    • b.

      het betalen van een financiële compensatie bij onttrekking van ten hoogste 12% van de WOZ-waarde van de woonruimte waarvoor de onttrekkingsvergunning is aangevraagd;

    • c.

      de samenvoeging levert een woonruimte op met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens;

    • d.

      de samenvoeging levert een woonruimte op met een door burgemeester of wethouders vast te stellen huur- of koopprijs;

    • e.

      een te krap wonend huishouden woont na de samenvoeging van woonruimte overeenkomstig artikel 10 passend;

    • f.

      een samengevoegde woonruimte wordt gedurende een bepaalde periode toegewezen aan huishoudens met een inkomen tot een door burgemeester en wethouders bepaalde inkomensgrens; of

    • g.

      het waarborgen van een geordend woon- en leefmilieu waaronder in ieder geval wordt verstaan een veilige woon- en leefomgeving.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders de voorwaarde genoemd in het eerste lid onder b aan een vergunning willen verbinden, stellen zij de hoogte van de financiële compensatie vast.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot:

    • a.

      geheel of gedeeltelijke vrijstelling van compensatie zoals bedoeld in het eerste lid onder b;

    • b.

      het verlenen van een vrijstelling bij samenvoeging indien door de eigenaar-bewoner een investering is gedaan ten behoeve van noodzakelijk bouwkundige herstel.

  • 4. Indien op grond van het derde lid onder b vrijstelling wordt verleend hangt de vrijstelling af van de hoogte van de investering in relatie tot de economische waarde van de kleinste woning.

  • 5. De te ontvangen compensatie als bedoeld in eerste lid onder b, wordt gestort in het lokale volkshuisvestingsfonds, dat wordt gebruikt voor het realiseren van nieuwe woonruimte.

Artikel 36 Intrekken vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij de vergunning gestelde voorwaarden en voorschriften.

Artikel 37 Tijdelijke onttrekking

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een tijdelijke onttrekkingsvergunning verlenen als het belang van de aanvrager slechts voor een bepaalde tijd aanwezig is.

  • 2. Een tijdelijke onttrekkingsvergunning kan worden verleend voor ten hoogste vijf jaar.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voor tijdelijke onttrekking de voorwaarde van financiële compensatie verbinden.

  • 4. Deze compensatie bedraagt ten hoogste 1,2 % van de WOZ-waarde van de betreffende woonruimte.

Paragraaf 4 Tijdelijke onttrekking voor short stay (kort wonen)

Artikel 38 Vergunning voor short stay

  • 1. In afwijking van artikel 37 kunnen burgemeester en wethouders in verband met short stay een vergunning verlenen wegens de tijdelijke onttrekking aan de bestemming tot bewoning van zelfstandige woonruimte voor een periode van maximaal 10 jaar.

  • 2. De vergunning wordt slechts verleend indien de woonruimte geschikt blijft voor bewoning.

Artikel 39 In de aanvraag op te nemen gegevens en bescheiden

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 29 en 30 bevat de aanvraag de volgende gegevens en bescheiden:

  • a.

    de straat, het huisnummer en de kadastrale ligging van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    de aard en het huidige gebruik van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • c.

    de maximaal redelijke huurprijs van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft aan de hand van een puntenwaardering van de woonruimte volgens het woningwaarderingstelsel als bedoeld in bijlage 1 behorende bij het Besluit huurprijzen woonruimte;

  • d.

    uittreksel uit het kadaster ten bewijze dat de aanvrager eigenaar is en een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de eigenaar;

  • e.

    de motivering van het verzoek.

Artikel 40 Belangenafweging

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad alsmede de bescherming van de leefbaarheid groter is dan het belang van de aanvrager.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de voorwaarden en voorschriften genoemd in artikel 35 aan de vergunning short stay verbinden.

Artikel 41 Quotum

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen per stadsdeel een quotum vaststellen voor het maximaal aantal te verlenen vergunningen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij verdeelbesluit bepalen dat uitsluitend vergunningen worden verleend in bepaalde gebieden binnen een stadsdeel.

AFDELING II SPLITSING

Paragraaf 5 Werkingsgebied

Artikel 42 Werkingsgebied

  • 1. Het bepaalde in Afdeling II is behoudens artikel 51 van toepassing in de gemeenten:

    • a.

      Amstelveen;

    • b.

      Amsterdam;

    • c.

      Diemen;

    • d.

      Oostzaan.

  • 2. In de gemeente Amsterdam worden als gebouwen aangewezen alle gebouwen, tot stand gekomen vóór 1940 in het gebied zoals opgenomen in bijlage 4. De gebiedsafbakening is vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 8 augustus 1977, nr. 19 (Gemeenteblad 1977, afd.3 volgnr. 145).

  • 3. Uitgezonderd van de aanwijzing in het tweede lid zijn:

    • a.

      gebouwen die naar het oordeel van burgemeester en wethouders door ingrijpende vernieuwbouw afdoende voldoen aan de nieuwbouweisen.

    • b.

      gebouwen die eigendom zijn van coöperatieve flatexploitatievereniging en waarvan de eigendom wordt gesplitst in een zelfde aantal appartementsrechten, als het aantal lidmaatschapsrechten van de flatexploitatievereniging onder de voorwaarde dat de lidmaatschapsrechten daadwerkelijk zijn uitgegeven overeenkomstig een eerder verleende splitsingsvergunning.

    • c.

      gebouwen waarin meerdere woonruimten aanwezig zijn, die alle samen in één appartementsrecht worden ondergebracht.

  • 4. In de gemeente Amstelveen worden als gebouwen aangewezen alle huur- en koopwoningen beneden de huur- en koopprijsgrens.

  • 5. In de gemeente Diemen worden als gebouwen aangewezen alle huurwoningen beneden de huurprijsgrens.

  • 6. In de gemeenten Oostzaan worden als gebouwen aangewezen alle gebouwen bevattende woonruimte.

Artikel 43 Reikwijdte vergunningplicht

Het is verboden een recht op een gebouw dat behoort tot de in artikel 42 aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimten.

Paragraaf 6 Procedure aanvraag splitsingsvergunning

Artikel 44 Aanvraag vergunning

  • 1. Een splitsingsvergunning moet schriftelijk worden aangevraagd op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2. De aanvraag mag meer dan één gebouw betreffen als het aangrenzende gebouwen betreft.

Artikel 45 Op te nemen gegevens

  • 1. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      naam en (correspondentie)adres van de aanvrager;

    • b.

      de straat, het huisnummer en de kadastrale ligging van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft en het jaar van totstandkoming;

    • c.

      de aard en het huidige gebruik van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      de namen en de adressen van de bewoners van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 2. In aanvulling op het eerste lid wordt in de gemeente Amsterdam tevens de maximale huurprijs van de woonruimten van het gebouw verstrekt.

Artikel 46 In te dienen bescheiden

  • 1. Bij de aanvraag worden tenminste de volgende bescheiden overgelegd:

    • a.

      één of meer tekeningen waaruit blijkt: - de plattegrond van iedere verdieping van het gebouw; - de lengte- en dwarsdoorsneden; - alle gevelaanzichten; - details die verband houden met de geluidwering en de brandveiligheid.

    • b.

      een situatietekening, gebaseerd op door of namens burgemeester en wethouders aangegeven kaartmateriaal, waaruit blijkt de situering van het gebouw ten opzichte van de in de nabijheid gelegen bouwwerken;

    • c.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde besluit betreffende splitsing in appartementsrechten, waarin de indeling en de met de splitsing beoogde eigendomswijzigingen zijn aangegeven op ten minste de schaal 1 :100 en

    • d.

      een bouwkundig rapport waaruit afdoende blijkt dat de toestand van het gebouw zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud niet tegen splitsing verzet, dan wel hoe het gebouw hiertoe zal worden aangepast.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid wordt in de gemeente Amsterdam tevens een ondertekende verklaring inzake deelname aan de Gedragscode splitsen Amsterdam overgelegd.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden in de gemeente Amsterdam bij de aanvraag voor een splitsingsvergunning door een corporatie die lid is van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, die bescheiden overgelegd die worden gevraagd in het convenant als bedoeld in artikel 52, onder c.

Artikel 47 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslistermijn eenmalig met dertien weken verlengen.

Artikel 48 Beschikkingsvereisten

  • 1. De splitsingsvergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de woonruimte(n) waarop de beschikking betrekking heeft, aangeduid met de straat, het huisnummer en/of de kadastrale ligging, waarbij in ieder geval wordt verwezen naar het splitsingsplan als bedoeld in artikel 109 boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

    • b.

      de termijn waarbinnen van de splitsingsvergunning gebruik moet worden gemaakt.

  • 2. De splitsingsvergunning heeft een geldigheidsduur van één jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, tenzij een langere geldigheidsduur is vermeld.

Paragraaf 7 Vergunningverlening

Artikel 49 Weigeringsgronden

In verband met woonruimtevoorraad

1.Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning weigeren indien:

  • a.

    het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die worden verhuurd of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;

  • b.

    dan wel het gebouw of gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 dan wel een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

  • c.

    de maximale huurprijs voor één of meer van die woonruimte de huurtoeslaggrens niet te boven gaat;

  • d.

    niet gewaarborgd is dat die woonruimte(n) na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven voor verhuur ter bewoning en

  • e.

    het belang dat de aanvrager heeft bij splitsing niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor verhuur is bestemd.

In verband met belemmering van de stadsvernieuwing

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning eveneens weigeren indien:

  • a.

    voor het gebied waarin het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft is gelegen, een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is, dan wel een ontwerp voor een zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;

  • b.

    het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 50 is aangehouden, voor dat die aanhouding is geëindigd;

  • c.

    de voorgenomen splitsing naar het oordeel van burgemeester en wethouders nadelig gevolgen kan hebben voor de met het plan of die verordening nagestreefde of na te streven doeleinden en

  • d.

    het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de modernisering of vervanging.

In verband met de toestand van het gebouw

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning ten slotte weigeren indien;

  • a.

    de toestand van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, zich uit een oogpunt van indeling of de staat van onderhoud geheel of ten dele verzet, en

  • b.

    de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende verzekerd is, dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 4.

    Van gebreken als bedoeld in het voorgaande lid is in ieder geval sprake, indien een handhavingsbesluit ingevolge artikel 1b, tweede lid van de Woningwet is genomen of is aangeschreven ingevolge de artikelen 13 of 13a van de Woningwet.

Artikel 50 Aanhoudingsgronden In verband met belemmering van de stadsvernieuwing In verband met belemmering van de stadsvernieuwing

In verband met belemmering van de stadsvernieuwing

  • 1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag aan indien:

    • a.

      een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan;

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend;

    • c.

      redelijkerwijs mag worden verwacht dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing, en

    • d.

      redelijkerwijs mag worden verwacht dat het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de modernisering of vervanging.

  • 2. De aanhouding als bedoeld in het eerste lid duurt niet langer dan tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening is vervallen, waarna burgemeester en wethouders binnen vier weken beslissen op een aanvraag om een splitsingsvergunning.

    In verband met de toestand van het gebouw

  • 3. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag aan indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij de gebreken als bedoeld in artikel 49, derde lid met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen binnen een daarvoor door burgemeester en wethouders gestelde termijn.

  • 4. Van gebreken als bedoeld in het voorgaande lid is in ieder geval sprake, indien een handhavingsbesluit ingevolge artikel 1b, tweede lid van de Woningwet is genomen of is aangeschreven ingevolge de artikelen 13 of 13a van de Woningwet.

  • 5. In geval van het vierde lid, wordt in het besluit tot aanhouding met betrekking tot de op te heffen gebreken en de daarvoor geldende termijn verwezen naar die aanschrijving.

  • 6. Nadat door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat de gebreken als bedoeld in artikel 49 derde en vierde lid zijn hersteld, dan wel de noodzakelijke voorzieningen zijn getroffen binnen de daarvoor aangegeven termijn, wordt met inachtneming van de Bouwverordening van de betreffende gemeente binnen vier weken de vergunning verleend.

Artikel 51 Voorwaarden en verplichtingen

  • 1. Dit artikel is alleen van toepassing in de gemeente Amsterdam.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen indien een aanvraag voor een splitsingsvergunning wordt gedaan in samenhang met een bouwplan in het kader van een complexgewijze aanpak of waarvoor een bouwvergunning is verleend, de vergunning verlenen onder de opschortende voorwaarde dat het betreffende bouwplan is uitgevoerd.

  • 3. In afwijking van het derde lid van artikel 50, kunnen burgemeester en wethouders een zekerheidstelling eisen, waardoor de uitvoering van het door hen goedgekeurde maar nog niet uitgevoerde bouwplan, dan wel het opheffen van de bouwkundige gebreken aan het gebouw verzekerd wordt.

  • 4. In geval van toepassing van het derde lid, wordt binnen acht weken na verlening van de splitsingsvergunning een aanvang gemaakt met de werkzaamheden.

  • 5. De gereedmelding van de werkzaamheden wordt binnen een door burgemeester en wethouders bepaalde termijn bij hen gedaan.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen op een door aanvrager tijdig gedaan schriftelijk verzoek een van het vijfde lid afwijkende termijn vaststellen.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen in hun oordeel omtrent weigering of aanhouding van de splitsingsvergunning betrekken de wijze waarop de aanvrager van de vergunning zich heeft gedragen conform de Gedragscode splitsen Amsterdam.

Artikel 52 Vergunningverlening corporaties

Een aanvraag voor een splitsingsvergunning door een corporatie wordt niet

geweigerd, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    er geen bezwaar is van de kant van burgemeester en wethouders op grond van een zwaarwegend volkshuisvestingsbelang;

  • b.

    er van de zijde van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties geen bezwaar is als bedoeld in artikel 11e, derde lid, onder b, van het Besluit beheer sociale huursector tot verkoop van het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • c.

    de woningcorporatie voldoet aan de bepalingen van een tussen burgemeester en wethouders en de corporatie(s) overeengekomen of overeen te komen convenant inzake splitsing en verkoop van huurwoningen.

Artikel 53 Quotum

  • 1. Burgemeesters en wethouders kunnen per gebiedsdeel een quotum vaststellen voor het aantal te verlenen vergunningen per jaar.

  • 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt genomen voor 1 september van het kalenderjaar.

Artikel 54 Intrekken vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Paragraaf 1 Wijzigingen

Artikel 55 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het dagelijks bestuur overleg met burgemeester en wethouders en met de in de Stadsregio werkzame corporaties en met andere daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de Stadsregio werkzaam zijn op het gebied van de volkshuisvesting.

Artikel 56 Overeenkomsten

De Stadsregio Amsterdam kan met eigenaren van woonruimten een overeenkomst sluiten over de verdeling van woonruimte.

Paragraaf 2 Verslaglegging en monitoring

Artikel 57 Verstrekken van inlichtingen

Burgemeester en wethouders verstrekken het dagelijks bestuur alle door haar verlangde inlichtingen, die naar zijn oordeel nodig zijn voor een juiste beoordeling van de wijze waarop burgemeester en wethouders deze verordening uitvoeren.

Paragraaf 3 Handhaving en toezicht

Artikel 58 Handelen in strijd met onttrekkingsvergunning

Hij die handelt in strijd met enig aan de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet verbonden voorschrift, wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

Artikel 59 Bestuurlijke boete

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van artikel 7 en artikel 30 van de wet.

  • 2. Burgemeester en wethouders leggen een boete op

  • a. voor de eerste overtreding van de artikelen genoemd in het eerste lid overeenkomstig kolom A van de in bijlage vijf opgenomen tabel;

  • b. voor de tweede en volgende overtreding van de artikelen genoemd in het eerste lid binnen drie jaar na de eerste overtreding overeenkomstig kolom B van de in bijlage 5 genoemde tabel.

Paragraaf 4 Restbepalingen

Artikel 60 Mandaat

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2 te mandateren aan corporaties en eigenaren van particuliere huurwoningen.

Artikel 61 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, gehoord het dagelijks bestuur, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 62 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 63 Experimenten

De regioraad is bevoegd, op voorstel van burgemeester en wethouders, voor een bepaalde periode af te wijken van (onderdelen van) deze verordening ten behoeve van experimenten in het belang van de volkshuisvesting, mits niet in strijd met de wet of het besluit.

Artikel 64 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 5, een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 14, een onttrekkingsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 38 en een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 44, die vóór de dag van inwerkingtreding van onderhavige verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010.

  • 2. Vergunningen, toestemmingen, urgentieverklaringen, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige verordening verleend krachtens de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010, gelden als vergunningen, toestemmingen, urgentieverklaringen en indicaties, met inbegrip van daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften als bedoeld in deze verordening.

  • 3. Indicaties met inbegrip van de daaraan verbonden voorwaarden en voorschriften verleend vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening blijven gelden als indicaties op grond van voordien geldende regionale huisvestingsverordeningen.

  • 4. Indien een bezwaarschrift wordt of is ingediend met betrekking tot een beslissing bedoeld in het tweede lid, wordt op het bezwaar eveneens beslist met toepassing van de ten tijde van de aanvraag geldende bepalingen.

  • 5. De voor de inwerkingtreding gedane inschrijvingen van standplaatszoekenden, worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in artikel 21 van deze verordening.

  • 6. Wanneer het aantal aanvragen voor een vergunning als bedoeld in artikel 38 (short stay) die binnen een door burgemeester en wethouders vast te stellen termijn voor de eerste keer zijn gedaan meer bedraagt dan op grond van artikel 41 vastgestelde quotum, zal loting plaatsvinden.

  • 7. De voor inwerkingtreding van deze verordening vastgestelde beleidsregels blijven onverkort van toepassing indien ze door de inwerkingtreding van deze verordening niet worden gewijzigd.

Artikel 65 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013.

Artikel 66 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2. De Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 wordt per 1 januari 2013 ingetrokken.

TOELICHTING

toelichting

Artikelsgewijze toelichting

artikelsgewijze toelichting

Bijlage 1 behorende bij artikel 2, vijfde lid

bijlage 1

Bijlage 2 behorende bij artikel 9

bijlage 2

Bijlage 3 behorende bij artikel 10

bijlage 3

Bijlage 4 werkingsgebied splitsingsvergunning per gemeente

bijlage 4

Bijlage 5 behorende bij artikel 59

bijlage 5

Bijlage 6 Adressen Solids

bijlage 6

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

AFDELING I WOONRUIMTEVERDELING

Paragraaf 1 Werkingsgebied

Artikel 2 Werkingsgebied

Artikel 3 Reikwijdte vergunningplicht

Artikel 4 Toelatingscriteria

Paragraaf 2 Procedure aanvraag huisvestingsvergunning

Artikel 5 Aanvraag vergunning en in te dienen bescheiden

Artikel 6 Beslistermijn

Artikel 7 Gegevens op vergunning

Paragraaf 3 Vergunningverlening

Artikel 8 Criteria voor vergunningverlening

Artikel 9 Passendheid: relatie huur- inkomen

Artikel 10 Passendheid: bezettingsnormen

Artikel 11 Woningruil en wisselwoning

Artikel 12 Vruchteloze aanbieding

Artikel 13 Intrekken vergunning

Paragraaf 4 Urgentie

Artikel 14 Urgentie

Artikel 15 Nadere uitwerking

Paragraaf 5 Leegmelding en voordracht

Artikel 16 Werkingsgebied

Artikel 17 Leegmelding

Artikel 18 Voordracht

AFDELING II VERDELING VAN STANDPLAATSEN WOONWAGENS

Paragraaf 6 Standplaatsen voor woonwagens

Artikel 19 Werkingsgebied

Artikel 20 Reikwijdte vergunningsplicht

Artikel 21 Inschrijving register

Artikel 22 In te dienen bescheiden

Artikel 23 Criteria voor vergunningverlening

Artikel 24 Intrekken vergunning

Artikel 25 Nadere uitwerking

Hoofdstuk 3 Wijziging van de woonruimtevoorraad

AFDELING I ONTTREKKING, SAMENVOEGING EN OMZETTING

Paragraaf 1 Werkingsgebied

Artikel 26 Werkingsgebied

Artikel 27 Reikwijdte vergunningsplicht

Paragraaf 2 Procedure aanvraag onttrekkingsvergunning

Artikel 28 Aanvraag vergunning

Artikel 29 Op te nemen gegevens

Artikel 30 In te dienen bescheiden

Artikel 31 Beslistermijn

Artikel 32 Samenloop onttrekking en bouwen

Artikel 33 Beschikkingsvereisten

Paragraaf 3 Vergunningverlening

Artikel 34 Criteria voor vergunningverlening

Artikel 35 Voorwaarden en voorschriften

Artikel 36 Intrekken vergunning

Artikel 37 Tijdelijke onttrekking

Paragraaf 4 Tijdelijke onttrekking voor short stay (kort wonen)

Artikel 38 Vergunning voor short stay

Artikel 39 In de aanvraag op te nemen gegevens en bescheiden

Artikel 40 Belangenafweging

Artikel 41 Quotum

AFDELING II SPLITSING

Paragraaf 5 Werkingsgebied

Artikel 42 Werkingsgebied

Artikel 43 Reikwijdte vergunningplicht

Paragraaf 6 Procedure aanvraag splitsingsvergunning

Artikel 44 Aanvraag vergunning

Artikel 45 Op te nemen gegevens

Artikel 46 In te dienen bescheiden

Artikel 47 Beslistermijn

Artikel 48 Beschikkingsvereisten

Paragraaf 7 Vergunningverlening

Artikel 49 Weigeringsgronden

Artikel 50 Aanhoudingsgronden In verband met belemmering van de stadsvernieuwing In verband met belemmering van de stadsvernieuwing

Artikel 51 Voorwaarden en verplichtingen

Artikel 52 Vergunningverlening corporaties

Artikel 53 Quotum

Artikel 54 Intrekken vergunning

Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen

Paragraaf 1 Wijzigingen

Artikel 55 Overleg bij wijziging

Artikel 56 Overeenkomsten

Paragraaf 2 Verslaglegging en monitoring

Artikel 57 Verstrekken van inlichtingen

Paragraaf 3 Handhaving en toezicht

Artikel 58 Handelen in strijd met onttrekkingsvergunning

Artikel 59 Bestuurlijke boete

Paragraaf 4 Restbepalingen

Artikel 60 Mandaat

Artikel 61 Uitleg verordening

Artikel 62 Hardheidsclausule

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 63 Experimenten

Artikel 64 Overgangsbepalingen

Artikel 65 Citeertitel

Artikel 66 Inwerkingtreding