Regeling vervallen per 01-07-2014

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Purmerend 2014

Geldend van 28-03-2014 t/m 30-06-2014

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Purmerend 2014

De raad van de gemeente Purmerend,

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 6 maart 2014, nr. 1113532,

gelet op de art. 44 lid 2 en lid 3 en artikelen 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,

gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

B E S L U I T:

de volgende verordening vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • b.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden; het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • c.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriele regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 zoals bedoeld in artikel 23 Rechtspositiebesluit wethouders;

  • d.

    commissie: de raadscommissies conform artikel 82 Gemeentewet, de adviescommissie voor (raads)bezwaarschriften, de commissie Woonconsumenten, de Urgentiecommissie, de Klachtencommissie Toewijzing Corporatiewoningen Purmerend en de rekenkamercommissie;

  • e.

    commissielid: lid zoals bedoeld in het reglement van orde voor de raadscommissies;

  • f.

    griffier: de functionaris, zoals bedoeld in artikel 107 Gemeentewet;

  • g.

    secretaris: de functionaris, zoals bedoeld in artikel 102 Gemeentewet;

  • h.

    arbeidsvoorwaarden op maat: de in de regeling arbeidsvoorwaarden op maat of de werkkostenregeling opgenomen arbeidsvoorwaarden.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2 lid 1 Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het maximum zoals vermeld in tabel I van dat besluit.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het maximumbedrag zoals vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. T.a.v. een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4 aanhef en sub f Wet op de Loonbelasting voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van lid 1 de onkostenvergoeding gelijk aan het maximumbedrag vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

De vergoedingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1. Aan een raadslid worden de t.b.v. de gemeente gemaakte kosten i.v.m. reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in lid 1 bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 sub b Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten i.v.m. reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur, worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Een raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 ICT-apparatuur

De griffier verleent een raadslid op declaratiebasis een vergoeding voor de aanschaf, het gebruik en het onderhoud van ICT-apparatuur (bijv. desktopcomputer, laptop, tablet, bijbehorende randapparatuur en software). Deze vergoeding bedraagt 90% van de aanschafkosten, met een maximum van € 600. Na het 1e zittingsjaar wordt de vergoeding vastgesteld naar rato van de – resterende – duur van het raadslidmaatschap, afgerond in hele maanden. In een zittingsperiode kan de totale vergoeding per raadslid het bedrag van € 600 niet overschrijden.

Artikel 9 Arbeidsvoorwaarden op maat

  • 1. Een raadslid wiens arbeidsverhouding ingevolge artikel 4 aanhef en sub f Wet op de Loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan, voor zover van toepassing, deelnemen aan de arbeidsvoorwaarden op maat zoals bedoeld in de geldende regeling arbeidsvoorwaarden op maat of werkkostenregeling.

  • 2. Naar keuze van het raadslid wordt de vergoeding voor de werkzaamheden dan wel de onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor arbeidsvoorwaarden op maat.

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6 lid 4 van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 12 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1. De artikelen 2 tot en met 4, en 8 tot en met 11, blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X10 Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3 lid 1 of lid 2 ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen 1 tot en met 7, artikel 10 en artikel 11 zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 13 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor de hoogste gemeenteklasse, vermeld in artikel 25 Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 14 Reiskosten woon-werkverkeer

De vergoeding voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 15 Zakelijke reiskosten

  • 1. De vergoeding voor de kosten, bedoeld in artikel 23 lid 1 sub b Rechtspositiebesluit wethouders is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 4 Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Wanneer een wethouder voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, gebruik maakt van een taxi, komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van de gemeente.

  • 3. Op aanvraag vindt saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats overeenkomstig de Reisregeling binnenland.

Artikel 16 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 17 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden  aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 18 Computer en internetverbinding

  • 1. Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software zoals bedoeld in lid 1, ontvangt de wethouder ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor een periode van maximaal 3 jaar.

  • 3. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college de wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het ambt voor een periode van maximaal 3 jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde met een maximum van € 800 voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 4. Op aanvraag worden de wethouder de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de lid 1 of lid 3 genoemde computerapparatuur vergoed.

  • 5. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 19 Communicatieapparatuur

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde communicatieapparatuur voor privédoeleinden wordt gebruikt, vindt maandelijks een verrekening van de gebruikskosten plaats.

Artikel 20 Arbeidsvoorwaarden op maat

De wethouder kan, voor zover van toepassing, deelnemen aan de arbeidsvoorwaarden op maat zoals bedoeld in de regeling arbeidsvoorwaarden op maat of werkkostenregeling.

Artikel 21 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Een wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente Purmerend beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het maximum genoemd in artikel 1 aanhef, sub a en sub b Regeling rechtspositie wethouders;

  • b.

    verhuiskosten i.v.m. de benoeming als wethouder overeenkomstig artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 22 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen en voor ICT-apparatuur

  • 1. Een commissielid ontvangt voor het bijwonen van commissievergaderingen een vergoeding die gelijk is aan het in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden voor gemeenteklasse 4 genoemde bedrag.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op degene die als commissielid een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 lid 2 Gemeentewet ontvangt.

  • 3. In afwijking van lid 1:

    • a.

      ontvangt de voorzitter van de adviescommissie voor bezwaarschriften per dagdeel een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de adviescommissie ter hoogte van € 250;

    • b.

      ontvangen de andere leden van de adviescommissie voor bezwaarschriften per dagdeel een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de adviescommissie ter hoogte van € 175;

    • c.

      ontvangen de externe leden van de rekenkamercommissie een vergoeding waarvan de hoogte is vastgesteld in de verordening rekenkamercommissie Purmerend.

  • 4. Er is een budget voor ICT-apparatuur voor commissieleden zoals bedoeld in het reglement van orde voor de raadscommissies. Dit is onderdeel van de fractieondersteuning en wordt door de fractie zelf verdeeld op de in de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning beschreven wijze.

Artikel 23 Reiskosten

  • 1. Aan een commissielid worden de t.b.v. de gemeente gemaakte kosten i.v.m. reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in lid 1 bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 sub b Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 24 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten i.v.m. reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur, worden aan het commissielid vergoed.

Artikel 25 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Een commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap.

Hoofdstuk 5 De procedure van declaratie

Artikel 26 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen;

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

Artikel 27 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. De declaratie van de kosten bedoeld in de artikelen 5, 6, 15, 16, 21, 23 en 24 gebeurt op een door het college voorgeschreven wijze indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. De bij de declaratie gevraagde informatie wordt volledig verstrekt en zo nodig ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient de declaratie binnen 9 weken nadat de kosten gemaakt zijn in bij de griffier, onderscheidenlijk de secretaris. De originele bewijsstukken worden bijgevoegd of bewaard, afhankelijk van de voorschriften waarnaar in lid 1 wordt verwezen.

Artikel 28 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

De vergoeding van de kosten bedoeld in artikelen 7, 15 tot en met 17, 21, 23, 25 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 29 Gebruik creditcard

  • 1. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 15, 16 en 21 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 2. Een gemeentelijke creditcard wordt een wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De secretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards.

  • 4. Na gebruik wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 5. Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 30 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 27 maart 2014, m.u.v. de voorzieningen voor wethouders. Dit gedeelte van de verordening treedt in werking op het tijdstip dat na de raadsverkiezingen van 2014 sprake is van een nieuw en functionerend college zoals bedoeld in artikel 38 Gemeentewet.

  • 2. Op de in lid 1 genoemde tijdstippen vervallen de respectievelijke onderdelen van de tot dan geldende verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Purmerend.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Purmerend 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 maart 2014,
de griffier, J.F. Kamminga
de voorzitter, D. Bijl

Artikelsgewijze toelichting

Wettelijke grondslag

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op diverse niveaus plaats, te weten in de Gemeentewet, in het Rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, de Regeling rechtspositie wethouders en de onderhavige verordening. Daarnaast is voor wethouders in de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (APPA) de uitkering na aftreden en pensionering geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten geregeld in dwingende bepalingen. De gemeente is vrij om secundaire voorzieningen te regelen, zoals bijvoorbeeld tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid.

In de verordening zijn nadere bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de genoemde wet- en regelgeving. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in genoemde wet- en regelgeving. Een soortgelijke bepaling voor raads- en commissieleden is artikel 99 Gemeentewet. Daarin staat o.a. dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

Voor de volledigheid kan hieraan worden toegevoegd dat de rechtspositie van de burgemeester een eigen basis heeft in het Rechtspositiebesluit burgemeesters. Over de daarin voorkomende open normen wordt overleg gevoerd in de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Op basis van overeenstemming worden de arbeidsvoorwaarden voor de burgemeester vervolgens vastgesteld door de minister van binnenlandse zaken. De gemeentelijke regelgever heeft hier geen aanvullende regelgevende bevoegdheid.

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet hun werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor hun raadslidmaatschap of wethouderschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de WW. Zij vallen ook niet onder het ABP.

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de Loonbelasting maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet Inkomstenbelasting. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor een fictieve arbeidsrelatie (zie hieronder). Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de Loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wachtgeld na aftreden en het ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de APPA. Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

Opting in: fictieve arbeidsrelatie

Raadsleden kunnen er voor kiezen loonbelasting op hun raadsvergoeding te laten inhouden. Zij kiezen dan voor “fictief werknemerschap” oftewel “opting in”. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid dit aan de Belastingdienst. In dat geval draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals hierboven gezegd niet onder de werknemersverzekeringen. Om die reden worden over de raadsvergoeding geen premies werknemersverzekeringen ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen, bijv. een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en voor zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding die aan raadsleden die gekozen hebben voor “opting in” als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding. Raadsleden die kiezen voor inhouding loonbelasting kunnen beperkt gebruik maken van de regeling arbeidsvoorwaarden op maat of werkkostenregeling.

Opting out: zelfstandige werkzaamheid

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet Inkomstenbelasting resultaat uit een zelfstandige werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor deze standaardregeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen aantonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Het raadslid dat hiervoor heeft gekozen, kan bij de aangifte inkomstenbelasting de werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op het belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste onkostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie de toelichting op artikel 3 hieronder). Raadsleden die hiervoor kiezen, kunnen niet deelnemen aan de regeling arbeidsvoorwaarden op maat of werkkostenregeling.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al dan niet te opteren voor de loonbelasting kan voor een raadslid ingrijpende gevolgen hebben. Deze keuze kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Opteren voor inhouding van de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen voorschiet. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur om onkosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • .

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • .

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • .

    kan voor deze voorzieningen een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

  • .

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering (bijv. bruikleen van computer- en communicatieapparatuur voor wethouders, zakelijk gebruik van taxi’s en deelname aan cursussen en congressen e.d.) hoeven niet te worden voorgeschoten, maar worden direct door de gemeente voldaan. Sommige voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voor voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten, maar onbelast kunnen worden vergoed (o.a. bepaalde reis- en verblijfkosten) blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voor voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed (bijv. een aantal beroepskosten) wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 13 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor raadsleden die niet voor de inhouding van de loonbelasting hebben geopteerd, geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden bij de Belastingdienst. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van hun functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk 5 is in verband hiermee, in aanvulling op de in de financiële verordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zo nodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties.

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig, omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het in het rechtspositiebesluit opgenomen maximum. Raadsleden met een uitkering voor arbeidsongeschiktheid kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 10 van deze verordening.

Artikelen 3 en 13 Onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap c.q. het wethouderschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie, vakliteratuur, contributies en lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten en porti, zakelijke giften, bijdrage aan fractiekosten, ontvangsten thuis, en excursies. De vaste kostenvergoeding wordt niet onbelast verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het hoogste belastingtarief. Deze brutering heeft echter alleen betrekking op raadsleden die hebben geopteerd voor inhouding van de loonbelasting op hun vergoeding. Voor raadsleden die hiervoor niet hebben gekozen, blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte inkomstenbelasting. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de onkostenvergoeding gelijk is aan het in het rechtspositiebesluit opgenomen maximum.

Artikel 5, 6, 23 en 24 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het gemeentebestuur. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 5 lid 2 sub b aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders die, zoals gezegd, overeenkomt met de vergoedingen in de reisregeling binnenland. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen wordt, beperkt. De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- en commissieleden een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij aansluiting gezocht kan worden bij de uitvoeringsregeling voor de wethouders. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of taxi, of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het Rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met openbaar vervoer en/of taxi is onbelast. De hoogte van bedragen is gekoppeld aan de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikelen 7, 17 en 25 Cursus, congres, seminar of symposium

T.a.v. raadsleden geldt dat partijgebonden bijeenkomsten niet ten laste van de gemeente kunnen worden gebracht. Om die reden wordt in lid 2 het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In dat laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8 en 18 ICT-apparatuur, computer en internetverbinding

Voor de uitoefening van het ambt van wethouder kan op grond van artikel 27a Rechtspositiebesluit wethouders ofwel op aanvraag om niet een standaardcomputer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen worden gegeven ter waarde van maximaal € 800, ofwel wordt op aanvraag een tegemoetkoming verleend voor de aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur en software ter waarde van maximaal € 800. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een printer, een fax en een digitale fotocamera.

Voor raadsleden heeft de raad op 30 januari 2014 besloten om met ingang van de raadsperiode 2014-2018 volledig papierloos te gaan werken. Om dit te faciliteren is ook besloten voor raadsleden te kiezen voor een tegemoetkoming in de kosten voor zelf aan te schaffen ICT-apparatuur (bijv. desktopcomputer, laptop, tablet, bijbehorende randapparatuur en software) tot een bedrag van maximaal € 600 voor de gehele raadsperiode.

ICT-apparatuur en software kunnen alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. De hoogte van de bedragen wordt vastgesteld in deze verordening op grond van budgetten die bij vaststelling van de begroting beschikbaar worden gesteld. Er wordt in de regeling geen mogelijkheid geboden om eventuele fiscale consequenties van de regeling voor raadsleden te compenseren. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Het bedrag van € 600 is uitsluitend bedoeld voor de aanschaf, het gebruik en het onderhoud van voor de uitoefening van het raadslidmaatschap benodigde en geëigende ICT-apparatuur. Een raadslid is verplicht alle facturen en betalingsbewijzen voor gemaakte kosten te bewaren, zodat deze desgevraagd aan de belastingdienst kunnen worden getoond.

Bij aanschaf in het 1e zittingsjaar is de maximale vergoeding € 600. Daarna wordt de vergoeding vastgesteld naar evenredigheid van de resterende duur van het raadslidmaatschap. Bij tussentijds aftreden van het raadslid bestaat recht op een bedrag dat evenredig is aan de duur van het raadslidmaatschap, afgerond in hele maanden. Het raadslid dient het teveel betaalde bedrag terug te betalen aan de gemeente. Tezamen zorgt dit ervoor dat de uitgaven voor uitvoering van deze regeling voor raadsleden conform het besluit van de raad binnen het beschikbare investeringsbudget blijft.

Artikel 9 en artikel 20 Arbeidsvoorwaarden op maat

Raadsleden die gekozen hebben voor een fictieve arbeidsrelatie en wethouders kunnen deelnemen aan de regeling arbeidsvoorwaarden op maat. Daarin kan een gedeelte van de raadsvergoeding of van de wethouderswedde fiscaal vriendelijk worden geruild tegen bijv. een fiets voor woon-werkverkeer. Zij behoren tot de groep die beperkt kan deelnemen, het is voor bestuurders bijv. niet mogelijk verlof te ruilen. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een “werkgeversbijdrage” te verstrekken. Er is sprake van opname van deze regeling in een werkkostenregeling.

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. Bij sommige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de uitkering. De reden is dat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Deze is te vinden in artikel 10 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW-uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 11 van de verordening.

(Vervallen) Artikel 13 Ziektekostenvoorziening

Tussen het huidige artikel 11 en artikel 12 stond in de vorige versie van onderhavige verordening het artikel 13 over “Ziektekostenvoorziening”. Dit artikel is vervallen door het besluit van de raad van 7 november 2013 om in het kader van noodzakelijke bezuinigingen de tegemoetkoming ziektekostenverzekering te schrappen met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 12 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even te laten voortduren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken. De artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet beschrijven de voorwaarden en de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige of behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan. Aan een raadslid wordt ten hoogste drie maal per zittingsperiode tijdelijk ontslag verleend zoals bedoeld in dit artikel (artikel X10 Kieswet).

Artikel 16 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. Bij de bepaling van wat noodzakelijk en redelijk is, wordt in 1e instantie aangesloten bij hetgeen bepaald is in reisregeling buitenland. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.

Artikel 19 Communicatieapparatuur

Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van communicatieapparatuur, zoals een telefoon of smartphone, aan wethouders geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. In de vaste onkostenvergoeding voor wethouders is een component vergoeding van telefoonkosten opgenomen van 9%. Bij het daarnaast verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privételefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks een brutobedrag. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot dat bedrag per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten. Het is mogelijk het bedrag waarop de onkostenvergoeding voor wethouders gekort wordt af te laten wijken van het bedrag dat voor burgemeesters geldt en bijvoorbeeld te verlagen.

Artikel 21 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 21 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 22 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor commissieleden en leden van andere gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden, wethouders en ambtenaren die in de commissie zitten. Hun vergoeding, voor zover het raadsleden en wethouders betreft is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van binnenlandse zaken stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid. In lid 1 is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in lid 3 van de verordening. In deze verordening is voor vaste bedragen gekozen.

Voor de uitwerking van de afspraken over de vergoeding van ICT-apparatuur voor door de fracties voorgedragen commissieleden zij verwezen naar de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

Artikel 27 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • .

    reis- en verblijfkosten van raadsleden;

  • .

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • .

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • .

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • .

    reis- en verblijfkosten van commissieleden.

In de voorschriften voor de indiening van declaraties kan zowel om schriftelijke als om digitale indiening worden gevraagd.

Artikel 28 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtsreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

· deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden, wethouders en commissieleden;

  • .

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • .

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • .

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Artikel 29 Gebruik creditcard

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

  • .

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • .

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • .

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten.