Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen

Geldend van 15-12-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen

De raad van de gemeente Purmerend;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 oktober 2015;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Het RVV 1990: het reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, staatsblad 459;

  • 2.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder verstaan wordt in het RVV 1990;

  • 3.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen, voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • 4.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register ingeschreven was;

  • 5.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur verstaan wordt;

  • 6.

    centrale computer: computer van een of meer bedrijven waarmee de gemeente Purmerend een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een chipkaart;

  • 7.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • 8.

    parkeervergunning: een op grond van de parkeerverordening verleende vergunning krachtens welke het toegestaan is een motorvoertuig op daartoe aangewezen parkeerplaats te parkeren.

  • 9.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning verleend is.

  • 10.

    dag: etmaal

  • 11.

    week: een tijdvak van 7 etmalen aanvangende maandag 0.00 uur;

  • 12.

    maand: kalendermaand;

  • 13.

    kwartaal: kalenderkwartaal;

  • 14.

    dagkaart: een bewijs (uit parkeerapparatuur, per telefoon) krachtens welk het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats gedurende een aaneengesloten periode van 24 uur.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig met dien verstande dat:

      • 1.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder, wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via de telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Restitutie

  • 1. Bij tussentijdse opzegging van een onder artikel 2, lid b bedoelde parkeervergunning kan restitutie worden verleend over de nog volle kalendermaanden die in het kwartaal resp. het jaar nog overblijven.

  • 2. De periode waarover restitutie wordt verleend is afhankelijk van de dag waarop de vergunning is opgezegd en het moment waarop de vergunning is ingeleverd bij de dienst de administratie van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Bevoegdheid tot naheffingsaanslag, wielklem en wegsleepregeling

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 60,00.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen Purmerend 2015", vastgesteld door de gemeenteraad op 6 november 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

  • 5. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen Purmerend 2016".

    Bijlagen:

    • -

      tabel van de tarieven behorende bij de "Verordening Parkeerbelastingen Purmerend 2016"

    • -

      gebiedsindeling Parkeervergunninggebied Purmerend behorende bij de “Verordening parkeerbelastingen Purmerend 2016”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4/5 november 2015
de raadsgriffier,
J.F. Kamminga
de voorzitter,
D. Bijl

Bijlage tabel van de tarieven behorende bij de "Verordening

tabel

Bijlage Gebiedsindeling Parkeervergunningengebied

gebied

Inhoudsopgave

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 Belastbaar feit

Artikel 3 Belastingplicht

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

Artikel 5 Wijze van heffing

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

Artikel 7 Termijnen van betaling

Artikel 8 Restitutie

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

Artikel 10 Bevoegdheid tot naheffingsaanslag, wielklem en wegsleepregeling

Artikel 11 Kosten

Artikel 12 Kwijtschelding

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 15 Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen