Beleidsregels amateurkunst 2014

Geldend van 04-07-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels amateurkunst 2014

Beleidsregels voor het verstrekken en weigeren van subsidies aan amateurkunstverenigingen

Krachtens de Verordening amateurkunst Purmerend 2009 en de op basis hiervan jaarlijks vast te stellen ' Nadere regels amateurkunst' kan een basissubsidie worden verstrekt aan amateurkunst verenigingen in Purmerend. De hoogte van de basissubsidie wordt berekend door optelling van de volgende subsidiebedragen:

  • -

    een bijdrage per actief lid;

  • -

    een bijdrage in de kosten van een artistiek leider;

  • -

    een bijdrage in de kosten van de opleiding van kaderleden en actieve leden;

  • -

    een bijdrage in de kosten van huur voor repetitieruimten;

  • -

    een bijdrage in de kosten van zaalhuur;

  • -

    een bijdrage in de kosten van inschakeling van een orkest;

  • -

    een bijdrage in de kosten van onderhoud van instrumenten

De ' Nadere regels ' hebben betrekking op instellingen wier activiteiten liggen op het gebied van de amateurkunst en wel op de volgende categorieën:

Muziekverenigingen

  • A.

    Symfonieorkesten harmonie- en fanfarekorpsen, brassbands, drumfanfares

  • B.

    Tamboer- en pijperkorpsen, trompetter-, hoornblazers- en majorettekorpsen

  • C.

    Overige muziekensembles, niet vallende onder de categorieën A of B

  • D.

    Oratoriumverenigingen, opera- en operetteverenigingen, musicalverenigingen

  • E.

    Zangverenigingen

Theater- en literaire verenigingen

  • F.

    Toneel- en cabaretverenigingen, schrijvers- en poëzieverenigingen

Dansverenigingen

  • G.

    Dansverenigingen

Verenigingen voor beeldende activiteiten

  • H.

    Foto- en film/videoverenigingen, beeldende kunst verenigingen (tweedimensionaal en driedimensionaal)

Vermogensvorming bij amateurkunst verenigingen

Amateurkunstverenigingen ontvangen een subsidie als bijdrage in de kosten van de door die vereniging bedreven amateurkunst. Het gaat hier om een bijdrage omdat verenigingen in principe de kosten voor activiteiten en het in stand houden van de vereniging zelf moeten dragen. Dit kan door het innen van contributie, sponsoractiviteiten en het heffen van entree prijzen. Een aantal verenigingen zijn hierdoor in de loop der jaren in staat geweest een zeker eigen vermogen op te bouwen. Onder eigen vermogen wordt in dit geval verstaan: bestemmingsreserves en algemene reserve.

Het gaat hier om een eigen vermogen dat veelal nodig is voor toekomstige bestedingen als de aanschaf en vervanging van muziekinstrumenten, rekwisieten, inhuur van regisseurs of dirigenten. Bij een beperkt aantal amateurkunstinstellingen is echter geconstateerd dat al een aantal jaren sprake is van een zeker bedrag aan eigen vermogen dat niet afneemt door besteding. Om te bewerkstelligen dat alleen die amateurkunstinstellingen subsidie krijgen die dat ook daadwerkelijk nodig hebben is het nodig een maximum aan het eigen vermogen in te stellen.

Voorwaarden

Artikel 4, tweede lid van de Verordening amateurkunst bevat een aantal weigeringsgronden. Eén van deze gronden betreft het weigeren van subsidie aan instellingen die reeds over voldoende gelden, m.n. in de zin van eigen middelen/vermogen beschikken om daarmee de uit te voeren activiteiten te financieren. Dit blijkt in de praktijk als weigeringsgrond echter onvoldoende houvast te bieden. Er is hiermee immers niet bepaald wannéér sprake is van voldoende eigen vermogen. Dat wordt ingegeven door het feit dat de onder de Verordening amateurkunst vallende verenigingen verschillen in de beoefening van amateurkunst en daarmee ook verschillen in behoeften voor wat betreft het reserveren van eigen vermogen

In hoeverre een vereniging moet kunnen beschikken over eigen vermogen hangt samen met de activiteiten die de vereniging beoefent. De verenigingen onder bovengenoemd categorie A en B hebben in verband met de aanschaf van kostbare instrumenten meer vermogensvorming nodig dan de verenigingen in categorieën C tot en met H waarbij het vooral gaat om de inhuur van een professional (bv regisseur, dirigent, solist) of rekwisieten. Hiermee rekening houdend stellen wij voor de volgende voorwaarde aan de regelgeving toe te voegen:

  • 1.

    Indien het eigen vermogen van een instelling, niet zijnde een instelling als genoemd onder A en B, meer bedraagt dan 100% van het in enig jaar te verlenen subsidiebedrag, dan wordt de subsidieaanvraag geheel afgewezen.

  • 2.

    Indien het eigen vermogen van een instelling als genoemd onder A en B meer bedraagt dan 125% van het in enig jaar te verlenen subsidiebedrag, dan wordt de subsidieaanvraag geheel afgewezen.

Ondertekening

Purmerend, 3 juni 2014
Burgemeester en wethouders voornoemd,
De secretaris, M.H.J. Smulders
de burgemeester, D. Bijl