Regeling vervallen per 15-12-2015

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing

Geldend van 22-11-2014 t/m 14-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing

De raad van de gemeente Purmerend;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 september 2014;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet ;

vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend

  • 4.

    Indien de in het derde lid vermelde berekeningswijze niet mogelijk is, zoals bij percelen die niet over een eigen watermeter beschikken maar die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, wordt het waterverbruik vastgesteld op de hoeveelheid zoals vermeld in artikel 6, tweede lid, onder a.

  • 5.

    Voor nieuwe gebruikers, niet bedoeld als in lid 4, wordt, zolang geen gegevens zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, een recht geheven zoals bedoeld in artikel 6 tweede lid onder a.

  • 6.

    Het gestelde onder lid 4 en 5 is niet van toepassing voor percelen die in gebruik zijn bij een bedrijf of bij een overig niet-natuurlijk persoon. Het waterverbruik van deze percelen, zoals percelen die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter wordt bepaald door middel van een schatting. Zolang geen gegevens zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, wordt bij nieuw gevestigde bedrijven of overige niet natuurlijke personen het waterverbruik eveneens door de gemeente geschat.

  • 7.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 8.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de door de belastingplichtige aan te tonen hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt per eigendom € 116,16

  • 2.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt bij afvoer van:

    • a.

      1 t/m 300 m³ afvalwater € 67,80

    • b.

      301 t/m 600 m³ afvalwater € 135,60

    • c.

      601 t/m 900 m³ afvalwater € 203,40

    • d.

      901 t/m 1200 m³ afvalwater € 271,20

    • e.

      1201 t/m 1500 m³ afvalwater € 339,00

    • f.

      1501 t/m 1800 m³ afvalwater € 406,80

    • g.

      1801 t/m 2100 m³ afvalwater € 474,60

    • h.

      2101 t/m 2400 m³ afvalwater € 542,40

    • i.

      2401 t/m 2700 m³ afvalwater € 610,20

    • j.

      2701 t/m 3000 m³ afvalwater € 678,00

    • k.

      3001 t/m 3300 m³ afvalwater € 745,80

Boven de 3.300m³ wordt het tarief voor elke eenheid van 300 m3 of gedeelte daarvan verhoogd met € 26,50

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere gemeentelijke heffingen minder bedraagt dan € 75,00 dan wel meer bedraagt dan € 2.400,00 dit bedrag moet worden betaald in één termijn welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaal bedrag op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere gemeentelijke heffingen minimaal € 75,00 of maximaal € 2.400,00 bedraagt, de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien bovengenoemde aanslag(en) in maart of later in het belastingjaar word(t) en opgelegd, is het aantal betaaltermijnen gelijk aan de nog in het desbetreffende belastingjaar overblijvende volle kalendermaanden.

  • 4.

    In geval van automatische incasso wordt een gehele of gedeeltelijke vermindering van aanslagen verrekend met de nog openstaande betaaltermijnen, te beginnen met de laatste termijn.

  • 5.

    De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien drie van de van toepassing zijnde termijnen, niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. In dat geval gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belastingen en rechten wordt uitsluitend kwijtschelding verleend zoals vermeld in het Uitvoeringsbesluit Kwijtschelding Gemeentelijke Belastingen Purmerend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening rioolheffing Purmerend 2014' vastgesteld door de gemeenteraad op 7 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang, de ingetrokken verordening gelden voor de belastbare feiten in de tussenliggende periode plaatsvinden

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing Purmerend2015'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 november 2014.
de raadsgriffier,
J.F. Kamminga
de voorzitter,
D. Bijl

Inhoudsopgave

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 Aard van de belasting

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Artikel 5 Maatstaf van heffing

Artikel 6 Belastingtarieven

Artikel 7 Belastingjaar

Artikel 8 Wijze van heffing

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Artikel 10 Termijnen van betaling

Artikel 11 Kwijtschelding

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel