Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

Geldend van 24-12-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

De raad van de gemeente Purmerend,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014,

gelet op de Participatiewet,

overwegende dat de gemeenteraad op grond van het bepaalde in artikel 8, eerste lid onder d van de Participatiewet verplicht is bij verordening regels te stellen voor de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 60b;

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet

    • b.

      verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet

    • c.

      bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c Participatiewet

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2 Verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet

  • 1. Het college verrekent de recidiveboete met de uitkering gedurende drie maanden zonder inachtneming van de beslagvrije voet

  • 2. Het college verrekent de recidiveboete op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 50 procent van de toepasselijke bijstandsnorm

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, sub n, r en z van de Participatiewet

Artikel 3 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van artikel 2 verrekent het college de recidiveboete met inachtneming van de volledige beslagvrije voet indien:

  • a.

    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende, of

  • b.

    anderszins sprake is van een dringende reden

Artikel 4 Eerder opgelegde bestuurlijke boete

De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a eerste lid van Participatiewet indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014
De griffier,
J.F. Kamminga
De voorzitter,
D. Bijl

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2 Verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet

Artikel 3 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Artikel 4 Eerder opgelegde bestuurlijke boete

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Citeertitel

Artikel 6 Inwerkingtreding

Toelichting

Algemeen.

Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Voor de WWB introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht.

Het college is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht worden genomen. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden te verrekenen zonder rekening te houden met de beslagvrije voet.

De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als het gaat om een bestuurlijke boete wegens recidive. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte om een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het tijdelijk buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

Terugvordering en invordering van kosten van bijstand of bestuurlijke boetes blijft voor het overige een bevoegdheid van het college. Het is dus aan het college om hierover nadere (beleids)regels vast te stellen. Het verrekenen van de recidiveboete vormt hierop de enige uitzondering.

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, volgt dit verzoek in beginsel op en is hierin "leidend". Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet tóch in acht te nemen. In artikel 60b, lid 2 van de WWB is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dit verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

In verband met inwerkingtreding van de Participatiewet is deze verordening geactualiseerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dat geldt ook voor begrippen die zijn omschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij het in deze verordening in het bijzonder gaat om het begrip "beslagvrije voet". Het niet afzonderlijk definiëren voorkomt dat in geval van wijziging van de betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden aangepast.

De beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering houdt in dat iedereen in principe recht heeft om te kunnen beschikken over 90 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Over dit gedeelte van het inkomen mag daarom geen beslag gelegd worden.

lid 2, sub b: het verrekenen

De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarom is hiervoor een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2 Verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet

Uitgangspunt van deze verordening is dat gedurende 3 maanden verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet plaatsvindt. Gedurende deze periode is 50 procent van de bijstandsnorm vrij van verrekening. Dit uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening.

Met deze opzet wordt aan de ene kant uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen en er sprake moet zijn van een ‘lik op stuk beleid’. Aan de andere kant wordt toch rekening gehouden met de mogelijke maatschappelijke consequenties van het tijdelijk buiten werking stellen van de beslagvrije voet. Een belanghebbende blijft gedurende deze periode in ieder geval over enige middelen beschikken om bepaalde lasten te kunnen voldoen.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, lid 2, sub n of r van de Participatiewet (deels) worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 50% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dit is geregeld in het derde lid.

Artikel 3 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin al dan niet volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 3. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waar het college aan zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat geen verrekening met de beslagvrije voet plaatsvindt als dit zou kunnen leiden tot huisuitzetting van belanghebbende. Voor alle duidelijkheid: geen verrekening met de beslagvrije voet betekent dat betrokkene blijft beschikken over 90 procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door (volledige) verrekening op straat komt te staan, aangezien hierdoor de problemen en maatschappelijke kosten alleen maar groter worden.

Ook als er sprake is van dringende redenen houdt het college rekening met de bescherming van de volledige beslagvrije voet (onderdeel b). Dit betekent dat betrokkene blijft beschikken over 90 van de toepasselijke bijstandsnorm. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het moet gaan om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 4 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, lid 3 van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet (volledig) zijn betaald. Mocht het college eerdere, nog openstaande, boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 4 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

De artikelen 5 en 6 behoeven geen nadere toelichting.